• No results found

Arend Fokke Simonsz, Het onscheidbaar drietal redenwezens verlichting, deugd en tijd · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Arend Fokke Simonsz, Het onscheidbaar drietal redenwezens verlichting, deugd en tijd · dbnl"

Copied!
157
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

verlichting, deugd en tijd

Arend Fokke Simonsz

bron

Arend Fokke Simonsz,Het onscheidbaar drietal redenwezens verlichting, deugd en tijd. François Bohn, Haarlem 1799

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/simo001onsc01_01/colofon.htm

© 2008 dbnl

(2)

A A N D E

M A A T S C H A P P I J

D E R

V E R D I E N S T E N ,

TEN SPREUKE VOERENDE: FELIX MERITIS,

EN AAN HET

A M S T E R D A M S C H E

EERSTE EN TWEEDE DEPARTEMENT DER

B A T A A F S C H E M A A T S C H P P I J E TOT NUT VAN 'T ALGEMEEN,

Arend Fokke Simonsz,Het onscheidbaar drietal redenwezens verlichting, deugd en tijd

(3)

W O R D E N D E Z E ,

IN DERZELVER

B I J E E N K O M S T E N

GEDAANE,

V O O R L E E Z I N G E N ,

OVER

DE VERLICHTING,

D E D E U G D E N D E N T I J D , O P G E D R A A G E N ,

D O O R

derzelver Medelid.

A. FOKKE, SIMONSZ.

Arend Fokke Simonsz,Het onscheidbaar drietal redenwezens verlichting, deugd en tijd

(4)

Voorbericht.

VE R L I C H T I N G, D E U G D enT I J D,zijn denkbeelden, welken elkander in orde opvolgen; Verlichting onwerpt de grondtekening van het gebouw des menschelijken geluks, Deugd bouwt het zelve op, en Tijd brengt het tot deszelfs volkomenheid.

Het besef dezer waarheid deedt mij besluiten om het heir ná volgend dreital zonderlingeV O O R L E E Z I N G E N in eenen bundel tevens het licht te doen zien;

zonderlingnoeme ik dezelven, met betrekking tot den stijl,

Arend Fokke Simonsz,Het onscheidbaar drietal redenwezens verlichting, deugd en tijd

(5)

die in dezelven gebezigd is, en geheel vreemd is van de gewoone wijze van redenvoeren over gewigtige onderwerpen en echter zodanig moest zijn, om het oogmerk te kunnen bereiken 't welk alleen daarin bestondt, om de samengevloeide menigte van allerleije hoorers eenig vermaak, echter niet geheel van nut ontbloot, te verschaffen. Ik hebbe, bij wijze van Inleiding, en, om ten voorportaal van dit gebouw te dienen laaten voorafgaan eene op pervlakkige beschouwing van den aart der Schertsrede, en derzelver onderscheidene soorten, ten einde men, in de verdere doorleezing van dit werkjen, de daarin gebezigde scherts te beter in der zelver waare vak zoude kunnen rangschikken, en tot de beschaafde en schuldelooze Allegorische Ironie,overbrengen; welke voorzorg ik daarom alleen oordeelde te moeten neemen,

Arend Fokke Simonsz,Het onscheidbaar drietal redenwezens verlichting, deugd en tijd

(6)

daar de boertige stijl, dien ik, om mijn doel te treffen, genoodzaakt was te bezigen, geene juiste ontwikkeling van de waare en ernstige meening des Schrijvers overlaat;

het gene echter, om alle misverstand, verwarring en verkeerde uitlegging te vermijden, inzonderheid met betrekking op het onderwerp der eerste voorleezing, naamlijk over de Verlichting, noodzaakelijk was; alzo deze Stof zeer onderworpen is, om door verkeerde verklaaringen in een valsch oogpunt geplaatst te worden. Dit is ook reden geweest, waarom ik mij verpligt vinde, deze, slegts voor een oogenbliklijk vermaak bestemde beuzelingen, aan een bedaarder overweging te onderwerpen, en openbaar het licht te doen zien; om mijne hoorers; die somtijds mijne meening, onder het uitspreeken derzelve, niet klaar of wel geheel verkeerd be-

Arend Fokke Simonsz,Het onscheidbaar drietal redenwezens verlichting, deugd en tijd

(7)

greepen mogten hebben, duidelijk te doen zien, dat de geheele bedoeling en toepassing enkel in dien tijd behoort thuis gebragt te worden, toen de eerste schok der omwenteling hier te lande door alles tevens te moeten hervormen, dien

noodzaaklijken Chaos veroirzaakte, waaruit langzamerhand eene geregelde nieuwe waereld ontstaan is, die door Deugd en Tijd, zoo de wenschen der waare

Vaderlanders vervuld worden, eenmaal tot de hoogstmoogelijke volkomenheid gebragt moet worden. Niemand passe derhalve eenige, in dezen geheelen bundel voorkomende, uitdrukkingen, op de tegenwoordige gesteldheid van zanken toe;

waarop ze met geene mogelijkheid kunnen sluiten, als zijnde dezelven reeds vóór de aanneeming der gevestigde Constitutie ontworpen, en in schrift voorhanden geweest. - Te meer zal den opmerkzaamen Lee-

Arend Fokke Simonsz,Het onscheidbaar drietal redenwezens verlichting, deugd en tijd

(8)

zer deze waarheid in het oog vallen, als hij het tafereel der Brandaris Verlichting, 't welk hier gemaald, en in de Caricature zinlijk en allegorisch voorgesteld wordt, met den eersten provisioneelen staat van zaaken, welke eigentlijk door dezelve bedoeld wordt, vergelijkt; en, zoo ik mij niet bedriege, zal elk, van welk eene denkwijze ook, niet anders over dat Tafereel kunnen oordeelen, dan dat het uiterlijk aanzein der zaaken in dien tijd, met hetzelve overeenkomt; het uiterlijk aanzien zegge ik, en meer behoeft de nabootsende kunstenaar niet uittedrukken meer kan hij niet uitdrukken. Hij schetst alleen wat hij ziet; het verborgene, ligt buiten zyn grens, - en dat verborgene is in dit geval het nut dat door die eerste woelingen beöogd, en ook gedeeltelijk bereikt werdt. - Uit dit stand-

Arend Fokke Simonsz,Het onscheidbaar drietal redenwezens verlichting, deugd en tijd

(9)

punt verwagt en vorder ik, dat dit Tafereel beschouwd en beöordeeld zal worden, hoopende voors dat de Leezer van dezen bundel den tijd daar aan besteed, vermaakelijk zal doorbrengen, en dat dus mijn arbeid, bij een weinig moreel, ook eenig Physiek nut aan den Leezer verschaffen moge!

Arend Fokke Simonsz,Het onscheidbaar drietal redenwezens verlichting, deugd en tijd

(10)

Verhandeling over de verlichting.

Voorgeleezen in het AM S T E R D A M S C H E E R S T E D E P A R T M E N T D E R B A T A A F S C H E M A A T S C H A P P I J E TOT NUT VAN 'T ALGEMEEN;

Den 22 October des jaars 1798.

EN IN HET DEPARTMENT DER LETTERKUNDE VAN DE MAATSCHAPPIJE TEN SPREUKE VOERENDE: F E L I X M E R I T I S .

Den 30 Januarij des Jaars 1799.

Arend Fokke Simonsz,Het onscheidbaar drietal redenwezens verlichting, deugd en tijd

(11)

Geachte toehoorers!

Daar het eene, door de dagelijksche ondervinding, ten overvloede gestaafde waarheid is, dat wij liefst hooren spreeken van, en over zulke onderwerpen, als waar mede wij meest bekend zijn of wier beöefening ons meest eigen is; achtte ik het niet ougeschikt, dezen avond, u lieden insgelijks over zodanige stof te onderhouden, als welker inhoud thands meestäl de grondslag onzer dagelijksche. gesprekken uitmaakt en welker behandeling, immers gelijk ik die.voorneemens ben ter hand te neemen, niet geheel vreemd aan uw lieder dagelijksche. oefeningen gehouden kan worden.

Ik verzoeke derhalven, echter meer uit gewoonte dan uit noodzaakelijkheid, ter begunstiging,van dit mijn voorneemen, uw lieder versterkende aandagt, toegeeflijke inschikkelijkheid, afgetrokken-

Arend Fokke Simonsz,Het onscheidbaar drietal redenwezens verlichting, deugd en tijd

(12)

heid van allerleie aan de stoffe, die ik denke voortedraagen, vreemde overpeinsingen, en eindelijk ook uw' aanmoedigenden wenk, welken den Redenaar in zijne uitvoering even den zelfden dienst doet als de aanlagchende buit den strijdenden krijgsman.

Maar hoe, zegt ge, we hebben de stof die die ge behandelen wilt, nog niet eens gehoord en ge verzoekt bereids onze aandagt op, en aanmoediging, tot het uitvoeren derzelve; slaat ge ook iets over? De Captatio benevolentiae gaat immers, volgends de regelen der geschikte Oratorie, nooit vóór de opgave van de Thema? - Ja dat is ook waar vrienden - maar ge zult ook wel tevens willen toestemmen dat juist alle zaaken in de menschelijke samenleeving niet altijd volgends hetvolkomenste denkbeeld van destriktste orde gaan, of kunnen gaan. - Die orde vereischt immers ook tevens dat, eer de Redenaar een' aanvang maake, zijne toehoorers in de behoorlijke gesteldheid zijn om hem beschidenlijk te kunnen hooren en verstaan.

Deze vereischte echter wordt in alle spreekplaatsen, zonder onderscheid, niet altijd even voldoenend gevonden: men is dikwijls nog niet allen bij een, wanneer de spreeker reeds, wegens het verloop des tijds genood-

Arend Fokke Simonsz,Het onscheidbaar drietal redenwezens verlichting, deugd en tijd

(13)

zaakt is zigne voordragt aan te vangen; de geringste toevallen des

maatschappijelijken levens, enn versch gestopte pijp, enn naauwlijks aangevangen gesprek, en ik weet niet wat al onberekenbaare verhinderingen kunnen de toehoorers dikwijls den aanvang eener rede doen missen; zo dat ik het voorzichtigst oordeele dat de Redenaar de opgave zijner stof, waar aan egter zeer veel tot het verstand zijner geheele reden gelegen ligt, tot zo lange verzwijge tot hij overtuigd kan zijn, dat elk zigner hoorers zig in de vereischte betrekkelijke zielen rust bevindt, om dezelve met oplettendheid ann te hooren.

De burgerlijke beleefdheid eischt dat men elkander geen' last verooirzaake, daar ter plaatze, waar men eene vrije uitspanning zoekt; ook zign wij hier zo zeer niet aan overhaasting, of tijdsbezuiniging verbonden, dat wij, als weleerCINCINNATUS, onze Heldendaaden met verhaasting moeten verrichten, ten einde naar den ons wagtenden ploeg weder te keeren.(*)Wij zijn hier over het algemeen al-

(*) Sic expeditione finita, rediit ad boves rursus, thriumphalis agricola. Fidem Numimun! Qua velocitate! intra quindecim dies coeptum, peractumque bellum: prorsus ut festinasse Dictator ad relictum opus videretur.

Deze onderneeming geëindigd zijnde, keerde de zegevierende landman weder tot zijne ploeg ossen terug. Goon! met welk eene snelheid! binnen vijftien dagen was deze oorlog begonnen en voleind, even zo dat het scheen of de Dictator zig gehaast hadde om tot het verlaaten akkerwerk weder te keeren. Dus kragtig spreektFLORUS(Lib. I. Cap. XI.) van den beroemden krijgsdaad vanLucius Quinctus Cincinnatus tegen de Equen en Volscen.

Arend Fokke Simonsz,Het onscheidbaar drietal redenwezens verlichting, deugd en tijd

(14)

len wel in zo verre in de wijsgeerige Cosmogonie ervaaren, dat wij zeer wel overreedr zijn dat de waereld niet raazend gemaakt is; en geheel onëenstemmig met den voortvaarendenCæSAR, die, volgends het getuigenis van den vuurigenLUCANUS, niet gedaan noemde zoo 'er nog, iets te doen overschoot,(†)verkiezen wij liever, als van een bedaarder en voorzichtiger gemoedsgesteldtenis, langzaam, en daar door zeekeer te gaan en ons zelven te bemoedigen met de mannelijke stoutmoedige verzeekeringkomt ge nu niet, dan voorzeeker zult ge morgen komen! -

Men hebbe derhalven alle deze woorden geduurende welker uitspraak, ik slegts opgemerkt hebbe of het getal mijner toehoorers ook nog

(†) Nil actum putans si quid superesset agendum.

Arend Fokke Simonsz,Het onscheidbaar drietal redenwezens verlichting, deugd en tijd

(15)

mogte vermeerderen, alleen antemerken als het rittournel eener aria – of de tromslag welken men weleer pleeg te doen hooren, alvoorens de Bevelhebber eener bende Schuttren zijne manschappen de handgreepen des geweers geboodt te verrichten, en welken men, met een toonkunstig krijgswoord, roffel gewoon was te noemen; of nog beter, gelijk het concert dat men, voor 't openen des tooneels, op den

Schouwburg gewoon is te geeven – alles stegts dienende om de aandagt

optewekken, en de toehoorers de bekwaamste gelegenheid te vershaffen, om de woorden die gesproken zullen worden bescheidentlijk enwel te verstaan.

Immers hetwel verstaan is van zo groot een aanbelang, dat het kwalijk en verkeerd verstaan, dat 'er tegen over staat, in diegelijke voorleezingen als ik, alleenlijk ten genoege mijner Hoorens en zelfs somtijdsad invicem Minervam, wel eens gewoon ben te doen, van een voor den spreeker allerönaangenaamst gevolg kan zijn; mijn voorneemen is derhalven, om dezen avond iets, hier ter plaatse geheel ongewoons, te verrichten, en twee verhandelingen van een' geheel onderscheiden aart op elkander te doen volgen, wier eerste ernstig

Arend Fokke Simonsz,Het onscheidbaar drietal redenwezens verlichting, deugd en tijd

(16)

en oordeelkundig of, Serieus Critisch, en de tweede verbloemd boertig, of Ironiesch Comiesch, zal zijn; dar in het overoud gebruik des tooneels, volgende, waarop men, van de allervroegste tijden af, reeds deftige voorstukken door gemeenzaame en vervrolijkende nástukken deedt opvolgen, en zo de Sophocleesche Laars met de laage broozen verwisselde; zullende mijn ernstig voorstuk uit slegts een, en mijn boertig náspel uit drie bedrijven bestaan.

De stoffe die ik tot den inhoud van mijn voorstuk zal moeten bezigen, (immers die van mijn nastuk noodzaakt mij tot die keuze,) zal zijn, eenbeknopt overzicht van den aart der Schertsrede en derzelver soorten. – Tot welker andagtige

betrachting ik derhalven uw aller bescheidenheid, met verzeekering van in dit mijn verzoek bij u allen na vereisch te zullen slaagen inroepe.

Arend Fokke Simonsz,Het onscheidbaar drietal redenwezens verlichting, deugd en tijd

(17)

Beknopt overzicht over den aart der schertsrede, en derzelver classen en soorten.

Onder de voortbrengselen der Poëetische Literatuur betrekt men ook, niet ten onrechte, deSchertsrede, wijl dezelve voornaamentlijk op de kracht van zinnelijke voorstelling, het wezen der dichtkunst, rust. - Deze naam Schertsrede is slegts een algemeene kunstnaam van het geslagt, dat in twee rangen of classen verdeeld wordt, naamlijk deSatire of het Hekelschrift, en de Ironie of verbloemde schrijfstijl.

Beide deze schrijfwijzen worden door hen, die zaak niet volkomen doorzien en onderscheiden, ligtelijk onder een verward, wanner zij deIronie maar al te dikwijls met den min of meer onvriendelijken naam vanSatire bestempelen, daar

ondertusschen het onderscheid dat 'er in beide vakken der Schertsrede ligt, aanmerkelijk groot is.

Arend Fokke Simonsz,Het onscheidbaar drietal redenwezens verlichting, deugd en tijd

(18)

Veel zouden wij, ontzagen, wij niet uw lieder aandagt te zeer door woordsäfleidingen te vermoeijen, kunnen bijbrengen, van het onderscheid dat 'er gevonden wordt tusschen de aloude en in derzelver eersten ooirsprong GodsdienstigeSatyrikoi of Satyrspelen der Grieken, waar in zij het Arcadisch leven der Boschgoden, en van het gevolg van den GodBacchus, ter zijner eere en op zijn Feesten, pleegen voortestellen, gelijk 'er nog zulk een spel vanEURIPIDES, genoemdCyclops, voorhanden is, het welk alhoewel van een' zeer ernstigen inhoud zijnde, niettemin onder den waaren rang derSatyrica of Satyrspelen behoort gerangschikt te worden, en tusschen die gedichten welken de Romeinen, van een geheel andere

woordsafleiding,Satirae; niet Satyr-dichten, maar eigenlijk Offerschaal-dichten, gewoon waren te noemen. - Alleen, is het noodig, dat wij ter loops aanstippen, dat de Romeinsche Landlieden gewoon waren, jaarlijks in den oogsttijd eene schotel met verscheidene vruchten die derzelver akker of tuin hun hadt opgeleverd, den Veldgoden ten offer te brengen, welke diepe schotel, schaal of kom, zijLanx heeten, en van derzelver opgevuldheid met allerlei vruchten,Lanx Satirae of Saturae, dat is de verzadigde

Arend Fokke Simonsz,Het onscheidbaar drietal redenwezens verlichting, deugd en tijd

(19)

of tot afvallends toe opgevulde, schotel noemden. — Van daar betijtelde de Romeinsche DichtersENNIUSenPACUVIUShunne Gedichten, welken verscheidene onderwerpen tevens bevatteden en in verscheiden versmaat opgesteld waren, na zodanig eene met verscheide vruchten opgevulde schotel, met den naamSatyrae of mengelstoffen – doch deze gedichten hadden met die welken wij thands in den eigentlijken zinSatires of Hekelschriften gewoon zijn te noemen, en die het eerst door den Latijnschen DichterLUCILIUSuitgevonden en vervolgends doorHORATIUS,

JUVENALIS,PERSIUSen anderen voortgezet zijn, niets gemeens dan de

verscheidenheid der stoffen welken in dezelve behandeld werden,(†)en hier me de van den naamsooirsprong afstappende kunnen wij tot den waaren aart der zaaken overgaan.

DeSatire naamlijk, of het Hekelschrift, gelijkLUCILIUShetzelve eerst, omtrent den jaare der waereld 3820, gevormd heeft, het gene men in

(†) Zij die een naauwkeuriger onderscheiding dezer beide zo zeer in aart verschillende dichtsoorten verlangen, kunnen dezelve aantreffen in de geleerde verhandeling vanCASAUBONUSde Satyrica Graecorum Poësi, tot welke wij hen, die der Latijnsche taale magtig zinj, kunnen verwijzen.

Arend Fokke Simonsz,Het onscheidbaar drietal redenwezens verlichting, deugd en tijd

(20)

prosa of versen bewerkende, echter onder het algemeene vak van Dichtstukken rangschikt, is in tweesoorten verdeeld, naamlijk in de beschaafde Satire en in den Sarcasmus of het bijtend Hekelschrift, beide over het algemeen bevattende eene bepaalde en onbewimpelde aan wijzing van de misbruiken en verkeerde zeden onder de menschen; in de eerste soort, of het beschaafde Hekelschrift, behandelde men de zeden der menschen onder verdichte naamen, doch uit het gemeene leven ontleende voorvallen; in de tweede soort van Satire, het bijtend Hekelschrift, of Sarcasmus, taste men niet allen bekende zaaken en persoonen openlijk en onbewimpeld aan, maar ontzag zich daar bij niet om persoonen bij naamen. te noemen; welke onedelmoedige en laage handelwijze buiten de classen der schoone kunsten behoorde verbannen te blijven, en die, zoo ze door eenig Redenaar, of met zijn' naam 'er voor uit komend Schrijver geschiedt, met recht als eene injurie en straf baare belediging moet aangemerkt worden, en, zoo ze onder een' bedekten of verzweegen naam in het licht verschijnt, onder de laagste eerroverij te tellen is.

Ten einde mijne hoorers te beter den aart dezer beide soorten vanSatire zouden kun-

Arend Fokke Simonsz,Het onscheidbaar drietal redenwezens verlichting, deugd en tijd

(21)

nen bevatten, zal ik van elk derzelven een voorbeeld bijbrengen, waaruit het kenmerkend onderscheid, dat tusschen dezelven gevonden word, zo ik meen, duidelijk genoeg blijken zal, en wel vooreerst van denSarcasmus of bijtende spotrede. Deze is de oudste, en doorLUCILIUSna het bedorven Grieksch Tooneel ingevoerd. Wij vinden dezelve dikwijls in de Hekelschriften vanJUVENALISen

HORATIUS; immers, zoo wij veilig mogen onderstellen dat de naamen, welken die Dichters in hunne Hekelschriften gebezigd hebben, eigen naamen van te dier tijd bekende persoonen geweest zijn.

DeSarcasmus, - afkomstig van het saamgestelde werkwoord ξαρκαξο van ξαρξ vleesch, beduidende zo veel als het vleesch afrukken of in bijten, of met eene wijde gaaping van den mond iemand in 't aangezicht uitlagchen, even als het gaapen eener wond – heeft verscheldene trappen die denzelven min of meer haatelijk en ongeöorloofd maaken; de minst haatelijke derzelven is voorzeeker die, waar mede men iemands kunstgebreken op eene berispende wijze ten toon stelt, en de meer haatelijke die, waarin men iemends zedelijk gedrag in het openbaar in een nadeelig licht plaatst, maar de aller haatelijkste en zelfs mis-

Arend Fokke Simonsz,Het onscheidbaar drietal redenwezens verlichting, deugd en tijd

(22)

daadige, is zulk een, waar mede men zulks doet, zonder eenigen grond van waarheid, en dus met het onmenschlijk doel om iemand eenen vlek aantewrijven, door middel van logens en lasteringen; deze beide laatstgenoemden behooren niet onder het vak der schoone kunsten, maar onder het zwarte Rijk der misdaaden, die met recht door heilzaame wetten te keer gegaan worden; alleen die soort van Sarcasmus, welke, hoe zeer onedelmoedig, echter somtijds door groote mannen in hunne Hekelschriften gebezigd is, kan men niet geheel uit het vak der schoone kunsten sluiten, waarom wij hier ook een voorbeeld derzelve uitBOILEAUzullen aanvoeren.

BOILEAUnaamentlijk, was wegens zijn uitneemend fijn vernuft, en inzonderheid door zijne zoetvloeijende versificatie, in zijnen tijd zodanig gezien, dat zijne uitspraaken in de Dichtkunst als zo veele oraculen gehouden werden; van dit voorrecht boven de andere Dichters, zijne, tijdgenooten, maakte hij dikwijls een niet zeer edelmoedig gebruik, door hunne werken op een' bijtenden toon te gispen;

inzonderheid hadt hij deze zijne vergiftigde pijlen op den dichterQUINAULTgemunt, die zeekerlijk, wat deszelfs vernuft en versificatie

Arend Fokke Simonsz,Het onscheidbaar drietal redenwezens verlichting, deugd en tijd

(23)

betreft, verre beneden hem te stellen was. Hij nam derhalven dikwijls de gelegenheid waar om hem van ter zijde een' vinnigen steek te geeven, en onder anderen in zijn Satire II àMOLIERE, waarin hij van de moeilijkheid eener goede versificatie en van het misleidende en den dwang des Rijms spreekende, zegt:

Si je pense exprimer un auteur sans default, La raison dit Virgile & la Rime Quinault.

welke Regels doorS.FEITAMAaldus nagevolgd zijn:

Wanner ikVONDEL, om zijn kunst en gladden toon, Wil roemen in mijn dicht, dan hort het rijm opBOON; Of een Treurpoëet, wiens werk men mag beproeven,

De Reden noemtCORNEILLE, en 't RijmwoordVAN DER HOEVEN.(*) Zo ook ging hij met verscheide andere zijner tijdgenooten te werk.

Dit zijn indedaad waareSarcasmi, edoch van het minstschuldige soort, alzo hier aanQUINAULTen de overige dichters wel gebrek aan geest, edoch geen gebrek aan goede zeden werweeten wordt.

Het beschaafde Hekelschrift daar tegen onthoudt zig van naamen te noemen, schoon het bepaalde persoonen en voorwerpen op het oog

(*) Nagelaten Dichtwerken Bladz. 264.

Arend Fokke Simonsz,Het onscheidbaar drietal redenwezens verlichting, deugd en tijd

(24)

hebbe; van deze soort van Scherts kan men zeggen:

Mutato nomine de te fabula narrat.

De Fabel spreekt van u, schoon dat ze een' ander noem'.

'Er zijn drie soorten van het zelve, naamlijk deHistorische, de Fabuleuse en de Emblematische; bij voorbeeld: men hebbe op 't oog om eenen schatrijken grijsaart, die nog op zijn' ouden dag het voorneemen heeft om voor zig een pragtig huis te doen, stichten, een huwelijk aan te gaan, of eenige andere gewigtige onderneeming ter hand te slaan, zijne dwaasheid, op de zagtste wijze, onder het oog te brengen, dan kan men zulks door middel van het beschaafde Hekelschrift op drie ërlei wijzen verrichten, en wel eerstHistoriesch, door hem, onder den verdichten naam van

CROESUS, te verbergen, en zijn geheele voorneemen en daaden met de natuurlijkste kleuren aftemaalen, in den smaak waarinRABENERdeszelfs geestige werken heeft samengesteld; - of men kan hem, onder den sluijer derFabelen, gelijk die, van den PhrygischenAESOPUS, en den ouden ArabischenLOCKMANaf, tot op den Franschen

FLORIAN, zo gelukkig en bevallig tot berisping der menschelijke dwaasheeden ge-

Arend Fokke Simonsz,Het onscheidbaar drietal redenwezens verlichting, deugd en tijd

(25)

bezigd zijn, zijn dwaas voorneemen onder het oog brengen; of hem eindelijk, en dit is de derde soort van beschaafde Satire, met den zoetluidenden Nederlandschen DichterJACOB CATS,Emblematiesch, onder het zinnebeeld van eenen Molenaar, die slegts voor een weinig meel dat hij te maalen heeft, een, geheel nieuwen molen sticht, aldus aanspreeken:

Wel vriend! waarom dit groot beslag?

Waarom toch breng je voor den dag, Dit nieuw, dit hart, dit eiken hout?

Het schijnt dat gij een' molen bouwt, Een meul, eilaas! wat gaat u aan, Voorwaar het is te veel bestaan;

Want na dat ik stuk bemerk,

Zo gaat gij wonder vreeemd te werk;

Want zie gij hebt zo slappen zak, Als of 'er niet te veel in stak, En 't graan dat u te maalen staat, Dat ging wel in een kleine maat;

Dus schoon gij maaktet al tot meel, Een Queren waar u nog te veel;

Gij daarnom, zoo gij mij gelooft, Bedenk u vriend en rust uw hoofd;

Of gaat gij voort, gewis ge dwaalt, Want als dit koom is gemaald, (Dat weinig tijds behoeven zal,) Dan naakt u niet dan ongeval;

Want, of uw meul zal stille staan, Of wel zij moet ter huure gaan;

Arend Fokke Simonsz,Het onscheidbaar drietal redenwezens verlichting, deugd en tijd

(26)

En wat het zij, 't is beide kwaad, Dus laat het stuk gelijk het staat;

Want veel beslags en weinig graan, Dat kan met reden niet bestaan.

IngevalleCATSdit vers in een gezelschap voorgeleezen hadde, waarin welligt, somtijds geheel buiten zijn weeten, zig ook zodanig een onberaaden molenbouwer bevonden hadde, zoude men den achtingwaardigen zedelaar welligt in den rang der scherpste Hekelschrijvers, edoch zeer ten onrechte, geplaatst hebben.

En juist die, rang is de gevaarlijkste waar toe de pen ons geleiden kan; van welke waarheid de schrandereBOILEAUook eindelijk overtuigd werdt, het gene hem zijn Zanggodin deedt toevoeren:

Muse, changeons de stile, & quittons la, Satire, C'est un mechant metier que de celui de medire;

A l'auteur qui l'embrasse il est toûjours fatal.

Le mal qu'on dit d'autrui ne produit que du mal.

Maint Poëte, aveuglé d'une telle manie, En courant à l'honneûr trouve l'ignominie, Et tel mot, pour avoir rejoui le Lecteur, A coûté bien souvent des larmes à l'Autheur.

Un éloge ennuieux, un froid Panegyrique, Peut pourir à son aise au fond d'une boutique, Ne craint point du Public les jugemens divers, Et n'a pour ennemis que la poudre & les vers.

Arend Fokke Simonsz,Het onscheidbaar drietal redenwezens verlichting, deugd en tijd

(27)

Mais un Auteur malin, qui rit, & qui fait rire, Qu'on blâme en lisant, & pourtant qu'on veut lire, Dans ces plaisans acces qui se croit tout permis, De ses propres Rieurs se fait des ennemis;

Un discours trop sincere aisement nous outrage, Chacun dans ce miroir pense voir son visage;

Et tel, en vous lisant, admire chaque trait,

Qui dans le fond de l'ame & vous craint & vous hait.

Luidende deze regelen, na onze vertaaling, omtrent aldus:

Veranderen wij, Godin! en laaten 't schempen vaaren, 't Is dan een slegt beroep 't beroep der Hekelaaren,

Altijd rampzalig voor den schrijver die 't verstaat,

't Kwaad dat men andren zegt, baart doorgaandsch niet dan kwaad.

De Dichter, die zig laat door hekelzucht verblinden,

Zal, streevend naar den lof, niet dan slegts schande vinden;

En't woord, dat 's Leezers geest somtijds verrukt deedt staan, Heeft menig schrijver vaek bekostigd met een' traan.

Een slaaprig lofgedicht, om geesten af te weeren, Kan, op zijn grootst gemak, in 's winkels hoek verteeren,

En vreest geen vonnis door het streug Publiek geveld, Daar hem geen vijand, dan het stof en wurmen kwelt;

Maar 't schalks vernuft dat lacht, en lach wekt op elks wezen, Dat men, al leezend, wraakt, en evenwel wil leezen,

Dat, in zijn losse luim zig alles oirbaar acht,

Wordt, door den lagcher zelv', als vijand, haast veracht.

Een al te oprechte les kan ligt tot toorn verwekken, Elk meent zijn aangezicht in zulk een glas te ontdekken,

En hij, die op elk trek zijn bijval blijken laat, Is 't juist die, in zijn ziel, en u vreest en u haat.

Arend Fokke Simonsz,Het onscheidbaar drietal redenwezens verlichting, deugd en tijd

(28)

De Ironie, wier naam ontleend is van het Grieksch woordΕιρων, dissimulaté loquens, dat isverzwijgend, verbloemd, versierd spreekende, is daaromtrent uit heuren aart minder gevaarlijk; zij spreekt veel onbepaalder, en bedoelt noch persoonen, noch zaaken, maar wijst slegts algemeene waarheeden in een' verbloemden stijl aan; zo dat op dezelve het bekende vanHORATIUS:

...Ridendo dicere verum, Quis vetat?

of

Wie is 'er die verbiedt

Het waarheid spreeken, zoo 't slegts lagchende geschied'.

bij uitzondering kan toegepast worden. Ten voorbeelde van de zuivere Ironie kan ik thands niets gereeder bijbrengen, dan de hier návolgende verhandeling, waarin slegts algemeene, en door ieder toegestemde waarheeden, in eenen boertigen stijl, zonder eenige bepaalde persoons- of zaaks bedoeling, vermaakshalven, worden voorgedraagen. Maar het samenstellen eenerSatire was mijn oogmerk daar bij niet, en zal het nooit zijn; alzo ik derzelver haatlijke en onaangenaame gevolgen te zeer schuuwe, en de woorden van den menschkundigenKOTZEBUEvolkomen toestemme, welke zig over de eigentlijkeSatire aldus uitlaat: Het Hekelschrift is

Arend Fokke Simonsz,Het onscheidbaar drietal redenwezens verlichting, deugd en tijd

(29)

een Bijën-angel, de gestokene gevoelt 'er weinig van, maar de steeker laat den angel zitten, en kwijnt 'er het overige zijns levens aan.(*)

Ik hebbe allernoodigst gekeurd, mijne Hoorers een weinig bij dit tastbaar

onderscheid derSchertsnede te moeten ophouden, ten elinde men mijn arbeid op de regte plaats, welke zij in derzelver vak bekleedt, rangschikken zoude.

Verrel zij het van mij, dat ik immer een' haatelijken Sarcasmus voor zou draagen.

Ook vermijde ik wel zorgvuldig de eigentlijkeSatire, alzo men daarin, (gelijk

HORATIUSin zijn Ode, omtrent het beschrijven van Burger oorlogen tegenASINIUS POLLIOzingt:)

Op een verborgen vuur, bedrieglijke assche treedt.(†)

En te wel overtuigd ben van de waarheid der uitspraak van den onsterffelijken

THEOPHRASTUS, waar hij, in zijn nooitvolprezen Hekelschrift, over de Characters zijner tijdgenooten, zegt:Een goed schertser is een zeldzaam voorkomende zaak, en het valt zelfs hem, welke die gaaf van natuur ontfangen heeft, nog zeer

(*) KOTSEBUE, Kinderen mijner Luimen, III. Deel. Bladz. 316.

(†) Incedis per ignes, supposites cineri doloso. Carm. Lib. 2 Ode 1.

Arend Fokke Simonsz,Het onscheidbaar drietal redenwezens verlichting, deugd en tijd

(30)

moeijelijk, om met dezelve lang te behaagen; het is geene gemeene zaak, dat hij, die een ander lagchen doet zijne eigene achting daar bij bewaare.

Mijn werk is dus enkelIronie waar voor ik het ook opgeeve, en dat ik hiet en daar, vermaakshalven, met eenigeComische of boertige wendingen verleevendige, waarom ik dezen schrijfstijl, als ook mijn Woordenboek, 't welk ik in denzelven vervaardigd hebbe, Ironiesch Comiesch, maar niet Satiriesch Comiesch noeme;

gelijk ik dan ook de volgende voorleezing in den Ironiesch Comischen stijl vervaardigd hebbe, en als zodanig, doch vooral niet als eene Satire, wil aangehoord of beöordeeld hebben.

Besluitende dit mijn ernstig voorstuk met de woorden van den grooten RotterdammerDESIDERIUS ERASMUS, welken ik gerustelijk mijn eigen maake:

Admonere voluimus, non mordere: prodesse, non laedere: Consulere moribus hominum non officere.

Ons oogmerk is te vermaanen niet te bijten: voordeelig te zijn, niet te benadeelen:

tot goede zeden aan te maanen niet te beledigen.

Arend Fokke Simonsz,Het onscheidbaar drietal redenwezens verlichting, deugd en tijd

(31)

Verhandeling over de verlichting.

Tot dus verre mijn ernstig, noodzaakelijk on oordeelkundig voorstuk - verbeeldt u nu dat het gordijn valle - en door deszelfs val een scheidsmuur tusschen ernst en boert - tusschenMELPONEMEenTHALIA- stelle.

Wij zouden thands, om de allegorie des Tooneels in al derzelver deelen vol te houden, hier een Ballet moeten nabootsen, echter daar deze Tempel van Minerva tot die soort van lighaams-oeffening in geenen deele geschikt is, en daarin met dien van Apollo niet gelijk staat, zullen wij slegts dit ledig vak met eene symphonie van hoesten en proesten aanvullen, en terstond het gordijn weder openen om ons boertig nastuk voor te draagen: daar de tijd ons wenkt, om het Tooneel niet al te lang geslooten te houden.

Ziet daar dan weder het gordijn opgehaald,

Arend Fokke Simonsz,Het onscheidbaar drietal redenwezens verlichting, deugd en tijd

(32)

om u lieden eindelijk aantekondigen dat mijn voorneemen is, dezen avond over de Verlichting te handelen. Evenwel hebbe ik daarbij zo zeer niet op het oog de Verlichting die in de geleerde waereld, door geduurig voortgezette nieuwe

ontdekkingen en verbeteringen van metaphysieke en physieke kennis plaats heeft, als wel die in den burgerlijken ommegang, van ouds tot heden toe, hier te lande bespeurd werdt.

Ondertusschen wil ik wel bekennen dat ik, in den eersten opslag, toen ik deze stof verkoos, mij zeer belemmerd vonde, hoedanig dezelve voor uw lieder aandagt aanneemlijk en voor het algemeen bevallig te maaken; 'er is bereids zo veel over deVerlichting, zo in deze als andere maatschappijen, genootschappen,

leesgezelschappen en andere, letteröeffenende, dichtlievende, kaartspeelende, pijprookende en wijndrinkende bijëenkomsten gezegd, dat ik eigentlijk hier, als 't ware, volgends de zegswijze de Grieksche Critici, welken men ook wel in de wandeling vieze grieken noemt, eenIlias ná Homerus dic ten, of, om mij op een' oud Romeinschen trant uittedrukken,appelen ná den maaltijd opdischen zoude, (want de Romeinen aten de fruiten vooraf, om de maag

Arend Fokke Simonsz,Het onscheidbaar drietal redenwezens verlichting, deugd en tijd

(33)

niet te verkouden) of wilt ge het eindelijk op zijn Hollandsch, daar de Grieken en Romeinen toch al eeuwen lang dood en begraaven zijn,vijgen ná Paasschen ter markt zoude brengen.

Lang, herzegge ik, was ik met mij zelven onëens, hoedanig deVerlichting op een' nieu wen trant, en dat wel, in den korten tijd van één uur, voortestellen; want indedaad de stof is zeer ingewikkeld, en wanneer men deselve, in dezelver waaren aart, beschouwt, al vrij gewigtig, en diep wijsgeerig, en evenwel om een gezelschap van menschen, die den geheelen dag hun hoofd gebroken hebben, met hunne ambts, comptoir, beurs, winkel, fabriek of handwerks-bezigheeden, des avonds in hunne uuren van uitspanning, nog te travailleeren met harsenbreekende en geheel ongelijksoortige overpeinzingen, is toch indedaad onbeleefd, en strijdt, regtsstreeks tegen alle regelen van wellevenheid. Wanneer men zulke abstracte voorleezingen, na vereisch en met nut wilde doen, behoorde men de leden des morgens voor zonnen opgang, tegen zes uuren of met het aanbreeken van den dag, en wel nuchteren, dat is te zeggen, voor het nuttigen van het dejeuner, te convoceeren;

Aurora Musis amica, dan is het brein gereinigd van

Arend Fokke Simonsz,Het onscheidbaar drietal redenwezens verlichting, deugd en tijd

(34)

alle over dag uit de maag opstijgende dampen; het zij dat die veroirzaakt worden, uit de concoxie der genuttigde spijzen of uit de geestige opdamping van gebruikte morgendranken, welken de heffe des volks, thands, met de algemeene benaaming van graantjens te bestempelen gewoon is; dat laatste wat nu Latijnsch

Ciceroniaansch! Ik verzoek de vrienden wel op te letten, op de mooije plaatsen; 't ware jammer als ge ze onopgemerkt voorbij liet gaan, en ik waarschuuw u, ik zal ze 'er zo heimlijk tusschen schuiven, dat die 'er niet naauw op let ze niet eens zal bemerken.

Maar hoe moeten wij dan juist in een tegenovergesteld uur, juist des avonds ten zeven uuren, ná zonnen ondergang, ná dat onze aarde bereids een halve wentelkeer gedaan heeft, en wij, met huis en hof, met Engelschen en Franschen, metPITTen

BUONAPARTE, met Russen en met Turken, met Oost- en West-Indiaanen, in de trekschuit der waereld, reeds zo een' eindeloozen weg door het Heeläl afgelegd hebben, dat een eenvouwdig burger mensch 'er van beeft als hij het nadenkt, deze stof behandelen?

Ziet daar een gewigtige vraag, welke ik, onder het stoppen van een pijp tabak, met alle

Arend Fokke Simonsz,Het onscheidbaar drietal redenwezens verlichting, deugd en tijd

(35)

ingespannenheid overspeinsde, en niet dan ná dat ik dezelve opgestoken hadde, konde beslissen; immers, zo dra de tabaksrook zig in mijn vertrek verspreide, viel mij terstond de wijze in, hoe deze stof op de mij mogelijkst bevallige wijze voor te draagen, en deze bestondt om dezelve te bewerken, niet gelijk men die des uchtends vroeg, maar zo als men dezelve des avonds laat, enapres boire, in een vrolijk gezelschap, zoude behandelen; en uit de pooging om daar van eene proef te neemen is deze dampige Redenvoerig onstaan. - Doch het wordt tijd dat ik werkelijk met dezelve een aanvang maake, wijl ik gaarne nog vóór middernacht van dezen spreekstoel wenschte aftetreeden, het gene welligt, door de menigte van episoden en apostrophen, bezwaarlijk zou kunnen gelukken; echter mijn voorneemen is niet om u lieden te noodzaaken, om mijn rede ten einde toe aantehooren, ik ben geen Nero, die, wanneer hij zijn spelen vertoonde, de Romeinen dwong, om, somtijds drie geheele dagen achter een, in den schouwburg te zitten: - ô neen, ik laat elk volkomen vrij om de kamer, te verlaaten mids dat de laatste man slegts de deur achter zig toehaale, om de togt.

Arend Fokke Simonsz,Het onscheidbaar drietal redenwezens verlichting, deugd en tijd

(36)

Evenwel ik zal mijn best doen, om u schoon ik veel te zeggen heb, in de eerste plaats zo erg niet te verveelen, dat ge het hier niet zoudt kunnen uithouden, en in de tweede plaats om mijne reden binnen den gewoonen tijd te, beperken, en daarom zal ik mijne stoffe, die ik eerst in vijftig afdeelingen meende te schiften, slegts in drie verdeelen, dat is toch zo het meest gebruikelijke getal, en wij kunnen het 'er ook wel meê doen, schoon mijne stof even vatbaar is voor vijftig afdeelingen; als een prijsvers voor vijftig coupletten; ze behoeven juist geen verband of samenhang te hebben, dat komt 'er zo zeer niet op aan, men laat de een maar staatig op de andere volgen, even als de pelottons Soldaaten op de parade; - deze hangen ook wel niet te samen, maar zijn toch even eens gekleed en maaken, op een' afstand gezien, een soort van geheel uit.

De drie verdeelingen waar in ik mijn onderwerp zal trachten aftehandelen, zijn dan deze:

Vooreerst de beändwoording der vraag: wat licht is?

Ten tweeden, door welke middelen licht aan gevoerd of, eigenlijk gesproken, verlicht wordt.

Arend Fokke Simonsz,Het onscheidbaar drietal redenwezens verlichting, deugd en tijd

(37)

Ten derden, de aanwijzing van sommige voor- en nádeelen der verlichting.

Onmiddelijk ga ik tot de beändwoording van de vraagwat is licht? of tot mijne eerste afdeeling over. Doch mijne wijsgeerige toehoorers, die veel beter den aarts des lichts dan ik verstaan, zullen mij ten goeden houden, dat ik, voor een oogen blik, onderstelle tegen mingeöeffenenden en in de des natuurkunde voltrekt onbedreeven lieden te spreeken.

Maar, zullen mogelijk sommigen zeggen, gij vraagt wat licht is, dat is nu een malle vraag, dat weet immers een kind wel. - Licht is geen duiternis. - Ja maar, geächte vrienden, zo gaat het niet in de schoolen der wijsgeerte, dat heetennegative definitiën en die zijn gebrekig want als ik dan weder vraage,wat is dan duisternis? zoudt ge, even grif, kunnen andworden: wel - duisternis is geen licht - en ziet dan hadt ge zonder dat ge 't mogelijk eens wist, een'circulus vitiosus gemaak, en dat is al een heel leelijk toeval in de Logica. Ik zal u daarom liever voor zo een droevig ongeluk behoeden, door u te zeggen, dat de bepaaling vanlicht al vrij moeilijk is, en zig niet eens gemakkelijk laat maaken. Wij moeten dat ding al heel anders

Arend Fokke Simonsz,Het onscheidbaar drietal redenwezens verlichting, deugd en tijd

(38)

aantasten, en zeggen:Het licht is, na het nieuwste gevoelen, want met de verouderde meeningen zal ik u niet ophouden,eene eenvouwdige, dat is, onvermengde zelfsteindigheid, voorkomende, als eene allerfijnste vloeistof, of aether, welke zig met de zuivere lucht vermengt, en als zodanig in alle brandbaare lighaamen beslooten is, en uit dezelve geslaakt wordt, als de zuivere lucht tot een' vasten staat over gaat, als wanneer de losgelaten luchtstoffe zig tusschen ons oog en de rondom ons bestaande stoffelijke lighaamen ophoudt, waar door de gewaarwording derzelven aan het zintuig des gezichts, en daar door weder aan de ziel wordt medegedeeld.

- Daar tegen is deduisternis de afwezigheid dier vloeistof, waar door veröorzaakt wordt, dat onze ziel, bij gebrek van onmiddelijke aandoening van het zintuig des gezichts, door hetzelve geen gewaarwording van het aanwezen der ons omringende stoffelijke wezens hebben kan. Want, mijne waarde vrienden, al onze stoffelijke kennis bestaat eigentlijk in voelen; - is dat - niet raar? - Zo dat wanneer de mensch somtijds, op eens, alle gevoel mist, dat wel reis gebeurt, dan is hij 'er al vrij mal aan toe, en zoo alle beweegiug dan nog daarbij ophoudt, dan is

Arend Fokke Simonsz,Het onscheidbaar drietal redenwezens verlichting, deugd en tijd

(39)

hij capot. Ja, door het gevoel alleen, kunnen wij het gebrek aan licht eenigzins, edoch zwak, te gemoed komen; immers de blinden, doen hunne dagelijksch verrichtingen op den tast, en zoo men een' zienden in eene stik donkere kamer bragt, en 'er waren, aan elk der daar aanwezig zijnde voorwerpen, een koord gebonden, dat men hem in handen kon geeven, zoude hij, door den regenstand, welken de voorworpen boden, wanneer hij aan die koorden trok, terstond gewaar worden, dat 'er buiten hem voorwerpen in dezelve aanwezig waren, 't welke hij, zonder behulp dier hem middelijk raakende geleiders, niet zoude kunnen gewaar worden, ten ware hij zijn scheenen tegen een bank stiet, of met zijn' neus onmiddelijk tegen een deur aan liep. – Nu de plaats van zodanig een koord beslaat de fijne vloeistof van het licht, zij verbindt de voorwerpen met het oog van den aanschouwer, en waar zij niet aanwezig is, staat de aanschouwer, in betrekking tot de hem omringende voorwerpen, als 't waregeïsoleerd (dat is een term van de Electriciteit en beduidt zo veel alsmoederziel alleen) en hij heeft geen het minste verband met de voorwerpen, en daarom ook geen gewaarwording van dezelven.

Sommige geleerden willen wel zeggen, dat

Arend Fokke Simonsz,Het onscheidbaar drietal redenwezens verlichting, deugd en tijd

(40)

die lichtaanbrengende vloeistof, in het algemeen uit het vuur, maar in het bijzonder uit de Zon, aangemerkt als de groote haardsteê van ons waereldstelsel, ontstaa, en dat, 'er vóór 'er een Zon was, (ja, de regte geleerden spreeken altijd van heele oude dingen) geen licht, immers niet plaatselijk voorhanden zou geweest zijn; hier en daar flikkerde wel zo een schijnseltjen, van enige bij elkander geschoolde vuurdeeltjens, maar daar hieldt het ook eenvouwdig meê op, en dat zou als 'er toen al menschen geweest waren, (doch die waren 'er toe per geluk nog niet) hun gezicht meer verbijsterd dan verlicht hebben, even als, bij mistig weêr, de kaarsjens van de schelvisvrouwen in de Halsteeg. - Zo dat het was toen nog over de heele waereld donkere metten. - En, als wij de Chaldeën mogen gelooven, die van die dingen nog al de oudste brieven hebben, dan kwamen 'er uit die duisternis en mengelklomp, of poespas, die ze chaos noemen, een heele menagerie van allerlei leelijke dieren, draaken, slangen en serpenten voort, die nog op aarde waren, toen vervolgends de chaos al op geruimd was, en de Zon al paraad op heur plaats stondt; zo dat de eerste menschen al aanstonds aan het bakkelijen moesten,

Arend Fokke Simonsz,Het onscheidbaar drietal redenwezens verlichting, deugd en tijd

(41)

om dat ontuig te extermineeren; van daar ontstonden de Hercules, die de Hydra, de Theseus, die den Centaurus, de Apollo, die den Python, de Jason, die het serpent van Colchos, de Perseus die het Zeemonster, de Bellerophon die de Chimaera, de AEneas die de Harpijen, en eindelijk de St. Joris die den Draak versloeg; die Held kwam echter heel lang achter aan en met de nascheepen, toen het vuilste werk al zo wat gered was; en heeft voor vast het laatste monster van de oude waereld opgekort - want de Politieke of Anticonstitutioneele monsters en Hydra's van voorleden jaar, zijn kersverschen.

Echter moet ik hier noodzaakelijk herinneren dat de oude, overoude Chaldeën, Egyptenaaren, Hebreën, en al die eerste Wijsgeeren en Historieschrijvers die dingen, die ze zo vertelden, juist zo niet in den letterlijken zin meenden; och neen! het was eigentlijk in die tijden een doorgaandsch gebruik om heel anders te praaten dan men dacht; hun wijsheid bestondt al veel in raadseltjens uittegeeven, en te zeggen:

raadt, raadt wat is dat? Als de menschen, (die toen ook over het geheel nog zeer onervaaren waren) ze dan met geen mogelijkheid konden raaden, zeiden ze:geef je 't? en als

Arend Fokke Simonsz,Het onscheidbaar drietal redenwezens verlichting, deugd en tijd

(42)

de lieden dan andwoorden:ja we geeven het! dan legden ze hun meening uit; maar dat koste apart geld, want dan moesten ze eerst in de geheimenissen geïnitieerd worden, dat waren zo veel als privaate lessen, zonder welken men zes jaar studeeren kan en toch nietmetäl weeten, - Met dat raadsel nu van die oude duisternis en de draaken die daaruit voortkwamen, en de helden die dezelven den hals braken, bedoelden die lieden eigentlijk het volgende: met de duisternis, de eerste onkunde en ruuwheid der oude waereld; door de met glibberige harde schilden gedekte draaken en serpenten, de slibberige woestheid en harde korst van den aardbodem, ná den grooten vloed, en eindelijk door de helden welken die monsters versloegen, de eerste landbouwers en beschaavers van het menschdom, die dien harden grond openden en beärbeiden. - Dat hadden ze nu wel zo direct kunnen zeggen, maar dan was 'er het raar af geweest, en dan hadden de oude menschen, die nog zo fijn van begrip niet waren, het zo in eens niet gevat; dat moest zo eerst door middel van zo een zinlijk fabeltjen hun langzaamerhand aan 't verstand gebragt worden.

Arend Fokke Simonsz,Het onscheidbaar drietal redenwezens verlichting, deugd en tijd

(43)

Wij hebben dat nu juist over het geheel zo zeer niet meer noodig, en daar het menschelijk geslagt nu al zes duizend jaar bij elkander school gelegen heeft, is het ook geen wonder, dat wij al wat vatbaarder worden dan die oude luidjens. -

Deze aanmerking geeft ons terstond aanleiding om behoedzaam te zijn in het gebruik der woorden, die men bij de oude en laatere geleerden aantreft; want ze hebben 'er oude zetten op gehad; ze gebruiken somtijds dezelfde woorden in een' eigentlijken en in een' metaphorischen zin; zo als, bij voorbeeld ons woordverlichting, betekent het inbrengen van licht in eene duistere plaats, en ook tevens, in een' metaphorischen zin, hetverbeteren onzer begrippen, zo wel omtrent zedelijke als stoffelijke zaaken. In den eersten zin betekent het monster of de Draak, die gecapotteerd moet worden, de duisternis en de Held die hem in zijn huid prikt het licht, terwijl de Speer of Pijl, mes of vork ('t doet 'er niet toe als het maar puntig is) waar mede hij den Draak in zijn huid peutert, de straalen van dat licht betekenen, die de duisternis doordringen. Hercules en Theseus bezigden, wel is waar, tot dat handwerk een knods, en gingen dus, zou men zeg-

Arend Fokke Simonsz,Het onscheidbaar drietal redenwezens verlichting, deugd en tijd

(44)

gen, wat van de metaphora af, maar dat kwam eenvouwdig daar van, dat ze nog niet anders hadden, en in den nood maar den eersten boom den besten aanpakten, 'er een' tak afrukten, en daar meê te veld toogen. - Ze dagten alle baatjens helpen, en men moet roeijen met de riemen die men heeft. - Ge moet u die oude Helden vooräl niet voorstellen als of ze den tijd hadden om een' dag lang met pijpaard op hun Camisool en Brook te zitten schuijeren, of hun gladde geweeren met

schuurpapier konden staan polijsten, dat lijkt 'er niet na, het waren, om 'er een regt denkbeeld van te geeven, eigentlijk een soort van Sansculottes en Carmagnoles;

ze moesten den ruuwsten boel eerst redden, eer de geregelde troupes

aanmarcheerden; en hier mede meene ik de vraagwat is licht? Redenlijk rookerig beändwoord te hebben, en nu tot mijn tweede afdeeling over te kunnen gaan.

Onze tweede afdeeling, moet, volgends belofte, behelzen, eene aanwijzing door welke middelen licht aangebragt, of, in den eigentlijken en metaphorischen zin, verlicht wordt.

In den eegentlijken zin zijn 'er zeer veele middelen om het duistere met licht te verdrijven: - Ingevalle men de vraag, welke die

Arend Fokke Simonsz,Het onscheidbaar drietal redenwezens verlichting, deugd en tijd

(45)

middelen eigenlijk zijn? in eene volledigeEncyclopedie wilde behandelen, zou dit artikel best door een' voornaam kaarssenmaaker ondernoomen moeten worden;

immers

Navita de ventis, de tauris narret arator.

Laat de Matroos van wind, de Boer van 't ploegen spreekeen.

elk in zijn zaak, en wanneer het met alle daartoe vereischre naauwkeurigheid uitgepluist zoude moeten worden, dan zoude hijde Lychnis veterum of van de lichten der ouden moeten beginnen, voords die der laatere, en die der Hedendaagsche Volken in 't algemeen, en dus over den geheelen aardbodem, moeten beschrijven, en eindelijk tot deVaderlandsche lichten, waar aan ons eigentlijk het meest gelegen ligt, moeten overgaan. — Ge ziet dus zeer geächte vrienden, dat ik dit artikel met geene mogelijkheid in de vereischte orde, en als Archi-kaarfenmaker kan behandelen;

immers niet in den korten tijd van een uur; wij zullen dus deze nette uitpluising tot de Verhandeling, welke ik in vijftig artikelen verdeeld hadde, moeten bespaaren, ten einde dezelve op den 21 Junij aanstaanden, als wanneer de Zon in Cancer treedt, 't welk alhier den langsten dag maakt, in eene extra vergadering,

voortedraagen, welke als dan te-

Arend Fokke Simonsz,Het onscheidbaar drietal redenwezens verlichting, deugd en tijd

(46)

gen 's morgens vijf uuren beschreeven, en nog daar bij op het kaartjen gesteld zal worden:de Burgers Leden worden verzocht, zich van een koude keuken te voorzien, en hun slaapmuts mede te brengen.

In dit avonduur zal ik alleen slegts onze hedendaagsche Bataafsche, en meest gebruikelijke middelen ter verlichting ter loops aanstippen, en deze verdeelen wij des al terstond inPhysieke en Mechanieke.

DePhysieke zullen wij, bij wijze van anti-climax of afdaaling optellen, en dan komt ons wel voornaamlijk, in de eerste plaats voor, als de waarschijnlijke moeder van allen:

Het Electrieke vuur, welks soorten ik hier niet opnoemen zal, ten einde uw lieder aandacht niet met vloeken te stooren; voords de Maan, schoon geen eigen licht bezittende, maar slegts het licht der Zonne op onze aarde terug kaatsende, en eindelijk de Zon, de bron van alle licht.

De Mechanieke tellen wij, bij wijze vanclimax, of trapswijze opklimming, om de verandering, aldus op:

DeNachtkaars, de Lamp, de Smeerkaars, de Waschkaars, de Lamp van Argand, ik zou wel zeggenEngelsche Lamp, maar dat is

Arend Fokke Simonsz,Het onscheidbaar drietal redenwezens verlichting, deugd en tijd

(47)

niet Bataafsch. 't Is waar de naamArgand is ook niet Bataafsch, maar evenwel ze is toch Fransch, en Fransch is toch nu zo goed als Bataafsch, en Bataafch zo goed als Fransch, sedert den heuchelijken dag, dat de belangens dier beide Republieken, om het met een Arabisch- Gallisch- Belgisch- Chemisch– kunstwoord uittedrukken geämalgameerd zijn. Nu dan de Lamp van Argand, de Fakkel, de Flambouw, de Brandaris. Ziet daar, na mijn beste onthoud, alle de middelen, welken wij tot Mechanieke verlichting bezigen, weet iemand 'er nog andere?hij zwijge, en voege ze 'er slegts stilletjens in zijne gedagten bij, alzo hetdecorum, in alle Verhandelingen, Redenvoeringen en Aanspraaken vereischt dat, (en 'er nog buiten dien zo in de waarheid der voordragt als in de kragt der bewijzen en gevolgtrekkingen gewigtige redenen voorhanden zijn,waarom) de Redenaar slegts alleen moet spreeken. -

Tegen over deze opgenoemde Physieke en Mechanieke lichten, staan demoreele in eene gelijke verhouding, en wel als volgt:

Tegen Zon en Maan en de Physieke lichten staat het Redenlicht, waarmede alle menschen over den geheelen aardbodem, de een meer,

Arend Fokke Simonsz,Het onscheidbaar drietal redenwezens verlichting, deugd en tijd

(48)

de ander min begaafd zijn; doch wijl dat een al te algemeen denkbeeld vervat, kunnen wij daaromtrent wegens de kortheid des tijds, in geen bijzonderheeden treeden, en zullen dus slegts tot de moreele overbrenging der Mechanieke lichten overgaan.

DeNachtkaars is het flaauwste licht, men kan 'er slechts weinige en digtst nevens ons geplaatste voorwerpen mede ontdekken, en dan nog zeer gebrekkig; men loopt gevaar dat de minste togt het weinige licht geheel uitblaaze, en ons in 't duister laate. - Dit licht staat gelijk met het moreele licht der oudste Batavieren, groote en kleine Friezen, Usipeeten, Taxanders, Tencteren, Bructeren, Maresaaten, Gothen, Quaden, en in één woord, met dat van alle onze met vellen bekleede of met korfjens gedekte voorzaaten.

DeLamp is gelijk aan dat zedelijk licht, 't welke onze Landgenooten, ten tijde der Graaffelijke Regeering bestraalde; het brande zeer duister, en moest geduurig met olie aangevuld worden, welke ieder ingezeten moest aanbrengen, en van de geestelijkheid, die 'er hetMonopolium van gepagt hadde, Voor veel geld afkoopen.

DeSmeerkaars komt overeen met den glans,

Arend Fokke Simonsz,Het onscheidbaar drietal redenwezens verlichting, deugd en tijd

(49)

die in het zedelijke, doorERASMUS,LUTHERUSen andere Reformateurs, hier te lande ontstooken werdt; deze hadt een gestadig snuiten noodig en gaf veel damp van zig.

DeWaschkaars kan, in het zedelijke, de verlichting aanduiden, welke plaats hadt, ten tijde van onze groot- en overgrootvaders, die in hun eenvouwd zig te vreden hielden, als ze maar redenlijk duidelijk hun geld konden zien te tellen, en wijl dat meest al in grof zilvergeld, gouden rijders en ducaaten bestondt, kon zulks, bij dat licht, genoegzaam geschieden, wijl het gelijkmaatig brandt, en niet behoeft gesnooten te worden, waar toe die lieden ook geen' tijd konden vinden.

DeLamp van Argand of zogenoemde Engelsche Lamp, komt al veel met dat licht overeen, 't welke onze Landgenooten in hetmoreele bezigden ten tijde dat de Engelschen nog onze Geloofs- en Bondgenooten waren; het was wel helder en stil, maar beledigde op den duur het gezicht, en besmette de plaatsen waar men het bezigde, niet zelden, met afdruipsel dat den Vaderlandschen grond bedorf, en, met moeite, niet dan door afschaaven, konde gereinigd worden; alhoewel het in die tijden noo-

Arend Fokke Simonsz,Het onscheidbaar drietal redenwezens verlichting, deugd en tijd

(50)

dig was, om dat men toen meest met paijement moest omgaan.

DeFakkel werdt vervolgends in het moreele ontstoken, ná dat wij sedert den Engelschen oorlog een' grooten hekel aan al wat Engelsch was, en dus ook aan derzelver licht gekreegen hadden. - Met die moreele Fakkels, die allen welëer in Frankrijk in de Kaarsen Fabriek vanROUSSEAUen comp. vervaardigd waren, liep men het heele huis door, lichtte en snuffelde in alle hoeken, kassen en voornaamlijk in de cabinetten; maar daar vondt men een' boel; de huisen zagen 'er uit of ze in geen tien jaar schoon gemaakt waren; men nam dus voor, om dat vuil bij de eerste gelegenheid optekorten, en ging inmiddels aan zijn werk.

Edoch men bevondt dat de fakkel zo geen licht was om over huis te gebruiken, en inzonderheid niet geschikt, om 'er onze gewoone bezigheeden bij te verrichten, en, daar veelen evenwel toen geen ander licht meer bezaten, schikten dezen hunne bezigheeden na dat licht; verlieten hunne ambagtén, comptoiren, winkels,

studeerkamers, en liepen met hunne fakkels op straat, allerleije woelige oeffeningen verrichten; dat was nog al zo het eenige dat ze 'er al zo

Arend Fokke Simonsz,Het onscheidbaar drietal redenwezens verlichting, deugd en tijd

(51)

bij doen konden; ik spreek altijd van veelen, en niet van allen; 'er waren geduurende dien tijd ook nog enkele die stil thuis bleeven, en waar van sommigen bij een nachtkaarsjen, anderen bij een lampjen, weêr anderen bij een smeerkaars, waschkaars, en ook zeer veelen die nog bij een Engelsche Lamp, zo veel hun, geduurende die drukte op straat, mogelijk was, hunne bezigheeden voortzetten.

Doch die lieden waren de regte ijveraars niet, en daarom ook te dier tijd in geen tel, die toen geen' Fakkel hadt, kon niet meê.

Maar ziet, wat gebeurt 'er, een sterke winterstorm uit het noord-oosten stak op, en woei de meeste fakkels, waar van men zig buiten deur bediende, uit, zo dat de zig buiten deur oefenende manschappen, zig in het duister bevindende, uit elkander liepen; en niemand met een' fakkel in de open lucht konde komen, zonder gevaar te loopen dat dezelve terstond uitgeblaazen werdt. — Wat toen gedaan, sommigen gingen stil naar huis, staken weder hunne kaarssen, en sommigen zelfs hunne Engelsche lampen op; liepen naar hunne ambagten, comptoiren, winkels en studeer-kamers; doch de vermoeijing der oeffeningen en de geledene koude en ongemakken buiten

Arend Fokke Simonsz,Het onscheidbaar drietal redenwezens verlichting, deugd en tijd

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Ten minste eenmaal in de vier jaar voert de burgemeester overleg met zijn gemeenteraad over het ontwerpbeleidsplan (overeenkomstig artikel 14, lid 2a, Wet veiligheidsregio’s).. Zo

Omdat het gebouw qua indeling veel onderwijskundige mogelijkheden heeft, hebben schoolbestuur, gemeente en schoolteam gezamenlijk besloten om het bestaande gebouw niet te slopen

Incidenten zijn hier vrijwel nooit.’ Dat de leerlingen positief bij het ontwerp van hun nieuwe gebouw zijn betrokken, blijkt uit leuzen die op de wanden van de centrale hal zijn

Van Wetten vertelt ook dat de materialen die in het gebouw zijn verwerkt, allemaal kunnen worden hergebruikt volgens het principe cradle-to-cradle. Als dit gebouw ooit weer

Inmiddels zijn verscheidene frisse scholen ontwikkeld die zo goed als kli- maatneutraal zijn.. De RVO publiceert jaarlijks een overzicht van de vijftien

(*) Van ouds werden menschen, die hun verstand verloren hadden, als iets gewijds, iets heiligs aangemerkt, waarop voornaamlijk de spreuk: Res sacer est miser, toegepast werd; om

die Gedaantewisseling op het oogmerk dezer Maatschappij trachten toe te passen, en daar bij, na alle gedachten, eens glimlagchen, gelijk dat gewoonlijk het zeer zonderling slot

die zijn koetjens, gelijk men zegt, toch al op 't droog heeft, en behalven dat, hoe ouder hoe kreupeler wordt, zo dat hij alles niet meer zo naa kan loopen als in zijn jeugd, niet