• No results found

Kadastrale atlas van de gemeente Udenhout

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Kadastrale atlas van de gemeente Udenhout"

Copied!
136
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

- --.--- ---==- = -j-- - - -

Kadastrale atlas van de gemeente

Udenhout

Heemcentrum 't Schoor

Heemkundekring De Kleine Meijerij

Udenhout 2004

(2)

(Th

Voorwoord

- -

1 Inleiding 1.1 Het kadaster

1.2 De atlas als historische bron

2 De Dienst van het Kadaster en de Openbare Registers 2.1 Voorgeschiedenis en oprichting

2.2 Doelstelling en taken

2.3 Het verzamelen van de gegevens

2.3.1 De opmeting van de grenzen van gemeenten, secties en percelen 2.3.2 De schatting van het belastbaar inkomen van de percelen

2.4 Het samenstellen van de Oorspronkelijk Aanwijzende Tafel (OAT) 2.5 De minuutpians

Noten Literatuur

3 De kadastrale gemeente Udenhout

3.1 Beschrijving van de kadastrale gemeente Udenhout 3.2 Lijst van zetters 1844

3.3 Lijst van de hoogst aangeslagen personen van bet mannelijk geslacht 1844 4 De Kadastrale atlas

4.1 Toelichting

5. Het computerprogramma HAZA-21 5.1 Uitgangspunt

5.2 Installatie van het programma

5.3 De kadastrale gemeente Udenhout in de computer

(3)

VOORWOORD

Deze kadastrale atlas van de gemeente Udenhout uit 1832 is door vrijwilligers van

Heemcentrum 't Schoor en Heemkundekring De Kleine Meijerij samengesteld met behulp van het computerprogramma HAZA-2. 1. Jan en Conic Roovers hebben de gegevens uit de

oorspronkelijk aanwijzende tafel vanaf fiche gedigitaliseerd. Luud de Brouwer heeft vervolgens de in 1828 vervaardigde kadasterkaarten, met HIAZA-2 1 overgetrokken en aan de meer dan vijfduizend ingevoerde kadastrale percelen gekoppeld..

Gedurende dit kadastrale project heeft Wim de Bakker de vrijwilligers ondersteund bij het opzetten van het project en de uitvoering daarvan.

Frank Scheffers heeft een klein gedeelte van de gegevensinvoer voor zijn rekening genomen en de kadastrale atlas met bijlagen klaargemaakt voor publicatie

De bijgesloten CD-Rom bevat een probeerversie van het programma HAZA-21. Met dit () programma kan de in de computer ingevoerde kadastrale atlas bekeken worden. In hoofdstuk 5

-

is een instructie opgenomen hoe het programma geïnstalleerd moet worden en hoe vervolgens de kadastrale atlas uit 1832 van de gemeente Udenhout geladen moet worden. Daarnaast staan op de CD-Rom enkele Word-bestanden met algemene informatie over het kadaster en de opzet van het Udenhoutse kadaster.

De digitale kadastrale kaart biedt een schat aan gegevens over het Udenhout uit 1828/1832. Zo is het is mogelijk in- en uit te zoomen op de kadastrale kaart en door de instelling van het kleurgebruik worden alle percelen van één eigenaar zichtbaar c.q. wordt het grondgebruik getoond. Ook kan een driedimensionale benadering van het Udenhout uit 1832 getoond worden.

Het bijbehorende boekwerk bevat algemene informatie over het kadaster, een beschrijving van de kadastrale gemeente Udenhout en een print van alle kadastrale percelen gerangschikt per sectie en daarbinnen op nummervolgorde. Tenslotte is een setje handmatig overgetrokken kadasterkaarten van de hand van Wim de Bakker bijgevoegd zodat het ook mogelijk is zonder de CD-rom een perceel op de kaart op te zoeken.

Udenhout, 2004

(4)

1.1 Het kadaster

De jaren tussen 1795 en 1813, de zogenaamde Bataafs-Franse tijd, kenmerkten zich door grote maatschappelijke en politieke veranderingen. Veranderingen die tot uiting kwamen in vele nieuwe bestuurlijke maatregelen, voornamelijk op Franse leest geschoeid. Zo werden bijvoorbeeld de burgerlijke stand, de posterijen en de conscriptie ingevoerd, ontstonden er nieuwe wetboeken en kwam er eenheid van belastingen tot stand. Deze regelingen beoogden enerzijds een ambtelijk vereenvoudiging en anderzijds eenduidigheid ten behoeve van de

burgers. In dit kader past ook de invoering van het kadaster: een systematische perceelsgewijze beschrijving van grondeigendom en cultuurtoestand.

Het kadaster vond zijn oorsprong in een poging om tot een rechtvaardige en gelijkvormige methode te komen voor de heffing van een belasting op onroerend goed. Daarnaast gaf het de eigenaren het voordeel van meer rechtszekerheid. Met de inlijving van het koninkrijk Holland bij het keizerrijk Frankrijk in 1810 werd in het huidige Nederland een begin gemaakt met de opmetingen ten behoeve van het kadaster. Na het vertrek van de Fransen in 1813 is men in Nederland op de ingeslagen weg voortgegaan. In 1832 waren de metingen voltooid en kon het kadaster in gebruik worden genomen, met uitzondering van de provincie Limburg, die volgde in de jaren 1837-1844.

De basis van de kadastrale administratie bij de invoering in 1832 vormden de zogenaamde 'Oorspronkelijk Aanwijzende Tafels' (OAT's) en de 'minuutplans'. De OAT's zijn registers waarin de eigendommen aan de hand van diverse aanduidingen zoals grootte en soort van eigendom nader zijn omschreven.. Met behulp van een uniek perceelsnuinmer is elk eigendom in de registers terug te vinden. De minuutplans zijn de oorspronkelijk getekende kaarten waarop alle eigendommen zo getrouw mogelijk op schaal zijn weergegeven volgens de situatie van 1 oktober 1832, de datum van invoering. Voor de provincie Noord-Brabant zijn deze bronnen op diverse plaatsen overgeleverd. Bij gemeenten en archiefdiensten berusten veelal af s chriften of kopieën. De originele OAT's berusten nog hij de Dienst van het Kadaster, de originele minuutplans bij het Rijksarchief in de provincie Noord-Brabant. Voor deze uitgave zijn de originele OAT's en minuutkaarten in een 'atlas' verenigd en toegankelijk gemaakt.

1.2 De atlas als historische bron

De kadastrale atlassen 1832 zijn veelzijdige historische bronnen. Op velerlei wijzen kunnen zij in onderzoeken betrokken worden. Hierbij valt onder andere te denken aan lokale geschiedenis, genealogisch onderzoek, boerderij-onderzoek, onderzoek naar eigendomsverhoudingen en grondgebruik en fiscaal onderzoek. De atlassen kunnen als uitgangspunt dienen om de ontwikkelingen sinds 1832 te onderzoeken, maar bieden ook de mogelijkheid om vanuit de gegeven situatie terug te werken in het verleden.

Het is voorts van groot belang dat deze kadastrale opmeting de landschappelijke situatie weergeeft voordat een groeiende bevolking en economische ontwikkelingen in de tweede helft van de negentiende eeuw meer en meer beslag legden op het beschikbare areaal. Door

verstedelijking en uitbreiding van de infrastructuur is het landschap na 1832 ingrijpend

veranderd. Na 1850 werd op grote schaal woeste grond in cultuur gebracht en deden moderne, grootschalige wijzen van landbouwvoering hun intrede Bovendien hebben sinds de jaren vijftig van deze eeuw ruilverkavelingen vele historisch-landschappelijke elementen verloren doen gaan, waarvan een schriftelijke neerslag in de registers en een visuele neerslag in de kaarten bewaard is gebleven in het Kadaster.

3

(5)

De atlassen en in het bijzonder de kadastrale minuutpians hebben echter ook hun beperkingen voor het historisch onderzoek. Algemeen wordt aangenomen dat het aantal percelen bij de eerste opmeting sterk behvioed is door het feit dat de landmeters per perceel werden uitbetaald. Soms is-duidelijk merkbaar dat de landmeter nadrukkelijk de-verschillende-culturen (bouwland,

hooiland, bos) heeft opgemeten in plaats van de eigenlijke percelen. iedere andere cultuur werd een nieuw perceel, wat voor de landmeter inkomsten betekende.

Verder is de kadastrering in Nederland per kadastrale gemeente uitgevoerd met voor die gemeente specifieke maatstaven voor de indeling in klassen en bijbehorende tarieven. Dat

betekent dat de klassen die gehanteerd werden in de ene gemeente niet gelijk hoefden te zijn aan de klassen in een andere gemeente. Hierdoor is het niet goed mogelijk gemeenten met elkaar te vergelijken. Voor de provincie Noord-Brabant kan echter worden beschikt over een bijzondere uitgave van L. van der Voordt Pieck en M. Kuiji. de Statistiek der provincie Noord-Braband volgens de uitkomsten van het kadaster bij deszelfs invoering (Maastricht 1845), waarin alle kadastrale uitkomsten volgens de opmeting uit 1832 zijn verwerkt. Ook de waardering van de klassen per gemeente is opgenomen, zodat enigszins een vergelijking is te maken.

Bij het raadplegen van het kaartmateriaal moet men bedenken dat op de minuutpians

( ) eigendomsgrenzen worden weergegeven die in het terrein veelal niet te zien zijn, dan wel niet te zien waren. Wegen en waterlopen werden alleen opgenomen als zij als percelen of als

perceelsgrenzen to beschouwen waren. Topografische kenmerken zoals begroeiingen (bijvoorbeeld een houtwal) en grondreliëf ontbreken. Hoewel de kadastrale kaarten gediend hebben als basis voor de latere topografische kaarten verschillen zij dan ook aanzienlijk van elkaar. Bij het gebruik van de kaarten moet men hierop bedacht zijn. Bij metingen in het terrein werd soms ook grof gemeten, wat de nauwkeurigheid van de kaarten zeker niet ten goede is gekomen.

Bovendien zijn de kadasterplans zogenaamde 'eilandkaarten -de bladen zijn niet tot de rand toe volgetekend -die onafhankelijk van elkaar werden opgemeten en getekend. Ook kan de

oriëntatie per blad verschillen. Om een groter gebied in beeld te krijgen moet men deze kaarten aan elkaar passen. Door onnauwkeurigheden in de kaart ten enerzijds, veroorzaakt door verschillen in bekwaamheid van de landmeters, anderzijds door haastwerk om het kadaster in 1832 in gebruik te kunnen nemen, passen de verschillende kaarten vrijwel nooit precies aan elkaar. Voorzichtigheid is dus geboden bij een reconstructie van de plaatselijke en regionale topografie in het verleden, als men zich (uitsluitend) op kadastrale kaarten baseert. Aanvullende gegevens uit schriftelijke bronnen of afbeeldingen zijn dan onontbeerlijk.

Ondanks de beperkingen vormen de eerste kadastrale opmetingen een rijke bron voor een ieder die geteresseerd is in het aanzien en de (sociale) structuur van Nederland in de eerste helft van de negentiende eeuw. De OAT en minuutpians kunnen hun bijdrage leveren aan vele soorten van historisch onderzoek en bieden aanknopingspunten voor verdere studie.

4

(6)

De Dienst van het Kadaster en de Openbare Registers (kortweg Kadaster genoemd) is een -stelling-die-met-behulpvan-registers-en-kaarten-alle-ooerende-goedernen-ieders-rechten

daarop in geheel Nederland vastlegt.Het woord kadaster is via het Franse woord 'cadastre' en het Italiaanse 'catastro, catasto' ontleend aan het Griekse woord 'catastatis', dat 'het opstellen van de grondbelasting' betekent en het Latijnse woord 'capitastrum' dat verwijst naar een lijst van hoofdelijke omslag.

2.1 Voorgeschiedenis en oprichting

Egypte was het eerste land dat een kadaster van enige betekenis heeft bezeten. De noodzaak tot het optekenen van het grondbezit ontstond doordat de rivier de Nijl op bepaalde tijden buiten haar oevers trad, waardoor de grenzen der verschillende eigendommen door het slib onzichtbaar werden. Om dit probleem op te lossen mat men de eigendommen van merkteken (een steen of iets dergelijks) tot merkteken en tekende in veld- of meetboeken de oppervlakte aan tussen elk der twee merktekens. De namen van de rechthebbenden werden in registers vastgelegd. Met behulp van deze gegevens was het mogelijk de grenzen na iedere overstroming te herstellen.

Gaandeweg diende het kadaster in Egypte echter niet alleen de rechtszekerheid. Naast de

bescherming van het eigendomsrecht werd het kadaster sinds Sesotus (1577-1525 v.Chr) tevens gebruikt voor de heffing van belasting op onroerend goed.

In ons land zijn de oudste grondboekhoudingen te vinden in waterschapsarchieven. De

waterschappen hieven voor de bekostiging van waterstaatswerken, zoals aanleg en onderhoud van dijken, een waterschapsomsiag van alle geërfden in hun gebied. De hoogte van de

waterschapslasten was onder andere afhankelijk van de oppervlakte van de percelen. Voor de noodzakelijke veldmetingen werden landmeters ingeschakeld.

Vanaf de periode van de Bourgondische hertogen zijn in de verschillende gewesten van ons land registers aangelegd om belasting op onroerende goederen -verponding geheten -te kunnen heffen. In dergelijke verpondingsregisters werden de belastbare gronden en gebouwen

opgetekend met opgave van hun geschatte waarde. De geschatte waarde van het onroerend goed gold daarin steeds als maatstaf voor de berekening van het aan belasting verschuldigde bedrag.

Ten tijde van Karel V stelde de overheid nieuwe regels vast ten behoeve van de

belastingheffing. De belastingplichtigen werden sindsdien opgetekend in kohieren, een naam die ook thans nog bij de belastingdienst in gebruik is. Ongeveer een eeuw later, in de jaren 1627 tot 1632, vond in het gewest Holland een herziening plaats. De eigenaren waren verplicht hun onroerend goed zelf aan te geven, waarna door schatting daarvan de waarde kon worden bepaald.

In het Generaliteitsiand Brabant werd pas in 1648 een begin gemaakt met de invoering van de verponding.' Daarna duurde het nog tot 1657 voordat de kohieren naar tevredenheid van de Raad van State waren aangelegd en de verponding met ingang van I oktober 1657 definitief kon worden ingevoerd. Wegens het ontbreken van een goede administratie waarin de veranderingen in de eigendommen werden bijgehouden, ontstonden op den duur ongelijkheden die

resulteerden in grote onbillijkheden in de aanslagen. In 1786 drukte de last van de verponding en andere heffingen zo zwaar, dat de stadhouders en gecommitteerden van de vier kwartieren van de Meierij van 's-Hertogenbosch een 'Memorie van wesentlijke beswaren' aanboden aan de Raad van State .2 Deze gelastte de Leen en Tolkaxner te 's-Hertogenbosch een onderzoek in te stellen. Dit werd uitgevoerd door mr C. van Breugel, secretaris van's-Hertogenbosch en ontvanger van de gemene middelen in de kwartieren Oisterwijk en Maasland.

5

(7)

Het onderzoek wees uit dat veel verpondingskohieren niet in overeenstemming waren met de feitelijke situatie en dat alleen een nieuwe opmeting zekerheid kon geven over de grootte van de

:

afzonderlijke percelen.

In oktober 1791 gaf de Raad van State dan ook opdracht de gronden in de Meierij van's- Hertogenbosch opnieuw op te meten. Hiertoe stelde de Leen- en Tolkamer te 's-Hertogenbosch vierentwintig landmeters aan, van wie er overigens maar vijf woonachtig waren binnen de Meierij. Tussen 1791 en 1793 werden alle percelen volgens de Bossche Maat (1 roede is ongeveer 33,1 m2 ) opgemeten en genummerd. De naam van de eigenaar werd vermeld, de grootte van het perceel, de soort van eigendom en de kwaliteit. Zeer waarschijnlijk zijn de percelen stuk voor stuk in het veld opgemeten en zijn er geen kaarten gemaakt om de

afmetingen vast te stellen. In elk geval zijn er er nooit kaarten gevonden. Ook de meetgetallen lijken niet bewaard gebleven. Mogelijk zijn de uitkomsten van de metingen van 1791-1793 wel gebruikt om de hoogte van de verponding vast te stellen, wellicht tot aan het einde

van de Bataafse Republiek in 1806.

In dat jaar werd door koning Lodewijk Napoleon, op advies van de Minister van Financiën L.J.A. Gogel, de hoofdçommissie tot de Zaken der Verponding ingesteld.4 Voorzitter was mr C.

• :1

van Breugel, die ook de leiding had van de landmeting van de Meierij. Deze commissie diende op landelijk niveau te bewerkstelligen waartoe in de Meierij al een regionale poging was gedaan, namelijk een eerlijke verdeling van de grondlasten. Om een basis voor de

waardebepaling van de percelen te krijgen, moesten alle gronden van het koninkrijk opgemeten worden. In de

bebouwde kommen zou men zich beperken tot een waardepaling en hoefden de gebouwen niet opgemeten te worden. Ook zou maar eens in de vijftien jaar herschat en hermeten worden. Bij het meten dienden de landmeters een meetketting van vijf decimale Rijnlandse roeden te gebruiken (1 roede is ongeveer 3,7662 m). De kaarten moesten een schaal hebben van 10 Rijnlandse roeden op de halve Rijnlandse duim, dit is omgerekend ongeveer 1:2.8805. De

opmetingen hoefden niet per se in het veld gedaan te worden. Bestaande perceelskaarten werden nagezien en door opmeting met de landerijen vergeleken. Als ze in orde bleken te zijn. werden ze omgezet naar de vastgestelde schaaL6 Wat hun afmetingen betreft, waren de kaarten dus zeker niet uniform. Overigens zijn in Noord-Brabant slechts enkele kaarten en maatboeken bewaard gebleven.7 De inlijving van ons land in 1810 bij het Franse keizerrijk maakte een voortijdig einde aan dit project dat wel aangeduid wordt als het 'Hollandse Kadaster'.

Vanaf 1810 werden ook in ons land alle bestaande Franse wetten en voorschriften van kracht.

Hieronder vielook het Recueil mêthodique des lois, dêcrets, rêglements, instructions, et

dêcîsions sur Ie Cadastre de la France. kortweg Recueil mêthodique genoemd. Uitgaande van deze voorschriften was in Frankrijk reeds in 1809 een begin gemaakt met de invoering van een kadaster. In ons land werd tot de invoering hiervan besloten bij keizerlijk decreet van 11 oktober 1811. Het opzetten van een Nederlands kadaster naar Frans model bracht echter mee dat een geheel nieuwe perceelsgewijze opmeting en schatting noodzakelijk was.

De val van Napoleon bracht geen verandering in de plannen voor de inrichting van een landelijk Kadaster. Zo werd het Recueil mêthodique in het Nederlands vertaald onder de titel Methodique verzameling der wetten, decreten, reglementen, instructiën en decisieën betrekkelijk het

Cadaster van het Fransche Rijk. Dit boekwerk gold in de volgende twintig jaren als het

voornaamste richtsnoer voor de opbouw van het kadaster in ons land, evenals trouwens voor de inrichting van het Belgische kadaster. Deze Methodique verzameling nodigt niet uit tot lezing.

Het is zoals de Franse historicus Marc Bloch in 1929 opmerkte -geschreven in een 'fort bon style'. zoals zo veel ambtelijke stukken in die tijd. Een treffend voorbeeld van die stijl is de definitie van het basisbegrip van het kadaster, het perceel. Een perceel wordt in de Nederlandse vertaling van het Recueil methodique omschreven als 'een gedeelte grond, gelegen in hetzelfde

6

(8)

bleek dat men met deze korte, bondige omschrijving jaren uit de voeten kon. Er dient wel bij te worden opgemerkt dat de percelen ten onzent niet meer per kanton, maar per gemeente

gekadastrterd zijn. Toen er later in

de

lokale-bestuurlijke indeling veranderingen ontstonden,

-

werd het gebruikelijk om de oude territoriale eenheden aan te duiden als kadastrale gemeenten ter onderscheiding van de nieuwe burgerlijke gemeenten. De invoering van het Nederlandse kadaster ingevolge de bepalingen van de wet van 2januari 1832 (Staatsblad nr. 1) gold echter niet voor de provincie Limburg die, met uitzondering van Maastricht, tot 1839 deel uitmaakte van België. In Limburg vond de invoering van het kadaster plaats in de jaren 1837 en 1841- 1844, telkens voor een groep gemeenten tegelijk.

Met de invoering van het Burgerlijk Wetboek op 1 oktober 1838 kwam er een koppeling tot stand tussen het kadaster en de openbare registers. ook wel hypotheekregisters genoemd. Akten die de overdracht van onroerend goed of de vestiging van zakelijke rechten regelden, moesten worden overgeschreven in de openbare registers om rechtsgeldigheid te krijgen. Deze

openbaarheid als voorwaarde voor rechtsgeldigheid wordt publiciteitsbeginsel genoemd. Voor de omschrijving van het onroerend goed diende de kadastrale perceelsaanduiding gebruikt te worden. Omgekeerd werden de gegevens voor de kadastrale boekhouding ontleend aan de openbare registers. De kadastrale en de hypothecaire registers verwijzen dus over en weer naar elkaar.

Tot de zakelijke rechten die in de openbare registers worden overgeschreven, behoort ook een aantal niet in het Burgerlijk Wetboek vermelde zakelijke rechten die als gevolg van de Franse Revolutie vervallen waren verklaard, maar na 1815 weer in rechte zijn hersteld. Dit betreft onder meer het recht van windvang, het recht van eendenkooi, het recht van de dertiende penning en een aantal andere ambaehtsheerlijke rechten

2.2 Doelstelling en taken

De doelstelling van het in 1832 ingevoerde kadaster was tweeledig:

-

het leveren van betrouwbare gegevens voor het heffen van grondbelasting;

-

het dienen van de rechtszekerheid ten aanzien van onroerende goederen.

Aanvankelijk was de eerste doelstelling -de fiscale doelstelling, die een rechtvaardiger heffing van de grondbelasting mogelijk moest maken -het hoofddoel en daarom is het niet

verwonderlijk dat het Kadaster vanaf bet ontstaan ressorteerde onder het Ministerie van Financiën. Met name de laatste decennia is het accent echter langzamerhand meer komen te liggen op de tweede doelstelling. Hoewel ook thans nog het Kadaster een belangrijke rol vervult ten behoeve van de onroerend-goedbelasting en de waterschapshefling. Vanaf 1973 is de Dienst van het Kadaster en de Openbare Registers een onderdeel van het Ministerie van

Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. Naast de hoofddirectie te Apeldoorn bezit het Kadaster over het land verspreide vestigingen. De directie Noord-Brabant is gevestigd te Breda en te Eindhoven.

Volgens de huidige doelstelling moet het Kadaster de rechtszekerheid ten aanzien van goederen van bijzonder maatschappelijk belang beschermen en bevorderen. Onder deze goederen

-

rechtsgoederen geheten -worden begrepen: onroerende goederen. bepaalde schepen en luchtvaartuigen.

Uit deze doelstelling volgt een zestal taken:

1. het beheren van de registers der kadastrale en hypothecaire registratie betreffende de zakelijke genotsrechten (recht van eigendom, recht van opstal en dergelijke) en de zakelijke zekerheidsrechten (recht van hypotheek). Het Kadaster kent thans ongeveer zes miljoen percelen en ongeveer drie en een half miljoen personen die als zakelijke gerechtigden staan ingeschreven;

7

(9)

2. bet maken en bijhouden van kadastrale kaarten;

3. het instandhouden van een net van coördinaten;

4. het verstrekken van informatie uit de gegevens waarover het kadaster beschikt;

5. het meewerken aan ruilverkavelings—en landinrichtingsprojeeten;

6. het maken, bijhouden en uitgeven van de Grootschalige Basiskaart van Nederland (GBKN).

2.3 Het verzamelen van de gegevens

Veel voorbereidend werk was noodzakelijk alvorens het kadaster in 1832 kon functioneren.

Deze werkzaamheden zijn in de volgende hoofdactiviteiten te onderscheiden:

a. het verrichten van de meting en het in kaart brengen;

b. het bepalen van de grootte van de percelen;

c. het opsporen van de eigenaren;

d. het schattingswerk;

e. het verzamelen van de gegevens in registers.

Het toezicht op de werkzaamheden berustte in elke provincie bij de gouverneur; de algemene coördinatie was in handen van de directeur der belastingen. De ingenieur-verificateur, die gevestigd was in de provinciale hoofdplaats, was verantwoordelijk voor de uitvoerende werkzaamheden. Voor de meetwerkzaamheden waren particuliere landmeters in dienst genomen.

2.3.1 De opmeting van de grenzen van gemeenten, secties en percelen

Op grond van artikel 69 van de Methodique verzameling vonden de opmetingen -delimitaties geheten -per gemeente plaats. Omdat de grenzen van de burgerlijke gemeenten echter niet altijd vaststonden, dan wel niet omschreven waren, was de eerste taak gelegen in nauwkeurige vaststelling van het grondgebied van een bepaalde gemeente. Vermeld zij dat het kadaster voor alle opmetingen het toen pas ingevoerde metrieke stelsel heeft gebruikt.

In elk departement werd voor de meetwerkzaamheden een landmeter-delimitateur aangewezen.

De burgemeester van de eigen gemeente en die van de aanpalende gemeenten werden uitgenodigd de landmeter-delimitateur bij diens vaststelling van de gemeentegrenzen te vergezellen. Samen liepen zij de hele grens langs. Meestal liep men vanuit het noordelijkste punt van een gemeente met de klok mee tot men weer op het beginpunt was aangekomen.

Tijdens die voettocht tekende de landmeter aan, welke lijn de grens vormde en door welke punten hij werd gemarkeerd. Deze punten zijn waar mogelijk in het terrein aanwezige elementen als torens, molens, boerderijen, rivieren en wegen. Van deze opmetingen is een proces-verbaal van grensbepaling opgemaakt, ondertekend door de landmeter en de

burgemeester. Ter verduidelijking zijn schetstekeningen toegevoegd die de beschreven grens in kaart brengen.

Het feit dat er sinds de opmetingen burgerlijke gemeenten zijn opgeheven door samenvoeging met een of meer andere gemeenten hoefde niet van invloed te zijn op het aantal kadastrale gemeenten. De opgeheven burgerlijke gemeente bleef vaak als kadastrale gemeente

voortbestaan. Zo zijn de kadastrale gemeenten Princenhage en Ginneken blijven bestaan, nadat de burgerlijke gemeenten waren opgeheven en opgegaan in verschillende andere burgerlijke gemeenten. Anderzijds is niet elke kadastrale gemeente gelijk aan een burgerlijke gemeente.

Soms is door delimitatie een burgerlijke gemeente verdeeld in meerdere kadastrale gemeenten.

Wijzigingen in de kadastrale gemeentegrenzen kunnen slechts bij wet worden aangebracht.9

De grondslag van de delimitatie werd gevormd door een driehoeksnet. In een terrein werden op

verschillende punten baken geplaatst, waarna met een hoekmeetinstrument vanuit elk punt de

(10)

de verbindingslijnen tussen de punten nauwkeurig bepaald. Met behulp van de goniometrie werd vervolgens de lengte van de andere lijnen berekend. De verdere opmeting geschiedde door -recht-lijnen-in-het-terr-ein-uit-te-zetten,iiitgaande-van-de driehoekspunten,envervolgens4e

-

plaats van sloten, heggen, gebouwen en dergelijke te bepalen. De toren van de plaatselijke hoofdkerk fungeerde hierbij doorgaans als nulpunt van het assenstelseL Het resultaat werd vastgelegd in het plan en register van de driehoeksmeting.

Was de grens eenmaal vastgesteld, dan volgde de indeling van de kadastrale gemeente in secties. Elke sectie werd aangeduid met een hoofdletter. De benaming van de secties werd meestal, maar op soms willekeurige wijze, ontleend aan oude buurt-, streek- en veldnamen. In een enkel geval werden namen gebruikt die niet authentiek zijn. De opmeting der secties vond eveneens plaats op basis van driehoeksmeting. Evenals bij de vaststelling der gemeentegrenzen begon de delimitatie der secties meestal in het noorden. Sectie A is dus vaak het noordelijkst gelegen. Vervolgens werd in een concentrische beweging naar de kern van de gemeente toegewerkt. Ook bij deze delimitatie werd gebruik gemaakt van in het terrein aanwezige natuurlijke grenzen als landwegen, waterlopen. dijken en kaden.

( Binnen de secties werden daarna de percelen ingemeten. Voorgeschreven was dat de eigenaren de grenzen van hun percelen zelf aanwezen. Voor het achterhalen van de eigenaren moest de landmeter vaak een beroep doen op bestaande registers en akten. Verpondingsregisters en pachtcontracten waren hiervoor belangrijke hulpmiddelen. Indien de eigenaar niet zelf verscheen, werd genoegen genomen met inlichtingen van aangrenzende eigenaren of van bezoldigde aanwijzers. Ook de percelen werden met behulp van een net van coördinaten ingemeten. ieder perceel kreeg vervolgens een kadastraal nummer. Men nummerde per sectie, werkte met de klok mee en begon meestal met liet noordelijkst gelegen perceel.

In het licht van de fiscale doelstelling zijn de wateren en wegen die eigendom waren van dc overheid niet opgemeten, of althans niet tot percelen gevormd. Dat verklaart het voorkomen op de minuutpians van de aantekening ongenummerd'. Stukken grond met een verschillende cultuur, zoals weiland, bouwland of bos, moesten tot aparte percelen worden gevormd.

Bovendien was bepaald dat de reeds in het terrein aanwezige begrenzingen als greppels, sloten en heggen bij de inmeting als perceelsgrens aan werden gehouden. Aangaande de gebouwde eigendommen was de vorming tot afzonderlijke percelen voorgeschreven. 10 De beloning van de landmeter was ten dele gebaseerd op het aantal door hem gevormde percelen, wat soms

resulteerde in de vaststelling van een onnodig groot aantal percelen.

De ingenieur-verificateur moest toezien op het werk van de landmeters. Na opmaking van de perceelsgewijze plans moest verificatie plaatsvinden. Voor controle van de opmeting zette de ingenieur-verificateur in het bijzijn van de landmeter een lange meetlijn uit en bepaalde daarvan de gehele lengte en de afmeting van de verschillende onderdelen.

2.3.2 Dc schatting van het belastbaar inkomen van de percelen

Vanwege de fiscale doelstelling werden alle percelen na opmeting naar soort en kwaliteit gewaardeerd. Dit was opgedragen aan een controleur der directe belastingen en aan schatters, die ook wel zetters werden genoemd. Tezamen vormden zij de schattingscommissie.

Bouwlanden, weilanden, tuinen, bossen, heidegebieden en andere soorten van ongebouwde eigendommen werden in eerste instantie in verschillende klassen verdeeld. Per soort van ongebouwde eigendommen bestonden maximaal vijf kwaliteitsklassen, bij de gebouwde

eigendommen kon dit aantal groter zijn. Voor elke kwaliteitsklasse zocht men standaardpercelen

(11)

uit, waarvan de bruto-opbrengst werd bepaald. Van de bruto-opbrengst werden vervolgens de gemaakte kosten (voor bijvoorbeeld ploegen en spitten) afgetrokken, waarna men de zuivere opbrengst of het belastbare inkomen verkreeg.

Bij het vaststellen van de grondslagen voor de waardering van de onderscheiden percelen was niet de verkoopwaarde het criterium, maar de gemiddelde zuivere opbrengst van ieder perceel.

Hierbij ging men er van uit dat de opbrengst van een perceel zowel door de bodemgesteldheid als door het bodemgebruik werd bepaald. De geschatte opbrengst werd het belastbaar inkomen genoemd; later spreekt men van belastbare opbrengst.

Voor de waardering van de ongebouwde eigendommen werd in concreto als grondslag

aangenomen 'de middelbare buurwaarde, zooals dezelve blijkt uit de huur- of pachtkontrakten, gemaakt en aangegaan gedurende de jaren 1816 tot en met 1826, en de middelbare koopprijzen van de voortbrengselen van den grond, ter plaatse verkocht, zooals die bij de koopkontrakten verleden, gedurende de jaren 1812 tot en met 1826, zijn aangewezen'. 1'

Bij de gebouwde eigendommen ging de schattingscommissie uit van .de middelbare huurwaarde dier eigendommen,, zooals dezelve in de huurkontrakten, verleden en aangegaan gedurende de jaren 1816 tot en met 1825 is aangegeven'. De ondergrond van de gebouwde eigendommen werd steeds als klasse een gewaardeerd. Niet alleen burgerlijke overheden waren vrijgesteld van het betalen van grondbelasting, maar ook kerkelijke instellingen. Voor de laatste groep betrof de vrijstelling niet alleen de kerkgebouwen, maar vaak ook ander kerkelijk onroerend goed zoals pastorie ë n. vicarien, kosterieën, kloosters. scholen, evenals rechten, bijvoorbeeld visrechten.

behorende tot een kerkelijke instelling.

Ondanks de nauwgezette wijze van werken van de plaatselijke schattingscommissies gaf de klassering van de eigendommen meer dan eens aanleiding tot meningsverschillen met de eigenaren. Elke klasse kende immers een eigen tarief en de vaststelling daarvan is destijds voor iedere kadastrale gemeente afzonderlijk geschied. Inherent aan deze werkwijze is het ontstaan van aanzienlijke tariefverschillen tussen de kadastrale gemeenten onderling. Over de

ingebrachte bezwaren werd na onderzoek een beslissing genomen in de kantonale

vergaderingen. Dit waren vergaderingen van afgevaardigden van iedere gemeente. gekozen uit de eigenaren die goederen in de desbetreffende gemeente hadden. Een lid van Gedeputeerde Staten fungeerde als voorzitter. Na de eerste invoering van de kadastrale kohieren werd een beroepsmoeijkheid ingesteld voor het indienen van een bezwaarschrift bij de gouverneur in de provincie.'

2.4 Het samenstellen van de Oorspronkelijk Aanwijzende Tafel (OAT)

Alle op de hiervoor beschreven wijze verkregen gegevens zijn in 1832 per kadastrale gemeente vastgelegd in een Oorspronkelijk Aanwijzende Tafel (OAT); in een dergelijk register is het perceel de basis van de registratie. Per perceel zijn de betreffende gegevens in 31 kolommen opgetekend.

In deze atlas zijn per gemeente uit de OAT de volgende gegevens opgenomen: het perceelsnummer, de naam van de eigenaar met diens beroep en woonplaats, de soort van eigendom, de grootte, de klassering en het belastbaar inkomen van de ongebouwde en de gebouwde eigendommen. De in de OAT gebruikte maten bunder, vierkante

roede en vierkante ei zijn in deze uitgave vervangen door de thans gehanteerde maten hectare, are en centiare die daaraan identiek zijn. Als in de loop der jaren in de gegevens van een perceel zoals opgenomen in de OAT veranderingen optraden, dan werd het perceel met zijn nieuwe gegevens overgebracht naar de Suppletoire Aanwijzende Tafel (SAT). In de OAT werd een verwijzing gemaakt naar het volgnummer waaronder het desbetreffende perceel in de SAT was opgenomen. 13

IDJ

(12)

-

Hierin zijn onder zogenaamde leggerartikelen per persoon of groep van personen alle percelen geregistreerd met onde r- meer de-grootte-en het belastbaar in k omen-van elk perceel.

2.5 De minuutpians

De perceelsnummers in de OAT verwijzen naar de eerste kadastrale kaarten: de zogenaamde minuutpians. Dit zijn de oorspronkelijke kaarten van het kadaster, waarop per kadastrale gemeente sectiegewijs alle percelen zijn ingetekend. Een sectie kan meerdere kaarten omvatten.

Elke sectie begint met perceelsnunimer een. Het laatste nummer is onderstreept.

De fiscale doelstelling van het kadaster is ook op de minuutpians zichtbaar. De van

grondbelasting vrijgestelde gebouwen, eigendom van kerkelijke en burgerlijke overheden, zijn namelijk op de kaarten in kobalt ingekleurd.

De schaal van de plans is afhankelijk van het in kaart gebrachte gebied. Voor dorps- en

stadskernen werd een schaal aangehouden van 1:1.250, landelijk gebied karteerde men op een schaal van 1:2.500 en voor gebieden met percelen van gemiddeld meer dan vijf hectare

hanteerde men een schaal van 1:5.000. Naast de sectiegewijze minuutplans is per gemeente een verzamelkaart gemaakt. De schaal hiervan is afhankelijk van de uitgestrektheid van de

gemeente. De minuutpians hebben een formaat van 67 x 100 cm. Alle minuutpians die op

Noord-Brabant betrekking hebben zijn in de periode 1811-1830 getekend. Het aantal nog tijdens het Franse bewind vervaardigde kaarten is in Noord-Brabant groter dan in andere provincies vanwege het feit dat de Franse landmeters hier op een eerder tijdstip met hun werkzaamheden waren begonnen. 14

Als een perceelsmutatie leidde tot vemummering dan werd het oorspronkelijke perceelsnummer op het minuutplan rood onderstreept. Het bijwerken van de feitelijke toestand geschiedde met behulp van hulpkaarten- Dit betekent dat de minuutpians nog steeds de oorspronkelijke toestand anno 1832 weergeven.

11

(13)

Noten

*

Met dank aan de Stichting Kadastrale Atlas Zeeland voor het gebruik van de tekst van het

--

wordt in de Zeeuwse uitgaven.

1. Generaliteitsiand is de benaming voor de gewesten die in de eerste helft van de zeventiende eeuw op de Spanjaarden werden veroverd. Een Generaliteitsiand werd rechtstreeks geregeerd door de Staten-Generaal en had geen recht op zelfbestuur. Het Generaliteitsiand Brabant bestond uit het Markizaat van Bergen op Zoom, de Baronie van Breda, de Meierij van 's- Hertogenbosch, het Land van Cuijk, de heerlijkheid Willemstad, de heerlijkheid Prinsenland en de heerlijkheid Steenbergen.

2. Memorie van algemene wezenlijke Bezwaren der Meijerje van 's Bosch gedaan aan de Edele Mogende Heeren de Raden van Staten der Vereenigde Nederlanden, ter voldoening aan hoogstderzelver Resolutie van den 30 December 1700 vijf en tachtig overgegeven, door ofte wegens stadhouders en Ordinaris Gecommitteerdens, der Vier Kwartieren van de Meijerje van 's Bosch, met bijvoeging van derzelver Consideratiën, op welke wijze dezelve Bezwaren het gevoeglijkst zouden kunnen worden geredresseert, 1786.

3. Zie P.S. Teeling, tandmeters van de kadastrering in Nederland (Apeldoorn 1984) ,66.

4. Koninklijk Besluit 6 september 1806 nr.4.

5. Gezien het voorgeschreven gebruik van een meetketting van vijf decimale Rijnlandse roeden lijkt het merkwaardig dat men voor de schaalberekening uitging van een twaalfvoetige Rijnlandse roede. Toch is de schaal van 1:2,880 in overeenstemming met de schaalstok die afgebeeld staat op de kaartmodellen zoals die voorkomen in de Collectie Adan. Deze verzameling kaarten afkomstig van de landmeters-familie Adan berust in het Rijksarchief in de provincie Noord-Brabant.

6. Voorbeelden van zulke aangepaste kaarten zijn te vinden in de Collectie Adan (zie noot 5).

7. Zie A. Scheffer, 'Het "Hollandse kadaster" in: Nederlands Geodetisch Tijdschrift, (1977) 25.

8. Zie voor informatie over deze oude zakelijke rechten P.C.). Ketelaar, Oude zakelijke rechten vroeger, nu en in de toekomst (Leiden 1918).

9. Zie voor een chronologisch overzicht van grenswijzigingen in de negentiende eeuw W.G.M.

van der Heijden. Noord-Brabant in de negentiende eeuw. Een institutionele handleiding ('s-Hertogenbosch/Hilversum 1993) Bijlage A.

10.Gebouwde eigendommen zijn opstallen waarvoor een huurwaarde vastgesteld kon worden.

Schuren en schaapskooien vielen daar niet onder, zodat de grond waar deze op stonden tot het ongebouwde eigendom gerekend werd.

11 Koninklijk Besluit d.d. 28 juni 1826 (Staatsblad nr. 108).

12.Koninklijk Besluit d.d. 1 januari 1833 (Staatsblad nr. 1,).

13.Overigens werd de bijhouding van de SAT met ingang van 1863 gestaakt.

14.Zie voor een overzicht van de 'Franse plans' in Noord-Brabant P. S. Teeling. landmeters van de kadastrering in Nederland (Apeldoorn 1984) 1781-180.

12

(14)

J.J.J.M. Beenakker -Historische geografie: landschap en nederzetting, Zutphen 1989. (Cahiers voor-Lokale-en Regionale Geschiedenis; 3).

W. Berends, 'De geschiedenis van de kadastrale kaart', in: Informatieblad Kadaster 1987/29-13 M.A.W. Gerding -Dorpsgeschiedenis: bewoning en bewoners, Zutphen 1992. (Cahiers voor Lokale en Regionale Geschiedenis; 9).

W.G.M. van der Heijden, Noord-Brabant in de negentiende eeuw. Een institutionele handleiding 's- Hertogenbosch/Hilversum 1993.

150 Jaar Kadaster in Nederland, 's-Gravenhage [1982].

A.D. Kakebeeke -Reconstructie van een agrarisch-ambachtelijke situatie onzer dorpen uit de kadastrale bescheiden van omstreeks 1830, als project voor een heemkundekring. In: Brabants Heem XIX (1967) 5-18.

A.C.M. Kappethof, De belastingheffing in de Meierij van Den Bosch gedurende de Generaliteitsperiode (1648-1730), Tilburg 1986.

F.C.J. Ketelaar, Oude zakelijke rechten vroeger, nu en in de toekomst, Leiden 1978.

F. Keverling Buisman en E. Muller -Kadastergids. Gids voor de raadpleging van de hypothecaire en kadastrale archieven uit de 19e en de eerste helft van de 20e eeuw,

s-Gravenhage 1979.

C. Koeman -Geschiedenis van de kartografie van Nederland. Zes eeuwen land- en zeekaarten en stadsplattegronden, Alphen aan den Rijn 1983.

Methodique verzameling der wetten, decreten, reglementen, instructien en decisien betrekkelijk het cadaster van het Fransehe nj/c; Amsterdam 1812. 2 din en modellenboek.

E. Muller -De archieven bij het kadaster. In: Nederlands Archievenbiad (1978) 41-54.

P.Ratsma- De kaarten van het kadaster en het gebruik ervan bij historisch onderzoek. In: P.J.

Margry, P. Ratsma en B.M.J. Speet -Stadsplattegronden. Werken met kaartmateriaal bij stadshistorisch onderzoek, Z.pl. [1987].

L. Ruitinga -De uitgave van kadastrale atlassen van Nederland. In: Caert-Thresoor 10 (199 1) 47-51

J. Sanders (eindred.) -Noord-Brabant tijdens de Republiek der Verenigde Nederlanden, 1572- 1795- Een institutionele handleiding, 's-Hertogenbosch I Hilversum 1996.

J. Sanders (eindred.) -Van meters en schatters. Bronnengids voor grondbelasting en kadaster in Noord-Brabant, ca 1826-1833, 's-Hertogenbosch 1998

A Scheffer -De landmeting in de Meijerj anno 1792-1793. In: Nederlands Geodetisch Tijdschrift 6 (1976) 59-64.

A Scheffer Het "Hollandse kadaster". In: Nederlands Geodetisch Tijdschrift 7 (1977) 17-26.

13

(15)

A Scheffer -Het kadaster in de provincie Noord-Brabant van 1811 tot 1814 (deel 1). In:

Geodesia 24 (1982) 117-126.

A. Soutendijk -De hypothecaire en kadastrale boekhouding in Nederland, Tie1188 1.

P.S. Teeling -Landmeters van de kadastrering van Nederland, Z.pl. 1984.163-203.

A.D.M. Veldhorst -Het Nederlandse vroeg-lge-eeuwse kadaster als bron voor andersoortig onderzoek, een verkenning. In: Historisch-Geografisch Tijdschrift (1991) 8-27.

A.W. vlam -De kadastrale archieven en hun betekenis voor de bodemkundige. In:

Landbouwkundig tijdschrift 61(1949)465-473.

L. van der Voordt Neck en M. Kuiji -Statistiek der Provincie Noord-Braband, volgens de uitkomsten van het kadaster bij deszelfs invoering, Maastricht 1845.

M. de Vos -Het kadaster en de boekhouding op de hypotheken. De tegenwoordige inrichting voorafgegaan door die in vroegere tijdvakken, Groningen 1902

14

(16)

3.1 Beschrijving van de kadastrale gemeente Udenhout' Provincie Noord Braband

Kanton Oisterwijk Gemeente Udenhout no. 5

TABEL van kiassificatie der grondeigendommen..

BESCHRIJVING DER GEMEENTE Ligging

De Gemeente Udenhout is gelegen een halfuur ten Zuid Oosten van den grooten Steenweg van Breda naar 's-Hertogenbosch, hoofdplaats der provincie Noord Braband.

Aangrenzende Gemeenten

Zij wordt ten Noorden begrenst door de Gemeente Drunen en Helvoirt, ten Oosten door de Gemeente Helvoirt en Haaren, zij paalt ten Zuiden aan het grondgebied van Berkel c.a. en ten Westen van dat van Tilburg en Loon op zand.

Rivieren en Beken

Er worden geene rivieren noch beken binnen de Gemeente aangetroffen, slechts eenige kleine treksloten dienende tot afwatering doorkruissen de Gemeente..

Groote wegen en Buurtwegen

De groote Steenweg van Breda naar 's-Bosch maakt gedeeltelijk de scheiding uit tussen deze Gemeente en die van Haren, vervolgens treft men er verschillende groote wegen aan als die van Waalwjjk naar Haren, Oisterwijk, Berkel enz. van Helvoirt naar Loon op Zand en meer andere groote buurtwegen die vrij goed worden onderhouden en bij drooge tijden in eenen zeer goeden bruikbaren staat zijn,doch waarvan men uit hoofde van den leemachtigen grond, die men bijna door geheel de Gemeente aantreft, bij natte tijden nagenoeg geen gebruik kan maken.

Ongelijkheid van den grond

De oppervlakte van den grond is er zeer gelijk met uitzondering van eenige weinige zandduinen met eikenhout beplant, tussen de grensscheiding dezer Gemeente en die van Drunen gelegen.

Graad van vruchtbaarheid van den grond.

De grond is er van eene goede hoedanigheid en wordt zeer zorgvuldig bij groote,middelbare en kleine bebouwingen bewerkt.

Meestal de heidegronden zijn voor ontginning als tot bouwland, dennebossen of hakhout geschikt,eenige weinige vind men er die voor geene de minste verbetering vatbaar zijn.

Men vind in deze Gemeente een aanmerkelijk gedeelte moerassen, waarvan een groot gedeelte met enkelde dennen of eenige struiken hout zijn bezet en een soort van turf opleveren, terwijl ook een gedeelte deszelven hoegenaamd niets voortbrengen.

Voortbrengsels van den grond

Hare voortbrengsels bestaan voornamentlijk in rogge, boekweit, haver, klaver, spurrie en aardappelen,enkelde perceeltjes koolzaad, vlas en gerst vind men er ook doch zulks is niet noemenswaardig.

Ruim 1/4 gedeelte der Gemeente is met schaarhout,opstaande bomen en dennebossen beplant.

1

Archief Provinciaal

Bestuur

nummer

4055

15

(17)

Paarden-fokkerijen/vee

Er worden slechts enkelde paarden binnen de Gemeente voor den landbouw aangefokt.

Desze1vergetal is echter -niet toereikende ten gebruike der landlieden zoodat men van tijd tot tijd buiten de Gemeente moet aankopen.

De weilanden, die men binnen de Gemeente vind, worden deels gehooid deels tot beweiding der koebeesten gebezigd. De schapen, waarvan men er slechts drie kudden van heeft,worden op de beste heidegronden en de ledigliggende bouwlanden gehoed waarbij dezelve op stal worden gevoederd.

Takken van nijverheid der inwoners

De eenige tak van nijverheid is de landbouw en er wordt geen andere handel gedreven dan in voortbrengsels van den grond als ook den verkoop van boter die men gedeeltelijk binnen de Gemeente verkoopt en gedeeltelijk naar Waalwijk en elders ten markt brengt.

Gebouwde eigendommen

De Gemeente is samengesteld uit hare hoofdplaats een halfuur ten Zuid Oosten van den Grooten weg en aan de zuidzijde van haar grond gebied gelegen en voorts uit verschillende buurtschappen door de Gemeente verspreid.

De Gemeente bevat 340 huizen waaronder een vrij goed ingerigt kasteel,voorts verscheidene goede ongerigte huizen van winkeliers, herbergiers en ambachtslieden, terwijl de overige gelijk ook de verschillende buurtschappen slechts uit boerenhoeven en arbeiderswoningen bestaan. Dc woningen der drie eerste klassen zijn zeer goed en gerijfelijk

ingerigt. Dezelven vind men alleen in de kom der Gemeente. De overige zijn meerder of minder goed gebouwde huizen en derselver inrigting is algemeen ongerjjfelijk.

Bevolking

De gebeele bevolking der Gemeente bedraagt 1839 zielen.

Bouwlanden

Dezelve zijn verdeeld in vijf klassen en onderscheiden naar derzelver aard en ligging als:

Eerste Klasse

Deze bevat eene zware bruinen en voedzamen met kleistof vermengden zandgrond, ter diepte van 5 palmen op een doorzijgend zandbed rusten en geschikt tot de teelt van alle vruchten als

(.. '

rogge, boekweit, haver, klaver, spurrie, aardappelen enz.

Men heeft den Nederlandsche bunder begroot op f 3 8 Tweede Klasse

Deze klasse heeft eenen bruinen vrij voedzamen zandgrond ten diepte van 4 a

5

palmen op een doorzijgend zandbed gelegen en even gelijk de eerste klasse geschikt tot de teelt van alle

vruchten, doch vordert eene zwaardere bemesting en is niet zoo algemeen gunstig gelegen. Men heeft den Nederlandsche bunder begroot naar derzelver minder goede hoedanigheid op f30 Derde Klasse

Deze klasse is mede eenen bruinachtigen vrij goeden zandgrond en bestaat in twee verschillende soorten als:

Ie Uit hooge zandgrond die door deszelfs ligging meest geschikt is tot de teelt van rogge en boekweit.

2e Uit eene lage zandgrond hebbende een leemachtig onderbed die door deszelfs ligging best geschikt is tot de teelt van zomervruchten als haver, klaver en aardappelen.

Men heeft deze klasse naar derzelver minder goede hoedanigheid en verdere afgelegenheid als

de 2e klasse moeten begroot worden op f21 den Nederlandsche bunder.

(18)

Vierde Klasse

Deze klasse is samengesteld uit twee verschillende aardsoorten,als: le Uit hooge schrale grijze zandgrond genoegzaam diep beerfd, die alleen door sterke bemesting tot het teelen van rogge en -boek eitkan-gebezigd-worder-en-bijveel-droog--wederofizonneschjjn-wemi---

opleverd, en

2e Uit lage zure zandgrond die eene sterke bemesting vorderd, ver afgelegen is en alleen bij zeer drooge tijden eenige zommervruchten als haver, klaver en aardappelen oplevert.

Deze klasse heeft men naar derzelver slechte hoedanigheid en ligging aangeslagen op f 14- per Nederlandsche bunder

Vijfde Klasse,

Deze bestaat uit sedert eenige jaren van goede heidegronden ingenomene bouwlanden,ver afgelegen,echter door zuivere bemesting en zorgvuldige behandeling geschikt tot de teelt van rogge,boekweit,baver, aardappelen enz.

Men heeft aan deze klasse slechts de geringe som van f 6-00 per Nederlandsche bunder kunnen toekennen.

Tuinen

De tuinen liggen bij de woningen en zijn verdeeld in twee klassen.

Eerste Klasse

Deze is samengesteld uit met vruchtboomen beplante tuinen,waarin men zich op het teelen van groenten vrij zorgvuldig toelegt. Dezelve zijn meest op grond van bouwland lekiasse gelegen en naar aanleiding der meerdere voordelen heeft men dezelve op 1/4 booger dan de beste bouwlanden in de Gemeente aangeslagen, alzoo per Nederlandsche bunder op f 50-00 Tweede Klasse

Deze zijn door de Gemeente verspreid op verschillende soorten van van bouwlanden bij boerenhoeven en arbeiderswoningen gelegen.

Dezelve zijn met weinig of geen vruchtboomen beplant en leveren niets dan grove groenten ten gebruike van den landman opwaarom men vermeent dat dezelve niets meer dan de bouwlanden der eerste klasse opleveren en alzoo met die gronden moeten worden gelijk gesteld op f38- den Nederlandsehen bunder.

Boomgaarden

De boomgaarden binnen deze Gemeente zijn nabij de woningen gelegen en met heggen ingesloten. Dezelve liggen In weilanden en zijn met vruchtboomen als appels, peren, noten en kersenboomen beplant. Men heeft dezelve in twee klassen verdeeld.

Eerste Klasse

Deze klasse is algemeen op bouwland 10 klasse gelegen met goede heggen omgeven en regelmatig met goed wassende vruchtboomen beplant, en naar derzelver opbrengst,daarbij gerekend hetgeen dezelve als weiland opleveren, vermeent men de begrooting te moeten gelijkstellen met de tuinen der 1e klasse en dus op f50- den Nederlandsche.bunder Tweede Klasse

De boomgaarden der tweede klasse zijn door de Gemeente verspreid op verschillende aard van grond gelegen Dezelve zijn onregelmatiger en met minder goed wassende vruchtboomen beplant, en naar aanleiding van derzelver opbrengst, met bijvoeging van hetgeen dezelve als weilanden geven, heeft men geoordeelt die te moeten gelijk stellen met de bouwlanden der 10 klasse en dus op f 3 8 den Nederlandsehen bunder.

17

(19)

Hooi en Weilanden Eerste Klasse

Deze1vewordenbijafwisselinggehaoiden geweid - en zijpeeneiage voedzame

zandgrond,bebbende een leemachtig onderbed langs een klein riviertje aan gelegd en leveren door weinig bemesting veel en zeer voedzaam gras op.

Men heeft den aanslag daarvan bepaald per Nederlandsche bunder op f32-.

Tweede klasse

Deze worden insgelijks als de eerste klasse bij afwisseling gehooid en geweid. Men vind dezelve, meestal op eenen met leem vermengden zandgrond aangelegd en leveren door eene goede bemesting vrij goed en voedzaam gras.

Men heeft den Nederlandsche bunder begroot als de bouwlanden der derde klasse op f21-.

Derde Klasse

Deze worden ook gelijk de vorige klassen beurtelings gehooid en geweid en zijn Op eenen lagen leemachtipen of zwarte zure zandgrond aangelegd en geven door zwar& bemesting vrij veel, doch geen voedzaam gras.

Men heeft den Nederlandsche bunder gelijk gesteld met het bouwland der vierde klasse op f 14- Vierde Klasse

(

Deze klasse worden even als de vorige dan eens gehooid en dan weder geweid. Dezelven zijn meest op terrein bouwland der vijfde klasse aangelegd en geven door eene zware bemesting weinig voedzaam en matig gras. Men heeft den Nederlandschen bunder begroot op f6-.

Vijfde Klasse

Deze zijn op lage moerassige gronden aangelegd en geven een soort van gras dat alleen tot strooijing van het vee kan gebezigd worden, .zoodat men daaraan slechts de geringe som van f2- per Nederlandsche hunder heeft kunnen toekennen.

Hakhout

Deze bossen zijn meestal samengesteld uit eisen en essen schaarhout Men heeft dezelve verdeeld in vier klassen.

Eerste Klasse.

Deze klasse is op eenen leemachtigen grond,voor de beplanting zeer goed geschikt,aangelegd.

Zij zijn regelmatig met weeldrig wassend eIsen en essen hout beplant en worden geregeld om de vijfjaren gekapt. Het bunder is geschat op f24-.

Tweede Klasse.

De tweede klasse is op grond minder tot beplanting geschikt,aangelegd en even als de eerste klasse met eIsen en essen hout beplant,hetwelk echter minder weeldrig groeit en om de vijf jaren gekapt wordt.

Zij zijn een derde minder waardig dan de eerste klasse en dus per bunder geschat op f16-.

Derde Klasse

De derde klasse is op eenen lage leemachtigen grond aangelegd en met verschillend soort van hout beplant. Hetzelve groeit er veel langzamer en is op verschillende plaatsen van

grondstarnmen ontbloot. De kapping geschied om de vijfjaren en men heeft den bunder begroot in vergelijk der vorige klasse op f 10-.

Vierde Klasse

De vierde klasse vind men op lage moerassige grond en langs de zijkanten der publieke wegen aangelegd en met allerlei soort van hout beplant. Zij zijn van vele grondstammen ontbloot en worden ongeregeld gekapt.

Men heeft den Nederlansche bunder naar derzelver geringen opbrengst bepaald op f4-.

18

(20)

Dennebossen

Deze zijn op meerder of minder goeden heidegrond aangelegd en in drie klassen verdeeld.

Eerste Klasse

Dezelve is op zeer goeden heidegrond gelegen en regelmatig met goed wassende clenneboomen beplant. .Men heeft den bunder begroot op f 14-.

Tweede Klasse.

De tweede klasse is even als de eerste op heidegrond, doch van eene slechtere

hoedanigheid,aangelegd. Zij groeijen niet zoo weeldrig als die der eerste klasse en zijn onregelmatig beplant Men heeft den bunder geschat op f6- 66.

Derde Klasse

Deze klasse vind men op schralen heidegrond en aan de zijkanten der publieke wegen. Zij wassen zeer traag en zijn onregelmatig beplant- Men heeft dezelve slechts de geringe som van f 2-00 per bunder

Opgaande boomen

Deze bestaan meestal,met uitzondering der vierde klasse uit eiken boomen en zijn in vier klassen verdeeld.

Eerste Klasse

Deze klasse is op eenen leemachtigen en voor de beplantinp zeer geschikten grond aangelegd en regelmatig met weelderig wassende eiken boomen beplant.

Men heeft geoordeeld dezelve te moeten gelijk stellen met het hakhout der eerste klasse en dus per bunder op f24

-.

Tweede Klasse

Deze zijn op minder tot beplanting geschikten grond aangelegd. Zij bestaat even als de eerste klasse uit eiken boomen die echter minder weelderig groeijen en in evenredigheid op f 16-00 per bunder begroot.

Derde Klasse

Deze klasse is op eenen lagen leemachtigen grond aangelegd en onregelmatig met schraal wassende eiken boomen beplant. men heeft den bunder geschat op f 10-00.

Vierde Klasse

Deze bestaat uit lage moerassige grond met enkelde boomen van verschillende soorten beplant en langs de zijkanten der publieke wegen.

Het bunder is slechts kunnen begroot worden op f 4-00- Wegen aan particulieren behoorende

Deze zijn geschat als het omliggende land en daarna verdeeld in 5 klassen.

IIeidevelden,woeste en onbebouwde gronden Dezelve heeft men verdeeld in twee klassen.

Eerste Klasse.

De eerste klasse uit vrij goeden heidegrond met enkelde struiken hakhout of dennen beplant en waarvan eenige gedeelten voor ontginning zonde vatbaar zijn.

Men heeft den bunder geschat op f 1-00 Tweede Klasse

De tweede klasse is saamgesteld uit zandduinen welke hoegenaamd niets opleveren en voor geene ontginning vatbaar zijn. Zij zijn geschat op het minimum f 00-25 den bunder.

I1J

(21)

Moerassen

( Deze heeft men in twee klassen verdeeld.

EersteKlasse

De moerassen der eerste klasse leveren een slecht gras op en kunnen bij drooge tijden door jong vee beweid worden. Sommigen leveren eenige struiken hout.

Den bunder heeft men begroot op f2- 00.

Tweede Klasse

Deze moerassen leveren niets op en zijn alzoo geschat op het minimum bij de wet bepaald,dus per bunder f 00- 25.

Vischvijvers

,

waters tot vermaak

Deze zijn van de landen,waarmede zij omgeven zijn, ontnomen en als zoodanig geschat. Zij leveren eenige weinige soorten van visch.

Wedden, poelen, vijvers zonder visch

Eenige weinige waterplassen die hoegenaamd niets opleveren zijn geschat op het minimum.

Oppervlakte der gebouwde eigendommen

De oppervlakte der gebouwde eigendommen en plaatsen is geschat naar de waarde der bouwgronden leklasse,dus op f38- den bunder.

Windkorenmolen Eerste Klasse.

Eenen houten standaardmolen hebbende twee paar steenen om rogge en boekweit te malen.

Denzelven is in eenen goeden staat van onderhoud en vrij gunstig gelegen. Denzelven is niet verhuurd en geschat op f400

-

Tweede Klasse

Eenen houten standaardmolen gelijk den vorigen, doch in slechten staat van onderhoud en minder gunstig gelegen.

Gemelden molen is met huis en landerijen verhuurd en geschat op f300

-.

Paarden oliemolen

Denzelve heeft een paar stampers, eene enkelde bank met twee stampers en is in een bouwvallig locaal daargesteld.

Den molen is met het daaraangelegen huis en landerijen verhuurd en afzonderlijk geschat op f40-.

Brouwerijen Eerste Klasse

De brouwerij der le klasse bevat een ketel groot 22 vaten 14 kannen, een kuip groot 15 vaten 14 kannen,twee koelbakken en eene est met mouterij. Dezelve is in een klein en bouwvallig lokaal geplaatst en worden jaarlijks ongeveer 60 brouwsels goed bruin bier gemaakt. De schatting bedraagt f 36-00.

Tweede Klasse

Deze brouwerij heeft een ketel groot 32 vaten 10 kannen,een kuip groot 10 vaten 27 kannen,een koelbak est met mouterij en is in een zeer slecht klein en bouwvallig lokaal aangelegd. Er

worden jaarlijks acht a negen brouwsels goed bruin bier gemaakt. Men heeft dezelve.geschat op f16

20

(22)

Eerste Klasse

Deze1ve heeft51aoi3Jaaen2kalldwipenmeLeenkleeitslechttoiiwerijtjeenisgescbatop f20.

Tweede Klasse

Deze heeft 3 looi 3 laaf en 2 kalkkuipen met een klein touwerijtje en is geschat op f14.

Derde Klasse

Deze looijerij heeft 3 looi 2 laaf en eene kalkkuip met een zeer klein touwerijtje en werkt slechts voor eigen gerijf. Men heeft dezelve geschat op f8.

Huizen

De buizen dezer Gemeente zijn verdeeld in onderschrevene klassen naar gelang der merkbare verschillen die men tussohen dezelven aantreft. Zij worden algemeen door de eigenaars zelve bewoond of met tot dezelven dieneinde gebouwen en andere eigendommen verhuurd, in welk geval geene afzonderlijke huurwaarde voor de huizen wordt bedongen en alzoo bij de schatting niet tot rigtsnoer kunnen dienen zoodat men dezelve heeft moeten rangschikken naar de

huurwaarde welke daaraan door uitgebreidheid,gerijfeijkheid en den staat waarin zij zich bevinden schijnt te kunnen worden toegekend.

Huizen buiten klassen

Dit bestaat uit een vrij goed ingericht kasteel,, zeer goed in onderhoud en maakt alleen de eerste klasse uit.

Het tweede bevat een wel ingerigt beerenhuis in de kom gelegen. Hetzelve maakt alleen de tweede klasse uit.

De derde klasse is samengesteld uit twee huizen in de kom der Gemeente, die ruim sterk en in eenen zeer goeden staat onderhouden zijn.

Huizen in klassen

De eerste en tweede klassen bestaan uit de voornaamsten buizen van herbergiers en burgerwoningen.

De derde en vierde klassen bevatten minder goed ingerigte huizen van herbergiers en voorname boerewoningen.

De vijfde en zesde klasse zijn huizen van ambachtslieden en boerewoningen.

De zevende en achtste klasse zijn samengesteld uit huizen van kleine winkeliers en minder geriefehjk ingerigte boerenwoningen.

De negende en tiende klasse bevatten meestal arbeiderswoningen en enkel uit leem gebouwde

hutten die slechts eene deur en een venster hebben.

(23)

De schatting van ieder deze bovengenoemde klassen naar opgegeven grondslagen

bijeengenomen en na aftrek van het inkomen van dezelven oppervlakte wordt bepaald als volgt:

Klassen Getal Onzuiver Zuiver inkomen huizen gekozen tot voorbeelden

inkomen na aftrek van het (namen en voornamen der eigenaren

zonder een vierde op het

inbegrip der onzuiver inkomen

opper-

_______

vlakte

1 2 1 338 255 Wed. J.C.F. Franekenberg

2' 1 120 90 H.A. van lersel

3

1

2 100 75 W.W. van Ierse!

Antony Robben

1 2 84 63 Joseph van Vugt

Wilhelmus Pijnenburg

2 2 72 54 Joseph Bertens

Jan Bolsius

3 2 60 45 Cornelis van den Oever

Cornelis van Riel

4 1 48 36 Weduwe A. van den Bosch

5 2 36 27 Jan Bertens

Huibert Maas

6 2 28 24 J.P. Willemse

C.J. van lersel

7 2 20 15 A. Verkanimen

A. van Ierse!

8 2 12 9 J.B. van Tilburg

Adriaan Lommers

9 2 8 6 A. Verkammen

J. van Roessel

10 2 4 3 Gerardus van de Pas

J.P. Brekelmans

2

buitenklasse

22

(24)

Het blijkt uit de vorenstaande opgaven, dat iedere soort van kultuur, en iedere klasse van eigendom, is geschat zoo als in de onderstaande Tabel wordt aangewezen.

SOORT VAN KLASSEN BEGROOTING VAN HET ONZUIVER INKOMEN

EIGENDOMMEN Van de ongebouwde Van de gebouwde

eigendommen per eigendommen, voor zoo Nederlandschen bunder veel de gebouwen

betreft, en na aftrek 'van de waarde der

oppervlakte

Buwlanden 1 38

2 30

3 21

4 14

5 6

Moestuinen 1 50

2 38

Boomgaarden 1 50

2 38

Hooi- en weilanden 1 32

2 21

3 14

4 6

5 2

Hakhout 1 24

2 16

3 10

4 4

Dennebosschen 1 14

2 6

3 2

Opgaande geboomte 1 24

2 16

3 10

Wegen particulieren 1 26

2 18

3 12

4 6

5 2

Heidevelden 1 1

2 0,25

Moerassen 1 2

2 0,25

Viscbvijvers 1 38

2 16

Waters 1 0,25

Oppervlakte den 38

gebouwden eigendom

Windkorenmolen 1 400

2 300

Paardenolymolen 1 40

23

(25)

Brouwerijen 1 36

2 16

Leerlooijerijen 1 20

2 -44-

3 8

Huizen/buitenklassen 1 255

2 90

3 75

Huizen 1 63

2 54

3 45

4 36

5 27

6 21

7 15

8 9

9 6

10 3

3.3 Lijst van zetters3

Staat of opgaaf der personen, welke het collegie van zetters voor de Directe Belastingen binnen de gemeente van Udenhout zijn uitmakende.

Achternaam Voornaam leeftijd beroep

Robben Antonij 51 burgemeester

Slots4 Jan 73 bouwman

Zon Peter van 63 bouwman

Smulders Jan 63 timmerman

Burgmans Stephanus 61 bouwman

Ierse!5 Joseph van 51 rentenier

Leijten Jan 151 1 timmerman

Aldus opgemaakt op 27 februari 1844

Archief provinciaal

bestuur

1814-1920, nummer 4264

"Sedert een jaar bedlegerig

Heeft bij het gemeentebestuur zijn ontslag als zetter aangevraagd

24

(26)

3.2 Lijst van hoogstaangeslagenen6 Arrondisement Den Bosch

KantoorLoonopZand Gemeente Udethout

Staat houdende opgave der vier- en twintig hoogst-

aangeslagen-personen van het mannelijk geslacht in de grondbelasting, personele belasting en patentrecht dienst 1843/44 en 1844

Namen en voornamen Beroep Grond- belasting 1 14-03y

Personele

1

248-23 belasting

Patentregt Totaal

Theophile Francois Le Mire landmeter 262-26

Joseph H. van lersel landbouwer 191-08 61-44 252-52

Adriaan Antoon van Ierse!

" "

178-76 19-20 197-96

Comeis Heijmans

" "

136-29 10-23 146-52

Adriaan Jan Verhoeven

" "

126-21 5-39 131-60

Willem Slots

" "

107-30 9-03 116-33

Cornelis Willem van Riel bakker 77-66 17-22 17-28 112-16

J.G. Bertens leerlooijer 58-41 29-34 18-18 105-93

Christiaan Kuijpers school-

meester

enz

40-89 34-93 12-15 87-97

Johannes Cornelis Burgmans landbouwer 64-73 20-64 85-37 Jacobus Laurens van Roessel

" "

70-22 13-01 83-23 Peter Johannes Willemse medicine 9-99

doctor

55-43 16-64 82-06 Cornelis van den Oever assesor/ 51-31

landbouwer

24-02 75-33

Cornelis Heijliger Verhoeven landbouwer 67-19 7-67 74-86

Cornelis Willems

" "

59-62 7-98 67-60

Hendrik Heijmans

" "

54-50 11-28 65-78

Antonie Robben burgemees- 27-48

ter enz.

28-94 8-58 65

Jan Hendrik Heijmans landbouwer 54-50 7-10 61-60

Adriaan Francis Vermeer

" "

48-67 12-55 61-22

Cornelis Burgrnans

" "

50-04 9-29 59-33

Joseph van Vught kuiper 26-32 21-95 10-50 58-77

Adriaan A. Bergmans landbouwer 43-03 8-62 51-65

Johannes van Hulten smid 30-01 17-02 11-26 48-29

Gerardus van de Pas landbouwer 32-95 14-09 47-04

Aldus opgemaakt door mij ontvanger der belastingen te Loon op Zand den 24 februari 1844.

6

Archief Provinciaal Bestuur

1814-1920

nummer

4265

Betaalt voor deselve echtgenoote alsnog in de grondbelasting f 180-20

25

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

[r]

➢ Bij gebruik van een tandradiografietoestel is, in dit lokaal of in een door de deskundige erkend in de fysische controle gedefinieerde zone binnen dit lokaal, enkel de

We kunnen hierbij uiteraard een hele discussie voeren over klimaatverandering en alles wat daarmee samenhangt, maar dat we gaan op deze avond graag bezig zijn met

In dit artikel wordt beschreven dat als ouders kinderen met eigen vervoer naar school brengen, ze in aanmerking kunnen komen voor een vergoeding.. Die vergoe- ding wordt gebaseerd

Aangezien onze gemeente voor een groot deel (209 van de 365 leden) bestaat uit leden van 50 jaar en ouder, kan het zo zijn dat gemeenteleden die door omstandigheden

Ten aanzien van de risico's als gevolg van de activiteiten binnen Thermphos zijn wij van mening dat wanneer binnen de inrichting conform de hiervoor genoemde voorschriften,

Overwegende dat artikel 11 §3 van het Besluit Vlaamse Regering van 5 december 2008 betreffende de toegankelijkheid van de bossen en de natuurreservaten, vooropstelt dat de

• firewalls: botsingen tussen verschillende waarden worden voorkomen door de waarden institutioneel te scheiden. Eén organisatie, afdeling of persoon wordt verantwoordelijk voor