Mijn keuze voor een duale opleiding kwam tot stand doordat ik na het afronden van de mbo opleiding Bouwkunde op het Koning Willem 1 College graag door wilde groeien in het vak en dan voornamelijk als bouwtechnisch ontwerper. Een belangrijk vereiste vond ik om werkervaring op te doen in het bedrijfsleven. Zodoende heb ik gekozen voor een duale opleiding aan de Avans Hogeschool te Tilburg.
Een duale opleiding is een parttime opleiding waarbij drie dagen per week ervaring wordt opgedaan in de beroepspraktijk. Daarnaast worden de twee overige dagen besteed aan colleges en/of zelfstudie. Mijn werkervaring wordt opgedaan bij luijten|smeulders|architecten.
Luijten|smeulders|architecten, (in het vervolg LSA) is gevestigd aan het Wilhelminapark te Tilburg. Het is een middelgroot architectenbureau bestaande uit circa 20 medewerkers die verantwoordelijk zijn voor het ontwikkelen van projecten in o.a. zorg-/ gezondheidszorg, wonen, onderwijs, multifunctionele wijkcentra en bedrijfsgebouwen etc. (voor meer bureau informatie zie de internetsite: www.luijten-smeulders.nl).
Ik ben gedurende mijn periode bij lsa vooral bezig geweest met Sancta Maria te Zevenbergen. Sancta Maria is een woon- zorgcomplex bestaande uit 7 bouwdelen dat in 2 bouwfases gerealiseerd zal worden. De realisatie van de 1ste bouwfase is gestart in de zomer van 2008. De werkzaamheden die ik heb verricht, zijn het maken en volgen van het uitvoeringsplan en dan met name voor bouwdeel 1, 2, 3 en 4. Medio 2010 wordt er gestart met de 2de bouwfase. De werkzaamheden die ik heb verricht voor deze fase zijn het maken van bouwvoorbereidingstekeningen.
Figuur: 3D-model sancta maria te zevenbergen
Afstudeeronderwerp: passief bouwen
De minor fase heb ik gebruikt om meer knowhow te ontwikkelen over het thema: Cradle to Cradle, dat op dit moment zeer hot is. Cradle to Cradle gaat volgens de grondleggers uit van ‘natuurlijke systemen’, bijvoorbeeld wind-, water- en zonne-energie. Er zijn veel overeenkomsten met passief bouwen. Passief bouwen is zonder de tussenkomst van technische installaties het energieverbruik verminderen binnen een gebouw. Een randvoorwaarde blijft het voldoen aan de huidige geldende regelgeving. Passief bouwen gaat uit van bouwkundige voorzieningen, zoals het toepassen van vegetatiedaken, zonweringen, overstekken, serres ed. met als doel het energieverbruik in de woning te verminderen, maar het comfort te handhaven. In dit verslag zal ik enerzijds onderzoeken verrichten naar de theorie over passief bouwen en anderzijds deze informatie naar mijn inziens te implementeren binnen een project van luijten|smeulders|architecten. Het project wordt op de volgende bladzijde nader toegelicht.
Figuur 1.0: logo Cradle to Cradle
Projectomschrijving: woongebouw ‘toermalijn’ te Arnhem
Het project ‘toermalijn’ te Arnhem (zie figuur 1.2a) is een woongebouw bestaande uit 9 bouwlagen (verdiepingbouw). De beganegrond zal ruimtelijk ingedeeld worden met voor iedere woning een bergruimte (15 stuks), een technische ruimte en gemeenschappelijke afvalberging. Binnen dit kader dient er ook een voorziening te worden getroffen voor het stallen van fietsen en/of motoren van de gebruikers van het woongebouw. De bovenliggende
bouwlagen worden voorzien van 15 luxe koopappartementen. Verdieping 1 t/m 7 bestaat per bouwlaag uit 2 appartementen. Verdieping 8 is voorzien van één penthouse. De woningen worden centraal ontsloten door een
portiekontsluiting.
De naam ‘toermalijn’ staat voor een zwarte halve edelsteen (zie figuur 1.2b). Het woongebouw heeft zijn naam te danken aan de moderne /strakke
uitstraling. De accenten van het ontwerp worden gelegd door het verschil van verticale en horizontale metselwerkstroken, terugliggend metselwerk, het toepassen van verschillende bakstenen (zie figuur 1.2c).
Kengetallen van woongebouw Toermalijn:
- investeringskosten: ± €
3.500.000,-- bruto vloeroppervlakte: 2638m²
- bruto inhoud: 7914m³
- onder te brengen functies: woonfuncties
c
a b
Figuur 1.2a: woongebouw toermalijn te Arnhem
Figuur 1.2b: toermalijn staat voor een zwarte halve edelsteen Figuur 1.2c: woongebouw toermalijn te Arnhem, metselwerk
De Nederlandse overheid stelt de ambitie om vanaf 2020 energieneutrale gebouwen te ontwikkelen. Doordat er op dit moment geen eisen worden gesteld ten aanzien van energieneutraal bouwen, is het voor een opdrachtgever niet interessant om energieneutraal te bouwen.
De toepassing van innovatieve installaties schroeft de bouwkosten op. Daar komt nog eens bij, dat door de, op dit moment, lage energieprijs, de installatie een langere termijn benodigd heeft om het rendement uit de installatie te behalen, terwijl de levensduur van de installatie gelijk blijft. Als gevolg hiervan kan het interessant zijn om passief te bouwen, doordat de investeringskosten hiervan lager zijn en de maandelijkse energielasten toch zullen dalen, daarentegen stijgen onderhoudskosten van het gebouw
Probleemstelling:
In hoeverre kan het woongebouw ‘toermalijn’ te Arnhem van luijten|smeulders| architecten volgens de passieve bouwmethode energieneutraal ontwikkeld worden?
Doelstelling:
Op een passieve wijze het woongebouw ‘toermalijn’ te Arnhem energieneutraal ontwikkelen.
Passief bouwen = zonder de tussenkomst van technische installaties het energieverbruik binnen een woning verminderen.
Energieneutraal = het gebouw wekt evenveel energie op, als dat het verbruikt.
2.1 zware bouwmassa
2.2 stramienenstelsel (horizontaal&verticaal)
2.3 implementatie techniek
Feedback: theoretische beschouwing, zware bouwmassa
Veel passief gebouwde referentieprojecten zijn als een lichte bouwmethode uitgevoerd, zoals houtskeletbouw, terwijl dit niet gunstig is voor het
energieverbruik van het gebouw. De zware massa van bouwmaterialen zoals, beton, kalkzandsteen, gipsblokken enz. zorgen ervoor dat afgegeven
verwarming/koeling in de ruimte wordt vastgehouden. Met als resultaat dat de stookkosten binnen het woongebouw worden verminderd.
Implementatie: woongebouw ‘toermalijn’
Bouwmethoden, welke voldoen aan het uitgangspunt zwaar bouwen binnen de woningbouw zijn: stapelbouw, gietbouw en betonelementenbouw, hieronder zal ik de bouwmethoden toelichten en mijn uiteindelijke conclusie geven over het gekozen bouwsysteem.
stapelbouw: voor deze orde van grootte van projecten (9 bouwlagen) kan de stabiliteit van het gebouw niet worden gewaarborgd, dit komt doordat vloer en wand geen homogene constructie zijn. Tevens is het stapelen van stenen een arbeidsintensieve handeling. De bouwsnelheid is laag.
gietbouw: de stabiliteit kan goed tot zeer goed gewaarborgd worden met dit bouwsysteem, de vloer en wand zijn een homogene constructie. Wel dienen er extra dwarsschijven te worden opgenomen ter voorkoming van rotatie van het gebouw. Bijkomend voordeel is dat
wanneer schijven als woningscheidende wand worden toegepast deze direct dienen voor geluid en
brandwering.
betonelementenbouw: geprefabriceerde elementen worden droog met elkaar
bevestigd. De stabiliteit wordt behaald uit
stabiliteitswanden of vloeren, welke als schijf worden uitgevoerd. Deze bouwmethode wordt veelal
toegepast in de woningbouw, (laagbouw en verdiepingbouw) bij met name grote series.
Betonelementenbouw is interessant, wanneer ieder element gelijk aan elkaar is. Anders wordt het financieel onaantrekkelijk.
Conclusie bouwmethoden:
Vanwege bovenstaande argumentatie is het voor de hand liggend dat het woongebouw in gietbouw wordt uitgevoerd. Het project van lsa zal ook volgens deze bouwmethode worden uitgevoerd, wanneer ik het uitvoeringstechnisch en kostenaspect meeneem in het verhaal.
Bij stapelbouw kan de stabiliteit van het gebouw niet worden gewaarborgd en al zou dat wel kunnen is de bouwsnelheid laag door de arbeidsintensieve handelingen, welke genomen dienen te worden op de bouwplaats. Betonelementenbouw kan dezelfde stabiliteit behalen als gietbouw. Het kostenplaatje loopt echter op, doordat het woongebouw bestaat uit verschillende gevelelementen (zie bijlagen: EPW-berekening, zwaar of licht bouwen?)
Implementatie: woongebouw ‘toermalijn’
De basis voor het opstellen van een stramienenstelsel zijn de contouren die worden gesteld vanuit het bestemmingsplan. Hierin worden de
hoofdmaatvoeringen van het gebouw omschreven. De lengte van het gebouw is overgenomen uit het definitief ontwerp (DO), dat is ontwikkeld door LSA. Deze maatvoeringen zijn over te nemen, doordat in de DO-fase het kader van het gebouw is bepaald door de verschillende gegeven randvoorwaarden. Bij de 2 blokken heb ik er rekening mee gehouden, dat het metselwerk gelijk aan elkaar is (zie figuur 2.1). Het is voor de hand liggend dat stramienen in een veelvoud van 150 of 300mm worden ontworpen. De hele bouw is gebaseerd op deze afmetingen. Kijk bijvoorbeeld maar naar tegels, plafondpanelen en beukmaten van woningen, dit wordt ook wel modulair bouwen genoemd. Hieronder worden de hoofdmaatvoeringen van het gebouw vermeld:
Figuur 2.1: bepaling van stramienstelsel
Lengte blok A = Lengte blok B
bepaling stramienen 1A – 1I (zie figuur 2.2)
totale lengte = 23500mm (buitenwerks maat tekening lsa) 23500/6x = 3916 dus mogelijke stramienmaat is E = 3750mm Stramienen 1A – 1I = 3750 x 6 = 22500mm
Bij een stramien maat van 3900mm, wordt de buitenwerksmaat van de constructie te groot, daardoor past deze niet meer binnen het ontwerpkader.
Figuur 2.2: bepaling stramien 1.A t/m 1.I
Verspringing blok A – blok B = 3000mm (afmeting komt uit tekening lsa)
stramien 1E – 1G (op basis van ontwerp lsa)
De afstand van stramien 1E – 1G, zal 6000mm bedragen.
Het is in een vroeg stadium belangrijk om te weten, welke wettelijke eisen vanuit het bouwbesluit worden gesteld aan de toe te passen trap, lift en vrije doorgang voor de bepaling van het stramienstelsel. Vanuit hier creëer je voor jezelf uitgangspunten, welke de basis vormen van het stramienstelsel.
Hieronder in de tekening worden de uitgangspunten weergegeven in beeld, deze zijn eveneens terug te lezen als bijlagen, wettelijke eisen trap, lift en vrije doorgang (zie figuur 2.3):
Figuur 2.3: bepaling stramien 1E – 1G
stramien 1B – 1F en stramien 1H – 1L
De resterende maat wordt verdeeld over 2 woningen. Dus: (22500-6000)/2= 8250mm
detailleringen constructie – stramien (zie figuur 2.4)
Hart van de woningscheidende wanden en kolommen op stramienen plaatsen. De binnenzijde eindgevels gelijk aan hart woningscheidende wanden en kolommen, zie figuur:
Breedte blok A = breedte blok B
F = 1800mm, zodat men in de woning een mogelijkheid heeft om te keren met een rolstoel, hiervoor is een ruimte van 1500x1500mm benodigd. Hart constructie wordt op stramien geplaatst, dus hier dient rekening mee gehouden te worden. Dus: 1800-250 = 1550mm (gebruiksruimte voor mindervalide rolstoelgangers).
Figuur 2.5: stramien 1.4 – 1.5
stramien 1.5 – 1.6
Figuur 2.6: stramien 1.5 – 1.6
Feedback: theoretische beschouwing, compact bouwen
Compact bouwen staat centraal bij passief bouwen. Het zorgt er namelijk voor dat de warmteverliesoppervlakte worden beperkt. Energie (warmte en koude) hebben minder ruimte (vloer, gevel en dak) om de woning te verlaten. Zo heeft bijvoorbeeld het hellend dak meer warmteverliesoppervlakte dan het platdak. Compact bouwen is niet alleen qua energiebehoefte voordelig, maar de bouwkosten zullen reduceren.
Implementatie: woongebouw ‘toermalijn’
De bruto verdiepingshoogte komt voort uit de maximale optrede (185mm) van een trap en minimale verdiepingshoogte van een verblijfsgebied (2600mm). Hieronder in het tabel staan verschillende optrede, welke veelvuldig worden gebruikt bij leveranciers voor prefab betonnen trappen. Aan deze
verschillende optrede wordt de minimale bruto verdiepingshoogte gekoppeld.
minimale bruto verdiepingshoogte
optrede netto verdiepingshoogte** bruto verdiepingshoogte
185* 2600mm 2960mm
176 2600mm 2992mm
166,67 2600mm 3000mm
Tabel 2.1: onderzoeksresultaten verdiepingshoogte
*= maximale optrede vanuit het bouwbesluit, de andere optreden zijn veelal gebruikte optrede bij leveranciers voor prefab betonnen trappen.
**= minimale vrije hoogte vanuit het bouwbesluit voor verblijfsgebieden
Conclusie:
De minimale bruto verdiepingshoogte, welke gerealiseerd kan worden is 2960mm. Deze zal ik aan houden binnen mijn project. Het gevolg is dat de vloerconstructie binnen een pakket van 2960-2600= 360mm ontwikkeld dient te worden. Dit kan zwevend of massief opgelost worden, zie hiervoor het hoofdstuk: 5. bouwfysica, geluid.
Hoofddraagconstructie
De hoofddraagconstructie van het gebouw wordt gemaakt van beton. Ik maak onderscheid tussen blok A en B (zie figuur 2.8).
Figuur 2.8: lengte/breedte blok A = lengte/breedte blok B
Voor het bepalen voor de hoofddraagconstructie is verdieping 1 het
uitgangspunt. De draagstructuur van de beganegrond komt overeen met de draagstructuur 1e verdieping. De draagstructuur van blok A van verdieping 8 komt overeen met onderliggende constructie. Het penthouse zal afwijken van de overige constructie.
Hieronder zal ik in beeld de totstandkoming van mijn hoofddraagconstructie weergeven.
Uitgangspunt 1: massief bouwen, gesloten gevels met massieve bouwmaterialen zoals beton, kalkzandsteen of cellenbeton. Beton is uitvoeringstechnisch het meest geschikt binnen dit project (zie onderzoek: zware of lichte bouwmassa?).
Uitgangspunt 2: de woningscheidende wanden meenemen als
hoofddraagconstructie (zie figuur 2.10). Deze wanden hebben dan namelijk twee functies: dragen en scheiden. Het voordeel van de woningscheidende wanden als drager, is het direct oplossen van het brand- en geluidproblemen.
Figuur 2.10 hoofddraagconstructie zowel dragend als scheidend uitgevoerd
Uitgangspunt 3: massieve eindgevels + woningscheidende wanden (zie figuur 2.11). Vanuit dit uitgangspunt wordt mijn hoofddraagconstructie bepaald.
Figuur 2.11 massief + woningscheidende wand
Hoofddraagconstructie blok A
Blok A bestaat uit: op stramien 1.A uit een schijf. De liftschacht en trappenhuis als volume. Op stramien 1.H weer een schijf en stramien 1.L een schijf met een haak (zie figuur 2.11).
Hoofddraagconstructie blok B
De overspanning van eindgevel naar woningscheidende wand (zie figuur 2.12) is te groot (11000mm), om te overspannen met een breedplaatvloer of balk in gevel. De vloeroverspanning is kleiner dan de liggeroverspanning. In de praktijk blijkt dan vrijwel altijd dat dit geen economische constructie variant is. Je moet altijd proberen om “de vloer het werk te laten doen”, dus de vloer de grote overspanning en de liggers de kleine overspanning, dan ben je goed bezig. Hier dient een hulpconstructie te worden aangebracht, zodat de overspanning kan worden verkleind.
De ‘open gevel’ aan het zuiden zal ten alle tijden met kolommen of penanten uitgevoerd moeten worden. Alleen de vloeroverspanning dient nog te worden bepaald.
variant 1
Figuur 2.13: hoofddraagconstructie
Figuur 2.14: hoofddraagconstructie + stabiliteit
Dit is variant met de vloeroverspanning van eindgevel naar woningscheidende wand. Hier dienen versterkte stroken in de vloer te worden opgenomen om de overspanning van de vloeren te kunnen afdragen naar de kolom of penant. Deze zorgen ervoor dat de belasting wordt afgedragen naar de fundering.
Stabiliteit
Allereerst zullen de vloeren vanwege het bouwsysteem uitgevoerd worden als schijf. De hoofddraagconstructie (zie figuur 2.13) wil zich met deze lengte van overspanning bij horizontale windbelasting (oranje) labiel gaan gedragen. Dit kan voorkomen worden door een schijf aan te brengen (zie figuur 2.14) en deze te koppelen aan de vloer, eindgevel en penant (schijf). Deze oplossing zorgt ervoor dat de uitgangspunten intact blijven. Dus massief bouwen bij eindgevels en woningscheidende wanden als hoofddraagconstructie.
Figuur 2.15: windbelasting op gebouw
Door de doorbuiging van de vloer is het beter consoles aan te brengen aan de woningscheidende schijf en eindgevel. Dit moet er voor zorgen ervoor dat de balkonplaten worden opgevangen. Bij de eindgevel is dit geen enkel
probleem, doordat deze in een schacht van metselwerk kan worden
weggewerkt. Bij de woningscheidende schijf verlies je het vrije beeld dat van binnen wordt gecreëerd. Dit is wat mij betreft geen optie, omdat dit ten koste gaat van het ontwerp (figuur 2.16).
Figuur 2.16: hoofddraagconstructie + stabiliteit
Voordelen:
- tot een zekere hoogte vrij indeelbaar van de woonruimte, enkel ter plaatse van penanten zijn uitgangspunten;
- de eindgevels zijn zonder extra voorzieningen te hoeven treffen massief uitgevoerd;
Nadelen:
- er dienen consoles te worden aangebracht, zodat de balkons kunnen worden opgevangen.
Variant 2
Figuur 2.17: hoofddraagconstructie
Figuur 2.18: hoofddraagconstructie + stabiliteit
In deze variant wordt de overspanning van de vloeren gekeerd. Dit betekend dat de binnenwand dragend uitgevoerd wordt en de open gevel wordt voorzien van een randbalk of versterkte strook in de vloer. De eventuele sparingen in deze wand moeten tijdens het ontwerpproces duidelijk in kaart worden gebracht, want wijzigen bij gebruik van het woongebouw is zeer lastig. De eindgevel wordt voorzien van een penant, zodat de randbalk wordt opgevangen. De overige eindgevel hoeft niet per direct dragend te worden uitgevoerd, maar in de praktijk zal de hele eindgevel als
hoofddraagconstructie meegenomen worden. Stabiliteit
Allereerst zullen de vloeren vanwege het bouwsysteem uitgevoerd worden als schijf. De woningscheidende schijf zorgt ervoor dat de verticale windbelasting (blauw) kan worden opgevangen. De schijf als binnenwand zorgt ervoor dat de horizontale windbelasting (oranje) kan worden opgevangen. Het is niet noodzakelijk de eindgevel als schijf uit te voeren. Het gebouw heeft voldoende stabiliteit, in de uitvoering zal deze eindgevel geheel worden meegenomen.
Figuur 2.19: hoofddraagconstructie + stabiliteit
Conclusie
Wanneer ik vanuit mijn uitgangspunten de constructie varianten beoordeel valt mijn keuze op variant 1. De eindgevels zijn direct massief uitgevoerd zonder extra voorzieningen te hoeven treffen. Vanuit de techniek is variant 2 beter geschikt. Een belangrijk aspect bij het maken van een keuze bij een variant voor de hoofddraagconstructie zijn: de balkons. De balkons verspringen binnen het ontwerp van LSA en doordat bij variant 1 de vloeroverspanning evenwijdig loopt aan de balkons, dienen er consoles te worden opgenomen. Dit gaat echter ten koste van de uitgangspunten van het ontwerp. Ik zal daarom variant 2 in de uitwerking opnemen. Het toepassen van consoles is geen optie, omdat het venster duidelijk zichtbaar moet blijven (voor meer informatie over deze balkons zie hoofdstuk 3 bouwtechniek, draagstructuur: galerijen).
3.1 draagstructuur
3.2 inbouw
3.3 omhulling
Fundering op palen
Uit sonderingsrapport (zie bijlagen) is gebleken dat er een fundering op palen toegepast dient te worden. De draagkrachtige grond ligt op een diepte van 20.000mm.
Funderingsbalk
Doordat het gebouw op palen wordt gefundeerd, dient er een overbrugging (kruipruimte) te worden gerealiseerd, van de bovenkant paal naar de
oplegging van de vloerconstructie van de beganegrond. Dit wordt gedaan door middel van een funderingsbalk. Deze funderingsbalk zal in het werk worden gestort. De bepaling van de grootte van de funderingsbalk wordt gedaan door: de vorstvrije aanlegdiepte, dikte wand, oplegging systeemvloer (zie figuur 3.1)
Beganegrond vloer: kanaalplaatvloer
De beganegrond maakt geen deel uit van de hoofddraagconstructie. Het beton skelet, wordt direct afgedragen naar de funderingstrook. De vloer is ontkoppeld van de betonnen wanden en hoeft daarom niet als schijf te worden uitgevoerd. Het is voor de hand liggend dat hier een
systeemvloer wordt toegepast, om de bouwtijd te reduceren. De systeemvloer wordt op de funderingsstrook opgelegd en direct afgedragen. Het gebouw haalt voldoende stabiliteit uit de bovenliggende betonconstructie.
Er zijn drie alternatieven mogelijk, namelijk: ribbenvloer, combinatievloer of kanaalplaatvloer. Met een ribbenvloer en combinatievloer haal ik mijn grootste overspanning van 7850mm niet. Het is mogelijk hier een funderingsstrook aan te brengen. Het kan bijdragen aan de stabiliteit van het gebouw, maar is niet noodzakelijk. Dus deze vloertypen vallen af. Kanaalplaatvloer is daarom het beste alternatief. Afhankelijk van de dikte van de vloer kan met een
kanaalplaatvloer een overspanning tot zelfs 19 meter behaald worden.
Constructief uitgangspunten kanaalplaatvloer voor project:
Documentatie van dycore heeft uitgewezen, dat bij een overspanning van 7850mm (grootste overspanning) een kanaalplaatvloer met een dikte van 150mm toegepast kan worden binnen het project (voor meer informatie zie
documentatie in bijlagen: dycore, kanaalplaatvloer). Figuur 3.2: oplegging kanaalplaatvloer of fundering
Prefab betonnen trap:
Bouwbesluit: Trap (Afdeling 2.5)
De vloeroppervlakte aan verblijfsgebied van het totale woongebouw is >600m², en de trap is tevens de hoofdtrap in het woongebouw, dus het gebouw moet voldoen aan tabel 2.28b, kolom B.
Zie hieronder voor de uitgangspunten:
A B
minimum breedte van de trap 0,8 m 1,2 m
minimum vrije hoogte boven de trap 2,3 m 2,3 m
maximum hoogte van de trap 4 m 4 m
minimum aantrede ter plaatse van de klimlijn 0,22 m 0,24 m
maximum hoogte van een optrede 0,185 m 0,185m
minimum breedte van het tredevlak 0,05 m 0,17 m minimum breedte van het tredevlak ter plaatse van de
klimlijn
0,23 m 0,24 m
minimum afstand van de klimlijn tot de zijkanten van de trap 0,3 m 0,3 m Tabel 3.1: Afmetingen van een trap (Bouwbesluit tabel 2.28b)
Trapelementen worden over het algemeen in beton geprefabriceerd. Leveranciers hebben een groot assortiment betreft bekistingmallen, en hoeven in de meeste gevallen alleen de breedte en hoogte van de trap aan te passen. Dit biedt veel mogelijkheden en wint de slag overduidelijk van een trap, die in het werk gestort wordt. Voor de uitvoering van de trap zie tekening C345 met bijbehorende detailleringen
Prefab betonnen kolommen:
De ‘open gevel’ aan het zuiden zal ten alle tijden met kolommen of penanten uitgevoerd moeten worden. De overspanning van eindgevel naar
woningscheidende wand is te groot (11000mm), om te overspannen met een breedplaatvloer of balk in gevel. Er dient hier een hulpconstructie te worden aangebracht. Dit zal gebeuren in beton. De hoofddraagconstructie wordt uitgevoerd in beton en het is voor de hand liggend deze in hetzelfde materiaal uit te voeren. Daar komt bij dat beton goede brandeigenschappen heeft, zodat de constructie bij brand staande blijft. De hoge productie en uitvoering zeggen
mij dat de kolommen beter in de fabriek geprefabriceerd kunnen worden. 4 * 8 (verd.) = 32 prefab kolommen (lengte: 2660mm–20 mm stelruimte= 2640mm.)
In het werk storten is arbeidsintensief en er dienen meerdere mallen te worden toegepast. Wel dient rekening te worden gehouden met de levertijd.
Dus tijdig aangeven van fabricage is noodzakelijk. Voor de uitvoering van de prefab kolommen zie tekening C344 met bijbehorende detailleringen.
Figuur 3.3 Figuur 3.4
Figuur 3.3 gains ter bevestiging van prefab beton bij aangestorte constructies. Figuur 3.4 bovenzijde prefab kolom voorzien van verankeringen en deze bevestigen aan bovenliggende aangestorte verdieping
Galerijen/balkons
Galerijen en balkons worden geprefabriceerd. In het werk storten is arbeidsintensief en zorgt er tevens voor dat het balkon geheel thermisch
ingepakt dient te worden (zie figuur 3.5). De galerijplaten worden gesteld nadat de breedplaatvloeren zijn gesteld en voor het stortproces van de vloer-
constructie. Voordeel hiervan is dat de galerijen direct dienen als randbekisting.
Figuur 3.5: thermische schil na doorleggen vloerconstructie (ideale
Een verjonging aanbrengen ter plaatse van het balkon is de ideale detaillering. Dit is echter binnen het kader van dit project niet mogelijk, wanneer ik
galerijplaten niet wil voorzien van consoles. Het moment van het balkon is te groot dat deze afgedragen kan worden door het verjongde vloerdeel.
Hierlangs worden 2 varianten besproken om dit probleem op te lossen.
Figuur 3.6: probleem: moment van het balkon is te groot, zodat deze opgenomen kan worden door de verjongde vloerconstructie
Figuur 3.7: variant 1, randbalk verzwaren tbv opvangen moment
In beide gevallen dient een meervelds overspanning te worden gecreëerd, zodat het vloerveld de hoge massa van het balkon kan opnemen. Een meervelds overspanning is een overspanning over meerdere steunpunten.
Variant 1: het aanbrengen van een verzwaarde randbalk. Deze zal onder de vloer uitkomen en de bovenzijde van het uitzicht wordt belemmerd (zie figuur 3.9). Dit is wat mij betreft geen optie.
Figuur 3.9: open uitzicht op landschap
Variant 2: de vloer verzwaren.
Andere optie is de vloer verzwaren van 275mm naar 300mm. Hierdoor krijgt het vloerveld massa en kan het moment van het balkon opnemen.
Andere oplossingen zijn het naspannen van het balkon of de massa van het balkon verkleinen. Het naspannen van het balkon is een dure oplossing en zal
niet snel worden gekozen. Hierdoor kan de vloerconstructie 275mm of kleiner zijn. De wapening van het balkon wordt verplaatst naar een vloerveld met een hoge massa, zodat op deze plaats het moment van het balkon kan worden opgenomen.
Conclusie:
Ik heb er voor gekozen om de massa van de vloerconstructie aan te passen van 275 naar 300mm. Dit heeft wel een gevolg voor de afwerkvloer van de woning. Deze gaat van 85 naar 60mm.
Figuur 3.10: resultaat aansluiting balkon met vloer
Verdiepingsvloer
Als verdiepingsvloer zijn er twee alternatieven mogelijk, namelijk: de vloer in het werk te storten of een breedplaatvloer. In het werk storten is
arbeidsintensief, wanneer deze handmatig onderstempeld moet worden. Het toepassen van een tunnelbekisting is niet rendabel, omdat er diversiteit in beukmaten zit. Een goed alternatief is de breedplaatvloer. Gewapende of voorgespannen schillen, welke dienen als functionele bekisting worden aangebracht op de verticale draagconstructie, waarna een constructief meewerkende betonlaag ter plaatse wordt aangebracht. Hierdoor ontstaat een monoliet gestorte vloerconstructie (vloerschijf).
Uitgangspunten:
Contact met de leverancier (betonson) heeft mij opgeleverd, dat bij een overspanning van 8000mm (grootste overspanning) een totale
betonconstructie van 275mm toegepast kan worden binnen het project (voor meer informatie zie documentatie in bijlagen: betonson,
breedplaatvloer).
Uitvoering:
1. onderstempelen
2. leggen van breedplaatvloer 3. aanbrengen randbekisting
4. aanbrengen van kanalen, leidingen, elektra en sparingen 5. aanbrengen van bovenwapening
6. aanstorten van vloer
Figuur 3.12: bepaling dikte constructieve vloer
vloerveld overspanning dikte
blauw 8000mm 275mm
paars 5750mm 200mm
oranje 5150mm 180mm
Tabel 3.2: bepaling dikte constructieve vloer
Figuur 3.13: minimaal benodigde constructieve vloer
Een vloerveld waar installatie kanalen en leidingen lopen hebben een minimale dikte benodigd van 235mm, zie bovenstaande detailleringen.
Verdiepingsvloer: verdieping 8
Hier wordt in plaats van een gewapende breedplaatvloer (50mm) een voorgespannen breedplaatvloeren (80mm) toegepast. Dit heeft ermee te maken dat er verschillende lijn- en puntlasten op deze vloer rusten. Door de toepassing van een voorgespannen breedplaatvloer kunnen deze lasten worden afgedragen naar de hoofddraagconstructie. Dit is niet mogelijk met een gewapende breedplaatvloer. Een andere mogelijkheid is het aanbrengen van versterkte stroken. Dit is echter arbeidsintensief en kan door de
toepassing van een schil worden beperkt. De overspanning van de vloeren blijft gelijk aan onderliggende verdiepingen.
Dakvloer: penthouse
Als dakvloer van het penthouse zijn er verschillende alternatieven mogelijk, namelijk: de vloer in het werk te storten, een breedplaatvloer of een
kanaalplaatvloer. De in het werk gestorte vloer is eerder in dit verslag al besproken en zal om dezelfde reden niet worden toegepast. Het voordeel van de kanaalplaatvloer is dat het een lichte dakconstructie is en snel te monteren. Nadeel van de kanaalplaatvloer is dat kanalen en leidingen onder of op het dak gemonteerd moeten worden en het dakvloer ten alle tijden als schijf uitgevoerd moet te worden (zie figuur 3.15).
Uitgangspunten:
Contact met de leverancier (betonson) heeft mij opgeleverd, dat bij een overspanning van 8000mm (grootste overspanning) een totale
betonconstructie van 275mm toegepast kan worden binnen het project
(voor meer informatie zie documentatie in bijlagen: betonson, breedplaatvloer).
Figuur 3.15: windbelasting op het dakvloer penthouse
Figuur 3.16: conclusie op de reactie van de windbelasting
Conclusie: dakvloer, penthouse
Wordt zoals ondergaande vloerconstructies uitgevoerd als gewapende breedplaatvloer.
Dakvloer
Dakvloer wordt zoals de verdiepingsvloeren uitgevoerd met een
breedplaatvloer. Gewapende of voorgespannen schillen, welke dienen als functionele bekisting worden aangebracht op de verticale draagconstructie, waarna een constructief meewerkende betonlaag ter plaatse wordt
aangebracht. Hierdoor ontstaat een monoliet gestorte vloerconstructie (vloerschijf).
Contact met de leverancier (betonson) heeft mij opgeleverd, dat bij een overspanning van 8000mm (grootste overspanning) een totale
betonconstructie van 275mm toegepast kan worden binnen het project
(voor meer informatie zie documentatie in bijlagen: betonson, breedplaatvloer).
Dakvloer lift
Toepassen van kanaalplaatvloer. De liftschacht is 28m diep. Er is geen mogelijkheid om het dakvloer te onderstempelen, zodat deze in het werk kan worden gestort of kan worden voorzien van een breedplaatvloer. Hier dient een systeemvloer te worden toegepast. Wederom is kanaalplaatvloer het meest geschikt voor deze dakvloer.
Proces constructie onderbouw
- funderingsbalk – betonwand (in beeld)
Proces constructie verdieping tpv balkon - kolom – storten verdiepingsvloer
constructie tekeningen - palenplan + fundering - beganegrond - 1ste verdiepingvloer - 8ste verdiepingsvloer - Dakvloer - Doorsnede AA - Doorsnede BB - Doorsnede CC - Detailleringen
- Uitvoering trap + detailleringen - Uitvoering balkons + detailleringen
Sonderingsrapport
Feedback: theoretische beschouwing, indeling/zonering
Een passief gebouw heeft een interne zonering. Dit wil zeggen dat ruimten waar warmte gewenst is aan de zuidkant liggen, zoals: woonkamers, kinderkamers en dergelijke. Ruimten, welke warmte produceren of geen warmte benodigd hebben, liggen aan de noordkant, bijvoorbeeld: keukens, trappenhuizen, bergplaatsen, garages, badkamers en dergelijke (zie figuur 3.18). Verder is het belangrijk de ruimten waar warmtapwater benodigd is, bij elkaar te situeren, zodat energieverliezen worden beperkt (zie figuur 3.17).
Figuur 3.17: leidingverloop beperken
uitgangspunt: programma van eisen begane grond
bergingen inclusief ontsluiting 205m2
entreehal 42m2 v.v.e. ruimte 50m2 verdieping 1 t/m 7 appartement 1 + buitenruimte 154m2 appartement 2 + buitenruimte 154m2 trappenhuis 46m2 verdieping 8 penthouse + buitenruimte 178m2 trappenhuis 34m2 totaal 2987m2
netto vloeroppervlak appartement
woonkamer + keuken 56,2m2 buitenruimte + glazenwasbalkons 18,1m2 hoofdslaapkamer 15,2m2 badkamer 6,5m2 2de slaapkamer 10,7m2 douche 1,9m2 hobby- / logeerkamer 10,7m2 toilet 1,1m2 hal 16,6m2 totaal 137,0m2
opmerking: In het programma van eisen en ontwerp is er geen wasruimte in
de plattegrond opgenomen, dit is van belang voor de ventilatie en toe- en afvoer van warmtapwater binnen het woongebouw.
analyse + beoordeling huidig ontwerp lsa:
De opdrachtgever heeft als eis opgegeven dat het gebouw ontsloten dient te worden met een portiekontsluiting. Brandtechnisch is dit zeer logisch. Er hoeft nu maar één trappenhuis te ontwikkeld worden, indien deze
uitgevoerd wordt als een veiligheidtrappenhuis (zie brandveiligheid). Deze kan centraal gesitueerd worden, zodat bij brand de gebruikers van beide
appartementen gemakkelijk kunnen vluchten. De resterende ruimte wordt gebruikt voor de ontwikkeling van 2 appartementen per verdieping.
Het huidige ontwerp van lsa ziet er gebruikstechnisch goed uit. Woonkamer/keuken aan de ‘open gevel’ voor een goede uitkijk op het landschap. De hoofdslaapkamer laten grenzen aan de badkamer geeft een meerwaarde aan de woning. Dit zijn uitgangspunten, welke ik wil handhaven binnen het nieuw te ontwikkelen ontwerp.
Conclusie:
Ruimten, welke warmte produceren of geen warmte benodigd hebben, liggen aan de noordkant en dienen compact gesitueerd te worden, zoals
bijvoorbeeld: keukens, trappenhuizen, bergplaatsen, garages, badkamers en dergelijke. Verblijfsruimten- /gebieden aan gevel situeren voor benodigde daglichtoppervlakte.
Figuur 3.19: herindelen van woning
Figuur 3.21: VG 2 in woning
Figuur 3.22: doorgang van hoofdslaapkamer naar badkamer
Figuur 3.23: conclusie woonindeling
conclusie woonindeling:
verblijfsruimte en -gebied: tegen gevels situeren om minimale daglicht en ventilatie eis te behalen;
verkeersruimte: centraal situeren, zodat ruimten bereikt kunnen worden;
sanitaire voorzieningen: bij elkaar situeren, zodat het energieverlies bij het verbruik van warmtapwater kan worden beperkt.
nieuwe woonindeling
Figuur 3.24: nieuwe woningindeling
Appartement 2 voldoet niet aan het programma van eisen dat wordt gesteld door de opdrachtgever. Het ontwerp heeft in de woning één verblijfsruimte minder (zie figuur 3.23). Toch zal ik deze nieuwe plattegrond meenemen in het afstudeerproject.
Aan de hand van de nieuwe woonindeling, zal ik een nieuw gevelontwerp voor het gebouw ontwikkelen. De zuidgevel blijft gehandhaafd. De oost- en
westgevel moeten worden voorzien van daglichtoppervlakte, omdat hier verblijfsruimten worden gesitueerd. De noordgevel moet een gesloten gevel worden ten opzichte van het huidige ontwerp. Het is een lange gevel (23m). Dus het geheel sluiten van de gevel vind ik esthetisch niet verantwoord. De kozijnband van het huidige ontwerp zal gehandhaafd blijven. Wel zal ik hier gebruik maken van colorbell of betimmeringen om geslotenheid in de gevel aan te brengen.
Figuur 3.26: theorie daglichtoppervlakte
Randvoorwaarde: bouwbesluit, Gezondheid , daglicht (Afdeling 3.2.) Lid 1. Een verblijfsgebied heeft een volgens NEN 2057 bepaalde
equivalente daglichtoppervlakte in m² waarvan de getalwaarde niet kleiner is dan 10% aangegeven deel van de vloeroppervlakte in m² van dat verblijfsgebied.
Lid 2. Een verblijfsruimte heeft een volgens NEN 2057 bepaalde equivalente daglichtoppervlakte die niet kleiner is 0,5m2.
Lid 3. Een equivalente daglichtoppervlakte als bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt niet gerealiseerd door middel van een lichtopening in een inwendige scheidingsconstructie die de scheiding vormt met een aangrenzend verblijfsgebied, een toiletruimte, een badruimte of een technische ruimte.
Lid 4. Bij het bepalen van een equivalente daglichtoppervlakte als bedoeld in het eerste en tweede lid:
a: blijven bouwwerken en daarmee gelijk te stellen belemmeringen, die op een ander perceel liggen, buiten beschouwing,
b: blijven daglichtopeningen in een uitwendige scheidingsconstructie, die op een loodrecht op het projectievlak van die openingen gemeten afstand van minder dan 2 m vanaf de perceelsgrens liggen, buiten beschouwing, waarbij, indien het perceel waarop de gebruiksfunctie ligt, grenst aan een openbare weg, openbaar water of openbaar groen, de afstand wordt aangehouden tot het hart van de weg, het openbaar groen of het openbaar water, en
c: is de in rekening te brengen belemmeringshoek alpha, bedoeld in NEN 2057, voor elk te onderscheiden segment niet kleiner dan 25o.
VG2 = 35,7m2, dus voor dit verblijfsgebied is een minimaal equivalente daglichtoppervlakte van 3,57m2 benodigd.
Westgevel
Daglichtberekening: VG2 merk AXA
Tabel 3.3: berekenen equivalente daglichtoppervlakte
α = 50,7° Cb=0,57 (aflezen in tabel) ß = 0°
Ad = 1,74m2
Ae: 1,74 x 0,57 = 0,99 m2
Minimaal 0,5m2 aan equivalente daglichtoppervlakte benodigd. Verblijfsruimte 2.3 voldoet ruim aan deze daglichtoppervlakte: 0,99 m2
Verblijfsgebied 2, verdieping 1
Figuur 3.27: daglichtberekening
3.3 omhulling
passief bouwen
lengte in mm
hoogte in mm
hoek in °
1 1050,8 22112 87,2
2 1536,9 22112 85,91
3 3031 22112 81,98
4-7 0 0 25 (4x25=100)
Daglichtberekening: VG2 merk AXB α = 0° Cb=0,86 (aflezen in tabel) ß = 0°
Ad = 1,11m2
Ae: 1,11 x 0,86 = 0,95 m2
Daglichtberekening: VG2 merk AXC α = 0° Cb=0,86 (aflezen in tabel) ß = 0°
Ad = 1,11m2
Ae: 1,9 x 0,86 = 1,634 m2
Dit brengt de equivalente daglichtoppervlakte (Ae) van deze gevel op een totaal van 3,57m2. Dit is voldoende. De noordgevel kan energetisch geheel gesloten blijven. Esthetisch houdt ik de gevelband van het huidige ontwerp
De noordgevel
Zowel technisch als energetisch heeft de noordgevel geen daglichtoppervlakte benodigd. Zie voorgaande onderzoek. De westgevel heeft een equivalente daglichtoppervlakte van 3,57m2. Dit is de totale benodigde voor
verblijfsgebied 2. De noordgevel is een lange gevel (23m). Dus het geheel sluiten van de gevel is esthetisch niet verantwoord. De kozijnband van het huidige ontwerp zal gehandhaafd blijven. Wel zal ik hier gebruik maken van colorbell of betimmeringen om geslotenheid in de gevel aan te brengen.
Figuur 3.29: ontwerp oostgevel
Westgevel = Oostgevel
Het ontwerp van westgevel is symmetrisch aan dat van de oostgevel. Sparingen voor kozijnen en borstweringsoppervlakte zijn gelijk aan de oostgevel. Behalve dat er een verspringing tussen de twee blokken zit.
Figuur 3.30: gevelontwerp oost + westgevel
Zuidgevel
Door de constructieve uitgangspunten (dikte vloer en overspanning de over meerdere velden), welke zijn genomen adhv van het gesprek met de constructeur kunnen de balkons zowel verspringend (ontwerp lsa) als lineair boven elkaar (nieuw ontwerp) worden gepositioneerd.
4.1 technische ruimte
4.2 verwarmen/koelen&warmtapwater
4.3 ventilatie
4.4 riolering
4.5 leidingverloop
De technische ruimte kan het beste op de beganegrond worden gesitueerd. Hier komt door middel van een mantelbuis de nutsvoorzieningen (gas, water en elektra) binnen en kan vanuit deze ruimte worden verdeeld over de meterkast en aan te brengen verticale leidingschacht. De positiebepaling van de technische ruimte komt voort uit de positie bepaling van de meterkast en leidingschacht op de bovenliggende verdiepingen. Uitgangspunten:
- meterkast dient binnen een straal van 3m van voordeur van een woning te worden gepositioneerd;
- voorkomen dat de leidingschacht grenst aan een VG, zodat er geen extra voorzieningen tav geluid getroffen hoeven worden; - de benodigde kanalen en leidingen zijn voornamelijk nodig bij de
sanitaire voorzieningen, dus het is voor de hand liggend deze bij de sanitaire voorzieningen te situeren.
Figuur 4.1: plattegrond wooneenheid 1 + wooneenheid 2
Het gebouw heeft 2 technische ruimten, waar men in iedere technische ruimte een warmtepomp kan plaatsen. Warmtapwater wordt opgewekt door de warmtepomp en wanneer het gebouw met één technische ruimte uitgevoerd zou worden, dient de leiding in de 1ste verdiepingsvloer naar de andere meterkast te worden getransporteerd, zodat woningblokken 2 kunnen worden voorzien van warmtapwater (zie figuur…). De plattegrond indelingen van wooneenheid 1 is identiek aan wooneenheid 2, dus hebben ieder hun eigen leidingschacht.
Figuur 4.3: straal (3m) waarbinnen de meterkast tov de voordeur van de moet worden gepositioneerd
Figuur 4.4: logische plek voor technische ruimte op beg. gr.
Combiwarmtepomp (elektrisch): zorgt zowel voor het verwarmen en koelen van de ruimte als voor warmtapwater. Het voordeel hiervan is het behalen van de aanvoertemperatuur, zonder hier extra installatie. Bij de toepassing van een normale warmtepomp, dient er per appartement een hr-ketel te worden aangebracht voor de naverwarming van warmtapwater, omdat deze een hogere aanvoertemperatuur vraagt+/- 60۫۫C.
Bron: grondwater, open bron (zie figuur 4.5) Voordeel:
- watertemperatuur uit de bron is hoger, hierdoor is het rendement (COP) van de warmtepomp hoger;
Nadeel:
- onderhoud van installatie is jaarlijks hoger, doordat het water niet geheel zuiver is (filters reinigen);
- open bron is duurder in aanschaf t/m 100 kW, rendabel bij grote projecten.
Figuur 4.5: grondwater, open bron
Bron: bodem, gesloten bron (zie figuur 4.6) Voordeel:
- kan zowel verticaal als horizontaal worden voorzien van warmtewisselaars;
- onderhoudsvrij systeem; - rendabel bij kleine projecten; Nadeel:
- rendement is lager dan bij een warmtepomp met als bron grondwater wordt gebruikt (zie bijlagen: epw varianten: warmtepomp).
Figuur 4.6: bodem, gesloten bron, zowel horizontale als verticale warmtewisselaars
Bron: buitenlucht (zie figuur 4.7) Voordeel:
- goed alternatief bij gebieden, waar in de grond niet geboord mag worden;
- aanschaf/montage kosten zijn beduidend lager dan eerder genoemde warmtepompen;
Nadeel:
- rendement is beduidend lager dan wanneer een warmtepomp met als bron bodem of grondwater wordt gebruikt (zie bijlagen: epw varianten: warmtepomp).
- Warmtepomp kan koelen, maar dit gebeurt actief, dit wil zeggen dat er extra elektriciteitsverbruik ten grondslag gaat;
Figuur 4.7: buitenlucht als bron
Conclusie
Wanneer het uitgangspunt energie verbruik reduceren in acht wordt genomen is een open circulatie met grond water het meest gunstigst (zie bijlagen). Dit is echter een duur systeem en rendabel bij grotere projecten. Tevens is deze niet overal toepasbaar. Het meest geschikt is daarom een gesloten circulatie met de bodem als bron. Deze wordt veelal toegepast binnen projecten.
Transport van warmte/koude
Aanvoer dmv meterkast naar appartementen, iedere appartement een individuele bemetering. Vanuit hier wordt het verwarmde of gekoelde water onderverdeeld over de warmtapwater installaties en lage
temperatuurssystemen. De afvoer wordt geregeld door de leidingschacht (voor meer informatie zie verder in het hoofdstuk verticale leidingschachten)
Figuur 4.8: variant 1
De leidingen worden binnen gehaald via de technische ruimte, waar een opstelplaats is voor de warmtepomp. Hier vindt een transport van warmte en koude plaats in de 1ste verdiepingsvloer. De transportleidingen wil je zo kort
Figuur 4.9: variant 2
Het gebouw heeft 2 technische ruimten, waar in beide technische ruimten een opstelplaats is voor een warmtepomp. Dit voorkomt de transport van warmte en koude door de 1ste verdiepingsvloer (zie figuur 4.9). Hierdoor kan het vermogen van de warmtepomp per stuk naar beneden.
Afgifte van warmte/koude/lucht
Een warmtepomp is enkel te gebruiken in combinatie met lage
temperatuursverwarming. Oude verwarmingssystemen werkte met een aanvoerwatertemperatuur van 90°C en een retourtemperatuur van 70°C. hierdoor gaat veel energie verloren. Terwijl een lage temperatuurs
verwarming, met aanvoertemperaturen van zo'n 55°C en retourtemperaturen van circa 40°C veel efficiënter zijn. Dit kan zijn vloer-, wand-,
plafondverwarming.
Feedback theoretische beschouwing het uitgangspunt van passief bouwen is luchtdichtheid, woningen worden ‘potdicht’ ontwikkeld, zodat energie niet verloren kan gaan. Dit vergt een goede thermische schil, beglazing kozijnmateriaal en ventilatiesysteem. Al met al is de detaillering van groot
belang. Het luchtdicht bouwen gaat ten koste van de gezondheid van de mens. dit is natuurlijk niet de bedoeling.
Ventilatie
In referentieprojecten gaat men in de meeste gevallen uit van mechanische toe-/ afvoer (systeem D) van lucht in combinatie met een warmteterugwin-unit. Zodat gevels luchtdicht ontwikkeld kunnen worden. Dit is in tegenstrijdigheid met passief bouwen, want passief bouwen wil installatiegebruik juist
vermijden. Een passieve vorm van ventileren is systeem A: natuurlijke toe- en afvoer. Dit is lastig realiseerbaar om de volgende redenen: geluidseisen van de gevel, condensvorming in natte ruimten, hoog energieverlies, rook blijft hangen in keuken en in de winter ventileer je de ruimte minder, doordat het buiten koud is. niet. Genoeg redenen om natuurlijk ventileren te vermijden.
Een passend alternatief is daarom systeem C: natuurlijke toevoer en mechanische afvoer (zie afbeelding …). Toevoer wordt geregeld door
geïsoleerde roosters boven kozijnen en/of in gevel om geluid en warmteverlies tegen te gaan. De afvoer van vervuilde lucht door afzuigpunten bij keukens, toiletten en badruimten dat via de leidingschacht door een ventilator op het dak wordt afgezogen. Doordat binnen dit systeem de warmte niet hoeft worden hergebruikt, kan de keuken aan hetzelfde systeem worde aangesloten.
Dit systeem zorgt er enerzijds voor dat verse lucht de ruimte wordt
Tabel 4.1: ventilatiezone: woongebouw ‘toermalijn’
Beganegrond
De beganegrond is voorzien met algemene ruimten, zoals: 15 bergruimte, technische ruimte, fietsenstalling en een gemeenschappelijke afvalberging, welke hoog geventileerd dienen te worden. Het gebruik maken van een mechanische afvoer brengt onnodig energieverbruik met zich mee, omdat de bouwlaag als onverwarmde zone uitgewerkt wordt. Zie ik ene mogelijkheid de beganegrond geheel te voorzien van natuurlijke ventilatie (systeem A).
Figuur 4.12: overzichtsblad beganegrond
4.3 ventilatie
passief bouwen
ventilatiezone toevoer afvoer
1. beganegrond natuurlijk natuurlijk
2. lift/trappenhuis/ natuurlijk mechanisch 3a verdieping 1 app 1 natuurlijk mechanisch 3b verdieping 1 app 2 natuurlijk mechanisch
Ventilatiebalans: Verdieping 1 – 7 (natuurlijk/mechanisch) Tabel 4.2: ventilatiebalans
Verblijfsgebied 1 = verblijfsruimte en zal niet van oppervlakte veranderen. Hier kan de ventilatiewaarde(34,62l/s) van de verblijfsruimte aangehouden worden.
Hier zal ik het ventilatierooster: ducotop 50 ‘ZR’ alto toepassen. Deze heeft een ventilatiecapaciteit bij 1 PA per m van: 14,8 dm3/s
34,62/14,8 = 2,34 meter, dient te worden voorzien van een ventilatieroosters.
Bij verblijfsgebied 2 zou in toekomst eventueel de lichte scheidingswanden verwijderd kunnen worden. zodat je hier 2 kamers van maakt. Hier houdt ik dus de ventilatiewaarde voor het verblijfsgebied (31,41l/s) aan.
Na deze beredenering kom ik per appartement op een totale afvoer van ventilatie van 66 l/s.
Hier gaat vanaf de verschillende afvoeren:
- badkamer 14l/s; - badkamer 14l/s; - wasruimte 14l/s; - keuken 21l/s.
Dan houdt ik 3 l/s over en deze kan verdeeld worden over de bovenstaande afvoeren, zodat er geen extra afvoerpunten aangebracht hoeven worden.
Figuur 4.13: overzichtsblad eerste verdieping
ruimte m²
min. eis per m² VG/VR benodigd aan verse lucht (l/s) woonkamer/keuken 49,45 0,7 34,62 VG1 49,45 0,9 44,51 hoofdslaapkamer 16,1 0,7 11,27 slaapkamer 9,4 0,7 6,58 dus 7 hobby/studeerkamer 9,4 0,7 6,58 dus 7 VG2 34,9 0,9 31,41
Categorie A: centraal mechanisch ventilatiesysteem in een woongebouw
Iedere woning is een brandcompartiment. Door de centrale aansluiting dienen er brandkleppen te worden aangebracht ter voorkoming van brandoverslag.
conclusie
Mijn voorkeur gaat uit naar een natuurlijke toevoer en mechanische afvoer, omdat mechanische aanvoer van verse lucht een ongezonde leefomgeving ontwikkeld. ingeblazen en anderzijds de ruimte wordt verwarmd. Het verwarmen van een ruimte heeft een snellere responstijd dan het lage temperatuurssysteem. Bij de afvoer, wordt verwarmde lucht herwonnen door warmteterugwin-unit en hergebruikt. Dit gaat echter ten koste van de
gezondheid van de mens. Na verloop van tijd komen stofdeeltjes in de kanalen te zitten, welke verbrand worden en de ruimte worden ingeblazen. Dit wordt ook wel sickbuilding-syndroom’ genoemd. De juiste vorm van ventileren is natuurlijke toevoer van verse lucht dmv roosters en mechanische afvoer van vervuilde lucht met afzuigpunten bij keukens, toiletten en badruimten. Doordat er roosters worden toegepast treedt er een warmteverlies op.
Binnenriolering grootste kanaal Aanvoer: meterkast Afvoer: leidingschacht
Verzamelleiding
Figuur 4.14: bepaling van verzamelleiding
Appartement 1:
Som van de basisafvoeren L/s: 9,75 dus 10l/s Diameter van de leiding in mm: ø90mm
Grootste basisafvoer: 2 l/s (toilet)
Grootste diameter van toestel: ø110mm, dus verzamelleiding ø110mm.
Standleiding
Figuur 4.16: bepaling van standleiding
Wooneenheid 1:
Som van de basisafvoeren L/s: 8 verd. X 9,75 = 78l/s Grootste basisafvoer: 2 l/s (toilet)
Diameter van de leiding in mm: ø75 + 110mm
Bevestigen van verzamelleiding:
op breedplaatvloer leggen en in de constructieve vloer storten.
kruisen van kanalen en leidingen voorkom, zodat geluidsoverdracht wordt voorkomen.
Bevestigen van standleiding:
aan massieve vloerconstructie (voorkomen van geluidsproblemen)
Hemelwaterafvoer
Randvoorwaarden (bron: BDA dakboekje 2004):
- ten minste 1 dakafvoer bij een dakoppervlakte ≤ 100m²; - ten minste 1 dakafvoer bij een dakoppervlakte > 100m².
de onderlinge afstand tussen 2 dakafvoeren, in platte daken, moet beperkt blijven tot 10m á 20m. in de praktijk komt dit neer op maximaal 250m² plat dak per dakafvoer.
Qh = α x ί x ß x F
Qh: de hemelwaterbelasting in l/s
α: de reductiefactor voor de regenintensiteit
ί: de regenintensiteit in l/(sec.m2): i = 0,03 l/(sec.m2) ß: de reductiefactor voor de dakbreedte;
F: de oppervlakte van het dakvlak in m2.
Dak: verdieping 7 + deel penthouse (A) Qh: de hemelwaterbelasting in l/s α: 0,75 ί: 0,03 l/(sec.m2) of 1,8 l/(min.m2) ß: 1; F: 152,7m2 m2. Qh = α x ί x ß x F Qh = 0,75 x 1,8 x 1 x 152,7 Qh = 206,2 l/min of 3,44 l/s Randvoorwaarden:
1. aantal dakafvoeren per dakoppervlak:
dakoppervlak F = 152,7m2, min. 2 HWA-buizen 2. aantal HWA –buizen per lengte goot
gebouwlente 22,3m = min. 2 buizen ø80mm
Er moeten 3 HWA-buizen geplaatst worden. De lengte om onderstaande detaillering te behalen is te groot (22,3m). dus centraal van het gebouw nog een hemelwaterafvoer plaatsen.
3 HWA-buizen ® 68,7 l/min ® Æ 80 mm
Dak: verdieping 8 (B) Qh: de hemelwaterbelasting in l/s α: 0,75 ί: 0,03 l/(sec.m2) of 1,8 l/(min.m2) ß: 1; F: 134,8m2 m2. Qh = α x ί x ß x F Qh = 0,75 x 1,8 x 1 x 134,8 Qh = 181,98 l/s of 3,03 l/s Randvoorwaarden:
1. aantal dakafvoeren per dakoppervlak:
dakoppervlak F = 134,8 m2, min. 2 HWA-buizen 3. aantal HWA –buizen per lengte goot
gebouwlente 22,3m = min. 2 buizen ø70mm
Er moeten 2 HWA-buizen geplaatst worden. Deze kunnen het beste via de leidingschacht naar de kruipruimte worden getransporteerd en hier aansluiten op het riolering.
2 HWA-buizen ® 91 l/min ® Æ 80 mm
Figuur 4.18: dakoverzicht, hemelwaterafvoer
Verticaal leidingverloop woning
Voor de verticale transport van leidingen en kanalen dienen er
leidingschachten te worden aangebracht. Verder is de positiebepaling van de meterkast van belang. Deze moet binnen 3 m van de voordeur van de woning worden gesitueerd. Hieronder een overzicht welke kanalen en leidingen benodigd zijn en waar deze het gebouw door worden getransporteerd. Meterkast - gas; - water; - elektriciteit. - aanvoer warmtapwater Leidingschacht
- kanalen mechanische ventilatie afvoer (via dak); - afvoer warmtapwater
- binnenriolering; - evt. hemelwaterafvoer.
Deze kunnen het beste boven de technische ruimte worden gesitueerd, zodat kanalen en leidingen niet zichtbaar zijn in gemeenschappelijke ruimte op de beganegrond. Gas, water en elektra worden dmv mantelbuizen in de
kruipruimte naar de technische ruimte het gebouw in geleid. Zodat de kanalen en leidingen vanuit deze ruimte onderverdeeld kunnen worden over de meterkast en leidingschacht.
Horizontaal leidingverloop woning
De toepassing van een breedplaatvloer geeft de mogelijkheid om het benodigde horizontale leidingwerk in de vloer op te kunnen nemen. Nadeel: nadat de breedplaatvloeren zijn gelegd, dient in hoog tempo te kanalen en leidingen op de vloer te worden gemonteerd, zodat het proces door kan gaan.
Voordeel: geen kanalen en leidingen onder de vloer en het gebouw kan compact gebouwd worden.
Het betreft hier de aanvoer van water, riolering (afvoer) en mechanische ventilatie (afvoer). Het kruisen van leidingen dient vermeden te worden ten behoeve van geluidsoverdracht van een woonfunctie naar een bovenliggende woonfunctie.
Figuur 4.20: minimaal benodigde constructieve vloer
Bij het storten van kanalen en leidingen in de vloer, heeft de constructieve vloer een minimale dikte benodigd van: 235mm (zie bovenstaande afbeelding).
5.1 geluid
5.2 thermische schil
5.3 bouwkundige detaillering (Rc-waarden, condensatie en koudebrugonderbrekingen
Tabel 5.1: geluidwering bij woongebouwen
Beganegrond vloer
Eis GIW: minimaal 300 kg/m², uit oogpunt van kwaliteit wordt 350 kg/m² geadviseerd.
onderdeel
gewicht (kg/m
2)geïsoleerde kanaalplaatvloer: (leverancier: dycore, type K150-11) 250 cementdekvloer: 0,085 x 1900= 161,5 totaal: 411,5
Beganegrond voldoet ruim aan geluidsnorm ten behoeve van contactgeluid (zie detail GV8).
Woningscheidende wand
Woningscheidende wand massief uitvoering in beton. Dit past binnen het bouwsysteem: gietbouw. Minimale massa van 525 kg/m² en dit wordt bepaald volgens de soortelijke massa van het materiaal.
materiaal
dikte
soortelijke massa
beton 230 2300 kg/m³ (gew. beton)
Uit oogpunt van kwaliteit wordt 250mm geadviseerd
Dragende tussenmuren en de dragende binnenspouwbladen van de eindgevels
Eindgevel massief uitvoering in beton. Dit past binnen het bouwsysteem: gietbouw. Minimale massa van 350 kg/m² en dit wordt bepaald volgens de soortelijke massa van het materiaal.
materiaal
dikte
soortelijke massa
beton 160 2300 kg/m³ (gew. beton)
Uit oogpunt van kwaliteit wordt 180mm geadviseerd (zie detail GV6).
Uit oogpunt van brandveiligheid dient een dragende tussenmuren en de dragende binnenspouwbladen van de eindgevels met een dikte van 200mm te worden uitgevoerd.
Woningscheidende vloeren
Uitgangspunt: woningscheidende vloeren massief uitvoeren.
Eis: minimaal 800 kg/m², uit oogpunt van kwaliteit (GIW) wordt 850 kg/m² geadviseerd.
onderdeel
dikte in mm
breedplaatvloer: 850 x 2400= 354mm
Tabel: geluidwering bij woongebouwen
Wanneer de vloer massief uitgevoerd wordt, dient deze in 360mm beton te worden uitgevoerd. Wanneer ik vloerverwarming wil toepassen zal het totale vloerpakket te dik worden. Constructief is 300mm benodigd en houdt dit dus aan voor de constructieve vloer. Binnen een pakket van 60mm dient de afwerkvloer met hierin vloerverwarming te worden verwerkt. Volgens de leverancier (WHT) is dit mogelijk, zie technische documentatie is dit mogelijk.
Natte verend opgelegde dekvloer
Eis: minimaal 400 kg/m² met een minimale dikte draagvloer: 170mm
onderdeel
gewicht (kg/m
2) breedplaatvloer: 0,3 x 2300= 690 XPS-isolatie, 0,06 x 1900= cementdekvloer: 0,06 x 1900= 114 totaal: 804Tabel: geluidwering bij woongebouwen
Bron: geluidwering in de woningbouw
Zie installatietechniek: verwarmen, koelen & warmtapwater
Figuur 5.1: massieve woningscheidende vloer
massieve woningscheidende vloer
Eis: minimaal 800 kg/m², uit oogpunt van kwaliteit wordt 850 kg/m²
850/2400 = 360mm, wanneer de vloer geheel massief uitgevoerd wordt, heeft deze de gehele vloerconstructie benodigd. Er dient vloerverwarming in de vloer te worden verwerkt. Deze dient geïsoleerd te worden, dus je komt hier uit bij een natte op droge opgelegde dekvloer.
Figuur 5.2: natte verende opgelegde dekvloer
Lift ( zie randvoorwaarden leverancier: Kone) Bouwkundige situering lift
- liftschacht situeren aan verblijfsgebied, een massieve constructie van 280mm beton aanhouden (zie detail GV4/9); - de vloeren die op de schachtwanden worden opgelegd, dient
een massa van minimaal 650 kg/m2 (=min. 270mm) te hebben.
- rondom algemene verkeersruimten dient de
schachtconstructie bij voorkeur in 250 mm beton te worden uitgevoerd.
Kone heeft mij doorverwezen naar NPR5077 (zie bijlagen).
De lift leverancier adviseert schachtruimte ten opzichte van de woon- en verblijfsgebieden te dilateren. Mijn uitgangspunt is massief bouwen en dit geval wijk ik hier ook niet van af.
Binnenwanden
Geluidwering verblijfsruimten dezelfde gebruiksfunctie Randvoorwaarde bouwbesluit: Ilu;k = -20dB
Hier kan een gibowand van 100mm worden toegepast. (zie bijlagen: technische documentatie, gibo binnenwand)
Leidingschachten
Eis leidingschacht naar verblijfsruimte: 150kg/m2 Soortelijke massa, kalkzandsteen = 1750kg/m3
150/1750 ≈ 86mm = 100mm kalkzandsteen ter plaatse woonkamer van penthouse, deze is tevens 60’ brandwerend (woningscheidend).
Theorie
Het goed isoleren van gevel, dak en vloerconstructie beperkt de warmteverliezen van binnen naar buiten, maar ook andersom.
Hoe groter de thermische isolatiewaarde (Rc) van de constructie, hoe hoger de energiebesparing. Investeren in isolatie en andere energiebesparende maatregelen betekent tevens besparen op kosten voor gebouwinstallaties. Het bouwbesluit verlangt van een scheidingsconstructie een minimale Rc-waarde van 2,5 m2K/W. In referentieprojecten wordt in de meeste gevallen een houten binnenblad met daartussen een isolatieplaat, waarbij de totale spouwconstructie in de meeste gevallen een rc-waarde van 10 m2K/W wordt behaald. De spouwmuur breedte kan hier oplopen van +/- 500 tot zelfs 600 mm. Een goede thermische schil, zodat duurzaam gebouwd kan worden, wil je niet ten koste laten gaan van het netto vloeroppervlakte van de woning. Hoogwaardige isolatiematerialen met lampda-waarde lager dan 0,23 W/mk kunnen ervoor zorgen dat je een hoge rc-waarde behaald in een standaard spouwmuur van +/- 400 tot 450mm. De geringe dikte van de isolatie optimaliseert de bewoonbare oppervlakte.
Randvoorwaarden: bouwbesluit
Vloer, gevel en dak: minimaal 2,5 m² · K/W. deur, raam, kozijn: 4,2 W/m² · K
rc-waarde (m2K/W)
verwarming totaal % reductie
2,5 (min.) 52127 122848 100% 0% +/- 4,5 (stand. projecten binnen lsa) 40897 111618 90,86 9,14% 10 (pass.) 32870 103591 84,32 15,68%
Bepaling thermische schil
Figuur 5.3: thermische schil tussen balkon en vloerconstructie
De thermische schil gelegd tussen het prefab balkon en de vloerconstructie geeft uitvoeringstechnisch en constructief problemen. Hier dienen versterkte stroken over iedere verdieping in de vloer te worden opgenomen (zie figuur 5.4). Het is verstandiger de thermische schil door te leggen tot de kolommen. Deze balkons dienen bouwtechnisch veel aandacht te krijgen (zie bijlagen: tekening C344).
Figuur 5.4: thermische schil tussen balkon en vloerconstructie
Figuur 5.5: thermische schil tussen balkon en vloerconstructie
beglazing
Bij HR++beglazing wordt de thermische isolatie van het glas verbeterd door het aanbrengen van een onzichtbare warmtereflecterende coating en het toepassen van een gas met een lage warmtegeleiding in de spouw.
Bron:
Uitgangspunten: dubbele beglazing
Thermisch onderbroken schrijnwerk U = 2.8W/m²K U = 1.70W/m²K & g ≥ 0.7
Uitgangspunten: dubbele beglazing
Thermisch onderbroken schrijnwerk U = 0.65W/m²K U = 0.70W/m²K & g ≥ 0.5
Conclusie beglazing
Aan de zuidzijde wil je in een winterperiode de warmte binnenhalen. Drievoudige beglazing heeft goede thermische eigenschappen en zal de warmte weren. Voor de zuidzijde zou ik kiezen voor tweevoudige beglazing, mits het gebouw zonwering of een overstek heeft. De noordzijde wil je gesloten houden. Dus hier kan wel gekozen worden voor drievoudige beglazing.
koudebrug onderbreking
Een relatief kleine onderbreking in de thermische schil van een gebouw kan tot grote warmteverliezen leiden. Bovendien ontstaan hierdoor vaak vochtproblemen ten gevolge van condensatie. In de Energie Prestatie Normering wordt uitgegaan van bepaalde eisen die aan de constructie gesteld worden om koude- bruggen te voorkomen. Een goede detaillering is in de meeste gevallen de oplossing. Minder goed te voorzien zijn koudebruggen door slordige uitvoering: valspecie en zelfs het vergeten van isolatieplaten kunnen een goed doordachte detaillering teniet doen. Harde isolatieplaten sluiten vaak slecht aan, vooral op plaatsen waar ze op maat gezaagd dienen te worden. Maatregelen:
- oplegnokken betonvloeren;
- onderbreking in opgaand metselwerk met cellulair glas; - zachte isolatieplaten gebruiken (minerale wol, cellulose); - zorgvuldige uitvoering;
- zorgvuldige detaillering.
Hoe te realiseren?
- Rc-waarde van gevel en vloer verhogen van 2,5 naar 5,5 m2K/W of zelfs hoger;
- Rc-waarde van dak verhogen van 2,5 naar 5,5 m2K/W of zelfs hoger;
- thermische geïsoleerde deuren en kozijnen; isoleren van ventilatie kanalen.
Brandwerendheid hoofddraagconstructie
De brandwerendheid van de hoofddraagconstructie is uit dit onderstaande tabel af te leiden.
hoofddraagconstructie tijdsduur van de
brandwerendheid met betrekking tot bezwijken in minuten
indien geen vloer van een verblijfsgebied van de gebruiksfunctie hoger ligt dan 5 m boven het meetniveau
60
indien een vloer van een verblijfsgebied van de gebruiksfunctie hoger ligt dan 5 m en niet hoger dan 13 m boven het meetniveau
90
indien een vloer van een verblijfsgebied van die gebruiksfunctie hoger ligt dan 13 m boven het meetniveau
120
Tabel 6.1 Brandwerendheid volgens Bouwbesluit
De hoogste verdiepingsvloer van een verblijfsgebied ligt op 23680mm, dus de brandwerendheid van de hoofddraagconstructie van het woongebouw
bedraagt 120 minuten brandwerend. Een reductiemogelijkheid van 30
minuten, is binnen het kader van dit project niet mogelijk, omdat vloer van het hoogste verblijfsgebied hoger ligt dan 7 m.
Veiligheidstrappenhuis
Definitie (bouwbesluit 2003): trappenhuis waardoor een brand- en rookvrije vluchtroute voert, en dat in de vluchtrichting uitsluitend kan worden bereikt vanuit een niet-besloten ruimte. Het is bovendien een trappenhuis waardoor altijd een brand- en rookvrije vluchtroute voert. Tevens mogen er 2
vluchtroutes samenkomen in een veiligheidstrappenhuis.
Binnen het kader van dit project dient er een veiligheidstrappenhuis te worden toegepast. Enkele alternatieven zijn:
- aanbrengen van een 2de trappenhuis in het gebouw. Kost enerzijds veel geld en anderzijds veel ruimte;
- noodtrap aan de buitenzijde van het gebouw, dit gaat ten koste van het ontwerp.
Dus conclusie het toepassen van een veiligheidstrappenhuis.
Figuur 6.1: veiligheidstrappenhuis
Trap (Afdeling 2.5.)
De afmetingen van de trap moeten voldoen aan kolom B in onderstaande tabel.
A B
minimum breedte van de trap 0,8 m 1,2 m
minimum vrije hoogte boven de trap 2,3 m 2,3 m
maximum hoogte van de trap 4 m 4 m
minimum aantrede ter plaatse van de klimlijn 0,22 m 0,24 m
maximum hoogte van een optrede 0,185 m0,185m
minimum breedte van het tredevlak 0,05 m 0,17 m minimum breedte van het tredevlak ter plaatse van de
klimlijn
0,23 m 0,24 m minimum afstand van de klimlijn tot de zijkanten van de trap 0,3 m 0,3 m
Tabel 6.2: Afmetingen van een trap (Bouwbesluit tabel 2.28b)
Brandweerlift (voorkoming en beperking van ongevallen bij brand, Afdeling 2.20)
Minder validen personen Minimaal 1100x2100mm (nominaal
hefvermogen van 1000 kg)
Gebouwen moeten volgens het Bouwbesluit artikel 2.184 worden voorzien van één of meerdere brandweerliften, uitgevoerd volgens de NEN-EN 81-72 als er zich een verblijfsgebied bevindt waarvan de vloer hoger ligt dan 20 m boven het meetniveau van het gebouw. Bij een woonfunctie kan een brandweerlift ook bij lagere hoogtes worden vereist. Dit geldt bij een woonfunctie met minder zelfredzame personen of bij een woonfunctie met een
gebruikersoppervlak van meer dan 500 m2.
Het aantal brandweerliften in het gebouw wordt volgens het Bouwbesluit artikel 2.185 bepaald door de maximale loopafstand van:
- 90 meter tussen een toegang van een
subbrandcompartiment en de toegang van een brandweerlift; - 75 meter tussen een toegang van een rookcompartiment en
Hieronder staat het huidige ontwerp van het trappenhuis van lsa
weergegeven. Vanwege de volgende redenen heb ik er voor gekozen deze anders in te richten:
1. Functionaliteit, weinig functionele ruimte in het trappenhuis;
2. Hoofddraagconstructie, bij de huidige constructieve uitwerking dienen er extra versterkte stroken en isokorf elementen in de vloer te worden opgenomen, terwijl deze beter direct door de hoofddraagconstructie afgedragen kunnen worden.
3. stabiliteit, de liftkern ligt nu geheel centraal gesitueerd, wat zorgt voor een goede stabiliteit van het gebouw;
Figuur 6.2: reden tot het veranderen van indeling van het trappenhuis
Figuur 6.3: huidige indeling lsa + bijbehorende constructie
Brandcompartiment
Definitie (bouwbesluit 2003): gedeelte van één of meer gebouwen bestemd als maximaal uitbreidingsgebied van brand
Wettelijke eisen bouwbesluit: - woonfunctie ≤ 1000m2; - WBDBO ≥ 60 minuten;
- WBDBO tussen BC en andere BC ≥ 60 minuten;
- WBDBO tussen BC en besloten brand- en rookvrije vluchtroute ≥ 60 minuten;
- WBDBO tussen BC en veiligheidstrappenhuis BC ≥ 60 minuten; - in een inwendige scheidingsconstructie van een
brandcompartiment met een WBDBO-eis alleen zelfsluitende deur toegestaan.
Niet in brandcompartiment:
- een brand- en rookvrije vluchtroute;
hoeft niet in brandcompartiment te liggen: - een toiletruimte;
- een badruimte; - een meterruimte;
- een opstelplaats voor een stooktoestel die niet is gelegen in een stookruimte.
Figuur: woonfunctie = brandcompartiment