• No results found

CVDR. Nr. CVDR16503_1. Verzamelverordening Wet Werk en Bijstand

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "CVDR. Nr. CVDR16503_1. Verzamelverordening Wet Werk en Bijstand"

Copied!
45
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Verzamelverordening Wet Werk en Bijstand

Verzamelverordening Wet werk en bijstand

Hoofdstuk I. Algemene bepalingen.

Artikel 1 begripsbepalingen algemeen 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Alphen-Chaam.

a.

b. de raad: de gemeenteraad van de gemeente Alphen-Chaam.

c. WWB: de Wet werk en bijstand.

d. IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers.

e. IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen.

f. ANW: de Algemene Nabestaandenwet.

g. CWI: Centrum voor werk en inkomen.

h. UWV: Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen.

i. premie: een premie die op grond van artikel 7 van de WWB kan worden ingezet als voorziening gericht op arbeidsinschakeling.

j. inkomstenvrijlating: de vrijlating van inkomsten uit arbeid bedoeld in artikel 31, lid 2, onder o, van de WWB.

2. De begripsbepalingen van de WWB zijn op deze verordening van toepassing, tenzij in deze verordening anders is bepaald.

Artikel 2 belanghebbende (doelgroep)

De persoon van 18 tot 65 jaar genoemd in artikel 7, lid 1, onder a, van de WWB:

a. die WWB-, IOAW-, IOAZ- of ANW-uitkering ontvangt of

b. 1e die als werkzoekende staat ingeschreven bij het CWI, die geen aanspraak heeft op een uitkering van de gemeente of het UWV en die ondersteuning behoeft bij diens arbeidsinschakeling.

2e die werkt in een door de gemeente Alphen-Chaam gesubsidieerde arbeidsplaats.

Niet tot de doelgroep behoort:

1. de persoon die geen uitkeringsgerechtigde is en die onderwijs of een beroepsopleiding volgt als bedoeld in de Wet studiefinanciering 2000 of in hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten, en

2. de persoon die een kind is als bedoeld in artikel 7, tweede lid, aanhef en onderdeel a, van de Algemene Kinderbijslagwet.

3. de persoon die een uitkering ontvangt van het UWV onafhankelijk de aard van de uitkering en/of de hoogte. het college en het UWV kunnen overeenkomen dat het genoemde in artikel 4, lid 1 en 2, wel van toepassing is op de persoon met een uitkering van het UWV.

4. de persoon van wie het netto-(gezins)inkomen hoger is dan 120% van het sociaal minimum.

5. de persoon van wie het vermogen meer bedraagt dan het voor de Wwb vrij te laten bescheiden vermogen in zijn/haar situatie.

Artikel 3 arbeidsinschakeling, ondersteuning en voorziening In deze verordening wordt verstaan onder:

a. arbeidsverplichting: het naar vermogen trachten te verkrijgen en aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid, waaronder begrepen registratie als werkzoekende bij het CWI en waarbij geen gebruik wordt gemaakt van een voorziening.

b. re-integratieverplichting: het gebruik maken van een voorziening gericht op inschakeling in of het verkleinen van de afstand tot de arbeid waaronder begrepen sociale activering; het meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling; de geschiktheid voor scholing/opleiding of het vaststellen van een diagnose.

c. participatie: het naar vermogen meedoen in de samenleving door het verrichten van betaald regulier of gesubsidieerd werk en als dit nog niet mogelijk is door sociale activering.

Nr.

CVDR16503_1

CVDR

22 januari2019

Officiële uitgave van Alphen-Chaam.

(2)

d. sociale activering: het verrichten van onbeloonde maatschappelijk zinvolle activiteiten gericht op (uiteindelijk) inschakeling in de betaalde arbeid of op maatschappelijke participatie als betaalde arbeid (nog) niet mogelijk is.

e. participatiepiramide: een ordeningssystematiek tot het ondersteunen en het aanbieden van voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling bestaande uit:

1. een basislaag: voor de participatie naar en door betaald regulier werk, werk in eigen bedrijf of zelfstandig beroep, tijdelijk gesubsidieerde arbeid of onbeloonde arbeid gericht op arbeidsparticipatie (inschakeling in de arbeid).

2. een middenlaag: voor de participatie naar en door structureel gesubsidieerd werk.

3. een toplaag: voor de participatie naar en door onbeloonde arbeid gericht op maatschappelijke participatie.

f. voorziening: een door het college noodzakelijk geachte voorziening gericht op inschakeling in de arbeid of sociale activering.

g. mantelzorg: langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep en zonder betaling voor meer dan 8 uur per week wordt geboden aan een zorgbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en deze de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt.

h. werk-voorop-benadering: het na het inschrijven als werkzoekende zo snel mogelijk aan het werk zetten van belanghebbenden voor bepaalde tijd.

j. polis: de met een belanghebbende gemaakte en vastgelegde afspraken over de planmatige inzet van een of meer voorzieningen;

i. nazorg: een voorziening gericht op het voorkomen van (een) armoede(-val) of van terugval in de uitkering gedurende de eerste 6 maanden na uitstroom uit de bijstand. De 6 maanden termijn is te verlengen met tweemaal 3 maanden tot de duur van in totaal 1 jaar.

Hoofdstuk 2 Re-integratie

Artikel 4 Opdracht van het college

1. Het college biedt de doelgroep ondersteuning bij arbeidsinschakeling.

2. Het college zorgt voor een voldoende gevarieerd aanbod van voorzieningen.

3. Het college stelt bij het ondersteunen en/of het bepalen en aanbieden van voorzieningen prioriteiten in verband met de financiële mogelijkheden en met maatschappelijke, economische en

conjuncturele ontwikkelingen.

4. Het college bevordert de beschikbaarheid van de opvang van kinderen tot 12 jaar, als die opvang nodig is voor het realiseren van duurzame arbeidsinschakeling.

Artikel 5 Taak van het college

1. Het college voert zijn zorgplicht bij arbeidsinschakeling uit met in acht name van de door de raad jaarlijks vast te stellen programmabegroting.

2. Het college stemt de ondersteuning bij arbeidsinschakeling en het bepalen en aanbieden van noodzakelijke voorzieningen af op de kortste weg naar duurzame arbeidsinschakeling.

3. Het college bevordert de beschikbaarheid en de inzet van flankerende voorzieningen die belemmeringen voor arbeidsinschakeling kunnen opheffen.

4. Het college werkt bij de uitvoering van het ondersteunen bij arbeidsinschakeling samen met het CWI en het UWV.

5. Het college kan voor de uitvoering van zijn zorgplicht bij arbeidsinschakeling afspraken maken met derden, waaronder werkgevers en re-integratiebedrijven. Het college neemt hierbij de gemeentelijke richtlijnen voor in-, aan- en uitbesteden in acht.

6. Het college legt het aanbod van een voorziening aan een persoon uit de doelgroep vast in een beschikking dan wel een polis als bijlage bij een beschikking.

Artikel 6 Rechten en plichten belanghebbende De belanghebbende heeft aanspraak op:

1e een door het college noodzakelijk geachte voorziening.

2e een vaste contactpersoon vanuit de afdeling Publiekszaken in relatie tot de uitkering en ondersteuning gericht op arbeidsinschakeling.

3e een heroverweging (second opinion) als deze niet kan instemmen met de inhoud van een polis.

4e nazorg.

1. De belanghebbende heeft de volgende verplichtingen:

(3)

1e arbeids-/sollicitatieverplichting: zich te registreren als werkzoekende bij het CWI en naar vermogen algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen en deze te aanvaarden,tenzij ontheffing van deze verplichtingen is verleend.

2e re-integratieverplichting: gebruik te maken van een aangeboden voorziening, een programma tot inburgering op grond van de Wet inburgering inbegrepen, daar naar vermogen uitvoering aan te geven en na te laten al hetgeen het realiseren van het doel van de voorziening belemmert 3e medewerkingsverplichting: mee te werken aan een onderzoek en/of medische keuring naar de

mogelijkheden tot arbeidsinschakeling dan wel naar de inhoud, passendheid, voortgang en uitvoering van een voorziening, het aanvragen van de indicatie voor de Wet sociale werkvoorziening inbegrepen.

4e inlichtingenverplichting: op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling te doen aan het college van alle feiten en omstandigheden die van belang kunnen zijn voor de aanspraak op ondersteuning of voorziening. Hieronder in elk geval begrepen wijziging in woonplaats,

gezondheidssituatie of arbeidshandicap, scholing, (onbetaalde) werkzaamheden of middelen (inkomsten of vermogen).

Artikel 7 Criteria ontheffen arbeids- en/of re-integratieplicht

1. Het college verleent tijdelijk --geheel of gedeeltelijk-- ontheffing van de arbeids- en/of re- integratieverplichting met in acht name van het bepaalde in artikel 9, lid 2 en 4, van de WWB dan wel artikel 37a van de IOAW of de IOAZ.

2. Het college stelt, zo nodig in overleg met een extern diagnosebureau, de duur van een ontheffing vast op:

a. maximaal 1 jaar als de combinatie arbeid of voorziening niet mogelijk is door de zorg voor kinderen of door mantelzorg.

b. maximaal 3 jaar als de combinatie arbeid of voorziening niet mogelijk is om psychische of medische redenen.

3. Het college besluit tijdig voor afloop van een verleende ontheffing tot het al dan niet verlengen ervan.

Artikel 8 Voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling

1. Het college ondersteunt een belanghebbende, die tot de doelgroep behoort en die het zelf niet lukt om betaalde arbeid te verkrijgen, bij diens arbeidsinschakeling vóórdat is bereikt:

a. voor een persoon tot 23 jaar de grens van 6 maanden werkloosheid en b. voor een persoon van 23 tot 65 jaar de grens van 12 maanden werkloosheid.

2. Het college deelt de ondersteuning en voorzieningen in naar de ordeningsystematiek van de participatiepiramide. Dit onverminderd de inzet van flankerende voorzieningen als

casemanagement, maatschappelijk ondernemen, hoogwaardig handhaven, scholing, schuldhulpverlening, nazorg, premie, onkostenvergoeding, inkomstenvrijlating, etc.

3. Het college stemt de ondersteuning en voorzieningen af op het vergroten van de vitaliteit en de zelfredzaamheid van belanghebbenden via de kortste weg naar duurzaam regulier werk en als dit (nog) niet mogelijk is door (tijdelijk) gesubsidieerd werk , door werken met behoud van uitkering of door sociale activering.

4. Voor het realiseren van de kortste weg door en naar werk zet het college de ondersteuning en voorzieningen bij voorkeur in op de werk-voorop-benadering, waarbij:

a. voor jongeren tot 23 jaar het behalen van een startkwalificatie als hoogste doel geldt.

b. het hoger opgeleide vluchtelingen is toegestaan om met behoud van uitkering een (aanvullende) opleiding te volgen naar door het college te stellen regels.

Artikel 9 Afweging belangen

1. Het college houdt bij de aanspraak op ondersteuning bij arbeidsinschakeling en bij het aanbieden van voorzieningen rekening met:

a. het bepaalde in artikel 9, lid 2 en 4 van de WWB (zorgplicht alleenstaande ouder, beschikbaarheid, kinderopvang, toepassen voldoende scholing en belastbaarheid);

b. met de intrinsieke motivatie van een belanghebbende, voor zover dit de kortste weg naar duurzame uitstroom in redelijkheid niet belemmert en

c. de aanwezigheid van een voorliggende voorziening.

(4)

2. Het college betrekt bij het afwegen van belangen onder meer de situatie op de arbeidsmarkt, de mate van investering in een belanghebbende (eerder aangeboden voorzieningen) en het vooruitzicht op inkomen uit betaalde arbeid.

Artikel 10 Stimuleren en handhaven participatie

1. De belanghebbende die een WWB-, IOAW- of IOAZ-uitkering ontvangt en die een bijzondere inspanning verricht gericht op participatie, heeft aanspraak op een premie naar de regels in hoofdstuk 3 van deze verordening.

2. Bij het niet of niet tijdig nakomen van de verplichtingen gericht op participatie geeft het college uitvoering aan:

a. hoofdstuk 4 van deze verordening: regels met betrekking tot het verlagen van de bijstand in het geval een WWB-uitkering wordt ontvangen;

b. artikel 20 van de IOAW dan wel IOAZ: regels met betrekking tot het tijdelijk of blijvend, geheel of gedeeltelijk, weigeren van de uitkering, als de IOAW of IOAZ in het geding is;

c. artikel 11 van deze verordening: regels met betrekking tot het vervallen van de aanspraak op een voorziening voor zover het betreft een ANW-er of Nug-er.

Artikel 11 Beëindigen ondersteuning of voorziening

1. Het college kan de ondersteuning of voorziening van een ANW-er of Nug-er beëindigen als deze:

de arbeids- en/of re-integratieverplichting bij voortduring niet of niet tijdig nakomt;

a.

b. niet meer tot de doelgroep behoort;

c. een andere voorziening wordt aangeboden;

d. neveninkomsten heeft waarmee naar oordeel van het college duurzame uitstroom is te realiseren zonder inzet van een voorziening.

2. Het beëindigen van een voorziening kan inhouden het opzeggen van een gesubsidieerde dienstbetrekking, een dienstbetrekking bedoeld in artikel 14 van de Invoeringswet WWB (overgangsrecht WIW en ID-banen) of het beëindigen van de subsidie daarvoor.

3. Het college kan besluiten enige tijd geen (nieuwe) voorziening aan te bieden als een eerdere voorziening (voortijdig) is beëindigd.

Hoofdstuk 3 Stimuleren participatie Artikel 12 Premie op participatie

1. Een uitkeringsgerechtigde heeft recht op een premie van minimaal € 250,-- en maximaal € 500,-- per kalenderjaar als deze naar het oordeel van het college een bijzondere inspanning heeft verricht gericht op participatie. Dit onverminderd de volgende leden en de artikelen 13, lid 3, dan wel 18, lid 3, van deze verordening (samenloop met vergoeding voor onbeloonde arbeid dan wel inkomstenvrijlating).

2. Recht op de maximale premie bestaat als voor de duur van tenminste drie maanden per kalenderjaar naar vermogen betaalde arbeid in deeltijd is verricht.

3. Recht op een premie van maximaal € 500,-- bestaat bij het met goed gevolg doorlopen van aangeboden nazorg in de vorm van jobcoaching: begeleiding op de werkplek.

4. Recht op een premie van maximaal € 270,-- heeft de uitkeringsgerechtigde die

inburgeringsbehoeftig is en die op basis van vrijwillige deelname het inburgeringsexamen tijdig en met goed gevolg aflegt.

5. Per kalenderjaar bestaat recht op één premie op participatie of bij eenmalige uitbetaling per kalenderjaar op meerdere premies tot het in het eerste lid genoemde maximumbedrag.

Artikel 13 Vergoeding onbeloonde arbeid

1. De uitkeringsgerechtigde die (bijvoorbeeld via WZSW) onbeloonde arbeid verricht, heeft recht op een (onkosten)vergoeding van:

a. € 25,-- per maand als 4 tot 10 uur per week onbeloonde arbeid wordt verricht, b. € 40,-- per maand als 10 tot 20 uur per week onbeloonde arbeid wordt verricht en c. € 63,66 per maand als 20 uur of meer per maand onbeloonde arbeid wordt verricht.

2. De vergoeding voor onbeloonde arbeid wordt verminderd met de onkostenvergoeding die voor het verrichten van de onbeloonde arbeid wordt ontvangen van de organisatie waar die arbeid wordt verricht.

(5)

3. Samenloop van de vergoeding voor onbeloonde arbeid met een premie op participatie op grond van artikel 12 is niet toegestaan.

Artikel 14 Doorstroompremie werknemer voormalige WIW-/ID-banen

Werknemers werkzaam in een door de gemeente Alphen-Chaam gesubsidieerde dienstbetrekking op grond van de voormalige Wet inschakeling werkzoekenden of het Besluit in- en doorstroom-banen hebben recht op een eenmalige premie van € 1.500,-- bij aansluitende, duurzame uitstroom naar regulier betaald werk waarmee volledig in de noodzakelijke kosten van het bestaan kan worden voorzien.

Artikel 15 Premie op maat werkgever voormalige WIW-/ID-banen

Werkgevers die een door de gemeente Alphen-Chaam met toepassing van de voormalige Wet inschakeling werkzoekenden of het Besluit in- en doorstroombanen gesubsidieerde dienstbetrekking omzetten in een reguliere dienstbetrekking voor onbepaalde tijd (niet zijnde gesubsidieerd werk op grond van de Wet sociale werkvoorziening of anderszins) en waarmee de werknemer volledig in de noodzakelijke kosten van het bestaan kan voorzien, hebben recht op een eenmalige premie op maat, door het college vast te stellen.

Artikel 16 Tegemoetkoming kosten arbeidsplaats (loonkostensubsidie)

1. Het college verleent op aanvraag een tegemoetkoming in de kosten van een arbeidsplaats aan een werkgever die duurzaam een reguliere dienstbetrekking aanbiedt aan de uitkeringsgerechtigde die daar naar het oordeel van het college voor in aanmerking komt.

2. Het college stelt nadere regels over de doelgroep, de hoogte en de duur van de subsidie en de verplichtingen die aan de subsidie worden verbonden. De tegemoetkoming bedraagt maximaal de netto uitkering van de uitkeringsgerechtigde.

3. Het aanbieden van deze voorziening vindt plaats overeenkomstig de beleidsaanbeveling van het ministerie van SZW "Subsidiëring arbeidsplaatsen in het kader van re-integratie werkzoekenden"

(bijlage 1).

Artikel 17 Onkostenvergoeding

De uitkeringsgerechtigde met een WWB-, IOAW- of IOAZ-uitkering die kosten maakt in verband met het nakomen van een voorziening waarvoor geen aanspraak bestaat op een voorliggende voorziening heeft recht op een vergoeding:

a. van de reiskosten op basis van openbaar vervoer tweede klasse of bij reizen buiten Alphen-Chaam naar de fiscale norm voor de aftrek van woonwerkverkeer;

b. van de werkelijke reiskosten binnen Alphen-Chaam als om medische redenen gebruik wordt gemaakt van de deeltaxi;

c. van de overige noodzakelijke kosten die direct voortvloeien uit een voorziening.

Artikel 18 Inkomstenvrijlating

1. Voor het toepassen van deze voorziening wordt het inkomen uit arbeid van een uitkeringsgerechtigde geacht steeds bij te dragen aan zijn arbeidsinschakeling.

2. Het eerste lid blijft buiten toepassing als de informatie over het inkomen niet, niet tijdig of onvolledig is verstrekt en dit de uitkeringsgerechtigde te verwijten valt.

3. Samenloop van inkomstenvrijlating met een premie op participatie op grond van artikel 12 is niet toegestaan. Na afloop van de inkomstenvrijlating, die wettelijk eenmalig en maximaal voor de duur van zes aaneengesloten maanden is toe te kennen, is weer wel een premie toe te kennen (ook in hetzelfde kalenderjaar).

Artikel 19 Aanvullende bepalingen

1. Het college kent de voorzieningen in dit hoofdstuk, uitgezonderd de loonkostensubsidie bedoeld in artikel 16, zoveel mogelijk toe zonder dat daarvoor een aanvraag hoeft te worden ingediend.

2. Het college kan de vergoeding voor de voorzieningen in dit hoofdstuk nader vaststellen. Als een voorziening is afgestemd op een bedrag in de WWB of andere verordening, dan wordt de hoogte ervan geacht te zijn aangepast met ingang van de dag waarop dat bedrag wijzigt.

(6)

Hoofdstuk 4 Sanctiebeleid (afstemmen/verlagen van de bijstand) Artikel 20 Maatwerk

1. De bijstandsnorm wordt verlaagd met een percentage van die norm. Dit met een minimum van 5 procent oplopend tot maximaal 100% en waarbij per verwijtbare gedraging de afstand tussen minimum- en maximumverlaging 25% bedraagt (zogeheten bandbreedte).

2. De langdurigheidstoeslag en de bijzondere bijstand worden niet verlaagd, tenzij bijzondere bijstand is verleend op grond van artikel 12 van de WWB (verhogen bijstandsnorm voor 18 tot 21 jarigen als geen beroep kan worden gedaan op de onderhoudsplicht van de ouders).

3. De bijstandsnorm wordt niet verlaagd, als:

a. elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt, b. de aanvraag buiten behandeling wordt gelaten,

c. door het niet (volledig) nakomen van de inlichtingen- of medewerkingsverplichting bedoeld in artikel 17 van de WWB een reeds eerder toegekende uitkering is of wordt beëindigd (omdat het recht op bijstand niet langer kan worden vastgesteld) of

d. het niet (volledig) nakomen van deze verplichtingen niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand.

4. De bijstandsnorm wordt verlaagd voor de duur van één maand, tenzij sprake is van:

a. samenloop van het niet nakomen van verplichtingen, waarbij de hoogte en duur van de verlaging wordt vastgesteld op het zwaarste verwijtbare gedrag.

b. recidive (het binnen twaalf maanden na het verlagen van de bijstandsnorm opnieuw niet nakomen van verplichtingen), waarbij de duur van de verlaging wordt verdubbeld.

c. verwijtbaar gedrag waarvoor in deze verordening een afwijkende duur is vastgesteld.

5. In samenhang met het armoedebeleid wordt afgezien van het volledig (100%) verlagen van de bijstandsnorm en volstaan met een 50% verlaging met een verdubbeling van de duur van de verlaging, maar niet als het betreft het weigeren van algemeen geaccepteerde arbeid.

6. Het verlagen van de bijstandsnorm gaat in op de eerste dag van de kalendermaand die volgt op de maand waarin het besluit bekend is gemaakt, maar niet als het betreft:

a. een besluit op een aanvraag of

b. het schenden van de informatieverplichting en de belanghebbende redelijkerwijs kon begrijpen dat hij teveel of ten onrechte bijstand ontving.

In de situatie onder a en b genoemd, werkt het verlagen van de bijstandsnorm terug tot de datum van aanvraag dan wel de dag waarop het verzuim betrekking heeft.

7. Het besluit tot het verlagen van de bijstandsnorm vermeldt in ieder geval de reden, duur en hoogte van de verlaging en de redenen om af te wijken van het minimumpercentage binnen een vastgestelde bandbreedte.

8. Voordat de bijstandsnorm wordt verlaagd, wordt de belanghebbende in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen, maar niet als:

a. de vereiste spoed zich daartegen verzet,

b. de belanghebbende zijn zienswijze al eerder kenbaar heeft gemaakt en er geen sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden,

c. binnen de gestelde termijn niet is voldaan aan de inlichtingenverplichting of

d. het horen niet nodig is voor het vaststellen van de ernst van de gedraging of de mate van verwijtbaarheid.

Artikel 21 Inlichtingenverplichting (rechtmatigheid)

1 Bij het niet, niet tijdig of onvolledig voldoen aan de verplichtingen op grond van artikel 18, lid 2, van de WWB, waardoor ten onrechte of tot een te hoog bedrag bijstand is verleend, wordt --onder handhaving van het bepaalde in het derde lid-- de bijstandsnorm verlaagd met 10% van de ten onrechte of tot een te hoog bedrag verleende bruto bijstand.

2. Bij een reeds beëindigde of te beëindigen uitkering wordt --onder handhaving van het bepaalde in het derde lid-- het bruto bedrag van de terug te vorderen kosten van bijstand eenmalig verhoogd met 10% voor administratiekosten.

3. Het percentage van de maatregel in het eerste en tweede lid wordt verdubbeld bij misbruik of oneigenlijk gebruik van de bijstand waarbij sprake is van opzet of bedrog (vernuftige constructie van misleiden of met opzet tot misleiden), van vermogensfraude of criminele activiteiten (hennepteelt, drugshandel e.d.).

(7)

Artikel 22 Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid (rechtmatigheid)

1. Bij het versneld interen van vermogen of het hebben gedaan van een schenking, waarmee rekening zou zijn gehouden bij het verlenen van de bijstand, wordt voor de duur van het eerder dan wel langer bijstandsafhankelijk zijn de bijstandsnorm verlaagd met:

a. 10% tot 30% bij het maximaal 12 maanden eerder of langer bijstandsafhankelijk zijn en b. 30% tot 50% bij het meer dan 12 maanden eerder of langer bijstandsafhankelijk zijn.

2. Het eerder of langer bijstandsafhankelijk zijn wordt berekend door het versneld ingeteerd vermogensbedrag of het geschonken bedrag te delen door 1½ maal de bijstandsnorm verhoogd met het verschuldigde bedrag voor de zorgverzekering (basis- en aanvullende verzekering). De duur van de verlaging wordt naar boven afgerond op (een) hele maand(en).

3. In overige gevallen van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid wordt de bijstandsnorm verlaagd met 10%.

Artikel 23 Voorliggende voorziening (rechtmatigheid)

Als door eigen toedoen geen of onvoldoende gebruik is te maken van een voorliggende voorziening (artikel 15 van de WWB) wordt de bijstandsnorm verlaagd met 10% van het bedrag van de schadelast voor de duur van de schadelastperiode. Onder schadelast te verstaan: de bruto kosten van bijstand die de gemeente niet verschuldigd zou zijn geweest als tijdig een beroep was gedaan op een voorliggende voorziening.

Artikel 24 Ernstig misdragen (rechtmatigheid/doelmatigheid)

1. Bij het zich jegens het college, hun ambtenaren, medewerkers van het CWI of ingeschakeld re- integratie of diagnosebedrijf, zeer ernstig misdragen met betrekking tot het uitvoeren van de WWB, een diagnose of een polis inbegrepen, gelden de volgende regels:

1 een aanvraag om bijstand wordt buiten behandeling gelaten en 2 al toegekende bijstand wordt beëindigd per de datum van misdraging.

2 Dit omdat het recht op bijstand niet is vastgesteld kunnen worden. Eerst na het doorlopen van de procedures uit het agressieprotocol (afkoelperiode, ordegesprek, justitiële aangifte en dergelijke) kan sprake zijn van het afhandelen van de aanvraag dan wel het herstellen van de uitkering.

2. Bij een herstel van de uitkering per de datum van ernstige misdraging wordt de bijstandsnorm verlaagd met 50% voor de duur van 2 maanden.

Artikel 25 Arbeids- en/of re-integratieverplichting (doelmatigheid)

1. Bij het weigeren van algemeen geaccepteerde arbeid, daaronder begrepen ondersteuning of voorzieningen die garantie bieden op die arbeid, wordt de bijstandsnorm verlaagd met 100% voor de duur van 1 maand.

2. Bij het niet behouden van algemeen geaccepteerde arbeid wordt de bijstandsnorm verlaagd met 50% voor 2 maanden.

3. Bij het anderszins niet, niet tijdig of in onvoldoende mate meewerken aan de arbeids- en/of re- integratieverplichting wordt de bijstandsnorm wordt als volgt verlaagd:

1. regulier betaald werk, zelfstandig ondernemerschap of tijdelijk gesubsidieerd werk met 50 tot 75% voor 1maand.

2. onbeloonde arbeid gericht op het verkrijgen van regulier betaald werk:

-- met 25 tot 50% voor 1 maand bij hoog uitzicht op regulier betaald werk.

-- met 5 tot 25% voor 1 maand bij laag uitzicht op regulier betaald werk.

-- tot 10% voor 1 maand bij weinig uitzicht op regulier betaald werk.

b. voor op de middenlaag van de participatiepiramide gerichte verplichtingen en (flankerende) voorzieningen met 50 tot 75% voor één maand.

c. voor op de toplaag van de participatiepiramide gerichte verplichtingen en (flankerende) voorzieningen met 5 tot 10% voor 1 maand, maar niet als sprake is van een ontheffing

van zowel de arbeids- als re-integratieverplichting.

4. Bij een niet constructieve opstelling of het weerspannig, structureel dan wel stelselmatig dwarsbomen/frustreren van de arbeids- en/of re-integratieverplichting geldt het maximum van de aangegeven verlaging.

(8)

Artikel 26 Inburgering (doelmatigheid)

1. Voor de uitkeringsgerechtigde die niet, niet tijdig of onvolledig voldoet aan de verplichting tot inburgering wordt de bijstandsnorm afgestemd als volgt:

a. 20% van de bijstandsnorm als geen gehoor wordt gegeven aan de oproep van het college of onvoldoende medewerking wordt verleend aan het onderzoek tot inburgering.

b. 40% van de bijstandsnorm als geen of onvoldoende medewerking wordt verleend aan de uitvoering van de vastgestelde inburgeringsvoorziening.

c. 40% van de bijstandsnorm als niet binnen de wettelijk vastgestelde basistermijn het inburgeringsexamen is behaald.

d. 80% van de bijstandsnorm als niet binnen de verlengde basistermijn het inburgerings- examen is behaald.

2. Het college kan de bijstandsnorm minder of meer verlagen, rekening houdend met de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en de individuele omstandigheden van de

uitkeringsgerechtigde. De verlaging bedraagt maximaal:

a. € 250,-- voor handelen in strijd onder punt 1a, b. € 500,-- voor handelen in strijd onder punt 1b, c. € 500,-- voor het niet naleven van punt 1c, d. € 1.000,-- voor het niet naleven van punt 1d.

Hoofdstuk 5 Bestrijden misbruik en oneigenlijk gebruik Artikel 27 Hoogwaardig handhaven

1. Het voorkomen en bestrijden van uitkeringsfraude is ingericht naar het landelijk model voor hoogwaardig handhaven. Dit model bestaat uit de volgende elementen die in samenhang worden uitgevoerd:

a. het vroegtijdig voorlichten van burgers over hun rechten en plichten, b. de dienstverlening optimaliseren,

c. het vroegtijdig vaststellen en afhandelen van oneigenlijk gebruik en misbruik en d. het metterdaad sanctioneren van vastgestelde fraude.

2. Het college richt het beleid voor hoogwaardig handhaven bij voorkeur op het voorkomen van fraude.

3. Het college maakt gebruik van de diensten van het regionaal coördinatiepunt fraudebestrijding:

een kennisnet voor handhaving in de sociale zekerheid gericht op het bevorderen van programmatisch en hoogwaardig handhaven.

Artikel 28 Voorlichting en communicatie

1. Het college verstrekt aan belanghebbenden een klantenmap met informatie over de rechten en plichten die aan het ontvangen van bijstand zijn verbonden en de gevolgen bij misbruik en oneigenlijk gebruik van bijstand.

2. Het college verstrekt aan de uitkeringsgerechtigden regelmatig een nieuwsbrief met actuele onderwerpen over rechtmatigheid, doelmatigheid en handhaving.

Artikel 29 Optimaliseren dienstverlening/administratieve lastenvermindering

1. Het college ziet er actief op toe, dat in de werkprocessen van de sector Sociale Zaken onnodige procedurele belemmering worden weggenomen door:

-- gebruik te maken van het (in te voeren) digitaal klantdossier gericht op het voorkomen van dubbele uitvraag van gegevens.

-- het integreren van de dienstverlening in de ketensamenwerking CWI, UWV en gemeente -- het uitwisselen van gegevens met Stichting Inlichtingenbureau dat door het ministerie van SZW

is opgericht om gemeenten te ondersteunen bij de controle van de rechtmatigheid van de bijstandsuitkeringen.

2. Het college ondersteunt uitkeringsgerechtigden tot 65 jaar bij wijze van dienstverlening met een maandelijkse inkomstenverklaring (rechtmatigheidsformulier).

3. Het college verstrekt een uitkering voor algemene bijstand in aansluiting op de betaalcyclus van de aanvrager. Dit als voorschot en naar de regels van artikel 52 van de WWB.

(9)

Artikel 30 Vroegtijdig vaststellen en afhandelen misbruik/oneigenlijk gebruik

1. Het college legt de controle van de rechtmatigheid van de verstrekte bijstand en de doelmatigheid van de polissen (re-integratie) vast in het werkproces van de afdeling Publiekszaken, onderdeel Sociale Zaken.

2. Het college past bij de controle naar de doelmatigheid van de polissen en de aangeboden (flankerende) voorzieningen trajectbewaking toe.

3. Het college past bij de controle naar de rechtmatigheid van de verstrekte bijstand het zogeheten stoplichtenmodel toe. Dit model gaat uit van het principe: hoe groter het risico op misbruik of oneigenlijk gebruik, hoe groter/zwaarder de controle. Binnen dit model wordt gewerkt met risicogroepen gebaseerd op risicoprofielen.

4. Het college maakt bij de controle van de rechtmatigheid van de verstrekte bijstand onder meer gebruik van de faciliteiten van de Stichting Inlichtingenbureau voor het maandelijks vergelijken van het uitkeringenbestand met dat van de belastingdienst, het uitvoeringsinstituut

werknemersverzekeringen en de informatiebeheergroep (studiefinanciering).

5. Het college verhoogt de fraudealertheid van de medewerkers die zijn belast met het uitvoeren van de WWB. Dit door het uitreiken van een fraudekompas (checklist) en het ondersteunen van hun werkzaamheden met fraudepreventiemedewerkers.

6. Het college stelt jaarlijks een taakstelling vast voor het type en het aantal in te stellen fraude(preventie-)onderzoeken.

7. Het college maakt gebruik van het instrument huisbezoek.

8. Het niet meewerken aan een onaangekondigd dan wel onmiddellijk af te leggen huisbezoek heeft alleen gevolgen voor de uitkering, als sprake is van een voor het vaststellen van het recht op bijstand gerechtvaardigd en noodzakelijk huisbezoek.

Artikel 31 Sanctioneren vastgestelde fraude / aangifte justitie

1. Als door het niet nakomen van of handelen in strijd met de inlichtingenverplichtingen ten onrechte of tot een te hoog bedrag bijstand is verleend, verlaagt het college, onverminderd het tweede lid, de bijstand overeenkomstig artikel 21 van deze verordening. Dit met handhaving van de

bevoegdheid van het college tot terugvordering van de onverschuldigd betaalde bijstand.

2. Het college doet steeds na goed overleg met het Openbaar Ministerie justitiële aangifte

overeenkomstig de Aanwijzing Sociale Zekerheidsfraude, Staatscourant 07-09-2004, 170 (waarbij de grens voor het doen van aangifte is vastgesteld op een ten onrechte of tot een te hoog bedrag verleende bruto bijstand van meer dan € 6.000,-- (normbedrag 2007).

3. De zaken bedoeld in het tweede lid, waarin wordt afgezien van justitiële aangifte of die na het doen van aangifte worden geseponeerd, worden als zware vorm van fraude afgedaan volgens artikel 21, lid 3, van deze verordening (uitkering verlagen met 20% van de bruto terug te vorderen kosten van bijstand of bij een beëindigde uitkering de terug te vorderen kosten van bijstand verhogen met 20% administratiekosten).

Artikel 32 Terugvorderen opgespoorde fraudebedragen

1. Het college vordert de ten onrechte of tot een te hoog bedrag verleende bruto bijstand uit het niet nakomen van of handelen in strijd met de inlichtingenverplichtingen in beginsel volledig terug.

2. Het afzien, matigen en terugvorderen van de onverschuldigd betaalde bijstand vindt plaats overeenkomstig het door het college van de gemeente Tilburg vastgestelde "Beleidskader terug- en invordering Wet werk en bijstand" (dit in verband met de integrale uitbesteding aan Tilburg van het onderdeel terugvordering en verhaal.

Hoofdstuk 6 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 33 Hardheidsclausule en onvoorziene omstandigheden

1. Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening als het toepassen daarvan leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.

2. Het college beslist in gevallen waarin deze verordening niet voorziet.

Artikel 34 Overgangs- en slotbepalingen

1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag van de kalendermaand volgend op de dag van bekendmaking.

2. Het intrekken van de re-integratie-, de afstemmings- en de misbruikverordening Wet werk en bijstand vindt plaats per de datum waarop deze verordening in werking treedt.

(10)

3. Deze verordening werkt voor nieuwe gevallen en op rechtsfeiten die plaatsvinden na inwerkingtreding.

4. Deze verordening wordt aangehaald als "Verzamelverordening WWB".

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 20 november 2008 de griffier, de voorzitter,

Algemene toelichting

De in 2004 vastgestelde verordeningen in het kader van de Wet werk en bijstand (WWB) voor re- integratie, afstemming en misbruik, zijn aangepast en samengevoegd. De redenen voor het aanpassen zijn gelegen in:

- het verhogen van de participatie aan de onderkant van de arbeidsmarkt,

- de samenstelling van het bestand in de bijstand (hoog aandeel ouderen en zeer langdurig uitkeringsgerechtigden),

- afstemming op de pijler sociale samenhang van het regeerakkoord en het daarop gebaseerde Bestuurlijk Akkoord "Samen aan de slag" met ambities en prestatie-afspraken om de participatie van de burgers te vergroten,

- gewijzigde wetten en regels (o.a. het invoeren van de nieuwe Wet inburgering en het verbod op dubbele uitvraag van gegevens) en

- actuele rechtspraak over huisbezoeken en het protocol voor de huisbezoeken.

Tot het samenvoegen van deze verordeningen is overgegaan gelet op hun onderlinge samenhang en het vereenvoudigen en terugdringen van regels. De verzamelverordening biedt tevens meer houvast bij het verstrekken van premies. Dit was een uitdrukkelijk verzoek van de afdeling.

De nieuwe verzamelverordening draagt bij aan meer duidelijkheid en houvast voor belanghebbenden door verbeterde rechtswaarborgen. De aanpassingen zorgen er gelijktijdig voor, dat de uitvoering meer flexibel kan inspelen op in- en externe ontwikkelingen en op de toenemende samenhang met

beleidsterreinen als armoedebestrijding, onderwijs en zorg. De nieuwe verzamelverordening biedt voorts voldoende ruimte voor innovatie, maatwerk en effectiviteit. De verzamelverordening is voorbereid op nog te ontwikkelen arbeidsmarktbeleid. Het verbinden van arbeidsmarkt met re-integratie is mede gericht op het beheersen van het volume in de bijstand. Dit gelet op de druk op het lokale risico uit de 100% financiële verantwoordelijkheid voor het uitvoeren van de WWB.

Participatie dóór en náár betaaldwerk is uitgangspunt bij het bepalen en aanbieden van voorzieningen.

Betaald werk biedt mensen immers inkomen en gevoel van eigenwaarde en is goed voor integratie en emancipatie. Het is bovendien een goede voorziening tegen armoede. De werk-voorop-benadering voorziet hierin. Verder staat centraal de aandacht voor de onderkant van de arbeidsmarkt: de participatie dóór en náár werk van het bestand zeer langdurig uitkeringsgerechtigden. Het terugdringen van hun afhankelijkheid van de sociale zekerheid verloopt via inzetbanen (onbeloonde arbeid) en

participatieprojecten. Deze projecten zijn mede gericht op het verbeteren van de samenhang tussen de WWB en de Wet Maatschappelijk Ondersteuning. Het project Wonen, Zorg, Service in de Wijk is hier een voorbeeld van. Mensen kunnen ook op een andere manier meedoen en door het verlenen van mantelzorg of door het verrichten van vrijwilligerswerk bijdragen aan meer sociale samenhang.

In de verzamelverordening is het nieuwe beleid voor het verhogen van de participatie van mensen die langere tijd aan de kant staan, afgestemd op het eveneens vernieuwde sanctiebeleid. Het sanctiebeleid is tevens herijkt tegen de achtergrond van de landelijke discussie over agressie tegen dienstverleners.

Zo zijn de uitgangspunten van het agressieprotocol opgenomen in de verordening. Hiermee verkrijgt het protocol de juridische waarde die het verdient voor het ingrijpen in de uitkeringsrelatie.

Verder bestaat de verzamelverordening voor een groot deel uit overname van voort te zetten beleid uit de voormalige verordeningen.

Het premiebeleid uit het werkboek is ingepast. Het premiebeleid is verbeterd in samenhang gebracht met overige voorzieningen gericht op het stimuleren van participatie en het bijdragen aan meer sociale samenhang. Het beleid voor misbruik blijft opgebouwd op het model voor hoogwaardig handhaven, dat mede is gericht op het beperken van instroom in en het bevorderen van uitstroom uit de bijstand.

Nieuw aangekondigde landelijke regels zijn nog te verwachten over:

- het invoeren van een leerwerkplicht voor jongeren tot 27 jaar,

- het schrappen van de sollicitatieplicht voor alleenstaande ouders met kinderen tot 5 jaar, - een voorziening die werken in deeltijd voor alleenstaande ouders met sollicitatieplicht financieel aantrekkelijk maakt (Wet voorzieningen arbeid en zorg alleenstaande ouders), - een inkomensregeling voor werkloze werknemers van 60 jaar en ouder (UWV voert uit) en - de modernisering van de WSW.

Deze nieuwe regels zijn naar verwachting zonder aanpassing van de verzamelverordening in te voeren en uit te voeren. De WWB en deze verzamelverordening spreken van "door het college noodzakelijk geachte voorzieningen". Als gebruik is te maken van een bestaande, te wijzigen of nieuw in te voeren voorliggende voorziening, dan gaan die voorzieningen voor (prevaleren) op de regels uit deze verordening over het aanbieden van een WWB-voorziening. Door al deze ontwikkelingen verschuiven

(11)

de accenten in het WWB-beleid naar het intensiever investeren in jongeren, het stimuleren van (klein) ondernemerschap, het ontwikkelen van competenties van mensen en het effectiever inzetten van voorzieningen. De nieuwe verzamelverordening is afgestemd op deze ontwikkelingen en accenten.

In nauwe betrekking tot deze accenten staan de ontwikkelingen rond het financieren van de re- integratievoorzieningen. De middelen uit het werkdeel-WWB komen onder druk te staan in verband met de koppeling ervan aan het volume in de bijstand. Het nog resterende bestand in de WWB bestaat voor een groot deel uit personen met een (zeer) grote afstand tot regulier betaald werk. Deze groep vraagt om specifieke, vaak langdurige voorzieningen. Aan deze voorzieningen hangt over het algemeen een hoger kostenplaatje. Verder streeft het kabinet naar het verbeteren van de effectiviteit en inrichting van de keten(-samenwerking). Met de invulling hiervan wordt een ombuiging beoogd vanaf 2009 die oploopt tot structureel € 190 mln vanaf 2012. Eenderde van deze taakstelling komt voor rekening van de gemeenten. Dit dwingt om de middelen voor re-integratie zo effectief mogelijk te gebruiken. De financiële ruimte wordt begrenst door het toe te kennen budget uit het werkdeel-WWB dan wel het per 2009-2010 in te voeren brede participatiefonds-SZW. In dat nieuwe fonds worden samengevoegd de re-integratie-middelen uit het werkdeel-WWB, de educatiemiddelen uit de Wet Educatie en

Beroepsonderwijs en de middelen uit de Wet Inburgering. Middelen die ontkokerd en daarmee effectiever zijn in te zetten voor gecombineerde trajecten.

Bij het uitwerken van de verzamelverordening is rekening gehouden met de wensen van de uitvoering.

De wensen betreffen het kunnen leveren van maatwerk bij participatie (stimuleren en sanctioneren) plus het voorkomen en bestrijden van agressie. In dit verband wordt opgemerkt dat over een andere inrichting van de ontvangsthal van de afdeling Publiekszaken wordt nagedacht.

De verzamelverordening overschrijdt mogelijk de verdeling van bevoegdheden tot het vaststellen van regels door de raad en het vaststellen van beleid door het college. De verordening is evenwel op voordracht van het college vastgesteld. Het college stemt in met het voorstel en handelt in

overeenstemming met de nieuwe verzamelverordening. Het mogelijk overschrijden van de verordenende bevoegdheid is te beschouwen als het verwoorden van de beleidslijn van het college voor het invullen van de aan hem toegekende vrije bevoegdheid.

Het beleid voor re-integratie, het afstemmen van de bijstand, het toekennen van premies en

misbruik/handhaving is hieronder nader artikelsgewijs toegelicht. Waar sprake is van bijstand of uitkering is veelal de WWB, IOAW en IOAZ bedoeld.

Artikelsgewijze toelichting

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen Algemeen / artikel 1

De centrale rol van participatie in de WWB (werk boven inkomen en iedereen doet mee) raakt in het bijzonder de doelgroep, het karakter en de reikwijdte van begrippen als arbeids-inschakeling,

ondersteuning en voorzieningen. De in de verzamelverordening gebruikte begrippen sluiten zoveel als mogelijk aan bij die van de WWB. Dit uit het oogpunt van helderheid en structuur. Hiermee wordt het voor de burger makkelijker om de samenhang te doorzien tussen het doel van de WWB en de in de verordening uitgewerkte beleidskaders.

Artikel 2

Belanghebbende is ook de zogeheten niet-uitkeringsgerechtigde (Nug-er). De gemeente beperkt het ondersteunen van Nug-ers en personen met een ANW-uitkering tot:

a. personen die een door de gemeente Alphen-Chaam gesubsidieerde arbeidsplaats bezetten en b. jongeren van 16 tot 23 jaar die werkloos en/of vroegtijdige schoolverlater zonder startkwalificatie zijn en die geen aanspraak kunnen maken op studiefinanciering WSF of WTOS.

Voor personen onder a is de ondersteuning gericht op het stimuleren van de door-/uitstroom naar regulier betaald werk. De ondersteuning van de personen onder b verloopt bij voorkeur door gebruik van de opleidingsfondsen van de sector waarin werk gezocht wordt. Als dit niet mogelijk is, dan is een werk-leertraject aangewezen (beroepsbegeleidende of beroeps-opleidende leerweg). Voor hen geldt als arbeidsrelevante startkwalificatie een diploma voor vmbo, havo, vwo of mbo tot en met

opleidingniveau 2. De door het UWV verstrekte uitkeringen betreffen de Werkloosheidswet, de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, de Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen, de Wet op de

arbeidsongeschiktheidsverzekering of de Toeslagenwet.

Als een persoon een netto (gezins)inkomen heeft dat hoger is dan 120% van het sociaal minimum, dan wordt deze niet aangemerkt als een Nug-er. Dit geldt ook als het vermogen meer bedraagt dan het voor de Wwb geldende bescheiden vermogen.

Artikel 3

De arbeids- en re-integratieverplichting zijn omschreven met het oog op:

- het vergroten van de participatie bij een grote afstand tot de arbeidsmarkt, - het verlenen van een ontheffing voor één of beide verplichtingen,

- de koppeling met het recht op vakantie met behoud van uitkering. Deze is voor uitkerings- gerechtigden tot 65 jaar gesteld op 4 weken. Voor 65-plussers en bij ontheffing van beide verplichtingen is (nu nog) 13 weken vakantie met behoud van uitkering toegestaan.

Het beginsel ‘iedereen participeert (doet mee)’ is uitgewerkt in een participatiepiramide, die de werkgelegenheidsladder vervangt. De piramide bevestigt beter het beeld, dat mensen in de bijstand

(12)

primair worden toegeleid naar werk, bij voorkeur door werk, en dat de uitkering tijdelijk van aard is.

De lat is hoog gelegd, maar niet voor iedereen even hoog. Er is sprake van participatie "naar vermogen":

iedereen stapt in op de laag die men aankan.

p a r t i c i p a t i e p i r a m i d e Afdelingsplan

Innovatie & Strategie 2008

Verbonden met de basis!

Concept Afdelingsplan I&S 2008 2008 I&S AP vs 2.doc Pagina 2 van 20 Voorwoord

Verbinden

Verbinden met jezelf, je eigen basis, je ziel en je zakelijkheid,

Verbinden met je collega, onze basis voor samenwerking waarbij één plus één drie wordt, Verbinden met innovatie, de basis voor vernieuwing,

Verbinden met strategie, de basis voor vooruitkijken,

Verbinden met een andere teams van SoZa, de basis voor samen beleid maken en uitvoeren, Verbinden met de juiste systemen, de basis om te weten en te meten wat we doen,

Verbinden met andere diensten, de basis voor gemeentebrede uitvoering in programma's, Verbinden met de stad, de basis voor ketensamenwerking,

Verbinden met onze klant, de basis voor succes!

Concept Afdelingsplan I&S 2008 2008 I&S AP vs 2.doc Pagina 3 van 20 Hoofdstuk 1

Leiderschap

Het vertrek van André biedt een kans om opnieuw te kijken naar de taken en verantwoordelijkheden van de leidinggevende

van de afdeling. Duidelijk is dat, mede als gevolg van de veelheid van onderwerpen en de veranderende omgeving van Sociale Zaken, de combinatie van leidinggevende met programmamanager

Arbeidsmarktbeleid niet meer

door één persoon kan worden uitgevoerd. Het is simpelweg te veel werk.

Voorgesteld is de functie te splitsen in:

1. afdelingsmanager I&S, lid van het MT sociale zaken 2. programmamanager Arbeidsmarktbeleid.

Voor deze laatste functie vragen we extra formatieve ruimte binnen de afdeling. Gezien de ontwikkelingen binnen de

keten en de opdracht, zoals die vanuit de nota 'Vooropgesteld Tilburg werkt' op ons bordje ligt, is dat noodzakelijk. We

verwachten dat beide functies in de eerste helft van 2008 worden ingevuld.

De afdelingsmanager is degene die staat voor zijn afdeling. De manager zorgt ervoor dat medewerkers kunnen

functioneren. Hij/zij bepaalt de koers van de afdeling en verdedigt de belangen van de afdeling zowel intern als extern.

Om zicht te krijgen op zijn eigen functioneren houdt de afdelingsmanager 360graden feedback.

De afdelingsmanager wordt in deze taak ondersteund door de senioren van de afdeling. Waar het de taak is van de

afdelingsmanager om de grote lijn weer te geven, de kaders te scheppen en het beleid op strategisch niveau neer te

zetten, is het de taak van de senioren om binnen hun teams, hieraan inhoudelijk (strategisch en tactisch) invulling te

geven. In 2008 werken we deze werkwijze uit en vertalen hem naar een beschrijving van taken en verantwoordelijkheden

van de senior beleidsmaker.

De afdelingsmanager I&S is naast afdelingmanager ook lid van MT-SoZa. Vanuit deze rol heeft hij/zij besluitvormende

invloed op de keuzes van de gehele organisatie, het formuleren van prioriteiten, het vormgeven van de organisatie en de

invulling van de politieke en maatschappelijke rol van Sociale Zaken. De rol van onze afdelingsmanager richt zich hierbij

vooral op strategisch beleidsmatige keuzes, het stellen van prioriteiten, de ketenontwikkeling en de innovatieve en

ontwikkeldoelen van de organisatie.

Naast intern zal de afdelingsmanager zich ook extern manifesteren. Immers, in een organisatie die in verandering is, die

steeds meer te maken krijgt met ketensamenwerking op alle beleidsterreinen, is het de afdelingsmanager die het gezicht

(13)

(mede) naar buiten bepaald. Op basis van interne en externe signalen immers kan de koers van Sociale Zaken vorm

gegeven worden. Steeds belangrijker wordt ook de samenwerking met andere onderdelen van de gemeente. De dossiers

op het gebied van armoedebestrijding, inburgering, jeugdwerkeloosheid, sociale actvering, wijkgerichte aanpak en WMO

maken dat de samenwerking met de diensten BeleidsOntwikkeling en GebiedsOntwikkeling steeds frequenter

plaatsvindt. Met de hoofden van de betrokken afdelingen maken we afspraken over de invulling van deze samenwerking

en de voorwaarden waarbinnen dit plaats kan vinden.

Concept Afdelingsplan I&S 2008 2008 I&S AP vs 2.doc Pagina 4 van 20 Hoofdstuk 2

Beleid en strategie

Belangrijkste speerpunt voor 2008 blijft het bevorderen van participatie. Participatie, deelname aan de samenleving in al

zijn verscheidenheid en veelkleurigheid, bevordert zelfstandigheid en zelfrealisatie. Participatie kent vele

verschijningsvormen en kan variëren van werk, mee kunnen doen aan sportactiviteiten, vrijwilligerswerk etc.

Binnen Sociale zaken zijn werk, armoede en maatschappelijke deelname als aandachtspunten benoemd, waarbij zorg

(WMO) ook onverkort aandacht krijgt. Vastgesteld is dat het hebben van regulier werk door ons gezien wordt als de

beste manier om mee te kunnen doen in de maatschappij. Regulier werk voorziet in een inkomen, creëert een sociale

context en draagt bij aan de individuele zelfrealisatie. Maar wij hebben ook duidelijk oog voor de mensen die niet meer

regulier kunnen werken, gesubsidieerde arbeid en maatschappelijk deelname dragen bij aan participatie.

Onze

inspanningen in 2008 blijven erop gericht om op basis van de participatiepiramide ons werk vorm te geven.

In dit hoofdstuk beschrijven we de acties voor 2008 op terrein van werk (regulier/gesubsidieerd/inburgering),

maatschappelijke deelname, armoede, zorg en uitkeringsbeleid. De acties van het Regionaal Coördinatiepunt

Fraudebestrijding (RCF), geen onder onze participatiepiramide, lichten we ook toe.

Verbinding

Alle beleidsthema's binnen de afdeling I&S hebben als hoofddoel het bevorderen van zelfredzaamheid van de Tilburgse

burger door middel van maatschappelijke participatie. Vanuit werk en maatschappelijke deelname vindt dit door middel

van werk of deelname aan maatschappelijke activiteiten plaats.

Vanuit zorg doen we dit bijvoorbeeld door het ter beschikking stellen van vervoersmiddelen waardoor ouderen en

mensen met een beperking in staat gesteld worden om deel te nemen aan de samenleving.

Bij het armoedebeleid betekent participeren, dat mensen met een laag inkomen volwaardig meetellen en mee kunnen in

de samenleving.

Gezamenlijke opdracht in 2008

_ Participatie is de paraplu boven de WWB, Wet Inburgering, WMO, WSW en het Armoedebeleid. Door de wetten (beter)

te laten samenwerken, kun je het maximale uit het participatiebeleid halen. Een voorbeeld van verbinding van deze

wetten is het project Woon, zorg en service in de wijk. In 2008 gaan we bekijken op welke punten de wetten elkaar

in de praktijk nog meer kunnen versterken.

_ Ketensamenwerking. De afdeling I&S maakt deel uit van verschillende ketens, zoals armoede, werk en zorg. Deze

functioneren nu naast elkaar. In 2008 willen we verbinding maken tussen de ketens daar waar het een toegevoegde

waarde heeft. Bijvoorbeeld voor het bereiken van de doelgroep 'working poor' is de verbinding tussen de keten

werk en armoede noodzakelijk. In 2008 wordt bekeken of in samenwerking met werkgevers deze doelgroep beter

bereikt kan worden.

(14)

_ Ook intern blijven we de verbinding steeds leggen naar andere teams en afdelingen binnen SoZa.

Bijvoorbeeld met

Bezwaar & Beroep, waar we in 2008 samen mee analyseren wat de gevolgen van ons beleid in de juridische context.

Wijkgericht

De gemeente Tilburg heeft met Minister Vogelaar een intentieverklaring getekend waarin afspraken zijn gemaakt om 5

wijken in Tilburg op het gebied van wonen, werken, armoede en inkomen, leren en opgroeien, integreren, veiligheid en

zorg te versterken. Deze wijken, ook wel impulswijken genoemd zijn Groenewoud, Groeseind/Hoefstraat, Kruidenbuurt,

Stokhasselt en Trouwlaan/Uitvindersbuurt.

De afdeling I&S maakt voor de thema's werk en armoede deel uit van de kern- en werkgroep impulswijken. Veel werk is

niet wijkgebonden, zelfs vaak niet gemeente gebonden. Bij werk wordt met name gedacht aan speciale consulenten die

in de 5 impulswijken als 'linking-pin' fungeren tussen de bewoners en Sociale Zaken.

participatiepiramide maatschappelijke deelname gesubsidieerd & onbetaald werk Regulier werk

Concept Afdelingsplan I&S 2008 2008 I&S AP vs 2.doc Pagina 5 van 20

Bij het vermijden en bestrijden van armoede past zeker, door de oververtegenwoordiging van mensen met een laag

inkomen in deze 5 impulswijken, een wijkgerichte aanpak. In 2008 geven we hier gericht invulling aan.

Werk

De kadernota 'Vooropgesteld Tilburg werkt' geeft de visie voor de jaren 2008 tot en met 2011 weer.

Direct hieraan

ontleend zijn de 6 prioriteiten die in het sectorplan van Sociale Zaken zijn opgenomen onder de paragraaf 'Werk

herzien'. Uitgangspunt daarin is dat werk centraal staat als ultieme vorm van participatie in de maatschappij. Werk als

doel maar ook als re-integratiemiddel. In 2008 geeft I&S invulling aan die visie en dat uitgangspunt, gericht op het

realiseren van het resultaat voor Sociale Zaken breed. Hierbij zijn onze inspanningen erop gericht om samen een

bestandsdaling van 8% te realiseren. Daarbij zit er spanning tussen financiële mogelijkheden en het inkopen van extra

instrumenten om deze doelstellingen te realiseren. Dat betekent dat het huidige aanbod aan verschillende instrumenten,

trajecten en pilots zal vereenvoudigd worden. Daarnaast zijn we innovatief in het creëren van nieuw beleid dat past

binnen de visie en de financiële mogelijkheden voor de komende jaren.

Snelle nieuwe diagnose

Voor onze nieuwe instroom zetten we in 2008 een snelle diagnose aan de kop van het proces. Op basis van de diagnose

kan er vervolgens veel gerichter dan nu direct bemiddeld worden of het vervolgtraject gekozen worden.Voor 2008 en

verder is het uitgangspunt dat hét re-integratietraject "werk' is. Meest wenselijk is directe bemiddeling naar een betaalde

baan. Indien dat (nog) niet haalbaar is, dan wordt de vorm van werk mede bepaald door de diagnose aan de kop.

Resultaat van deze diagnose is een gericht arbeidsmarktadvies, gebaseerd op branche, (nog te ontwikkelen)

competenties, niveau, ed. Het vervolgtraject bestaat uit;

1. direct werk op de reguliere arbeidsmarkt na bemiddeling door de keten (CWI, MatchingsUnit) 2. direct werk waarbij op basis van diagnose wordt voorgesorteerd op de branche (benoemd zijn: zorg, techniek,

detailhandel en logistiek)

a. direct werk zonder uitkering en met arbeidsovereenkomst welke (deels) door gemeente is gefinancierd.

Dit is

mogelijk bij werkgevers of in één van onze branchegerichte bedrijfshallen of WZSW b. direct werk met (tijdelijk) behoud van uitkering (WIZ, tROM)

3. voorbereiding op werk Ondersteunende instrumenten

(15)

Tot nu toe hebben we het voortdurend over de basis van de piramide gehad waarin regulier werk altijd centraal staat en

bereikbaar is voor de kandidaat. I&S heeft ook de taak om randvoorwaarden op maat aan te bieden uit andere

beleidsterreinen. Zeg maar de zaken die nodig zijn om werk te behouden. Dit gebeurt door middel van instrumenten die

het voor de casemanager mogelijk maken om voortdurend werk (in welke vorm dan ook) te kunnen faciliteren en

drempels daartoe voortdurend te kunnen slechten; denk aan:

- schuldhulpverlening - kinderopvang - huisvesting - psychische problematiek - verslavingszorg - diagnose - medische

(on)mogelijkheden- nazorg-casemanagement - jobcoaching.

Ook voor het zittend bestand zijn deze instrumenten inzetbaar. Belangrijk is dat werk ook voor hen niet alleen als doel

wordt gesteld maar dat werk ook voor deze groep hét middel is om te re-integreren, al dan niet in combinatie met de

instrumenten uit het flankerende beleid.

Werkplan nieuwbouw re-integratie

Sociale activering speelt in beginsel een rol op het middenstuk van de piramide waarbij gesubsidieerd of onbetaald werk

centraal staat. Sociale Activering kan nog leiden tot regulier werk maar dat is slechts bijvangst. Ook is vanuit Sociale

Activering een doorstap naar maatschappelijke deelname mogelijk. Van belang is dat de Sociale Activering gericht is op

dié klanten van Team Activering die nog perspectief hebben op enige vorm van werk. Hierbij gaan we uit van individueel

maatwerk. Ná de diagnose dus pér individu de juiste vorm van werk in combinatie met het benodigde flankerend beleid

inzetten. Concrete invulling van het bovenstaande doen we in het eerste kwartaal van 2008. Per 1 april 2008 ligt er

vanuit Innovatie&Strategie een concreet werkplan waarin de blauwdruk staat beschreven voor de nieuwbouw van het reintegratiebeleid.

Het bovenstaande is gericht op ontwikkelingen in 2008, het bestaande beleid en de contracten zullen daarnaast

onderhoud nodig hebben. Van de huidige contracten en verplichtingen loopt een deel in 2008 door maar een aantal

loopt ook af. Deze contracten en verplichtingen moeten gemonitord en aangestuurd worden. Bovendien bekijken we of

ze passen binnen de nieuwe beleidslijn en waar ze plaats krijgen in het nieuwe "werk"plan. Voor de aflopende contracten

betekent dit een analyse of de inhoud nog wenselijk is en hoe deze dienstverlening al dan niet verlengd of vervangen

wordt. Voorbeelden hiervan zijn Werk In Zicht en WerkendeWijs.

tROM

In de afgelopen jaren heeft ons eigen instrument tROM zich ontwikkeld tot een succesvol re-integratie- instrument. Zo

heeft tROM zich verbreed door een grotere variëteit aan mensen op te nemen in het traject, maar heeft het ook laten

zien dat het traject tot succes leidt en substantieel heeft bijgedragen aan de bestandsdaling in 2007.

Bovendien werkt

Concept Afdelingsplan I&S 2008 2008 I&S AP vs 2.doc Pagina 6 van 20

tROM er aan om meer variatie aan te brengen in de werkzaamheden die mensen bij hen kunnen verrichten. In de

omvorming van onze instrumenten naar branchegerichte werkomgevingen geven we tROM een belangrijke rol. We

nemen tROM mee in de ontwikkeling die we in 2008 inzetten. We behouden daarbij de eigenheid van het instrument en

richten tROM op één of meerdere branches. Daarnaast halen we tROM van de pilotstatus af en bedden tROM in als een

structureel, betaalbaar en eigen re-integratie-instrument.

Gesubsidieerd werk

In het verleden is reeds gebleken dat er in de stad grote behoefte is aan zogenaamde gesubsidieerde banen. Mensen

met een gesubsidieerde baan worden door een reguliere werkgever in de profit of non-profit sector in dienst genomen.

(16)

Ze werken tegen wettelijk minimum loon. De kosten voor de werkgever worden met een (forse) loonkosten subsidie

gereduceerd. In 2008 stimuleren we initiatieven om dit type banen met name tot stand te laten komen in de sectoren:

zorg, diensten (beide WMO georiënteerd), vrijetijd, en grijs en groenonderhoud.

Verder houden wij de zorg voor mensen die in het verleden via ID of WIW trajecten aan het werk zijn gekomen. Bij de

beëindiging van deze instrumenten hebben we er voor gekozen deze mensen actief te willen houden binnen de

werkomgeving waarin zij via het traject werkzaam waren. Voor deze mensen wordt hun huidige baan gesubsidieerd door

een (volledige) bijdrage in de loonkosten te verstrekken aan de werkgever.

Naast deze vorm van gesubsidieerde arbeid, werken we binnen de gemeente Tilburg nog met uitstroombanen en de

stimuleringsregeling. Over het voortbestaan van de uitstroombanen is begin 2008 meer duidelijk. Indien besloten wordt

om te gaan stoppen met deze vorm betekent dit dat de huidige contracten van cliënten zullen aflopen.

WSW vernieuwd

Per 1 januari 2008 treedt de nieuwe, gemoderniseerde Wet Sociale Werkvoorziening (WSW) in werking.

Die versterkt de

regierol van de gemeenten en biedt de mogelijkheid om de WSW in te passen in het grotere gemeentelijke beleidsterrein

(samenhang met bijvoorbeeld de WWB). De belangrijkste wijziging ten opzichte van de oude WSW is dat gemeenten een

één op één financiële verantwoordingsrelatie krijgen met het ministerie. Daarnaast zullen we een aantal WSWverordeningen

moeten gaan vaststellen, o.a. over persoonsgebonden budget en wachtlijstbeheer. In 2008 ontwikkelen we een nadere visie over van de positie van de WSW binnen het gemeentelijk beleidsterrein. We bepalen welke

bevoegdheden we als gemeente overdragen aan de organisatie waar de uitvoering van de WSW ligt (Diamant-groep) en

welke we zelf houden. We maken beleid over een oplossing voor de steeds langer wordende wachttijden.

Ketensamenwerking werk

Er is ook een bredere samenhang dan alleen binnen Sociale Zaken. Zo wordt in 2008 binnen het Regionale Keten Overleg

(REKO), waarin CWI, UWV en Gemeenten verenigd, zijn aangevuld met het ROC. Op die manier wordt de SUWI keten nog

sterker en breder. In 2007 is hierop al voorgesorteerd met de opzet en start van jongerenloket BLINK!

BLINK! is een

samenwerking om schooluitval en jeugdwerkloosheid terug te dringen. Het project richt zich op het behalen van een

startkwalificatievoor jongeren tot 23 jaar. Wanneer dit niet lukt, wordt gezocht naar een duurzame positie op de

arbeidsmarkt.. Het betreft één fysiek loket op de locatie van het CWI.

Een ander initiatief binnen het REKO is de opzet van gezamenlijk ketenmarktbewerkingsplan. Hierbinnen gaan we

gezamenlijk binnen de keten werkgevers benaderen om een samenwerking te stimuleren. Daarnaast is op initiatief van

het ROC een project gestart om een het leven lang leren én werken te stimuleren en een Leerwerkloket vorm te geven.

Gaandeweg 2007 is geconcludeerd dat de leerwerkloketten en de samenwerking binnen het REKO, elkaar kan versterken

en is het ontwikkelen van het leerwerkloket op het bordje van het REKO gelegd. Leerwerkloket heet nu voortaan

sectorservicepunt: In 2008 starten we met 4 sectorservicepunten: zorg, metalectro, detailhandel en transport &

logistiek. We Deze dienstverlening geldt voor álle Tilburgers, dus werkenden én werkzoekenden. Het sectorservicepunt

ontstaat uit behoefte van de desbetreffende branche en daarmee is het committment vanuit de werkgevers

gegarandeerd. I&S zal zich in 2008 verder blijven inzetten voor verdere integratie van ketensamenwerking en zal dat

meer zichtbaar doen. Daar waar mogelijk en wenselijk gebruiken we de deskundigheid van de partners voor de

dienstverlening van Sociale Zaken. Een voorbeeld is kijken naar de mogelijkheden om het CWI in de diagnose een rol te

(17)

laten spelen of het ROC bij het kwalificeren van onze werkzoekenden binnen de bedrijfshallen betrekken.

Hierbij gaan

we uit van individueel maatwerk.

Nieuwe ontwikkelingen

Landelijk zien we een aantal ontwikkelingen, participatiebanen, leerwerkplicht, stimuleringsregeling en pilot

ontschotting budgetten, op ons afkomen. Als I&S volgen we deze ontwikkelingen op de voet en waar nodig en mogelijk

wenden we onze invloed aan om deze te voorzien van onze gedachten. We zorgen ervoor dat we voorbereid zijn op

nieuwe wetgeving en passen ons beleid en activiteiten aan. Dat kan voor 2008 maar zeker voor 2009 als veel van deze

nieuwe ontwikkelingen ingevoerd gaan worden.

TiIburgering

Op het terrein van inburgerring is in 2007 de Wet Inburgering (WI) ingevoerd. Vanwege de complexiteit en de daarmee

samenhangen uitvoeringsproblemen heeft minister Vogelaar recent het Deltaplan Inburgering uitgebracht om de

uitvoering van de inburgering beter te stroomlijnen en het effect ervan te vergroten. Het Deltaplan Inburgering zal in

Concept Afdelingsplan I&S 2008 2008 I&S AP vs 2.doc Pagina 7 van 20

2008 in zijn volle omvang ingang moeten vinden in de gemeenten. De kern van het Deltaplan is verbetering van de

kwaliteit van de inburgering en verruiming van de doelgroep, die we inburgeringsvoorzieningen kunnen aanbieden. De

inburgeringsvoorzieningen bereiden inburgeraars voor op één van de twee profielen van het inburgeringsexamen:

_ werk en burgerschap: inburgeringstraject in combinatie met een re-integratietraject, gericht op duurzaam

functioneren in de samenleving en op het zo snel mogelijk verkrijgen en behouden van werk (voor bemiddelbare

uitkeringsgerechtigde inburgeraars)

_ Opvoeding, Gezondheid, Onderwijs en Burgerschap, inburgeringstraject gericht op blijvende participatie in de

samenleving (voor niet-uitkeringsgerechtigde en niet bemiddelbare inburgeraars)

Het Deltaplan Inburgering komt overeen met de wijze waarop in 2007 vorm en inhoud is gegeven aan het Tilburgse

inburgeringsbeleid. (Vogelaarproof!). In 2008 zetten we vooral in op versterking van de verbinding tussen inburgering

en meedoen in de samenleving

Daarnaast ontwikkelt het ministerie van SZW momenteel het participatiefonds. Dit wordt een fonds waarin geldstromen

voor volwasseneneducatie, inburgering en re-integratie worden samengevoegd, waardoor bureaucratische schotten

worden geslecht. Zo worden gemeenten beter in staat doelstellingen zoals arbeidsdeelname, inburgering, educatie en

maatschappelijke participatie te bevorderen. Gepland invoerjaar 2009/2010, 2008 geldt als oefenjaar.

Dit houdt in dat

we de samenwerking met beleidsontwikkeling in de loop van 2008 strakker gaan vormgeven. De rol van I&S op het

gebied van inburgering bestaat uit het beheer van de 3 contracten die bestaan uit een combinatie tussen werk en

inburgering. Daarnaast denken we mee in beleids- en productontwikkeling en de gevolgen van het Deltaplan. BO blijft

eindverantwoordelijk voor inburgering.

Maatschappelijke deelname

Maatschappelijke deelname is het bovenste deel van onze piramide. Vanuit onze visie dat het belangrijk is dat iedereen

deelneemt aan de samenleving, is matschappelijke deelname een belangrijk deel van onze werkzaamheden.

Maatschappelijke deelname gaat verder van het WWB activeringsbestand. Wel kiezen we ervoor om de doelgroep af te

perken. Dit doen we doordat we maatschappelijke deelname vooral vorm geven via het project Doen.

Daarnaast weten

we dat binnen de trajecten voor sociale activering een groot deel van de uitstroom gericht is op maatschappelijke

(18)

deelname.

Project Doen!

In 2008 zal het project "Doen" verder gaan. De pilot richt zich op die cliënten waarbij er de verwachting is dat uitstroom

naar regulier werk niet tot de mogelijkheden behoort en waarvan het ´duidelijk´ is dat ze binnen een periode van 2 jaar

te activeren zijn naar maatschappelijk nuttige activiteiten en of gesubsidieerd werk. De pilot moet tevens leiden tot een

onderbouwd advies met betrekking tot haalbaarheid en aanpak van participatie van cliënten van Sociale Zaken voor wie

regulier werk geen optie is.

De doelstelling van Doen! is tweeledig: allereerst participatie door gesubsidieerd te gaan werken en ten tweede door

vrijwilligerswerk te gaan doen. Naast het behalen van deze resultaten willen we met de uitvoering van Doen! kennis en

ervaring opdoen over de mogelijkheden en kansen voor deze doelgroep. De daarvoor benodigde methode wordt

werkendeweg ontwikkeld. Resultaten en ervaringen worden gemonitord en geëvalueerd om zo de beste aanpak te

ontwikkelen.

Vanuit onze afdeling wordt Doen! beleidsmatig ondersteuning. Daarnaast is de projectleider Doen! op de afdeling

gepositioneerd en ondersteunen we de uitvoering bij de werving van werkgevers voor gesubsidieerd en vrijwilligerswerk.

Landelijk zijn er plannen om te komen tot financiering van participatiebanen en participatiefondsen.

We verwachten dat

we de ervaringen van Doen! kunnen gebruiken om de mogelijkheden van deze nieuwe regelingen maximaal uit te nutten.

De ontwikkelingen volgen we in ieder geval op de voet.

Doen! biedt met de projectgelden, die in het project zijn voorzien, mogelijkheden tot wijkgerichte projecten. Met de

collega's van BO zijn afspraken gemaakt om in 2008 wijkgerichte pilots te starten. De doelstelling en de doelgroep van

Doen! zal hier een plaats in gaan krijgen.

Sociale Activering

In de top van de piramide is ook ruimte voor maatschappelijke participatie. De sociale activeringsinstrumenten zijn daar

in 2007 recentelijk op ingericht. Vooralsnog is er geen reden om in 2008 daar op te veranderen, behoudens dan een

eventuele bijsturing naar aanleiding van een goede monitoring onderweg. Daarmee beslaat activering dus de hele

piramide omdat het gericht is op participatie van persoon in welke vorm dan ook. De focus staat ook in 2008 op

uitstroom van onze klanten naar betaald werk en daarmee uit de bijstand. Het is echter niet de enige succesfactor van

activeringsactiviteiten. Participatie door klanten die in de bijstand blijven is ook een deel van ons succes.

Vorig jaar hebben we de trajecten sociale activering aanbesteed. In 2008 gaan we die trajecten volgens die aanbesteding

uitvoeren. Daarnaast bekijken we met de trajectuitvoerders in hoeverre zij kunnen aansluiten bij ontwikkelingen als

wijkgericht werken, en ook aan samenloopprojecten tussen de Wet inburgering, WSW, WWB en WMO.

Hierbij werken we

nauw samen met de collega's van BO.

Concept Afdelingsplan I&S 2008 2008 I&S AP vs 2.doc Pagina 8 van 20 Armoede

Sinds actieprogramma 'De cirkel doorbreken' staat het onderwerp armoede zowel bij organisaties in de stad als binnen

onze eigen organisatie duidelijk op de agenda. We hebben in 2007 bijvoorbeeld geïnvesteerd in workshops 'Ruimhartig

toekennen van bijzondere bijstand' en in intensievere samenwerking met ketenpartners in de stad. Dat betekent dat bij

management- en beleidskeuzes, maar juist ook bij individuele beslissingen van medewerkers de armoedecomponent

steeds meer meegenomen wordt. Het is zaak dit goed vast te blijven houden, zodat ook op het moment dat armoede

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Omdat naar schatting slechts 17% van alle werknemers in Nederland bij een kleine werkgever zonder verzekering tegen de kosten van loondoorbeta- ling werkt 1 – en die

Dat gaat op een directe manier: doordat werknemers door de aanzegplicht meer tijd hebben voor het zoeken naar een nieuwe baan; zij na het aflopen van het contract ook aan de

De rechthebbenden voor wie op 31 december 2012 voor de vaststelling van de toeslag of verlaging van de gehuwdennorm toepassing is gegeven aan artikel 3, 3 e lid

Voor de medebewoner, die aantoonbare woonlasten heeft die tenminste 18% van het netto minimumloon per maand bedragen, wordt in afwijking van artikel 4 de bijstandsnorm verhoogd met

Dit betekent dat belanghebbende (in de situatie zoals hierboven.. Beleidsregel overbruggingsuitkering Wet werk en bijstand Groesbeek Pagina 4 beschreven) tot de eerste betaling

Indien een WWB-uitkeringsgerechtigde een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan heeft betoond als bedoeld in artikel 18,

Als een persoon die geen algemene bijstand ontvangt deelneemt aan of heeft deelgenomen aan een voorziening, zijn verplichtingen als bedoeld in artikel 5 van deze verordening

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij