• No results found

Er zijn toch mysterieuze overeenkomsten, die duiden op verborgen

erfelijkheids-eigenschappen, in zoover uit elkaar levende individuen. ▫ Waarom

wordt Hans zoo vaak voor een Hoogstraten aangezien? Waarom lijkt Lady Welby

zoo op mijn vader? ▫ Waarom lijkt Paul zoozeer, in blik en karakter, op Ella, het

Boheemsche meisje dat ik toevallig in Dresden uit den nood redde, nog eer ik haar

gezicht goed had kunnen onderscheiden? ▫ Des namiddags kwam een lieflijke

zielsrust over me, toen ik uit Niederpoyritsch wegreed. Er is zooiets aardigs in die

onschuldige pretjes die ik dat meisje aandoe, het bezoek aan de tentoonstelling,

en deze kleine wandeling. ‘War's nicht schön?’ zegt ze dan vol verrukking. En ze

bewaart de kastanje die op haar hoed viel op de ‘Goldene Höhe’ voor een jaar. Een

bloem bewaart ze als aandenken van elke ontmoeting. Ze behoort zoo volstrekt niet

in haar omgeving. Ze is veel te goed voor het Duitsche filisterium om haar heen.

Ik deed nog een wandeling in de ‘Spitzgrund’ en las Boeddha's leven hier in den

tuin van 't sanatorium. ▫ Weer sliep ik lang en weer gonzen mijn ooren van daag.

Ik noemde dat vroeger een ‘memento mori’ maar ik geloof toch dat het eer een

neurasthenisch verschijnsel is als een hartsymptoom.

De doctor hier, Nöhring, beweert een onfeilbaar middel tegen tuberculose te

hebben gevonden. Hij is er geheel mee vervuld. Hij is volbloed materialist.

Van avond vertrekken we. Ik geloof dat een verblijf hier, met bergtochten, goed

voor me zou zijn. Als Truida niet naar Wijk aan Zee wil, dan geloof ik dat ik alleen

zal gaan, hoe saai het er ook zonder haar zal zijn. Maar ik moet langer van Walden

weg.

Gister gesprek met de jonge vrouw van professor Boeken uit Halle, een geboren

Mirandolle, een lief vrouwtje met indisch type. Ze had zoölogie en botanie gestudeerd,

en we redetwisten nu over droomen en materialisme.

donderdag 24 augustus

Weder een groote vrede in me gekomen door het voleindigen van ons

gemeenschappelijk werk, van Gutkind en mij. De Wereld-verovering door

Heldenliefde. In zijn gedeelte schuilen diepe, heerlijke waarheden - die alles

goedmaken. ▫ We hebben waarlijk hier voor de eeuwen gewerkt, want wat wij

schreven is wel nog maar een voorloopige aanduiding, maar de aanduiding van wat

alle komende geslachten zullen behoeven en

erken-nen. ▫ Soms klaagde ik wel over moeite om abstracties te volgen. Maar een stuk,

als dat van Gutkind, dat juist en raak is, volg ik zonder eenige moeite, lees en versta

ik in een paar minuten, en onthou ik zonder inspanning in alle essentieele punten.

▫ Maar nu is de opgave, datgene wat hier gezegd isgestalte te geven. Daartoe voel

ik meer en meer de roeping en den moed.

Paul was nauwelijks thuis of hij werd vreeselijk geirriteerd door zijn moeder en

zijn broeder. Ze hadden in zijn kast gesnuffeld, in zijn intieme heiligdommen. Hij

was buiten zichzelve van woede/ schreeuwde en schold, en deed wat hij wist dat

slecht voor zijn toestand was. Hij wou dood zijn. Ik vond hem nog zeer opgewonden

en kwaad. ▫ Van morgen heb ik hem een flink standje gemaakt, om deze zwakheid

en leelijkheid. Hij was nu veel zachter en er viel met hem te praten. Alle zachtheid

en goedheid van zijn moeder maakt hem erger. Een flinke uitbrander doet hem

goed. ▫ Maar de complicatie van den toestand blijft even erg. Het is alsof het kwade

bloed, dat in sommige van Vlotens zit, in Frank en Betsy, maar ook in mijn broer

Johan, nu in Paul weer zich vertoont. Er is toch geen familie zonder zulk een vloek.

Mevrouw P. is krankzinnig geworden. De vrouw die poogde het materialisme te

bestrijden met haar primitieve middelen. Het lieve gezin, de roerend-goedhartige

echtgenoot, het vroolijke zoontje, het oogenschijnlijk volkomen huwelijksgeluk. Nu

dit alles door de waanzin overschaduwd. ▫ Haar broer, die het mij zeggen kwam,

scheen mij voor 't geval aansprakelijk te stellen. Ik had haar gesterkt in haar

abnormaliteit, ik had haar geraden nog een kind te krijgen. Mijn boek ‘de Nachtbruid’

had haar gek gemaakt, nu sprak ze steeds in verliefde termen over mij. ▫ Hijzelf

beweerde tot de ‘nuchtere’ menschen te behooren, die evenals zijn heele overige

familie met het geloof had afgedaan. ▫ Ik zei hem dat mijn medisch geweten in deze

zaak volkomen zuiver was, - en dat er meer reden was om te denken dat de

nuchterheid van de familie in haar een reactie had opgewekt die haar geest in wankel

evenwicht bracht. ▫ Het geloof laat namelijk niet zoo makkelijk met zich ‘afdoen’.

25 augustus

Vandaag stuurde de goede Hjalmar Wijk mij weer een check van f 1500.-. ‘'t Was

niet veel’ zei hij, en hij hoopte dat 't mij niet kwetsen zou.

Ik lees 't leven van Boeddha. Ik heb lust in voortarbeiden aan Sirius. Het moet

langsaam vorderen. Snel kan niet.

Het gonzen in mijn hoofd is zeer hinderlijk. Er klinkt een echootje in mijn linker-oor

van elken toon, en wel bijna een halve toon lager, precies een gebarsten klok die

valsch meetrilt.

zaterdag 26 augustus

In den nacht komt soms het gevoel der doodsvrees. Dat is dan vooral eenzaam.

Men voelt zoozeer de eenzaamheid, alsof zelfs de dierbare nabijheid van mijn vrouw

niet helpt. Men denkt: sterven doet men alléén. En dan ook, al vreest men geen

vernietiging, men vreest een lage, vage demonensfeer. Iets verwards, dofs, ziekelijks.

Dat alles is het ergste. Nu weet ik het wezen der dingen beter. Mocht ik toch in

helderheid sterven!

Ik ben veel beter vandaag. Wij deden een frissche heerlijke zeiltocht. Hans, Martha,

Mellie von Auw en ik.

zondag 27 augustus

Steeds droog en warm. ▫ Het monnikswezen is het vóórvoelen van de

wereld-oplossing. ▫ Met Boeddha is de oplossing begonnen. Hij maakt het

monnikswezen tot een vaste cultus. Scheiding van geestelijken en leeken.

woensdag 30 augustus

Daarmee samen gaat de afkeer van propagatie en huwelijk. ▫ Gutkind ziet het juist:

van't oogenblik dat er een ‘mensch’ is, is er ook ‘Auflösung’, oplossing. ▫ Het kenmerk

van den mensch is schaamte voor zijn voortplanting, en pijnen bij de baring. Als

een steeds toenemend bezwaar tegen het voortzetten van 't ras. ▫ Dan komt bij

toenemend zelfinzicht, de innerlijke tegenstand tegen het voortplantings-instinct. ▫

Het monnikswezen, het asketisme, het menschwezen vermoedt een andere uitweg.

▫ Dit vermoeden uit zich telkens weer, in overdreven bewegingen, die weer reactie

wekken. ▫ Elke renaissance is weer een reactie. Ook de Islam is een reactie.

Boeddhisme, Paulinisme gingen te ver. De tijden zijn nog niet rijp. Eerst moet het

geslacht de aarde gansch beheerschen en tot wasdom zijn gekomen. Dan komt het

wereldeinde, de siderische geboorte, het ophouden der voortplanting, de overgang

planting - schaamte en barenswee. ▫ Het leven in de tijdloosheid wordt dan een

bestendige functie. De tijd wordt beseft als een zintuig, een beweging. De daad van

het lichaam wordt een boven den tijd uit streven. La durée.

Het beste van Boeddha's leer is zijn verzet tegen woordbepaling. ▫ ‘Ik leer niet

dat de wereld eeuwig is, ik leer ook niet dat ze niet eeuwig is’ en dan de vergelijking

met de stad met één hoofdpoort, waarop de poortwachter alleen acht geeft. Op de

kleine spleten waar katten in- en uitgaan let hij niet. ▫ ‘Als het vuur is uitgegaan en

iemand vraagt: waarheen is het gegaan, naar Zuid, Noord, Oost of West/ dan is er

voor die vraag geen antwoord.’ ▫ Dat is prachtig.

5 september

Wijk aan Zee. In Marezathe. De zomer houdt nog aan. Het gaat mij vrij goed, ware

het niet om Paul ik zou het hier genieten. Het huis prettig, de jongetjes aan zee.

Maar Paul vervult mij den heelen dag. Mrs Cole is hiernaast in Lioba. Juul Culp aan

de andere kant. De goedige moe de Jong doet wat ze kan om ons te gerieven.

donderdag 7 september

Weemoed, weemoed, onuitsprekelijk. Gister bracht ik Paul naar 't R.K. Ziekenhuis.

Ik voel zoo teeder voor den jongen. Het is mij soms of niemand in de wereld mij

nader staat, mij zoo goed begrijpt. Ik kan tegenover hem alles zeggen, alles doen.

Toen een eindeloos weemoedig gevoel, omdat Hans nu thuis is, en ik bij hem

wou blijven. Ik weet, het is overdreven, maar het knagend gevoel is niet weg te

krijgen. Hij had bijna een ongeluk gehad op de tram. Het liep goed af. Toen ik weer

naar zee ging was ik zoo neerslachtig, en hier kon ik niet lief zijn tegen mijn vrouw,

en haar kleine gebreken hinderden mij. ▫ Ik kan niet zeggen dat ik iets in mijn leven

anders zou willen overdoen, maar de noodlottige klem waarin ik moest geraken

foltert ophoudelijk.

Paul wilde thuis dood zijn, en zijn moeder irriteert hem onredelijk, hoewel ze alles