• No results found

Johannes van den Bosch, Verhandeling over de mogelijkheid, de beste wijze van invoering, en de belangrijke voordeelen eender algemeene armen-inrigting in het Rijk der Nederlanden, door het vestigen eener Landbouwende Kolonie in deszelfs Noordelijk gedeelt

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Johannes van den Bosch, Verhandeling over de mogelijkheid, de beste wijze van invoering, en de belangrijke voordeelen eender algemeene armen-inrigting in het Rijk der Nederlanden, door het vestigen eener Landbouwende Kolonie in deszelfs Noordelijk gedeelt"

Copied!
241
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

beste wijze van invoering, en de

belangrijke voordeelen eender algemeene armen-inrigting in het Rijk der

Nederlanden, door het vestigen eener Landbouwende Kolonie in deszelfs

Noordelijk gedeelte

Johannes van den Bosch

bron

Johannes van den Bosch,Verhandeling over de mogelijkheid, de beste wijze van invoering, en de belangrijke voordeelen eender algemeene armen-inrigting in het Rijk der Nederlanden, door het vestigen eener Landbouwende Kolonie in deszelfs Noordelijk gedeelte. Johannes van der Heij,

Amsterdam 1818

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/bosc036verh01_01/colofon.htm

© 2008 dbnl

(2)
(3)

Aan zijne koninklijke hoogheid,Willem Frederik Karel, Prinse van de Nederlanden;enzv. enzv. enzv.

Indien ijdele praalzucht of vleijerij de roersels waren mijner opdragt van dit Geschrift aan Uwe K.H., zou ik blozen moeten, hetzelve te hebben aangeboden aan de bescherming van eenen Prins, die de edelste deugden en talenten versiert met den beminnelijken sluijer eener zoo zeldzame nederigheid.

De bewilliging Uwer K.H., om aan het hoofd mijner Verhandeling Hoogstdeszelfs naam te mogen plaatsen, strekt mij daarom te meer tot een vereerend genoegen, dewijl de inhoud, de bedoeling derzelve zoo geheel strookt met die gevoelens eener werkdadige en weldadige menschenliefde, welke Uwen jeugdigen boezem

Johannes van den Bosch,Verhandeling over de mogelijkheid, de beste wijze van invoering, en de belangrijke voordeelen eender algemeene armen-inrigting in het Rijk der Nederlanden, door het vestigen eener Landbouwende Kolonie in deszelfs Noordelijk

gedeelte

(4)

levendig ontvonken; gelijk de grootmoedige medewerking Uwer K.H. in dezen tevens een' waarborg verstrekt voor mijne hoop en die der Natie, dat, hetgene mijn geschrijf uitvoerlijks en nuttigs ter verbetering van het droevig lot onzer verarmde

Landgenooten in zich bevatten mogt, door Hoogstdeszelfs weldadigen invloed en edelaardige medewerking tot het algemeen welzijn, eerlang op de beste en gelukkigste wijze zal worden verwezenlijkt.

Hiertoe wille de Hemel Uwer K.H. Persoon, en vereenigde pogingen met de Maatschappij van Weldadigheid, mildelijk zegenen!

VAN UWE KONINKLIJKE HOOGHEID,

de zeer Ootmoedige en zeer Gehoorzame Dienaar, Js. V A N D E N B O S C H .

Johannes van den Bosch,Verhandeling over de mogelijkheid, de beste wijze van invoering, en de belangrijke voordeelen eender algemeene armen-inrigting in het Rijk der Nederlanden, door het vestigen eener Landbouwende Kolonie in deszelfs Noordelijk

gedeelte

(5)

Voorberigt.

Het opschrift dezer Verhandeling is, ongetwijfeld, reeds zeer geschikt, om bij eene Natie, zoo huishoudelijk en zoo menschlievend als de onze, eene hooge mate van belangstelling te verwekken. Wat toch kan eenen regtgeaardenNederlander meer ter harte gaan, dan de overweging van den hoogen, steeds toenemenden graad, tot welken de armoede der mindere standen in ons Vaderland gestegen is, en van een geschikt en toereikend hulpmiddel, om dit kwaad niet alleen te stuiten, maar ook te verminderen en allengskens uit te roeijen, en langs dien weg zich zelven en zijne nakomelingen te ontheffen van den reeds al te zwaar drukkenden last des onderhouds van een dagelijks toenemend getal armen; ja, om die verschrikkelijke uitbarstingen, waarmede de rust der maatschappij van den kant harer noodlijdende leden van verre bedreigd wordt, nog in tijds af te weren?

Mijn oogmerk is niet zoo zeer, het misschien reeds al te menigvuldig geschrijf over het ge-

Johannes van den Bosch,Verhandeling over de mogelijkheid, de beste wijze van invoering, en de belangrijke voordeelen eender algemeene armen-inrigting in het Rijk der Nederlanden, door het vestigen eener Landbouwende Kolonie in deszelfs Noordelijk

gedeelte

(6)

wigtig onderwerp der nationale armoede te vermeerderen, door eene diepzinnige voordragt, of van de daartoe aanleiding gevende oorzaken, of van nieuw uitgedachte middelen, om derzelver voortgang te weren. Ik ben van oordeel, dat over dit onderwerp alreede meer dan genoeg gezegd is, en dat het lot der armen niet zal verbeterd worden, al vermenigvuldigde men het aantal boeken, daaromtrent reeds in het licht verschenen, tot eene reeks van dikke folianten. Het is ook hier, gelijk in vele andere vakken van wetenschap en maatschappelijk belang, eene waarheid:

wij kennen genoegzaam de hulpmiddelen; het komt er slechts op aan, uit al de opgegevene de besten te kiezen, en die met de daad te beproeven. Met één woord, ter verbetering van het ongelukkig lot der lagere Volksklasse in ons Vaderland behooren wij van al onze fraaije beschouwingen hoe eerder zoo beter tot het werkdadige, tot dadelijke pogingen en proefnemingen over te gaan, opdat niet, volgens het oude zeggen,al raadplegende en overleggende, de Staat verloren ga.

Johannes van den Bosch,Verhandeling over de mogelijkheid, de beste wijze van invoering, en de belangrijke voordeelen eender algemeene armen-inrigting in het Rijk der Nederlanden, door het vestigen eener Landbouwende Kolonie in deszelfs Noordelijk

gedeelte

(7)

Het is geenszins met de armoede in het algemeen, of met alle soorten derzelve, dat wij ons hier te bemoeijen hebben. Die toch, welke geboren wordt uit, of gepaard gaat met eenen staat van weerloosheid, van volstrekt onvermogen om te arbeiden, behoort natuurlijk het voorwerp te zijn en te blijven van de plaatselijke zorg der burgerlijke. Overheid, der bestaande liefdegestichten, of van zoodanige Armbesturen, als zich sedert eeuwen bij de onderscheidene godsdienstige gezindheden, ter ondersteuning harer verarmde geloofsgenooten, gevestigd hebben. Die armoede alleen, welke voortspruit uitgebrek aan arbeid, met den goeden wil en het vermogen, om dien te verrigten, vordert en verdient, mijns erachtens, onze aandacht, in zoo verre wij ondeelige en deelnemende burgers van eenen vrijen Staat zijn, omdat zij vatbaar is, om door de medewerking van bijzondere personen gelukkig bestreden, van tijd tot tijd verminderd, en misschien éénmaal geheel overwonnen, althans binnen die grenzen teruggedrongen te worden, waar zij zal ophou-

Johannes van den Bosch,Verhandeling over de mogelijkheid, de beste wijze van invoering, en de belangrijke voordeelen eender algemeene armen-inrigting in het Rijk der Nederlanden, door het vestigen eener Landbouwende Kolonie in deszelfs Noordelijk

gedeelte

(8)

den voor de maatschappij bezwarend en zelfs gevaarlijk te zijn.

Den weg aan te wijzen, langs welken de beste middelen, hiertoe door anderen voorgeslagen, zouden kunnen worden in werking gebragt, maakt het eigenlijk onderwerp uit der volgende Verhandeling; en het is alleen in zoo verre, als de kennis der ware oorzaken van deze soort van armoede vereischt wordt, om over de hoedanigheid en waarde der gevorderde hulpmiddelen daartegen te oordeelen, dat ik het noodig heb geacht in hetEerste Hoofdstuk den Lezer met de nasporing daarvan opzettelijk bezig te houden. In den eersten opslag zal dit Hoofdstuk welligt voor sommigen meer dan ééne vreemde stelling bevatten; doch ik durf hopen, dat, bij eene rijpere overweging, hunne bevreemding wijken, en voor eene heldere overtuiging plaats maken zal.

In hetTweede Hoofdstuk wordt de geheele omvang van dit kwaad, met bepaling van het aantal der behoeftigen in ons Vaderland, nagegaan en, zoo veel doenlijk, aangewezen. Dit

Johannes van den Bosch,Verhandeling over de mogelijkheid, de beste wijze van invoering, en de belangrijke voordeelen eender algemeene armen-inrigting in het Rijk der Nederlanden, door het vestigen eener Landbouwende Kolonie in deszelfs Noordelijk

gedeelte

(9)

oordeelde ik volstrekt noodzakelijk, zoo om de diepte der wonde volkomen te peilen, en dus op toereikende geneesmiddelen te doen bedacht zijn, als ook ter

beoordeeling, of de voorgestelde middelen kunnen geacht worden aan de werkelijke behoefte der maatschappij eenigermate geevenredigd, en dus in ons geval

toereikende te zijn.

HetDerde Hoofdstuk treedt opzettelijk en meer uitvoerig in eene ontwikkelde voordragt dier hulpmiddelen zelven: het bepaalt de wijze, hoe die, door middel eener gedeeltelijk fabricerende, gedeeltelijk landbouwende Kolonie, uit verarmde leden der maatschappij zamengesteld, in dadelijke werking te brengen, en alzoo eene klasse van menschen, sedert lang aan den arbeid ontwend, van lieverlede daartoe op te leiden, hen te beschaven, tot zelfbestaan te brengen, en dus éénmaal met voordeel voor zich en voor het algemeen aan de maatschappij terug te geven.

Eindelijk geeft hetVierde Hoofdstuk in eenige bijzonderheden op de manier van in werking brengen, en de te verwachten voordeelen, van

Johannes van den Bosch,Verhandeling over de mogelijkheid, de beste wijze van invoering, en de belangrijke voordeelen eender algemeene armen-inrigting in het Rijk der Nederlanden, door het vestigen eener Landbouwende Kolonie in deszelfs Noordelijk

gedeelte

(10)

de te voren aan de hand gegevene, algemeene Armen-inrigting.

Ik heb daarin inzonderheid getracht aan te wijzen de middelen, om heidegronden te bebouwen, zonder aanvoer van mist van buiten, niet omdat ik van gevoelen ben, dat bijaldien de aanvoer van de straat- en andere mistsoorten onzer steden langs vaarten of kanalen mogelijk is, daarvan geen gebruik zou behooren te worden gemaakt. Integendeel, (het zal raadzaam zijn, daarvan als een bijkomend hulpmiddel gebruik te maken, waar dit noodzakelijk en mogelijk is.) Maar omdat het mij toescheen, dat langs dezen weg de meest mogelijke uitgebreidheid, en wel op de onkostbaarste wijze, aan de bebouwing onzer heidegronden gegeven worden kan.

Vele andere bijzonderheden, die hier het onderwerp van eene ernstige overweging zouden hebben kunnen zijn, ben ik stilzwijgend voorbijgegaan, deels, omdat men dezelve elders behandeld vindt, deels ook, omdat dezelve minder onmiddellijk behoorden tot het plan, dat ik mij had voorgesteld.

Johannes van den Bosch,Verhandeling over de mogelijkheid, de beste wijze van invoering, en de belangrijke voordeelen eender algemeene armen-inrigting in het Rijk der Nederlanden, door het vestigen eener Landbouwende Kolonie in deszelfs Noordelijk

gedeelte

(11)

Bij voorkeur heb ik, wanneer het staven mijner opgaven met daadzaken enpraktische berekeningen noodzakelijk was, mij beroepen op het gezag van zoodanige

inheemsche Schrijvers, waarmede ik den Lezer als bekend vooronderstellen kan, of welke hij zich anders ligtelijk zal kunnen aanschaffen. Meestal heb ik mij zelfs alleen beroepen op den HeerLE JEUNE, wiens onlangs uitgegeven en wel behandeld Werk, getiteld:Geschiedkundige nasporingen omtrent den toestand der Armen en de Bedelarij, niet alleen de meeste daadzaken opgeeft, welke ik tot staving mijner denkbeelden noodig had, maar bij wien men tevens de Schrijvers vindt aangewezen, die deze of gene onderwerpen meer opzettelijk behandeld hebben, en tot welke men zich, des verkiezende, ter nadere opheldering zijner denkbeelden wenden kan.

Ik bid mijne Lezers vooral, steeds in het oog te houden, dat het alleen eene proefneming is, welke ik in deze Verhandeling heb voorgeslagen, aan de groote leermeesteres der tijden, de ondervinding, gaarne overlatende de uitspraak

Johannes van den Bosch,Verhandeling over de mogelijkheid, de beste wijze van invoering, en de belangrijke voordeelen eender algemeene armen-inrigting in het Rijk der Nederlanden, door het vestigen eener Landbouwende Kolonie in deszelfs Noordelijk

gedeelte

(12)

over de al- of niet genoegzaamheid der middelen, die ik in dit Stukje, ter bestrijding en overwinning van de overmaat der nationale armoede, heb voorgedragen. Ik ben niet verwaand genoeg, om mij met eene volkomene slaging mijns ontwerps te vleijen;

doch hiervan houde ik mij verzekerd, dat hetzelve niet tot die denkbeeldige, overdrevene hersenschimmige ontwerpen behoort, waarmede een vurig hoofd zich wel eens vermaakt, zonder eenig wezenlijk nut te stichten; en dat, indien de zoo welgemeende poging zelfs eenigermate mislukken mogt, mijne Landgenooten niet te min gevoelig zullen blijven voor die welwillendheid en die bedoelingen, welke, in dit geval, mijne pen en mijn hart bezield hebben.

Johannes van den Bosch,Verhandeling over de mogelijkheid, de beste wijze van invoering, en de belangrijke voordeelen eender algemeene armen-inrigting in het Rijk der Nederlanden, door het vestigen eener Landbouwende Kolonie in deszelfs Noordelijk

gedeelte

(13)

Inleiding.

Veel, zeer veel is er, inzonderheid in de laatste tijden, inEuropa, ook in ons Vaderland, geschreven over het algemeen Armenwezen. Naarmate de nationale armoede in meest alle Landen schromelijke voortgangen maakte, en de middelen ter bestrijding van dezelve in gelijke reden verminderden, moest dezelve dus meer en meer een voorwerp worden, waarop de kommervolle aandacht van

Gouvernementen, Armen-besturen, en bijzondere menschenvrienden zich vestigde;

en niets was natuurlijker, dan dat men zich onledig hield, zoo met het opsporen der voornaamste oorzaken, waaruit de doorgaande verarming onzer maatschappijen voortvloeit, als met de uitdenking en daarstelling van inrigtingen, geschikt, om dezelve tegen te gaan, en er de heillooze uitwerkselen van te weren. - Men heeft zelfs in meer dan één Land, b.v. inEngeland, Frankrijk, Hamburg, Bremen, Berlijn,

Mannheim, en in ons Vaderland zelf, te dien einde menigvuldige proeven genomen;

men heeft Armen-inrigtingen van verschillenden aard, werkhuizen voor onvermogenden,Oekonomische spijsuitdeelin-

Johannes van den Bosch,Verhandeling over de mogelijkheid, de beste wijze van invoering, en de belangrijke voordeelen eender algemeene armen-inrigting in het Rijk der Nederlanden, door het vestigen eener Landbouwende Kolonie in deszelfs Noordelijk

gedeelte

(14)

gen, spaarbanken, en andere weldadige instellingen meer, te hulp genomen, aan de âloude hulpmiddelen van armenbedeeling en het opnemen van zieken, zwakken, verouderden, weezen, en verlatene kinderen, in daartoe bestemde liefdegestichten, toegevoegd; men heeft van tijd tot tijd groote, buitengewone uitdeelingen, door milde handen zamengebragt, doen bewerkstelligen, om in den nood van vele gezinnen, door oorlogsrampen, watersnood, enzv., éénslags ongelukkig geworden, te voorzien;

en men moet, met verrukking, bij het overzigt van dit alles erkennen, dat het menschelijk vernuft niet minder vruchtbaar is in uitvindingen, dan het hart onzer tijdgenooten doorgaans mild en edelmoedig in het verschaffen van hulpmiddelen, ter verzachting van den bangen druk der tijden, en ter leniging van de ellenden der lijdende menschheid. Het zijn in het bijzonder deNederlanders, die in dezen getoond hebben, van de voorouderlijke deugd der weldadigheid nog geenszins ontaard te zijn, en wier opofferingen ter ondersteuning der armoede schijnen te zijn aangegroeid, naarmate de middelen ter goedmaking daarvan door oorlogen, inwendige

verdeeldheden, en andere algemeene rampspoeden, hand over hand afnamen.

En echter kan men niet zeggen, dat, over het algemeen, het oogmerk van zoo vele en zoo groote weldadige pogingen bereikt, - de heerschende armoede verminderd, ik laat staan, overwonnen is geworden. Integendeel, bij ons, gelijk elders,

Johannes van den Bosch,Verhandeling over de mogelijkheid, de beste wijze van invoering, en de belangrijke voordeelen eender algemeene armen-inrigting in het Rijk der Nederlanden, door het vestigen eener Landbouwende Kolonie in deszelfs Noordelijk

gedeelte

(15)

neemt het getal der verarmde, hulp vragende familiën en huisgezinnen hand over hand toe, en in diezelfde evenredigheid krimpt het vermogen der meer gegoeden in, om hun dien onderstand te verschaffen. En zoo vermeerderen dan ook de gevaren, uit een overwigt van het verarmd gedeelte der maatschappij, in elken Staat te wachten, en, helaas! niet langer meer alleen en dikwijls voorspeld, maar in de laatste tijden met de daad, inEngeland vooral en in Frankrijk, verwezenlijkt.

Zal men nu hieruit besluiten, dat zoo vele bekwame mannen, met

voorbeeldeloozen ijver omtrent het Armenwezen alomme werkzaam, zich bedrogen hebben, hetzij dan in de opdelving der groote oorzaken van eene zoo algemeene verarming, hetzij in de keuze of berekening der hulpmiddelen, die zij daartegen hebben voorgedragen? Of wel, is het kwaad der armoede een steeds dieper het ligchaam der maatschappijen aangrijpende, onherstelbare kanker geworden, die met een gedurig aangroeijend vermogen voortwoedt, en dus eene aanstaande algemeene ontbinding aankondigt dier inrigtingen, welke aan de menschelijke zamenleving doorgaans, en uitsluitenderwijze inEuropa, ten grondslag verstrekken?

Dat zoo vele kundige mannen zich zouden bedrogen hebben in de beschouwing van een onderwerp, hetwelk, juist door deszelfs algemeenheid en belangrijkheid, aanleiding tot menigvuldige, gezette waarnemingen verschaft, en dus het grondigst kan

Johannes van den Bosch,Verhandeling over de mogelijkheid, de beste wijze van invoering, en de belangrijke voordeelen eender algemeene armen-inrigting in het Rijk der Nederlanden, door het vestigen eener Landbouwende Kolonie in deszelfs Noordelijk

gedeelte

(16)

gekend worden, - komt ons niet waarschijnlijk voor. - Ook zijn de opgaven der bronnen, waaruit de toenemende armoede onzer tijden voortspruit, zoo talrijk, zoo wel beredeneerd, en zij rusten op zulk eene menigte van, in onderscheidene Landen gedane, waarnemingen, dat men, naar het schijnt, hieromtrent geene dwaling van eenig belang of nadeelig gevolg vermoeden kan. - Mogelijk is het echter niettemin, dat niet al de middelen, ter bestrijding of wering der armoede, door hen aan de hand gegeven, gedeeltelijk zelfs hier en daar beproefd, met dezelfde vrucht kunnen worden aangewend, en dat eene min oordeelkundige keuze, of eene weinig gelukkige uitvoering van dezelve, hebbe medegewerkt, om het groote doel, dat men zich had voorgesteld, voor zoo verre hetzelve bereikbaar mag worden geacht, te doen missen.

Zoo lang het gezond verstand de mogelijkheid erkennen zal, dat in het gebrekkige der hulpmiddelen en van hare aanwending zelve, gedeeltelijk ten minste, de reden moet gezocht worden der niet genoegzame werking van alle tot hiertoe aangewende pogingen, om de toenemende armoede te bestrijden: - zoo lang zal het dan ook een heilige pligt blijven voor ieder lid der maatschappij, met al zijn vermogen te streven en mede te werken ter betere bereiking van een doel, dat door het pligtgebod van zedelijkheid en menschenliefde wordt voorgeschreven niet alleen, maar waarbij ook al de leden der maatschappij, zelfs de vermogendste, het hoogst

Johannes van den Bosch,Verhandeling over de mogelijkheid, de beste wijze van invoering, en de belangrijke voordeelen eender algemeene armen-inrigting in het Rijk der Nederlanden, door het vestigen eener Landbouwende Kolonie in deszelfs Noordelijk

gedeelte

(17)

belang hebben. Want, zoo inderdaad de armoede onzer tijden een gevolg is van onze tegenwoordige maatschappelijke inrigtingen, en dus voor eene nog

aanmerkelijke vermeerdering moet worden vatbaar geacht, gelijk de jongste toestand vanEngeland altoos, en van een gedeelte van Duitschland en Zwitserland, schijnt te bewijzen, - dan is het ook ontegenzeggelijk waar, dat hieruit eindelijk gevolgen moeten ontstaan, gevaarlijk zoo wel voor de maatschappelijke veiligheid in het algemeen, als voor het bijzonder belang der meer gegoede standen; en dat de Staat, langs dezen weg, andermaals aan beroeringen zou kunnen onderworpen worden, te hagchelijker, naarmate het getal zijner behoeftige leden zoude zijn aangegroeid, en de neiging, de drift, om zich door geweld datgene te verschaffen, wat hun door den loop der omstandigheden ontzegd is, in de grootheid hunner ellende eene sterker aanvuring zoude mogen vinden.

Het is waar, behoeftigheid en gebrek zijn eenigermate onafscheidelijk van den maatschappelijken staat des menschdoms; misschien zelfs is zij een onafscheidelijk vereischte van dat weldadig verschil van standen, waarop alle maatschappelijke orde en welvaart berusten; en het is alleen de overmaat daarvan, die, als een wezenlijk kwaad, te duchten is, en bijna altijd van eene gebrekkige inrigting getuigt.

- In welke omstandigheden ook geplaatst, en onder welk eene inrigting ook levende, kan persoonlijke ongeschiktheid, door ziekte, ouderdom,

Johannes van den Bosch,Verhandeling over de mogelijkheid, de beste wijze van invoering, en de belangrijke voordeelen eender algemeene armen-inrigting in het Rijk der Nederlanden, door het vestigen eener Landbouwende Kolonie in deszelfs Noordelijk

gedeelte

(18)

of ligchaamsgebreken veroorzaakt, den mensch buiten staat stellen, om zich door arbeid het noodige te verschaffen, en dus hem van de welwillendheid van anderen afhankelijk maken; dan, derzulken getal zal altijd gering zijn in vergelijking met de gezonde leden der maatschappij, en zoo al hun onderhoud eenig maatschappelijk bezwaar kan opleveren, is echter hun bestaan voor de samenleving niet gevaarlijk.

Eene tweede soort van armen, en wel de zoodanige, die of te lui om te arbeiden, of door wangedrag tot behoefte vervallen zijn, is dit in eene veel grooter mate; en deze klasse kan, door derzelver talrijkheid, inderdaad eene pest worden voor de maatschappij.

Dan, het is eene door de ondervinding bewezen waarheid, dat in Landen, waar eene goedePolicie bestaat, en de noodige werkhuizen zijn opgerigt, om, des noods, diegenen, welke door bedelarij hun onderhoud trachten te vinden, op te sluiten, - dit kwaad genoegzaam geweerd of voorgekomen kan worden, indien slechts ieder door een' matigen arbeid zich het noodig onderhoud verschaffen kan. In eenen Staat echter, waar dit laatste geen plaats heeft, waar geschiktheid en gewilligheid om te arbeiden niet toereiken, om aan elk het noodige te verschaffen, - zijn alle maatregelen vanPolicie ontoereikende, en hem, die daar, wegens gebrek aan arbeid, tot behoefte vervalt, is geene keuze overgelaten, dan om - of van gebrek te vergaan, of

Johannes van den Bosch,Verhandeling over de mogelijkheid, de beste wijze van invoering, en de belangrijke voordeelen eender algemeene armen-inrigting in het Rijk der Nederlanden, door het vestigen eener Landbouwende Kolonie in deszelfs Noordelijk

gedeelte

(19)

tot de milddadigheid van anderen toevlugt te nemen, of wel, (hetgeen voor zoo weinigen uitvoerlijk en meestal van noodlottig gevolg is) door uitverhuizing elders een beter lot te gaan opzoeken. De bedelarij te willen straffen, is in dit geval onregtvaardig, en deze soort van armen door liefdegiften zonder arbeid te voeden, niet alleen onstaatkundig, omdat het den geest van arbeidzaamheid uitdooft, maar ook heeft het groot getal dier behoeftigen in meest alle Landen reeds het hulpmiddel der liefdadigheid uitgeput; nog moge hetzelve toereiken, om de armen, als het ware, aan de kaken des hongerdoods te ontweldigen, en hun hoogst ellendig aanwezen met moeite te doen voortslepen: reeds is het op vele plaatsen niet meer genoegzaam, om de levensrampen en gevaren, van den staat der armoede onafscheidelijk, weg te nemen, zelfs niet om die tot eene dragelijke mate te verzachten.

En het is daarom opk deze soort van armoede, - die namelijk ontstaat, wanneer niet ieder lid der maatschappij zich een geregeld en billijk aandeel, in hetgeen de aarde tot onderhoud der menschheid oplevert, verschaffen kan, welke onze bijzondere aandacht verdient, en welke mij toeschijnt, door eene welbestuurde milddadigheid en door vrijwillige bijdragen der overige leden van den burgerstaat aanmerkelijk te kunnen worden verzacht, zoo al niet geheel overwonnen.

Die armoede, welke uit ongeschiktheid of onwil-

Johannes van den Bosch,Verhandeling over de mogelijkheid, de beste wijze van invoering, en de belangrijke voordeelen eender algemeene armen-inrigting in het Rijk der Nederlanden, door het vestigen eener Landbouwende Kolonie in deszelfs Noordelijk

gedeelte

(20)

ligheid om te arbeiden ontstaat, behoort, zoo ik meene, voornamelijk en bij uitsluiting aan de zorg der Staats-, Armen- en Gemeentebesturen te worden overgelaten, daar deze toch in het bezit zijn, zoo wel van het vereischt gezag, als van de noodige middelen, om de schadelijke uitwerkselen daarvan te voorkomen. En de wijze, hoe het geschiktst die middelen aan te wenden, is zoo dikwijls aangewezen, en mag als zoodanig bekend worden aangemerkt, dat wij het noch noodig achten, noch ons in staat gevoelen, daarbij iets belangrijks te voegen. Ook is het te verwachten, dat de hiertoe beraamde en voorhanden zijnde middelen genoegzaam aan het oogmerk beantwoorden zullen, wanneer slechts de derde oorzaak der armoede, gebrek aan arbeid namelijk, is weggenomen, ten minste voor het grootste gedeelte opgeheven.

Omtrent deze laatste soort van armoede, echter, schijnt mij het gezag, zoo wel van het Gouvernement, als der bijzondere Gemeente-besturen, weinig te vermogen, hoewel derzelver regelende en hulp biedende invloed ook daarop altijd van wezenlijk belang blijft. - Het is toch hier geenszins voldoende, dat aan deze talrijke klasse van behoeftigen, gedurende eenigen tijd, arbeid verschaft worde, om het even welke dan ook, en daarom dikwerf voor de maatschappij niet noodzakelijk, zelfs voor andere arbeidende standen schadelijk; neen, zal in dezen het bedoeld oogmerk bereikt worden, dan moet de verschafte arbeid wezenlijkproductief,

Johannes van den Bosch,Verhandeling over de mogelijkheid, de beste wijze van invoering, en de belangrijke voordeelen eender algemeene armen-inrigting in het Rijk der Nederlanden, door het vestigen eener Landbouwende Kolonie in deszelfs Noordelijk

gedeelte

(21)

van alle kanten voordeelig, en van dien aard zijn, dat een geregeld en zeker vertier van deszelfs voortbrengselen op den duur kan verwacht worden; en dit laatste kan maar zeldzaam door maatregelen van gezag worden daargesteld, zonder andere gewigtige belangen, b.v. de burgerlijke vrijheid, handels-aangelegenheden, eene algemeeneindustrie, enzv., te krenken: het kwijnend lot van zoo vele, anders wel berekende en wel bestuurde Armen-inrigtingen strekke daarvan ten bewijze!

Eene vrijwillige overeenkomst van een aanmerkelijk getal leden der maatschappij, om aan werkeloozen arbeid te verschaffen, en om de voortbrengselen van dezen arbeid bij voorkeur te gebruiken, zou hier van betere uitwerking kunnen zijn. Dan, zelfs deze maatregel, die, gelijk wij nader zien zullen, zonder de vereischte

voorzorgen dikwerf schadelijk in hare werking is, bezit ook nog dit gebrek, dat dezelve doorgaans, aan de zijde dergenen, die zich daartoe vrijwillig verbinden, van hunne luim en andere toevalligheden afhankelijk is, en in alle geval eene zekere opoffering met zich brengt, welke met het heerschend zelf belang geenszins strookt: gevolgelijk heeft deze maatregel, volgens den gewonen loop der dingen, geen' waarborg voor deszelfs duurzaamheid, maar voert integendeel de kiemen van het verval in zichzelven mede. Indien men derhalve verkoos, van dit middel, - in ons Vaderland zoo dikwijls met te weinig gevolg beproefd, - gebruik te maken, zou het noodzakelijk zijn, deze

Johannes van den Bosch,Verhandeling over de mogelijkheid, de beste wijze van invoering, en de belangrijke voordeelen eender algemeene armen-inrigting in het Rijk der Nederlanden, door het vestigen eener Landbouwende Kolonie in deszelfs Noordelijk

gedeelte

(22)

opoffering zoo gering mogelijk te maken, en daaraan eene slechts kortstondige during te geven; doch dan ook zou hetzelve weinig geschikt zijn, om in genoegzame mate aan de heerschende werkeloosheid en schrikbaar toegenomene armoede onzer tijden, een toereikend herstellingsmiddel te verschaffen; tenzij men tevens aan hetzelve die rigting wist te geven, dat men daardoor niet alleen voor eenigen tijd aan arbeid behoevenden het noodig werk bezorgde, maar ook dezen daardoor in staat stelde, om zich in de toekomst, zonder ondersteuning van anderen, het noodige te verkrijgen: gelijk b.v. zou kunnen geschieden, door den handen-arbeid van de zwakkere leden der huisgezinnen, in het vervaardigen van kunst-produkten, te doen gepaard gaan met zwaarderenproductiven arbeid, neem eens, door het vruchtbaarmaken en beteelen van nog onbebouwde gronden, indien men tot het bebouwen van zijnen akker het benoodigde kan zamenbrengen, waartoe dan de sterkere hand der overige huisgenooten zou vereischt worden, en door vereeniging van welk een en ander in het duurzaam onderhoud der familiën zou kunnen worden voorzien.

De mogelijkheid van zulk eene onderneming te betoogen, en aangaande de wijze van derzelver uitvoering zekere wenken te geven, is het hoofdzakelijk doel, dat wij ons in de volgende bladen hebben voorgesteld. Het zal derhalve overbodig zijn, in al die bijzonderheden te treden, welke anders eene opzettelijke Verhandeling over de Armen-inrig-

Johannes van den Bosch,Verhandeling over de mogelijkheid, de beste wijze van invoering, en de belangrijke voordeelen eender algemeene armen-inrigting in het Rijk der Nederlanden, door het vestigen eener Landbouwende Kolonie in deszelfs Noordelijk

gedeelte

(23)

tingen in het algemeen zou mogen vorderen, en waarover anderen meer dan ééns uitvoerig gehandeld hebben; zoo wel als de gebiedende noodzakelijkheid, het nut, en de belangrijke strekking eener poging van dezen aard, in onze tijden, uitvoerig te betoogen. Wij meenen veilig als eene zekerheid te mogen aannemen, dat het geheel van onze Verhandeling de levendigste overtuiging hieromtrent zal doen geboren worden, bij allen, die door eigene waarneming en nadenking daarvan nog niet genoegzaam mogten zijn ingelicht en overtuigd.

Meer bepaald en onmiddellijk behoort het tot het ontwerp, zoo wel als tot het onderwerp, dezer Verhandeling, - de oorzaken aan te wijzen, waaraan het is toe te schrijven, dat ook dan, wanneer eene maatschappij voorzien is van de genoegzame hulpmiddelen, om aanal derzelver leden een toereikend onderhoud te verschaffen, niettemin een gedeelte derzelve buiten de mogelijkheid gesteld kan worden, om daarvan een billijk aandeel voor zich te bekomen, welke staat van zaken derhalve te beschouwen is als eenehoofdbron der nationale verarming, en tevens, gelijk wij zullen doen zien, als een onvermijdelijk gevolg van onze maatschappelijke inrigtingen zelve. - Hierna zal het gepast zijn, dat wij den omvang van dit kwaad in al deszelfs invloed en gevolgen trachten op te sporen. - Wij zullen vervolgens de middelen moeten nagaan en ontwikkelen, geschikt om hetzelve te bestrijden, en het groot aantal der behoeftigen van deze soort

Johannes van den Bosch,Verhandeling over de mogelijkheid, de beste wijze van invoering, en de belangrijke voordeelen eender algemeene armen-inrigting in het Rijk der Nederlanden, door het vestigen eener Landbouwende Kolonie in deszelfs Noordelijk

gedeelte

(24)

altoos te verminderen, voor zoo veel dit onder het bereik der pogingen van bijzondere personen vallen kan. - Eindelijk verwacht de Lezer ongetwijfeld, dat wij ook iets zullen zeggen aangaande de wijze van in werking brengen des voorgedragen ontwerps, en om de middelen te vinden, die daartoe vereischt worden. - En ziedaar de hoofdzaken, welker beknopte overweging wij ons in deze, op geenen anderen lof, dan dien van aan een allergewigtigst belang der maatschappij nuttig te zijn geweest, aanspraak makende Verhandeling hebben voorgesteld.

Daar echter eene algemeene beschouwing van dit onderwerp in eenen Staat, zoodanig zamengesteld als de onze, eene verscheidenheid van plaatselijke kundigheden vordert, welke van elken bewoner des noordelijken deels ten aanzien van de zuidelijke gewesten noch verwacht noch billijkerwijze gevorderd kunnen worden, hebben wij ons verpligt geacht, onze overwegingen, opgaven en voorslagen, meestal tot het eerstgenoemde gedeelte des Vaderlands te bepalen. Wij durven echter gelooven, dat, indien dezelve nuttig en uitvoerbaar mogten worden geoordeeld, daarvan ook met de noodige wijziging in het zuidelijk gedeelte zal kunnen worden gebruik gemaakt. - En in dit geval zal het wel niet ontbreken aan zulke Landgenooten, die, beter dan wij, bekend met de plaatselijke aangelegenheden van dien oord, in staat en genegen zullen zijn, om het daartoe vereischte, met toepassing op deBelgische Provinciën, aan de hand te geven.

Johannes van den Bosch,Verhandeling over de mogelijkheid, de beste wijze van invoering, en de belangrijke voordeelen eender algemeene armen-inrigting in het Rijk der Nederlanden, door het vestigen eener Landbouwende Kolonie in deszelfs Noordelijk

gedeelte

(25)

Eerste hoofdstuk.

Over de oorzaken der armoede, voor zoo ver die uit onze

maatschappelijke inrigtingen, en uit den tegenwoordigen toestand der maatschappijen ontstaat.

Wij hebben reeds gezegd, dat de bijzondere oorzaken van die soort van armoede, welke uit ongeschiktheid of onwilligheid tot den arbeid ontstaat, en waarover door anderen op eene voldoende wijze gehandeld is, tot het veld onzer tegenwoordige beschouwingen niet behooren.

Wij bepalen ons thans tot eene andere soort van behoeftigheid, geboren uit gebrek aan arbeid, en dus, tot dien ziekelijken toestand der maatschappijen, waarin een groot aantal harer leden buiten de mogelijkheid wordt gesteld, om, ondanks derzelver geschiktheid en bereidwilligheid daartoe, door arbeid een bestaan te verwerven.

Indien men dezen ongunstigen toestand der maatschappij konde toeschrijven aan de onevenredigheid tusschen de gevorderde en verkrijgbare bestaanmiddelen van de eerste noodzakelijkheid voor allen, dan

Johannes van den Bosch,Verhandeling over de mogelijkheid, de beste wijze van invoering, en de belangrijke voordeelen eender algemeene armen-inrigting in het Rijk der Nederlanden, door het vestigen eener Landbouwende Kolonie in deszelfs Noordelijk

gedeelte

(26)

zou de oorzaak spoedig gevonden zijn, daar voorzeker, zoodra het aan middelen ontbreekt, om de behoeften van allen te bevredigen, en te dien einde aan de arbeidende klassen werk te verschaffen, het geheele ligchaam der natie daaronder lijden en op den duur bezwijken moet, - even gelijk het menschelijk ligchaam van lieverlede uitteert, wanneer het noodig voedsel daaraan ontbreekt, en de werking der maag stilstaat; doch dan ook zou het onmogelijk zijn, voor zulk eene maatschappij eenig ander redmiddel uit te denken, dan alleen het verminderen van de al te sterke bevolking door uitverhuizing van het overtollig gedeelte, en het inkrimpen der nationale verteringen: het één is een geweldig, het ander, in den tegenwoordigen staat van zaken, een zoo goed als onuitvoerbaar middel.

Dan, dit is voor als nog geenszins het geval vanEuropa(*). Nog brengt de aarde in eene ruime

(*) Er zijn, ja wel, wijsgeerige Schrijvers geweest, die beweerd hebben, datEuropa overvolkt is, en dat deze en gene Landen, met nameFrankrijk, aan deze oorzaak voornamelijk eene toenemende nationale verarming te danken hebben. DE PAUW, onder anderen, beweerde, datFrankrijk en België, om op den duur te kunnen blijven bestaan als natie, ten minste om de 50 jaren eene frissche bloedlating door den oorlog noodig hebben. - Dan, in ernst gesproken, kan zoo iets het geval van geen Land immer zijn, zoo lang er nog in deszelfs bodem, nijverheid en betrekkingen, een voorraad van ongeopende welvaartsbronnen overblijft, gelijk metFrankrijk en België zeker het geval is. - Iets anders is de bewering, waarvan wij de geheele waarheid toestemmen, dat de al te groote bevolking der hoofdsteden eene instorting door eigene zwaarte bedreigt, of, gelijkPOPE, meenen wij, het uitdrukt, eene Staats-beroerte, als het gevolg van al te zware ophooping des bloeds in het hoofd van den Staat.

Johannes van den Bosch,Verhandeling over de mogelijkheid, de beste wijze van invoering, en de belangrijke voordeelen eender algemeene armen-inrigting in het Rijk der Nederlanden, door het vestigen eener Landbouwende Kolonie in deszelfs Noordelijk

gedeelte

(27)

mate voort alles, wat tot onderhoud harer gezamenlijke bewoners gevorderd wordt.

Deze stelling bewijst zich zelve hierdoor, dat, hoe kommervol de tijden ook zijn, en hoe hoog de jammeren der menschheid ook zijn gestegen, nog altijd een gedeelte van derzelver bewoners in overvloed en weelde leeft, terwijl zelfs de minst

begunstigden ten minste het leven rekken, en dus van het noodigste onderhouden worden: wel is waar, bijkans alleen door de mededeelzaamheid en bijdragen der overigen; dan, hoe bekrompen het aandeel, hetwelk zij van de vruchten der aarde genieten, ook zijn moge, zulks bewijst niettemin, dat het aan de eerste behoeften des levens voorallen, des noods, niet ontbreekt. Men heeft wel, bij gelegenheid van groote schaarschheid en harde winters, meermalen met ophef gesproken van een aantal menschen, hier en daar aan den hongerdood, of van eigenlijkgebrek, gestorven; doch, bij nader onderzoek dezer gevallen, heeft men altoos bevonden, dat meestal andere bijkomende oorzaken den dood der lijders bewerkt hadden; en dus mag het getal der door volstrekte

Johannes van den Bosch,Verhandeling over de mogelijkheid, de beste wijze van invoering, en de belangrijke voordeelen eender algemeene armen-inrigting in het Rijk der Nederlanden, door het vestigen eener Landbouwende Kolonie in deszelfs Noordelijk

gedeelte

(28)

armoede stervenden, vergeleken met de duizend millioenen menschen, waarop men de aardbevolking schat, gerekend worden zoo goed als = o te zijn. - Zulks neemt nogtans niet weg, dat de betrekkelijkemassa der armoede in bijkans alle hedendaagsche maatschappijen zeer veel te groot is, om een gelukkig geheel op te leveren, en dat deze wanorde in het heilzaam evenwigt voornamelijk hieruit geboren wordt, dat het al te vele leden der maatschappij aan de gelegenheid mangelt, om zich door arbeid een geregeld en billijk aandeel in de voortbrengselen der aarde te verschaffen.

De oorzaak van dit te kort aan arbeid kan in niets anders gelegen zijn, dan in den aard onzer maatschappelijke inrigtingen: want, indien wij ons eenen Staat voorstellen, die in het bezit is van zoo veel bebouwbaren grond, als noodig is, om het behoeftig bestaan aan allen te verzekeren, - dan zal aan niemand dergenen, die aldaar arbeiden kan en wil, het daartoe vereischte ontbreken, zoo lang aan ieder zoodanig inwoner een ter zijner voeding en onderhouding toereikend aandeel van den aanwezigen grond wordt toegewezen.

Alleen in zulke maatschappijen, waar de grond, en alles wat slechts vatbaar is, om een bijzonder,producerend eigendom te worden, aan eenige weinigen behoort, terwijl de overigen van alle goed-bezitting zijn uitgesloten, - vinden wij dan zelfs, wanneer de grond het noodige tot onderhoud vanallen werkelijk voortbrengt, rijkdom en armoede in

Johannes van den Bosch,Verhandeling over de mogelijkheid, de beste wijze van invoering, en de belangrijke voordeelen eender algemeene armen-inrigting in het Rijk der Nederlanden, door het vestigen eener Landbouwende Kolonie in deszelfs Noordelijk

gedeelte

(29)

derzelver beide uitersten, dat is, menschen, die, dikwerf zonder iets te doen, in overvloed leven, en vele anderen, die, bij gebrek van arbeid, alleen door het medelijden en de giften der overigen bestaan; terwijl wederom eene derde klasse belast is met al den arbeid niet alleen, welke tot derzelver eigen bestaan gevorderd wordt, maar ook, die ten behoeve van de overige standen der maatschappij noodzakelijk is.

Eene zoo onevenredige verdeeling tusschen arbeid en genieting kan alleen dan ontstaan, wanneer de ééne mensch een zeker regt op den arbeid des anderen verkrijgt. Zoo lang toch ieder verpligt is, om zich door eigen' arbeid te voeden, is er geen genot zonder arbeid denkbaar; zelfs moet in dezen toestand - welke

eenigermate die derIndiaansche volksstammen in de Europésche Koloniën is, - de wensch naar meerdere bezittingen, inzonderheid van grond, dan men zelf met de zijnen bewerken kan, zeer gering zijn, uit hoofde der onmogelijkheid, om daarvan de vrucht te genieten. Doch, zoodra het middel was uitgevonden, om zich, hetzij door geweld, beding, ruiling van waarden, of op wat wijze dan ook, een regt op, of aandeel in anderer arbeid te verschaffen, was het ook mogelijk, zich aan de algemeene noodzakelijkheid des arbeids te onttrekken, en ten koste van anderen, immers van hunne werkende krachten, te bestaan.

In den kinderlijken staat der maatschappij is hoogstwaarschijnlijk geweld het eerste middel ge-

Johannes van den Bosch,Verhandeling over de mogelijkheid, de beste wijze van invoering, en de belangrijke voordeelen eender algemeene armen-inrigting in het Rijk der Nederlanden, door het vestigen eener Landbouwende Kolonie in deszelfs Noordelijk

gedeelte

(30)

weest, hetwelk men heeft aangegrepen, om zich van de noodzakelijkheid des arbeids te onttrekken. Het oorlog, dat troetelkind zoo wel als de voedster der hebzucht, schijnt al vroeg dienstbaar te zijn geweest, om anderen, van hunne vrijheid beroofd, tot bloote werktuigen en middelen ter verbetering van eigen' toestand te gebruiken.

Van den oogenblik af, dat menschen een bijzonder en vervreemdbaar eigendom van anderen konden worden, was het ook mogelijk, aan zijne bezittingen eene onbepaalde uitbreiding te geven, omdat, zelfs wanneer men voor alsnog de middelen niet bezat, om den verkregen' grond te bebouwen, men hopen kon, het daartoe vereischte in de toekomst te verkrijgen, hetzij door ruiling voor hetgeen de bebouwde grond reeds opleverde, of wel, door een' nieuwen roof.

Van toen af ook bestond er, zoo al geene volstrekte armoede, dan toch eigenlijk genoemderijkdom in de maatschappij. Eindelijk heeft in de meeste Landen van Europa de stem der rede en der menschelijkheid, na lange worsteling, gezegepraald over het belang van eenige ondeeligen, en een einde gemaakt aan het veeleeuwig ontëerend misbruik, dat de mensch - de eenige onder al de bewoners dezer aarde, die door zijn meerder vernuft de kunst heeft uitgevonden, om zijns gelijken tot een slaafsch werktuig, ter bevrediging zijner oogmerken en wenschen, te verlagen, - van de edelste der gaven, hem door zijnen Schepper verleend, gemaakt heeft.

Door de vernietiging der slavernij is inderdaad

Johannes van den Bosch,Verhandeling over de mogelijkheid, de beste wijze van invoering, en de belangrijke voordeelen eender algemeene armen-inrigting in het Rijk der Nederlanden, door het vestigen eener Landbouwende Kolonie in deszelfs Noordelijk

gedeelte

(31)

aan de regtvaardigheid een offer, harer waardig, gebragt; dan, de al te groote ongelijkheid der bezittingen, dat hoofdkwaad, door het stelsel van lijf-eigenschap voornamelijk(*)gesticht, met al de gevolgen, die daaruit voortvloeijen, is door deze afschaffing geenszins te gelijk vernietigd. Zoo lang toch die groote ongelijkheid blijft bestaan, zoo lang alles, wat slechts vatbaar is, om een bijzonder eigendom te worden, in de handen van eenige weinige leden der maatschappij berust, en de groote meerderheid van alle goedbezitting is uitgesloten, - zijn de laatsten van de eersten geheel afhankelijk, omdat zij hunnen arbeid tot zelfonderhoud niet kunnen bezigen, zonder het gebruik der middelen, in welker uitsluitend bezit de eersten gesteld zijn, en dus behouden deze hierdoor de magt, om het vruchtgebruik hunner eigendommen, alleen op hunne eigene voorwaarde, aan de niet-bezitters af te staan;

dat is, met andere woorden, om eene gedurige schatting te heffen op derzelver arbeid. - In alle wel bevolkte Landen vanEuropa is deze schatting zoo groot, dat de vergelding daarvoor, in den ge-

(*) Voornamelijk zeggen wij, dewijl het niet te ontkennen is, dat ook andere oorzaken, b.v.

menschelijke domheid en bijgeloof, de overtreffing van sommigen door eene grootere mate van schranderheid, stoutheid, dapperheid, verkregen rijkdommen buiten den staat van oorlog, enzv., het hare daartoe hebben bijgedragen.

Johannes van den Bosch,Verhandeling over de mogelijkheid, de beste wijze van invoering, en de belangrijke voordeelen eender algemeene armen-inrigting in het Rijk der Nederlanden, door het vestigen eener Landbouwende Kolonie in deszelfs Noordelijk

gedeelte

(32)

wonen arbeid, naauwelijks genoeg oplevert voor het dagelijksch onderhoud der arbeidende familiën.

De persoonlijke slavernij, ja, is afgeschaft; dan, wij mogen het ons niet ontveinzen, die van deze laatste menschen-klasse duurt niettemin voort. Zij toch, wien het niet vergund is te bestaan, dan onder voorwaarden, hun door anderen voorgeschreven, zijn te zeer afhankelijk, om als vrije wezens beschouwd te kunnen worden. - Vruchteloos zal men mij tegenwerpen, dat de toestand der arbeidende en

onvermogende klasse door onze maatschappelijke inrigtingen aanmerkelijk gewijzigd wordt, en dus geheel niet ondragelijk is: men vestige slechts het oog op die

duizenden van ongelukkigen, die, in weerwil hunner bekwaamheid en bereidwilligheid om te werken, inderdaad honger en dorst lijden, ongekleed door de winterkoude verkleumen, terwijl zij, in schamele hutten opéén gestapeld, bij mangel van de noodige reiniging, aan het ongedierte ter prooi verstrekken, en tot de hoogst mogelijke zedelijke verlaging afdalende, eindelijk in hunne verpeste holen, na al de folteringen van den kampstrijd der natuur met de ontbinding in eene dubbele mate ervaren te hebben, door den dood weldadig worden afgelost. - Is het getal der eigenlijke slaven, op de geheele aarde, wel ooit grooter geweest, dan thans nog dat dezer ongelukkigen inEuropa, en was de toestand der eersten bij dien der laatsten, over het geheel, wel immer te vergelijken?

Johannes van den Bosch,Verhandeling over de mogelijkheid, de beste wijze van invoering, en de belangrijke voordeelen eender algemeene armen-inrigting in het Rijk der Nederlanden, door het vestigen eener Landbouwende Kolonie in deszelfs Noordelijk

gedeelte

(33)

Ziet daar het antwoord op eene tegenbedenking, welke hij alleen maken kan, die met den waren toestand dezer ongelukkigen geheel niet bekend is, of die waant, aan zijne verpligtingen genoeg te doen, door zich hun lijden te ontveinzen.

Dan, misschien twijfelt men nog, of de toestand van zoo vele millioenen

ongelukkigen wel waarlijk als een noodzakelijk gevolg der groote ongelijkheid van bezittingen moete worden aangemerkt, en of niet misschien eerder aan andere oorzaken, dan deze, eene ellende behoore te worden toegeschreven, welker aanblik zelfs een menschenhater niet zonder medelijden verdragen kan?

Laat ons, om dit te onderzoeken, op den gewonen loop der menschelijke zaken het oog slaan, om den aard des bijzonderen rijkdoms, deszelfs natuurlijke strekking, om in eene welbevolkte maatschappij een aantal handen van den arbeid uit te sluiten(*), oplettend gadeslaan; en laat ons daarna

(*) Daar het heerschend begrip of vooroordeel den bijzonderen rijkdom gewoon is aan te zien als het middel, om aan de onvermogende standen der maatschappij werk teverschaffen, kan het den minkundigen voorkomen als eene tegenstrijdigheid, te beweren, dat dezelve hen van den arbeiduitsluit. Om deze schijnbare wonderspreuk op te lossen, behoeft men enkel zich te herinneren het groot verschil, dat er bestaat tusschen arbeid ten eigen nutte en gehuurden, geleenden, inderdaad gedwongen' arbeid, waarvan demate volstrekt afhangt van de luim des rijken, en de voordeelen, buiten een thans ontoereikend dagloon, geheel aan zijne zijde vallen.

Johannes van den Bosch,Verhandeling over de mogelijkheid, de beste wijze van invoering, en de belangrijke voordeelen eender algemeene armen-inrigting in het Rijk der Nederlanden, door het vestigen eener Landbouwende Kolonie in deszelfs Noordelijk

gedeelte

(34)

de waarheid onzer bevinding, in dezen, aan den werkelijken toestand der volken, in onderscheidene Landen vanEuropa, ter toetse brengen.

Vooraf, echter, zal het nuttig zijn, aan te merken, dat het gebruik, hetwelk doorgaans van het geld gemaakt wordt, het doorgaand dwalend denkbeeld heeft doen ontstaan, alsofrijkdom en bezit van geld dezelfde zaak waren, daar velen deze twee denkbeelden moeijelijk kunnen van één scheiden. Geld, intusschen, is op zich zelf geen rijkdom: deze bestaat in het ruim bezit van hetgeen wezenlijke waarde tot onderhoud en veraangenaming des levens heeft, en dus, daar dit alleen door arbeid verkrijgbaar is, in het uitgestrekt vermogen, om over den arbeid naar welgevallen te kunnen beschikken. Dus is geld alleenlijk hetrepresentatief des rijkdoms, de maatstaf, waarnaar de arbeid onderling in maatschappij wordt afgemeten, en hetzelve heeft alleen in zoo verre waarde, als daarvoor arbeid of vrucht van arbeid kan gekocht worden. Daar ondertusschen het denkbeeld, dat men doorgaans aan het woordgeld verbindt, tot verwarring van begrippen kan aanleiding geven, zullen wij ons daarvan, zoo weinig mogelijk, bedienen(*).

(*) Even zoo bedoelen wij, in het vervolg van demaatschappij sprekende, deze in het algemeen, in den uitgestrektsten zin, en niet eenigen bijzonderen Staat. Zoodra het hiervan zake is, zal zulks behoorlijk worden aangeduid.

Johannes van den Bosch,Verhandeling over de mogelijkheid, de beste wijze van invoering, en de belangrijke voordeelen eender algemeene armen-inrigting in het Rijk der Nederlanden, door het vestigen eener Landbouwende Kolonie in deszelfs Noordelijk

gedeelte

(35)

Door bijzonderen of ondeeligen rijkdom versta men dan, in den tegenwoordigen staat van het maatschappelijk leven, dat vermogen, waardoor men over eene zekere hoeveelheid arbeids, tot zijn eigen nut of bijzondere doeleinden, beschikken kan.

Alle vervulling onzer behoeften toch vordert eene zekere mate van werkzaamheid, al ware het ook slechts het plukken der vruchten van een' boom, die ons aangenaam of nuttig kunnen zijn. Geen bezit van grond of ander eigendom heeft eenige waarde, dan voor zoo veel daardoor middelen van genot verkrijgbaar zijn; en daar deze alleen door arbeid worden voortgebragt, is diegeen gewis de rijkste, die over den meesten arbeid te beschikken heeft. In den eenvoudigsten staat van zamenleving, welken wij ons denken kunnen, en waarin nog geen uitsluitend regt op eenig stuk gronds of ander voortbrengsel verkregen is, wordt ieders ondeelig vermogen bepaald door eigene sterkte, persoonlijke hoedanigheden en betrekkingen; in een' van de natuur meer verwijderden staat vinden wij daarentegen, dat het vermogen niet altijd afhangt van persoonlijke krachten of hoedanigheden, maar dikwijls alleen van een verkregen of verkrijgbaar regt op den arbeid van anderen.

In beide gevallen echter, zoo wel, wanneer ieder

Johannes van den Bosch,Verhandeling over de mogelijkheid, de beste wijze van invoering, en de belangrijke voordeelen eender algemeene armen-inrigting in het Rijk der Nederlanden, door het vestigen eener Landbouwende Kolonie in deszelfs Noordelijk

gedeelte

(36)

voor zich zelven arbeidt, als wanneer reeds sommigen zich de magt verzekerd hebben, om ten koste van anderer arbeid te bestaan, maakt de gezamenlijke arbeid, die door allen verrigt wordt, het maatschappelijk vermogen uit, en het aandeel, hetwelk ieder zich daarin te verschaffen weet, het bijzonder (individueel) vermogen.

De bijzondere rijkdom kan dus, in een' algemeenen zin, alleen ontstaan en aangroeijen door het regt, dat men op den arbeid (den dienst) van anderen verkrijgt, en daarom wordt alle rijkdom in den tegenwoordigen staat van zaken verkregen, geheel of gedeeltelijk(*), ten koste des vermogens van anderen. - In een' meer bepaalden zin echter, en wanneer wij ons de verhouding der bijzondere

maatschappijen onderling tot elkander voorstellen, is de omstandtigheid denkbaar, dat een of meer leden derzelve hier of daar in vermogen toenemen, zonder dat juist andere leden van dezelfde maatschappij, tot welke zij bijzonder behooren, armer worden: dan namelijk, wanneer die rijkdom verkregen wordt ten koste van naburige of meer afgelegen volken; doch van dit geval spreken wij thans

(*) Gedeeltelijk alleen, in zoo verre de vruchten, die men door arbeid van anderen verkrijgt, voortbrengselen der natuur zijn, welke slechts behoeven opgespoord of verzameld te worden, b.v. kostbare delfstoffen, wild, visch, enzv.

Johannes van den Bosch,Verhandeling over de mogelijkheid, de beste wijze van invoering, en de belangrijke voordeelen eender algemeene armen-inrigting in het Rijk der Nederlanden, door het vestigen eener Landbouwende Kolonie in deszelfs Noordelijk

gedeelte

(37)

niet: wij zullen in het vervolg gelegenheid hebben, om daarop terug te komen. In dat oogpunt, waaruit wij thans de zaken beschouwen, is het eene doorgaande waarheid, dat de rijkdom van den één', voor zoo ver die in het vermogen bestaat, om over den arbeid van anderen te kunnen beschikken, alleen kan aangroeijen in diezelfde evenredigheid, als die van den ander' afneemt, omdat de middelen, ter bedinging van dien arbeid, zich niet in beider handen te gelijk kunnen bevinden, en omdat, naarmate de rijke van den onvermogenden diensten voor zich vordert, ook wederom handen aan anderen, vrijwilligen arbeid moeten onttrokken worden. - Ieder nogtans behoort, in eene welingerigte maatschappij, over eene zekere hoeveelheid arbeids te kunnen beschikken, die tot zijn eigen onderhoud vereischt wordt; was hij verpligt een grooter gedeelte daarvan af te staan, dan zou het overschot te zijner ondersteuning niet toereiken, en hij dus van gebrek moeten omkomen.

De algemeene rijkdom wordt derhalve bepaald door het gezamenlijk vermogen, hetwelk al de leden eener maatschappij bezitten, om meer te kunnen arbeiden, dan, strikt genomen, voor hun onderhoud noodzakelijk is; en ditsurplus van arbeid of werkvermogen, verdeeld onder een grooter of kleiner getal van hen, maakt den bijzonderen rijkdom dezer klasse van menschen uit.

Oppervlakkig schijnt het wel zoo, dat het regt, hetwelk de eene klasse op den arbeid der andere ver-

Johannes van den Bosch,Verhandeling over de mogelijkheid, de beste wijze van invoering, en de belangrijke voordeelen eender algemeene armen-inrigting in het Rijk der Nederlanden, door het vestigen eener Landbouwende Kolonie in deszelfs Noordelijk

gedeelte

(38)

krijgt, inzonderheid voor zoo verre dat als middel gebezigd wordt, om zelve zonder arbeid te bestaan, - eene natuurlijke strekking moest hebben, om den arbeid der minst begunstigde te verheffen boven het peil van eigene behoeften, en dat dus daaruit eene ruime gelegenheid moest geboren worden voor ieder, die bekwaamheid en lust tot werkzaamheid heeft, om die ook te vinden. Wij zullen echter beneden zien, dat dit geenszins het gevolg daarvan is. Integendeel ligt het in den aard der zaak opgesloten, dat, naarmate de bijzondere rijkdom grooter wordt, dat is, naarmate een grooter gedeelte des algemeenen rijkdoms het eigendom wordt van een kleiner getal personen, in diezelfde evenredigheid ook het getal der personen vermindert, - te weten, in een' welbevolkten Staat, - die te voren door eigen' arbeid hun bestaan konden vinden; en omgekeerd, in dezelfde mate, als de bezittingen eener

maatschappij meer algemeen verdeeld zijn, groeit ook de gelegenheid aan voor allen, om zich door arbeid het noodig onderhoud te verschaffen. Tot bewijs daarvan hebben wij ons slechts eenen Staat voor te stellen, waar het regt van eigendom in deszelfs volle uitgestrektheid is ingevoerd, en waarvan de eene klasse reeds door het schier uitsluitend bezit van al den grond, op den arbeid der anderen, eene genoegzaam geldige aanspraak verkregen heeft, om ten koste van dezelve te bestaan. Stellen wij tevens vooruit, dat de grond van dezen Staat het noodige tot levens-

Johannes van den Bosch,Verhandeling over de mogelijkheid, de beste wijze van invoering, en de belangrijke voordeelen eender algemeene armen-inrigting in het Rijk der Nederlanden, door het vestigen eener Landbouwende Kolonie in deszelfs Noordelijk

gedeelte

(39)

onderhoud van allen oplevere, en dat de onevenredigheid tusschen bezitters en niet-bezitters nog geens-zins tot die hoogte is geklommen, dat daardoor eenig lid der maatschappij van den arbeid zoude zijn uitgesloten, of wel, dat zij, wien dit lot door de reeds bestaande onevenredigheid ten deele viel, naar elders zijn verhuisd:

- met één woord, verbeelden wij ons eenen Staat, waarin, hoewel er ongelijkheid van bezittingen plaats hebbe, niettemin nog alle inwoners toereikenden arbeid vinden kunnen en het eigen onderhoud bekomen. Laat ons tevens eene zekere

evenredigheid aannemen, in welke de onderscheidene klassen der burgers van dien Staat zijn afgedeeld; b.v. er zij ¼ gedeelte in het zoo goed als uitsluitend bezit gesteld van allen eigendom, ¼ besta uit kunstenaars en handwerkers, en de overige

½ houde zich met den akkerbouw bezig(*); de gezamenlijke arbeid der werkende klassen zij ten volle genoegzaam, om aan allen een toereikend onderhoud te bezorgen, waarin de goedbezitters deelen door hetgeen de arbeidenden aan hen opbrengen voor het vruchtgebruik der hun afgestane goederen, en de overige standen door onderlinge inruiling van de noodige levensbehoeften tegen het overvloedige van hunnen arbeid, of der voortbrengselen van denzelven. - Laat ons nu

(*) Het spreekt van zelf, dat onder de twee laatste gedeelten het verarmde deel des geheelen volks moet geacht worden verspreid te zijn.

Johannes van den Bosch,Verhandeling over de mogelijkheid, de beste wijze van invoering, en de belangrijke voordeelen eender algemeene armen-inrigting in het Rijk der Nederlanden, door het vestigen eener Landbouwende Kolonie in deszelfs Noordelijk

gedeelte

(40)

zien, hoedanig de aanwas des rijkdoms van eenige leden dezer maatschappij dit evenwigt verbreken kan, en welke gevolgen daaruit eigenaardig moeten voortvloeijen, zonder dat in eenig geval het noodige tot onderhoud van allen aldaar eene volstrekte vermindering onderga.

Stellen wij te dien einde het geval, dat de ééne helft der goedbezitters verarme, en daarentegen de andere helft rijker worde, - dat b.v. ⅛ der natie in het bezit van alle goederen gerake, en het ander ⅛ daarvan geheel worde uitgesloten. Natuurlijk is het, dat de aldus verrijkte, thans al de inkomsten der vaste goederen genietende, die te voren door een dubbel getal van menschen genoten werden, nu ook aan de klasse der kunstenaars en ambachtslieden dezelfde mate van arbeid zal kunnen doen verrigten, als voormaals het geheele ¼; en dus zullen wij beginnen met aan te nemen, dat in den aanvang werkelijk de arbeid der overige klassen op den ouden voet geregeld blijft; houden wij ons, van deze onderstelling uitgaande, allereerst en bepaaldelijk bezig met het verarmd ⅛, dat is, met de thans van hunne vorige bezittingen beroofde leden.

Voor dezen, thans ontzet van datgene, waarin zij te voren meer dan de noodige middelen van bestaan vonden, is geene andere toevlugt overgebleven, dan te arbeiden ten behoeve van anderen, ten einde in ruiling daarvan zoodanige zaken te erlangen, als hun onderhoud vordert. Dan, tot welken arbeid zullen zij zich bepalen? Die der kunste-

Johannes van den Bosch,Verhandeling over de mogelijkheid, de beste wijze van invoering, en de belangrijke voordeelen eender algemeene armen-inrigting in het Rijk der Nederlanden, door het vestigen eener Landbouwende Kolonie in deszelfs Noordelijk

gedeelte

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Ook zullen, na de moeilijkheden betreffende de hoofd- bestuursverkiezing op het vorige kongres en de uitspraken van de ge- schillencommissie hierover (zie ?1- ders

Daarbij kijkt zij zowel naar de belangen van de patiënten die in aanmerking komen voor vergoeding van een bepaalde interventie, als naar de belangen van patiënten met

In De blinde passagiers geeft met name de onzekere restaurateur (van oude schilderijen) Maurice Schotel zich eraan over.. Als het werk hem onmogelijk wordt gemaakt, doordat

Soo moet men om kort te sijn alleen verstaan: dat, een Popken ende Gulde-Popken; wy sullen 't maar betrekken tot de Dierkens sonder voeten, naademaal in de andere (alswe verder

Brachialis Distale helft anterior oppervlak humerus.. Coronoid process en

Nog in de negentiende eeuw worden'er lieden gevonden die het, omtrent dat punt, met de oude Druïden volkomen eens zyn; maer, gelukkiglyk voór het tegenwoórdig geslacht, de

Men heeft de Indianen, - de ééne natie minder, de andere meer, - lui, lafhartig, wreed en moordzuchtig genoemd, en hoewel niet zonder allen grond, meen ik echter, dat deze

Wanneer we zijn aangeland in het Interbellum, vertellen de au- teurs er bijvoorbeeld lustig op los over de lage prijzen in deze tijd ('Je verlangt bijna terug naar 1921 toen