• No results found

Inspectierapport Kinderdagveblijf De Wigwam (KDV) Dokter Stolteweg AZ ZWOLLE Registratienummer

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Inspectierapport Kinderdagveblijf De Wigwam (KDV) Dokter Stolteweg AZ ZWOLLE Registratienummer"

Copied!
12
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Inspectierapport

Kinderdagveblijf De Wigwam (KDV) Dokter Stolteweg 68 74

8025AZ ZWOLLE

Registratienummer 212745281

Toezichthouder: GGD IJsselland

In opdracht van gemeente: Zwolle

Datum inspectie: 25-02-2015

Type onderzoek: Nader onderzoek

Status: Definitief

Datum vaststelling inspectierapport: 02-03-2015

(2)

Inhoudsopgave

Het onderzoek ... 3

Observaties en bevindingen... 5

Pedagogisch klimaat ... 5

Personeel en groepen... 6

Veiligheid en gezondheid ... 7

Ouderrecht ... 9

Inspectie-items ...10

Gegevens voorziening ...12

Gegevens toezicht ...12

(3)

Het onderzoek

Onderzoeksopzet

Dit onderzoek is uitgevoerd op grond van artikel 1.62 lid 5 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen. Het betreft een onaangekondigd nader onderzoek.

Dit nader onderzoek is een vervolg op het nader onderzoek van 3 maart 2014 en het nader onderzoek van 11 september 2014.

In opdracht van de gemeente Zwolle zijn alle eerder geconstateerde overtredingen, nogmaals getoetst.

Beschouwing

Deze beschouwing beschrijft de resultaten bij de uitgevoerde inspectie. Na de feiten over kinderdagverblijf de Wigwam en de inspectiegeschiedenis, volgen de belangrijkste bevindingen. Deze bevindingen zijn elders in het rapport verder uitgewerkt.

Feiten over het kinderdagverblijf.

Kinderdagverblijf De Wigwam te Zwolle maakt onderdeel uit van TOL kinderopvang. Naast

de vestiging in Zwolle heeft TOL kinderopvang ook vestigingen in Heerde en Hattem. Sinds dit jaar heeft de houder de naam Flexibele Kinderopvang Nederland verandert in TOL kinderopvang.

Locatie de Wigwam is gevestigd in een bedrijfspand op het bedrijventerrein Oosterenk. Het kinderdagverblijf biedt flexibele kinderopvang aan. De locatie werkt met twee verticale groepen van ieder maximaal 14 kindplaatsen. In de praktijk is er één groep open.

Inspectiegeschiedenis

De afgelopen jaren (vanaf 2013) hebben de volgende inspecties plaatsgevonden:

6 mei 2013 heeft er een reguliere inspectie plaatsgevonden. Hierbij zijn de volgende tekortkomingen geconstateerd;

1. niet alle personen werkzaam in het kinderdagverblijf zijn in het bezit van een verklaring omtrent het gedrag.

2. de risico-inventarisatie was niet in alle ruimten uitgevoerd.

3. de opvang in een andere stamgroep voldeed niet aan de voorwaarden.

31 maart 2014 heeft er n.a.v. de inspectie van 6 mei 2013 een nader onderzoek

plaatsgevonden. Tijdens het nader onderzoek is gebleken dat de genoemde overtredingen uit de reguliere inspectie van 6 mei 2013, niet zijn hersteld.

31 maart 2014 heeft er naast het nader onderzoek ook een reguliere inspectie plaatsgevonden. Hierbij zijn de volgende tekortkomingen geconstateerd;

1. het vierogenbeleid moet zowel op papier als in de praktijk voldoen aan de voorwaarden.

2. er moet een juiste versie van de meldcode kindermishandeling op de locatie aanwezig zijn en de beroepskrachten moeten op de hoogte gebracht zijn over de inhoud van de meldcode.

11 september 2014 heeft er n.a.v. de reguliere inspectie van 31 maart 2014 een nader

onderzoek plaatsgevonden. Tijdens dit nader onderzoek is gebleken dat de houder nog steeds niet voldoet aan de geconstateerde tekortkomingen van de reguliere inspectie van 31 maart 2014.

Bevindingen nader onderzoek van 25 februari 2015

De tekortkomingen die in de laatste twee nader onderzoeken zijn geconstateerd, zijn op een enkele voorwaarden na, niet verholpen. Het betreft de volgende tekortkomingen:

1. verklaring omtrent het gedrag, 2. het vierogenbeleid,

3. meldcode kindermishandeling,

4. risico inventarisatie (plan van aanpak).

(4)

Advies aan College van B&W

De toezichthouder adviseert het college om te handhaven conform handhavingsbeleid.

(5)

Observaties en bevindingen

Pedagogisch klimaat

De beoordeling van het item pedagogisch beleid heeft alleen betrekking op het onderwerp vierogenprincipe en de hieraan gekoppelde verplichtingen van de houder.

Pedagogisch beleid

In het reguliere onderzoek van 31 maart 2014 en het hierop volgende nader onderzoek van 11 september 2014 staat beschreven dat de houder nog niet voldoet aan het vierogenprincipe.

Ook tijdens dit nader onderzoek voldoet de houder niet aan de voorwaarde.

In het pedagogisch beleid van TOl kinderopvang staat het volgende over het vierogenprincipe: "De opvang zoals deze bij ons vormgegeven wordt, vraagt van de leidsters dat ze zelfstandig kunnen functioneren en naar elkaar een gezonde kritische houding hebben. Daarnaast wordt van hen verwacht dat ze voor elkaar klaarstaan en met elkaar de dagelijkse zaken regelen. Beide

eigenschappen vormen tevens een basis voor het onderling hebben van inzicht in wat door de dag gebeurt (vier-ogen-principe); samenwerken maar niet iets als vanzelfsprekend accepteren. Als een leidster bijvoorbeeld iets opvalt bij een collega, dat vragen oproept, dan wordt dit direct ter sprake gebracht en opgehelderd. In elke situatie van twijfel dient er adequaat gereageerd te worden. Het open contact met ouders heeft eenzelfde functie. Mocht een leidster aan het einde van de dag voor bepaalde tijd alleen op de groep staan, dan is dit tevens een periode waarin ouders hun kinderen ophalen. De breng en haaltijden zijn bovendien niet strikt ingedeeld. Zo komt het veelvuldig voor dat ouders hun kinderen wat later komen brengen of iets eerder komen ophalen. In beide gevallen komen ouders in het verblijf en maken zij even een praatje voordat zij naar huis gaan."

Bovenstaande beschrijving uit het pedagogisch beleidsplan beschrijft niet in duidelijke en observeerbare termen de wijze waaop het vierogenprincipe is vormgegeven.

De houder dient zich onder andere de volgende vragen te stellen;

1. kan een beroepskracht gezien of gehoord worden door een andere volwassenen, 2. in iedere ruimte, (het gaat hierbij ook om slaap- en verschoningsruimte)

3. gedurende de hele dag, (pauze maar ook vakantieperiodes)

4. bij het naar buiten gaan met de kinderen (is ook van toepassing op de beroepskracht die mogelijk achterblijft met kinderen)

Op basis hiervan is geconstateerd dat de overtreding van de volgende voorwaarde(n) nog niet is hersteld:

Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in duidelijke en observeerbare termen de wijze waarop het vierogenprincipe is vormgegeven.

(art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub h Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)

Gebruikte bronnen:

 Interview anderen (Hoofdleidster)

 Pedagogisch beleidsplan (Pedagogisch beleidsplan, Flexkinderopvang en Pedagogisch beleid TOL (versie datum niet vermeld))

(6)

Personeel en groepen

Verklaring omtrent het gedrag

In het reguliere onderzoek van 6 mei 2013 en het hierop volgende nader onderzoek van 31 maart 2014 staat dat de verklaringen omtrent het gedrag van personen werkzaam bij het

kinderdagverblijf niet in orde zijn.

Tijdens dit nader onderzoek ontbreekt een verklaring omtrent het gedrag van een vrijwilliger. Ook is er nog geen recente verklaring omtrent het gedrag van een beroepskracht aanwezig. De

beroepskracht is een periode niet werkzaam geweest bij het kinderdagverblijf. De verklaring van de beroepskracht is van september 2010 en voldoet niet meer aan de voorwaarde.

Op basis hiervan is geconstateerd dat de overtreding van de volgende voorwaarde(n) nog niet is hersteld:

De houder en personen werkzaam bij de onderneming waarmee de houder het

kindercentrum exploiteert zijn in het bezit van een verklaring omtrent het gedrag die is afgegeven na 1 maart 2013. Indien een verklaring omtrent het gedrag is afgegeven vóór 1 maart 2013 dan is deze niet ouder dan twee jaar.

(art 1.50 lid 3 en art 3.8g lid 1 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)

Opvang in groepen

In het reguliere onderzoek van 6 mei 2013 en het hierop volgende nader onderzoek van 31 maart 2014 staat beschreven dat als een kind niet in de eigen stamgroep wordt opgevangen er een schriftelijke overeenkomst moet zijn tussen houder en ouder. Tijdens de voorgaande inspecties was deze voorwaarde niet in orde.

Tijdens dit onderzoek geeft de beroepskracht aan dat door terugloop in het kindaantal er nooit meer dat 14 kinderen worden opgevangen op het kinderdagverblijf. Ook zijn de meeste kinderen op het kinderdagverblijf in het bezit van een flex(ibel)-contract. Dit flexcontract biedt voor de houder de mogelijkheid om kinderen per dag in een andere stamgroep te plaatsen. Hierdoor kan de samenstelling van de groep per dag / week verschillen. Mocht het in de toekomst voorkomen dat een kind zonder flexcontract in een andere stamgroep wordt opgevangen dat maakt het

kinderdagverblijf gebruik van een toestemmings formulier.

Conclusie

Hiermee voldoet de houder aan deze voorwaarde.

Gebruikte bronnen:

 Verklaringen omtrent het gedrag

 Plaatsingslijsten (februari)

 Presentielijsten (februari)

 Personeelsrooster (februari)

(7)

Veiligheid en gezondheid

Risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid

In het reguliere onderzoek van 6 mei 2013 en het hierop volgende nader onderzoek van 31 maart 2014 voldoet de risico-inventarisatie niet aan de voorwaarde. Het betreft niet de actuele situatie.

Tijdens dit nader onderzoek heeft de houder een risico-inventarisatie betreffende de actuele situatie. Het plan van aanpak dat voortkomt uit de risico-inventarisatie is niet uitgewerkt. Hierdoor is het niet duidelijk wel maatregelen de houder neemt om de risico's te beperken. Je kan hierdoor niet spreken van een actueel veiligheidsbeleid.

Op basis hiervan is geconstateerd dat de overtreding van de volgende voorwaarde(n) nog niet is hersteld:

In het plan van aanpak geeft de houder aan welke maatregelen op welk moment zijn, respectievelijk worden genomen in verband met de veiligheidsrisico’s, alsmede de samenhang tussen de veiligheidsrisico’s en de maatregelen.

(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 en 1.51 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 lid 1 sub b Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)

Meldcode kindermishandeling

In het reguliere onderzoek van 31 maart 2014 en de hierop volgende nader onderzoek van 11 september 2014 staat beschreven dat de houder nog niet voldoet aan de voorwaarden betreft de meldcode kindermishandeling.

Bij dit nader onderzoek heeft de houder de juiste versie van de meldcode kindermishandeling. De meldcode is echter nog niet ingevoerd op het kinderdagverblijf. De hoofdleidster (locatie-

verantwoordelijke) was inhoudelijk niet op de hoogte van de inhoud van de meldcode en de meldplicht.

De houder bevordert de kennis en het gebruik van de meldcode niet voldoende.

Op basis hiervan is geconstateerd dat de overtreding van de volgende voorwaarde(n) nog niet is hersteld:

De houder bevordert de kennis en het gebruik van de meldcode.

(art 1.51a Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)

De houder handelt overeenkomstig de wettelijke meldplicht en bevordert de kennis en het gebruik ervan.

(art 1.51b lid 5 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)

Vierogenprincipe

In het reguliere onderzoek van 31 maart 2014 en het hierop volgende nader onderzoek van 11 september 2014 staat beschreven dat de houder nog niet voldoet aan het vierogenprincipe.

Het vierogenprincipe voldoet wederom niet tijdens dit nader onderzoek.

Ter illustratie enkele voorbeelden;

(8)

- Tijdens de inspectie was gedurende gehele ochtend de beroepskracht alleen aanwezig. De beroepskracht geeft aan dat dit vaker voorkomt. Vooral op de woensdag en de vrijdag komt het voor dat de beroepskracht in de ochtend tussen 6:45 uur en 10:00 uur en in de middag tussen 15:00 uur en 18:00 uur alleen op het kinderdagverblijf is (overigens was tijdens het bezoek om 11:30 uur nog geen tweede beroepskracht en of vrijwilliger aanwezig). De beroepskracht vertelt dat er op rustige dagen gebruik wordt gemaakt van een stagiaire en of een vrijwilliger. De stagiaire die momenteel stage loopt, is minderjarig. Hierdoor voldoet deze oplossing niet. De voorwaarde is dat de beroepskracht uitsluitend de werkzaamheden kan verrichten terwijl de beroepskracht gezien of gehoord kan worden door een volwassene.

- De beroepskracht geeft aan dat de ouders de gehele dag kinderen komen brengen en halen.

Tijdens deze periodes is er een voortdurende inloop door ouders. Echter ouders moeten bij de locatie tijdens het brengen en halen van de kinderen aanbellen, hiermee is het toevallig zien of horen niet meer van toepassing.

- De ramen van het kinderdagverblijf hebben een folie waardoor je niet van buiten naar binnen kan kijken. Ook is de binnenspeelruimte aan de achterkant van het gebouw. Hierdoor is het toevallig zien door een volwassen vanaf de openbare ruimte bijna onmogelijk.

Conclusie

Het beleid omtrent het vierogenprincipe is niet conform de Wet Kinderopvang. Het is aan de houder om de invulling van het vierogenprincipe nogmaals goed te bekijken en opnieuw vorm te geven.

Op basis hiervan is geconstateerd dat de overtreding van de volgende voorwaarde(n) nog niet is hersteld:

De houder organiseert de opvang op zodanige wijze, dat de beroepskracht of de

beroepskracht in opleiding de werkzaamheden uitsluitend kan verrichten terwijl hij gezien of gehoord kan worden door een andere volwassene.

(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 lid 2 sub b Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5a Regeling kwaliteit kinderopvang en

peuterspeelzalen) Gebruikte bronnen:

 Interview anderen (Hoofdleidster)

 Risico-inventarisatie veiligheid (oktober 2014)

 Actieplan veiligheid

 Pedagogisch beleidsplan (Pedagogisch beleidsplan, Flexkinderopvang en Pedagogisch beleid TOL (versie datum niet vermeld))

(9)

Ouderrecht

Informatie

De beoordeling van het domein ouderrecht heeft alleen betrekking op het onderwerp

"vierogenprincipe" en de hieraan gekoppelde verplichtingen van de houder.

Het beleid omtrent het vierogenprincipe van de locatie is negatief beoordeeld. Voor de uitwerking hiervan zie de items pedagogisch beleid en vierogenprincipe. Bij het opnieuw opstellen van het beleid omtrent het vierogenprincipe dient de houder opnieuw advies te vragen aan de

oudercommissie en de ouders te informeren.

Op basis hiervan is geconstateerd dat de overtreding van de volgende voorwaarde(n) nog niet is hersteld:

De houder informeert de ouders over het te voeren beleid.

(art 1.54 lid 1 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen) Gebruikte bronnen:

 Interview anderen (Hoofdleidster)

(10)

Inspectie-items

Pedagogisch klimaat

Pedagogisch beleid

Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in duidelijke en observeerbare termen de wijze waarop het vierogenprincipe is vormgegeven.

(art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub h Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)

Personeel en groepen

Verklaring omtrent het gedrag

De houder en personen werkzaam bij de onderneming waarmee de houder het kindercentrum exploiteert zijn in het bezit van een verklaring omtrent het gedrag die is afgegeven na 1 maart 2013. Indien een verklaring omtrent het gedrag is afgegeven vóór 1 maart 2013 dan is deze niet ouder dan twee jaar.

(art 1.50 lid 3 en art 3.8g lid 1 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen) Opvang in groepen

Kinderen worden alleen met vooraf gegeven schriftelijke toestemming van de ouders in een overeengekomen periode in één andere stamgroep opgevangen.

(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5 lid 13 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)

Veiligheid en gezondheid

Risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid

De houder heeft een risico-inventarisatie veiligheid betreffende de actuele situatie.

(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 en 1.51 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 2 lid 5 Regeling kwaliteit kinderopvang en

peuterspeelzalen; art 5 lid 3 Besluit registers kinderopvang en peuterspeelzaalwerk)

In het plan van aanpak geeft de houder aan welke maatregelen op welk moment zijn,

respectievelijk worden genomen in verband met de veiligheidsrisico’s, alsmede de samenhang tussen de veiligheidsrisico’s en de maatregelen.

(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 en 1.51 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 lid 1 sub b Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)

Meldcode kindermishandeling

De houder heeft een meldcode kindermishandeling vastgesteld welke voldoet aan de beschreven eisen.

(art 1.51a Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2a Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)

De houder bevordert de kennis en het gebruik van de meldcode.

(art 1.51a Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)

De houder handelt overeenkomstig de wettelijke meldplicht en bevordert de kennis en het gebruik

(11)

Ouderrecht

Informatie

De houder informeert de ouders over het te voeren beleid.

(art 1.54 lid 1 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)

(12)

Gegevens voorziening

Opvanggegevens

Naam voorziening : Kinderdagveblijf De Wigwam

Aantal kindplaatsen : 28

Gesubsidieerde voorschoolse educatie : Nee Gegevens houder

Naam houder : Flexibele Kinderopvang Nederland

Adres houder : Dokter Stolteweg 68

Postcode en plaats : 8025AZ ZWOLLE

Website : www.fkn.nu

KvK nummer : 37108662

Gegevens toezicht

Gegevens toezichthouder (GGD)

Naam GGD : GGD IJsselland

Adres : Postbus 1453

Postcode en plaats : 8001BL ZWOLLE

Telefoonnummer : 038-4 281 686

Onderzoek uitgevoerd door : S. van der Vlis Gegevens opdrachtgever (gemeente)

Naam gemeente : Zwolle

Adres : Postbus 10007

Postcode en plaats : 8000GA ZWOLLE

Planning

Datum inspectie : 25-02-2015

Opstellen concept inspectierapport : Niet van toepassing

Zienswijze houder : Niet van toepassing

Vaststelling inspectierapport : 02-03-2015 Verzenden inspectierapport naar houder

en oudercommissie

: 02-03-2015 Verzenden inspectierapport naar

gemeente

: 02-03-2015 Openbaar maken inspectierapport : 16-03-2015

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 1 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5 lid 1

(art 1.50 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 1 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang

Op 7 juni 2016 heeft op verzoek van gemeente Medemblik een onaangekondigd nader onderzoek plaatsgevonden om de inrichting van de buitenruimte te beoordelen.. De toezichthouder

(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 2 en 1.51 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 2 lid 3

(art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen;art 5 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen;art 7 lid 1 sub i Regeling

(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 2 en 1.51 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 lid 2 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 2 lid 3

1 Normen direct ontleend aan de ‘Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen’ gelden als eis waarvan niet mag worden afgeweken.. Normen ontleend aan de beleidsregel

De kinderen in de leeftijd tot één jaar worden aan ten hoogste twee vaste beroepskrachten toegewezen, waarvan per dag ten minste één beroepskracht werkzaam is in de stamgroep van