• No results found

1.3 Kadastrale gegevens De inrichting is gelegen aan Haven 9890 te Ritthem, kadastraal bekend als gemeente Vlissingen, sectie M, nrs. 960, 962, 964.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "1.3 Kadastrale gegevens De inrichting is gelegen aan Haven 9890 te Ritthem, kadastraal bekend als gemeente Vlissingen, sectie M, nrs. 960, 962, 964."

Copied!
48
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Middelburg, februari 2008 Nummer

Afdeling Milieuhygiëne

BESCHIKKING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN ZEELAND

1. AANVRAAG 1.1 Verzoek

Op 6 juni 2007 is een verzoek ingekomen van Thermphos International BV te Vlissingen Oost om een (deelrevisie)vergunning als bedoeld in artikel 8.4 van de Wet milieubeheer. Op 16 augustus 2007 is een aanvulling op deze aanvraag ontvangen.

1.2 Aangevraagde activiteiten

Deze vergunningaanvraag heeft betrekking op de Elemental Phosphorus Plant (EPP). De EPP omvat de sinter- en fosforfabrieken met bijbehorende installaties, werkplaatsen, opslagen en het afvalwaterstation.

Bijlage 2 behorend bij de aanvraag geeft een overzicht van de installaties en gebieden die onder de vergunningaanvraag vallen.

1.3 Kadastrale gegevens

De inrichting is gelegen aan Haven 9890 te Ritthem, kadastraal bekend als gemeente Vlissingen, sectie M, nrs. 960, 962, 964.

1.4 Vergunningsituatie

In Vlissingen worden door Thermphos fosfor, fosforzuur en natriumtripolyfosfaat (NTPP) gemaakt, opgeslagen en verscheept. Organisatorisch zijn die activiteiten in drie eenheden ondergebracht:

1. Sinter- en fosforfabriek (Elemental Phosphorus Plant - EPP)

2. Natzuurreinigingsfabriek, zuur- en zoutfabrieken (PhosphoricAcid & Phosphate Plant - PA&PP)

3. Fosfor-, fosforzuur- en zoutverlading (Integrated Logistical Services & IT).

Thermphos beschikt op dit moment over een veelvoud aan (soms verouderde) meldingen en vergunningen. Bijlage 3 behorend bij de aanvraag bevat een overzicht van alle vigerende vergunningen en meldingen. De indeling van de diverse vergunningen sluit niet meer aan bij de huidige organisatorische bedrijfsindeling. De bedrijfsactiviteiten van de EPP zijn nu nog verdeeld over twee vergunningen, de vergunningen voor de sinterfabriek en die voor de fosforfabriek. Door deze beschikking zal er sprake zijn van één (revisie-)vergunning voor de EPP.

2. PROCEDURE 2.1 Voorbereiding

Voor de voorbereiding van de beschikking is de procedure als bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2 van de Wet milieubeheer gevolgd.

2.2 Coördinatie Wvo

Op 6 juni 2007 is tevens op grond van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren aan Rijkswaterstaat, directie Zeeland vergunning gevraagd voor bovengenoemde inrichting.

Voor deze aanvragen vindt op grond van paragraaf 8.1.3.2 en paragraaf 14.1 van de Wet milieubeheer een gecoördineerde behandeling plaats. Op 12 juli 2007 hebben wij op verzoek van Rijkswaterstaat, directie Zeeland verzocht deze aanvraag op enkele onderdelen aan te

(2)

vullen. Op 15 augustus 2007 is de gevraagde aanvulling op de aanvraag Wvo ontvangen.

Overeenkomstig artikel 7b, vierde lid van de Wvo hebben wij bij brief van 13 juli 2007, kenmerk Wm.07.058 aan Rijkswaterstaat meegedeeld dat er met het oog op de samenhang voor ons geen reden bestond tot het maken van opmerkingen over de aanvraag om de lozingsvergunning.

Overeenkomstig artikel 8.31, eerste lid van de Wet milieubeheer is Rijkswaterstaat in de gelegenheid gesteld een advies uit te brengen met het oog op de samenhang tussen de beschikkingen op de beide aanvragen.

Bij brief van 7 september 2007, kenmerk WVO 3569 heeft Rijkswaterstaat ons meegedeeld dat er geen aanleiding is tot het maken van op- of aanmerkingen.

2.3 MER

In het Besluit milieueffectrapportage is een opsomming van activiteiten opgenomen waarvoor het opstellen van een milieueffectrapport of het uitvoeren van een mer-beoordelingsplicht verplicht is.

De in de aanvraag genoemde activiteiten vallen niet onder de mer-(beoordelings)plicht. Ook is geen sprake van mer-plicht ingevolge de Provinciale milieuverordening Zeeland.

3. OVERWEGINGEN MET BETREKKING TOT DE AANVRAAG IN RELATIE TOT HET WETTELIJK TOETSINGSKADER

3.1 Beoordeling wettelijk toetsingskader

De onderhavige aanvraag is getoetst aan het wettelijke toetsingskader:

 Bij de beoordeling op milieuhygiënische aspecten zijn betrokken:

- de bestaande toestand van het milieu, voor zover de inrichting daarvoor gevolgen kan veroorzaken;

- de gevolgen voor het milieu, mede in hun onderlinge samenhang bezien, die de inrichting kan veroorzaken, mede gezien haar technische kenmerken en haar geografische ligging;

- de mogelijkheden tot bescherming van het milieu en de ontwikkelingen;

- het systeem van met elkaar samenhangende technische, administratieve en organisatorische maatregelen om de gevolgen die de inrichting voor het milieu veroorzaakt, te monitoren, te beheersen en, voor zover het nadelige gevolgen betreft, te verminderen, dat degene die de inrichting drijft, met betrekking tot de inrichting toepast, alsmede het milieubeleid dat hij met betrekking tot de inrichting voert.

 Bij de beoordeling op milieuhygiënische aspecten is rekening gehouden met de beleidsuitgangspunten en met de geldende richtwaarden (voor zover van toepassing).

 Bij de beoordeling op milieuhygiënische aspecten zijn de geldende grenswaarden, de regels gesteld in een instructie AMvB, de in de provinciale milieuverordening opgenomen instructieregels en de aanwijzingen die met betrekking tot de beslissing op de aanvraag door de Minister zijn gegeven, in acht genomen (voor zover van toepassing).

Dit heeft geleid tot het volgende.

3.2 Algemeen

Thermphos International B.V. werd op 1 juli 1997 opgericht als een zelfstandige onderneming binnen het Hoechst-concern. In 2000 is Thermphos door de directie overgenomen en als zelfstandige onderneming verdergegaan. Begin 2003 is Thermphos overgenomen door een aantal particuliere investeerders. Thermphos International heeft vestigingen in Nederland, Engeland, Frankrijk, Duitsland, Argentinië en China. De hoofdzetel is gevestigd in Vlissingen- Oost. Thermphos heeft wereldwijd ongeveer 1200 mensen in dienst. Daarvan werken er 450 bij de Nederlandse vestiging in Vlissingen.

(3)

De grootte van het bedrijf Thermphos in Vlissingen-Oost bedraagt ca. 34 ha. De installaties van Thermphos in Vlissingen bevinden zich op het terrein van Haven 9890. Op hetzelfde terrein zijn een aantal andere productiebedrijven en gelieerde bedrijven gevestigd. Hoewel de verschillende bedrijven volledig zelfstandig en onafhankelijk zijn, worden een aantal activiteiten op Haven 9890 (waaronder Beveiliging en Brandweer) gezamenlijk uitgevoerd. Bijlage 1 behorend tot de aanvraag bevat de terreintekening van Haven 9890 met daarop aangegeven de gebouwen. De legenda van bijlage 1 bevat de gebouwnummers met de daarbij behorende naam.

Deze vergunning heeft betrekking op de Elemental Phosphorus Plant (EPP). De EPP omvat de sinter- en fosforfabrieken met bijbehorende installaties, werkplaatsen, opslagen en afvalwaterstation. Bijlage 2 geeft een overzicht van de installaties en gebieden die onder de vergunningaanvraag vallen.

Thermphos wint fosfor uit fosfaaterts, een mineraal dat rijk is aan calciumfosfaat. Als grondstoffen worden ingenomen:

- sedimentaire ertsen (sedimentair erts ontstaan uit dieren- en plantenresten);

- magmatische ertsen (ertsen ontstaan uit vulkaanuitbarstingen);

- secundaire fosfaathoudende grondstoffen zoals calciumfosfaat afkomstig uit afvalwaterzuiveringsinstallaties, struviet en dicalciumfosfaat afkomstig uit de gelatine industrie.

In de sinterfabriek worden van het erts(mengsel) met een kleisuspensie op een roterende schotel pellets gemaakt. Deze pellets worden na drogen en bakken samen met cokes en grind in de elektro-ovens van de fosforfabriek verhit. Bij een temperatuur van ruim 1500 ºC treedt een chemische reactie op, waarbij fosfor als damp vrijkomt (P4). De fosfor wordt door afkoeling met water gecondenseerd en in tanks opgeslagen.

Tijdens het proces ontstaan de volgende drie bijproducten die een nuttige toepassing hebben:

1. Fosforovengas (FOG) wordt als brandstof gebruikt in andere fabrieken van Thermphos en in de nabijgelegen kolencentrale van EPZ.

2. Fosforslak wordt als funderingsmateriaal in de weg- en waterbouw toegepast.

3. IJzerslak (ferrofosfor) wordt ingezet bij de staalindustrie.

Tijdens het drogen en bakken van de pellets komen gassen vrij die met behulp van gaswassers gereinigd worden. Het verontreinigde waswater van de gaswassers (de chloridespui van de sinterfabriek) wordt in het afvalwaterstation gedefosfateerd waardoor de gehaltes aan zware metalen en fosfaten worden gereduceerd.

Het gedefosfateerde water wordt naar Deltius afgevoerd die het na menging met andere waterstromen (afkomstig van andere bedrijven) naar de afvalwaterzuivering (AWZI) van Evides afvoert.

3.3 Beste beschikbare technieken

Uit de Wet milieubeheer volgt dat het van belang is om een hoog niveau van bescherming van het milieu te bereiken. Dat wordt gerealiseerd door aan deze vergunning voorschriften te verbinden, die nodig zijn om de nadelige gevolgen die de inrichting voor het milieu kan veroorzaken, te voorkomen of, indien dat niet mogelijk is, zoveel mogelijk te beperken en ongedaan te maken. Daartoe dienen binnen de inrichting ten minste de voor de inrichting in aanmerking komende beste beschikbare technieken worden toegepast. Bij de bepaling van de beste beschikbare technieken voor onderhavige inrichting, zijn de in artikel 5a.1 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Ivb) vermelde punten speciaal in aanmerking genomen. Daarbij is rekening gehouden met de voorzienbare kosten en baten van maatregelen, en met het voorzorg- en het preventiebeginsel.

Daarnaast zijn bij ministeriële regeling de documenten aangewezen, waarmee het bevoegd gezag bij de bepaling van de beste beschikbare technieken (BBT) in het kader van de vergunningverlening rekening moet houden. De bijlage van deze 'Regeling aanwijzing BBT- documenten' bevat twee tabellen. Tabel 1 is van toepassing op installaties die vallen onder de Europese richtlijn Integrated Pollution Prevention and Control (IPPC-richtlijn). Tabel 2 van de bijlage bevat een lijst van thans in Nederland toegepaste richtlijnen die kunnen worden aangemerkt als een adequate en actuele invulling van BBT.

Voor inrichtingen waartoe installaties behoren die vallen onder de IPPC-richtlijn, geldt dat zij

(4)

ingevolge artikel 22.1a. Wm, uiterlijk 31 oktober 2007 met deze Richtlijn in overeenstemming moeten zijn. Met het verlenen van onderhavige vergunning wordt aan deze eis voldaan.

In Bijlage I van de IPPC-richtlijn is aangegeven welke categorieën van industriële activiteiten onder de werkingssfeer van de Richtlijn vallen. In deze bijlage zijn de sinter- en fosforfabriek als zodanig aangewezen onder categorie 4.2.e "chemische industrie; chemische installaties voor de fabricage van anorganische basisproducten".

Dat betekent dat de betrokken installatie onder de werkingssfeer van de IPPC valt. Voor deze categorie zijn in augustus 2007 de BREF "Anorganische bulkchemie, vast en overig" en de BREF "Anorganische bulkchemie - ammoniak, zuren kunstmest" vastgesteld. Daarnaast zijn de volgende horizontale BREF's van toepassing:

- Afgas- en afvalwaterbehandeling – juli 2003;

- Koelsystemen - december 2001;

- Monitoring – juli 2003;

- Op- en overslag bulkgoederen – juli 2006;

- Energie efficiency – juli 2007 (2nd draft);

- Cross-media & Economics – juli 2006.

Daarnaast zijn tevens meegenomen de verplichtingen zoals die in de artikelen 8.12, 8.12a en 8.12b van de Wet milieubeheer verwoord zijn. Onderstaand wordt per milieucompartiment aangegeven in hoeverre bepalingen uit een van de hiervoor genoemde BREF’s of andere BBT- documenten aan de orde zijn en op welke wijze daar rekening mee is gehouden.

3.4 Milieuzorgsysteem

Het landelijke en ook ons beleid is erop gericht dat bedrijven worden gestimuleerd om, ten behoeve van de vertaling van de milieuregelgeving naar de actuele bedrijfssituatie en het streven naar een zo gering mogelijke milieubelasting van de bedrijfsactiviteiten, bedrijfsinterne milieuzorgsystemen te implementeren.

Ten aanzien van milieuzorg wordt opgemerkt dat de beste milieuprestaties geleverd worden door een installatie die is uitgerust met de beste technologie en bedreven wordt op de meest effectieve en efficiënte wijze. Dit wordt als volgt onderkend in de IPPC-richtlijn definitie voor

"techniek": "zowel de gebruikte technologie als de wijze waarop de installatie wordt ontworpen, gebouwd, onderhouden, bedreven en ontmanteld". Voor IPPC-installaties geldt dat een milieuzorgsysteem (MZS) het instrument is dat door bedrijven gebruikt kan worden om op een systematische en aantoonbare manier om te gaan met zaken als ontwerp, bouw, bedrijven en ontmantelen van een installatie. Een MZS bevat de organisatorische structuur, verantwoordelijkheden, taken en bevoegdheden en procedures, en is een bron van continue verbetering van de milieuprestaties. Een MZS is het meest effectief en efficiënt wanneer dit onderdeel uitmaakt van het totale management en bedrijfsvoering binnen een bedrijf.

In de BREF Afgas- en afvalwaterbehandeling is (in paragraaf 4.2) aangeven dat het BAT is een milieumanagementsysteem te implementeren en te onderhouden. In de aanvraag is aangegeven dat Thermphos beschikt over een ISO 14001 gecertificeerd bedrijfsintern milieuzorgsysteem. Voorts is aangegeven dat het bedrijf een eens per vier jaar een bedrijfsmilieuplan schrijft ofwel deze actualiseert, en dat er jaarlijks een milieujaarplan en een milieujaarverslag wordt opgesteld.

3.5 Bodem

De Nederlandse Richtlijn Bodembescherming (NRB) is van toepassing op potentieel bodembedreigende bedrijfsmatige activiteiten binnen inrichtingen als bedoeld in de Wet milieubeheer. Deze NRB beschrijft het beleid met betrekking tot maatregelen en voorzieningen gebaseerd op de stand der wetenschap en techniek waarbij als uitgangspunt wordt gehanteerd dat door een doelmatige combinatie van maatregelen en vloeistofdichte voorzieningen een verwaarloosbaar risico wordt gerealiseerd. Hiervoor zijn in de NRB een aantal bedrijfsactiviteiten beschreven. Afhankelijk van de aanwezige bodembeschermende voorzieningen dient de betreffende bedrijfsactiviteit in een bodemrisico-categorie te worden ondergebracht. Binnen de inrichting vinden de volgende relevante potentieel bodembedreigende activiteiten plaats:

(5)

- opslag, overslag en transport van bulkvloeistoffen - opslag en verlading van stort- en stukgoed - opslag en verlading van vaste stoffen - riolering

Bij de aanvraag is een bodemrisicodocument gevoegd (bijlage 10 . In dit document zijn van alle bodembedreigende activiteiten de emissiescore en de eindemissiescore bepaald aan de hand van de NRB-systematiek. Voor de geïnventariseerde potentieel bodembedreigende activiteiten geldt dat deze voldoen aan bodemrisicocategorie A(*) –emissiescore 1, hetgeen betekent dat er sprake is van een aanvaardbaar/verwaarloosbaar risico op bodemverontreiniging. Om te zorgen dat deze situatie zo blijft is voorschrift 3.1.1 opgenomen.

In de IPPC-toets is getoetst of de bescherming van de bodem conform de BREF "Anorganische bulkchemie, vast en overig" en de BREF "Op- en overslag Bulkgoederen" voldoet aan BBT.

Hierbij wordt geconcludeerd dat wordt voldaan aan BBT.

Beoordeling en conclusie

Er wordt voldaan aan bodemrisicocategorie A – eindemissiescore 1, conform de NRB. Ook uit de BREF-toets volgt dat wordt voldaan aan BBT. Wij concluderen derhalve dat BBT is toegepast met betrekking tot bescherming van de bodem en grondwater.

3.6 Lucht

Het kader voor de bescherming en de potentieel emissie-, stof- en/of stankveroorzakende activiteiten wordt gevormd door de Nederlandse emissie-richtlijn Lucht (NeR), Het besluit Luchtkwaliteit, de BREF "Anorganische bulkchemie, vast en overig" , de BREF "Anorganische bulkchemie, ammoniak, zuren, kunstmest", de BREF "op- en overslag bulkgoederen", de BREF

"Monitoring" en de BREF "Koelsystemen".

De BREF Productie van IJzer en Staal is niet direct van toepassing op Thermphos, maar beschrijft wel een met de sinterfabriek vergelijkbaar proces (hoofdstuk 5 Pelletisation plants).

Wij hebben deze BREF daarom ook bij de beoordeling betrokken.

Binnen de chemische sector is de behandeling van afvalwater en rookgassen aangemerkt als een horizontale kwestie. Dit houdt in dat de ‘beste beschikbare technieken’ in de BREF Afgas en afvalwaterbehandeling' voor de gehele chemische sector worden beoordeeld, onafhankelijk van de specifieke productieprocessen en de aard of omvang van de desbetreffende chemische ondernemingen. Het betekent ook dat de term ‘beste beschikbare technieken’ behalve behandelingstechnologieën een beheerstrategie moet omvatten om de afvalpreventie of – beheersing te optimaliseren.

Met betrekking tot de BREF "Afgas- en afvalwaterbehandeling", is getoetst aan de in hoofdstuk 4 omschreven BBT.

BBT

De luchtstromen van de sinterroosters bevatten zware metalen, fosfaten, stof, fluoride, SO2, NOx, CO en CxHy. Deze verontreinigingen in de lucht worden verwijderd door middel van natte gaswassers. Deze techniek wordt beschreven als BBT in tabel 4.9 van de BREF behandeling van afvalwater en rookgassen. Overgebleven stoffen in de afgasstroom worden geëmitteerd naar de lucht. In de BREF "Anorganische bulkchemie, ammoniak, zuren en kunstmest"

(augustus 2007) is een paragraaf opgenomen over de productie van thermisch fosforzuur, zoals dit bij Thermphos plaatsvindt. Voor de productie van fosforzuur is vervolgens een overzicht met beste beschikbare technieken opgenomen. Een deel van deze beste beschikbare technieken hebben betrekking op het sinterproces. De bij Thermphos gebruikte technieken met bijbehorende emissieconcentraties voor Fluoride en stof van Thermphos zijn in deze BREF specifiek genoemd als zijnde BBT.

Met betrekking tot de fosforfabriek, zijn de BREFs: “anorganische bulkchemie (vast en overig)”, "Anorganische bulkchemie, ammoniak, zuren en kunstmest" en “Afgas- en afvalwaterbehandeling” van toepassing. De behandeling van lucht en waterstromen wordt bezien als geïntegreerd onderdeel van de fosforfabriek.

De specifieke productie van fosfor wordt echter niet beschouwd in de BREF anorganische bulkchemie. Daarom is bij de toetsing uitgegaan van de algemeen gebruikte technieken, zoals

(6)

aangegeven in hoofdstuk 8 van deze BREF. Met betrekking tot de BREF afgas- en afvalwaterbehandeling, is getoetst aan de omschreven BBT per milieu-item in hoofdstuk 4.

De technieken met betrekking tot lucht- en waterbehandeling overlappen elkaar in beide BREF’s.

In de fosforfabriek vinden verschillende processtappen plaats zoals onder andere transport van grondstoffen, elektrochemische reductie in ovens en filtratie om fosfor te produceren. In de BREF "Anorganische bulkchemie" wordt echter geen melding gemaakt van de productie van fosfor. In de BREF "Anorganische bulkchemie, ammoniak, zuren en kunstmest" is een paragraaf opgenomen over de productie van thermisch fosforzuur, zoals dit bij Thermphos plaatsvindt. Voor de productie van fosforzuur is vervolgens een overzicht met beste beschikbare technieken opgenomen. Een deel van deze beste beschikbare technieken hebben betrekking op het fosforproces.

De lucht die vrijkomt uit de verschillende processtappen bevatten voornamelijk fosfaten, fluoride, fosfine, SO2 en stof. Ter verwijdering van het stof wordt de lucht via verschillende afzuiginstallaties en ventilatoren in stoffilters ontdaan van meegevoerd stof. Het in de ovens ontstane mengsel van (gasvormige) fosfor en ovengas wordt in electrofilters (cottrellfilters) ontdaan van stof (cottrellstof). Het afgevangen cottrellstof wordt grotendeels in slurryvorm hergebruikt in de sinterfabriek. Deze techniek wordt beschreven als BBT in tabel 4.9 (p.299) van de BREF "Afgas- en afvalwaterbehandeling".

Het koolmonoxidegas uit de ovens (fosforovengas FOG) wordt als brandstof in andere fabrieken toegepast (de sinterfabriek en zoutfabriek). Het restant wordt zoveel mogelijk aan de EPZ (kolencentrale Borssele) geleverd, het gedeelte dat niet nuttig kan worden toegepast wordt afgefakkeld. Het FOG is alvorens het wordt aangeboden aan de interne afnemers, de EPZ of wordt afgefakkeld, door een electrofilter geleid om stofdeeltjes te verwijderen en door twee condensatietorens (warme en koude toren) geleidt om het fosfor eruit te condenseren. Dit condensatieproces is globaal hetzelfde als een gaswasser. De techniek van affakkelen wordt beschreven in paragraaf 3.5.2.6, p.223 van de BREF behandeling van afvalwater en rookgassen. Deze techniek voldoet aan BBT, net als hergebruik van grondstof.

Diverse tanks en vaten op het afvalwaterstation worden afgezogen door een ventilator, waarna de afgezogen gassen worden gewassen in een wastoren. Het bevochtigde gas wordt daarna door een kaarsenfilter geleid, waar het vocht en de uitgewassen verontreinigingen worden afgescheiden. Deze techniek wordt beschreven als BBT in tabel 4.10 (p.301) van de BREF behandeling van afvalwater en rookgassen.

Het storten en koelen van fosforslakken in slakkenbedden is geen situatie/activiteit die omschreven is in de BREF. Thermphos heeft het proces medio jaren 90 dusdanig aangepast dat waar mogelijk emissies worden afgezogen en behandeld. Wij beschouwen deze activiteit derhalve als BBT. De slak wordt continu afgetapt. Tijdens het aftappen worden de afgassen afgezogen en door een gaswasinstallatie geleid. In open lucht terrein worden slakkenpannen vervolgens in slakkenbedden gestort. Ten opzichte van de historische situatie (via slakkengoten liep de slak vanuit de oven direct in de slakkenbedden waarbij de gassen niet afgezogen en gewassen werden) is er reeds een grote slag gemaakt in de reductie van emissies uit het slak.

Bij het aftappen van het slak uit de ovens vindt nu puntafzuiging plaatst, waarna deze afgasstroom wordt gewassen, en wordt het slak in slakkenpannen gestort.

In het kader van continue verbetering verlangen wij echter wel dat nader onderzoek wordt gedaan naar de mogelijkheden om de emissies die vrijkomen bij het storten van slakken in de slakkenbedden te reduceren. Indien uit het onderzoek blijkt dat kosteneffectieve maatregelen mogelijk zijn dient Thermphos deze ook te implementeren.

De lucht in de fabriekshallen, op zeven, overstortpunten van transportbanden, voorraadbunkers, bevat voornamelijk stof. Ter verwijdering van het stof in de fabriek wordt de lucht via verschillende stoffilterinstallaties met bijbehorende afzuigventilatoren en stofafvoerapparatuur geleid. Het afgevangen stof wordt hergebruikt in de sinterfabriek. Deze techniek wordt beschreven als BBT in tabel 4.9 van de BREF "Afgas- en afvalwaterbehandeling".

Afwijkingen BBT

In geval van storingen, onderhoud en calamiteiten kunnen extra luchtemissies en waterlozingen voorkomen, voortkomend uit abnormale bedrijfsvoering, die niet voldoen aan BBT. Het betreft:

a) Drie axiaalradiaal ventilatoren in de fabriek voor incidentele noodgevallen;

b) Incidentele emissie bij “electrode trekken” bij een grote ovenstop.

(7)

ad. a)

De axiaal- en radiaal ventilatoren worden eveneens niet regulier bemonsterd. Deze ventilatoren worden slechts incidenteel in werking gesteld bij extra rokerige ijzerafsteken. Per jaar vinden circa 800 ijzerafsteken plaats. In incidentele gevallen, maximaal 20 keer per jaar, veroorzaakt deze activiteit extra rookontwikkeling in de betreffende bedrijfsruimte. Om arbo-technische redenen wordt bij een dergelijk extra rokerige ijzerafsteek een extra ventilator in werking gesteld (de zogenaamde axiaal- en radiaalventilatoren). Deze ventilatoren zijn niet voorzien van een gasreinigingssysteem. Aansluiting op de bestaande gaswassing is om capaciteitsredenen niet mogelijk.

Van tijd tot tijd worden de emissies bepaald die optreden tijdens het in werking zijn van deze ventilatoren. De laatste metingen hebben plaatsgevonden in 2005. De emissies ten gevolge van deze incidentele bedrijfssituatie bedraagt op jaarbasis maximaal: 200 kg fosforpentoxide, 12 kg fluoride, 100 kg zwaveldioxide, 1 kg stof.

Hiervoor zien wij - gezien het incidentele karakter - geen aanleiding om aanvullende maatregelen voor te schrijven.

ad. b)

Een niet incidentele regelmatig terugkerende activiteit die diffuse emissies veroorzaakt is het verwijderen van elektrodes uit de oven bij onderhoud. Ruwweg gebeurt dit 4 keer per jaar. Bij het verwijderen van een elektrode uit een fosforoven komen gedurende een korte periode emissies van voornamelijk fosforpentoxide vrij. Om deze emissies zoveel mogelijk te beperken worden tijdens de werkzaamheden maatregelen genomen, zoals het creëren van een onderdruk in de oven. Zodra de elektrode verwijderd is, wordt de uit de oven vrijkomende damp via een puntafzuiging die op de gaswasinstallatie is aangesloten afgezogen. Ondanks uitgebreide voorzorgsmaatregelen is niet te voorkomen dat de aan de elektrode hangende restanten fosfor leiden tot een kortdurende diffuse emissie. De emissies die deze activiteiten met zich meebrengen worden geschat op 65 kg fosforpentoxide per jaar. Hiervoor zien wij – mede gezien de geringe emissievracht - geen aanleiding om aanvullende maatregelen voor te schrijven.

Aangevraagde emissies

De emissies van Thermphos zijn sterk afhankelijk van de ingezette grondstoffen. Thermphos heeft daarom voor de verschillende parameters jaarvrachten aangevraagd om fluctuaties in emissies als gevolg van wisseling in de samenstelling van de grondstof te kunnen opvangen.

Thermphos beschikt daarnaast een systeem om de emissies op bronniveau te beheersen. In bijlage 11 van de aanvraag is aangegeven bij welke emissieconcentraties Thermphos op bronniveau ingrijpt (interventiewaarden) zodat binnen de aangevraagde jaarvrachten gewerkt kan worden.

Wij hebben in de voorschrift 4.1.1 maandelijks voortschrijdende jaarvrachten vergund en aangegeven dat overschrijdingen van interventiewaarden binnen 5 dagen bij de directie Ruimte Milieu en Water dienen te worden gemeld waarbij wordt aangegeven welke maatregelen worden genomen om de betreffende overschrijding ongedaan te maken.

Thermphos vraagt aan om voor fosfine in een later stadium interventiewaarden vast te stellen, na goedkeuring van Gedeputeerde Staten van Zeeland. Op dit moment bestaat namelijk nog onvoldoende zekerheid over de emissies ten gevolge van het uit te sluizen cottrellstof en de verwerking daarvan. Wel staat vast dat de grootste emissies aan fosfine, zijnde de emissies van het slurrystation en de cottrellvaten, in de loop van 2007 gereduceerd zullen worden tot ca. 30%

van de in 2006 geldende waarden.

In voorschrift 4.1.5 is daarom aangegeven dat vooralsnog de fosfine-emissie voor de afzuiging van de cottrellvaten en het slurrystation net als in het verleden beheerst dient te worden door de pH van de slurry te regelen. Wij zijn van mening dat voor de overige bronnen waar fosfine vrijkomt een interventiewaarde van 0,5 mg/Nm3 haalbaar is gebleken in het verleden en derhalve is deze waarde als interventiewaarde voorgeschreven. Na aanpassing van oven 1 wordt de situatie opnieuw bezien en zullen interventiewaarden mogelijk moeten worden vastgesteld/aangepast.

(8)

Zware metalen

De sinterfabriek heeft in het verleden problemen gehad met de emissies van zware metalen.

Van 2005 – 2010 wordt het CARE project uitgevoerd in de fosforfabriek, in het kader van emissiereductie zware metalen (lood, cadmium en zink) bij de sinterfabriek. Dit project heeft als doel om in drie fasen een cadmiumreductie naar lucht van ca. 90% te realiseren. Tengevolge van deze reductie zal eveneens ca. 90% minder cadmium worden geloosd naar water.

De proceswijziging betreft de wijze van verwerking van het cottrellstof in de fosforproductie. De intentie is om het cottrellstof niet meer als slurry via de sinterroosters in het proces terug te voeren, maar direct uit de elektrofilters (cottrellfilters) naar oven 2 te transporteren en via de holle elektrode(n) in oven 2 te injecteren. In 2005 is tijdens de ovenstop reeds begonnen met de de ombouw van fosforoven 3. Het cottrellstof uit oven 3 wordt dan voorbereid voor transport naar de holle elektrode van oven 2. In juli 2005 is deze ombouw gerealiseerd. In 2006 is fosforoven 2 omgebouwd. In 2007 is gestart met het testen van het technologisch concept.

Zodra het cottrellstof van oven 2 en 3 niet meer op sinterrroosters zal worden tergugevoerd zal de emissie van cadmium met ca. 70% worden gereduceerd. Op dat moment zal aan de NeR worden voldaan. In 2010 zal fosforoven 1 ook zijn aangepast. De emissies van cadmium en fosfine zal dan met ca. 90% zijn gereduceerd. Er zijn in de verschillende BREF's geen concentratie-eisen opgenomen voor zware metalen. Er is daarom uitgegaan van de emissie- eisen uit de NeR.

Voor zink is een jaarvracht van 6000 kg aangevraagd. Wij zijn van mening dat met het oog op CARE een jaarvracht haalbaar is die veel lager ligt. In het verleden is de vergunde jaarvracht voor zink in enkele stappen verhoogd van oorspronkelijk 3500 kg naar 6000 kg. Daarbij is de motivatie geweest dat er tijd nodig was om door middel van onderzoek tot een structurele (procesgeïntegreerde) oplossing te komen. Met CARE lijkt ook voor zink een vergaande reductie (ca. 90%) mogelijk, dus waarden tot onder de 1000 kg.

Thermphos verwacht echter dat in de toekomst meer alternatieve (secundaire) grondstoffen (en mogelijk ook afvalstoffen) zullen worden ingezet die een hoger zinkgehalte hebben dan de huidige grondstof fosfaaterts. Wij zijn van mening dat door het vergunnen van een jaarvracht van 3500 kg aangesloten wordt op de eerder vergunde jaarvracht, waarbij tevens voldoende ruimte gegeven wordt om alternatieve grondstoffen in te zetten. De in het verleden toegestane verruiming van de jaarvracht wordt daarmee ongedaan gemaakt.

In de afweging om voor zink toch meer ruimte te vergunnen dat op grond van CARE zou mogen worden verwacht is tevens meegenomen dat een bijkomend effect van de inzet van de nu beoogde secundaire grondstoffen zal zijn dat andere zware metalen bij de betreffende secundaire grondstoffen in mindere mate aanwezig zullen zijn, en er per saldo een reductie van de emissie van zware metalen plaats zal vinden.

In het verleden is er qua zware metalen alleen aandacht besteed aan cadmium, lood en zink.

Om na te gaan of de emissieregistraties voldoen aan E-PRTR, de European Pollutant Release Transfer Register, zijn in de periode januari – mei 2007 ook de gehaltes aan chroom, nikkel, koper, kwik en arseen in de afgassen van de sinterroosters bepaald. Aanwezigheid van arseen en nikkel is niet aangetoond, alle metingen waren lager dan de detectiegrens. Chroom, koper en kwik zijn wel in lage concentraties aangetoond. Op basis van een beperkt aantal metingen is een jaarvracht aangevraagd, waarbij is uitgegaan van de hoogst gemeten waarde per stof. Het is de verwachting dat CARE ook voor deze stoffen een positieve bijdrage (reductie) levert.

NOx

Voor NOx-emissie lijkt de BREF "afgas- en afvalwaterbehandeling" niet gericht op de processen van Thermphos, daarom is voor de beoordeling teruggevallen op de BREF "IJzer en Staal".

Daarin wordt een vergelijkbaar proces met het sinterproces van Thermphos omschreven (hoofdstuk 5 Pelletisation plants).

In deze BREF is gesteld dat bij bestaande installaties, zoals bij Thermphos, proces- geïntegreerde maatregelen moeilijk te realiseren zijn. Tevens is aangegeven dat nageschakelde NOx-reducerende technieken (SCR) in de praktijk niet worden toegepast en dat deze alleen overwogen dienen te worden als de locale milieukwaliteitsdoelen daar aanleiding toe geven en niet op een andere wijze kunnen worden behaald. In onderhavige situatie is daar geen sprake van dus zijn (extra) nageschakelde technieken niet aan de orde.

De bovengrens uit range die wordt gegeven voor de NOX-emissies (tabel 5.1, en § 5.3 PI.1 ) ligt op 260 mg/Nm3. Thermphos heeft in de aanvraag aangegeven dat de meest recente metingen aangeven dat de hoogst gemeten waarde 106 mg/Nm3 bedraagt. Hetgeen ruimschoots binnen

(9)

de eerder genoemde bovengrens ligt. Thermphos neemt daarnaast deel aan NOx- emissiehandel en mogelijke maatregelen worden in dat kader beoordeeld. In voorschrift 4.1.1 is de maximale jaarvracht opgenomen. De interventiewaarden voor NOx zoals opgenomen in bijlage 11 van de aanvraag zijn gebaseerd op de NeR en de huidige vergunningeisen (NeR: 50 mg/Nm3 in geval van aardgas en 150 mg/Nm3 bij inzet van fosforovengas).

SO2

De BREF "afgas- en afvalwaterbehandeling" geeft het toetsingskader voor de SO2 - concentratie van de EPP-fabriek. De in bijlage 11 genoemde interventiewaarden van 3 resp.

5 mg/Nm3 vallen ruim binnen de 40 mg/Nm3 die als emissie-niveau wordt genoemd in de BREF.

Fluoride

De BREF "Anorganische bulkchemie, ammoniak, zuren en kunstmest" geeft het toetsingskader voor de Fluoride - concentratie van de EPP-fabriek. De in bijlage 11 genoemde interventiewaarden van 1, 2 resp. 3 mg/Nm3 vallen binnen de range van 1 tot 5 mg/Nm3 die als emissie-niveau wordt genoemd in de BREF.

P2O5

Voor P2O5 kennen zowel de NeR als de verschillende BREF's geen concentratiegrenzen. De nu in de aanvraag aangegeven interventiewaarden zijn een aanscherping ten opzichte van de huidige vergunde waarden.

Fosfine

Er is door Thermphos aangegeven dat vooralsnog geen interventiewaarden mogelijk zijn. Op basis van de in bijlage 11 genoemde jaarvrachten kan er echter voor de sinterroosters en het afvalwaterstation van worden uitgegaan dat aan de genoemde grenswaarde van 0,5 mg/Nm3 uit de NeR kan worden voldaan. Wij hebben derhalve in voorschrift 4.3.2 opgenomen dat als interventiewaarde voor bronnummers 1.20, 1.21, 1.22, en 1.70 een waarde van 0,5 mg/Nm3 moet worden gehanteerd. Voor de overige bronnen waar fosfine vrijkomt (1.43, 1.44 en 1.66) hangen de emissiewaarden af van de voortgang van het CARE-project. Wij zijn van mening dat er wel interventiewaarden moeten worden bepaald voor de periode tot dat CARE is afgerond.

Dat hebben wij vastgelegd in voorschrift 4.3.2. Na afronding van CARE zal naar verwachting uit betreffende bronnen geen fosfine-emissie meer plaatsvinden. Tot dat moment moet de emissie worden beheerst door de pH van het klaarwater te sturen, Daartoe hebben wij voorschrift 4.1.4, gebaseerd op de huidige vergunning, toegevoegd.

Thermphos heeft in de aanvraag een onderscheid gemaakt in de periode tot 2010 en de periode na 2010. Tot 2010 is een jaarvracht van 10.000 kg aangevraagd en voor de periode daarna is een jaarvracht van 3.200 kg aangevraagd. Wij zijn van mening dat als gevolg van de effecten van het CARE-project nu al een jaarvracht van 3.200 kg haalbaar is, en hebben daarom deze jaarvracht in voorschrift 4.1.1 vastgelegd.

Stof

Thermphos voert op- en overslagactiviteiten uit met stuifgevoelige stoffen. Om stofoverlast te voorkomen ten gevolge van eventuele diffuse bronnen hebben wij de voorschriften 4.4.1 en 4.6.1 t/m 4.6.17 opgenomen.

Besluit Luchtkwaliteit

Het Besluit Luchtkwaliteit 2005 (BLK) is van kracht sinds 5 augustus 2005. Het BLK bepaalt dat gemeenten en provincies de lokale luchtkwaliteit in kaart brengen en daarover rapporteren. Als grenswaarden uit het besluit zijn of naar verwachting worden overschreden, moeten maatregelen worden getroffen. In het kader van de vergunningverlening ingevolge de Wet milieubeheer dient te worden getoetst aan de grenswaarden uit het besluit. Voor deze aanvraag zijn de BLK-grenswaarden van de volgende stoffen van belang:

- Fijn stof - Stikstofoxiden - Lood,

- Zwaveloxiden

Wij hebben verspreidingsberekeningen uitgevoerd met het Nieuw Nationaal Model. Daarnaast hebben we nog aanvullende verspreidingsberekeningen gemaakt voor de emissie van

(10)

cadmium, zink, chroom, kwik, koper en fluoride en deze getoetst aan de MTR /SW voor lucht, uitgaande van de factsheets van de betreffende stoffen die zijn opgesteld in het kader van de

"Voortgangsrapportage Milieubeleid voor Nederlandse Prioritaire Stoffen". De berekeningen hebben tot de volgende conclusies geleid:

Fijn stof

In het Besluit Luchtkwaliteit 2005 zijn de volgende normen voor fijn stof opgenomen:

- 24 uurgemiddelde grenswaarde van 50 µg/m3, waarbij geldt dat deze maximaal 35 keer per jaar mag worden overschreden;

- jaargemiddelde concentratie van 40 µg/m3 .

Uit de verspreidingsberekening (uitgevoerd met Pluim Plus 3.6) blijkt dat de hoogst berekende concentratie van fijn stof rond Thermphos overeenkomt met 27,8 µg/m3 (inclusief achtergrondconcentratie 27,5 µg/m3). Bij dergelijke concentratie wordt ca. 24 keer per jaar de 24 uurgemiddelde grenswaarde van 50 µg/m3 verschreden. Er worden derhalve geen grenswaarden overschreden als gevolg van de activiteiten van de EPP van Thermphos.

Stikstofoxiden

In het Besluit Luchtkwaliteit 2005 zijn de volgende normen voor fijn stof opgenomen:

- 200 µg/m3 als uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze maximaal 18 keer per kalenderjaar mag worden overschreden;

- 40 µg/m3 als jaargemiddelde concentratie uiterlijk op 1 januari 2010.

Er is in het Sloegebied geen sprake van overschrijdingen van de grenswaarden voor NO2 in 2006 of 2010. De jaargemiddelde achtergrondconcentratie in het Sloegebied bij autonome ontwikkeling ligt voor 2006 op 20,3 µg/m3 en voor 2010 op 20,1 µg/m3. Thermphos emitteerde de afgelopen jaren gemiddeld ca. 400 ton per jaar. Op basis van interventiewaarde van de interventiewaarden is een verspreidingsberekening uitgevoerd met 577 ton NOx . De jaargemiddelde bijdrage rond Thermphos is berekend op 0,2 µg/m3. Er worden met betrekking tot NOx-emissies geen grenswaarden overschreden als gevolg van de activiteiten van de EPP van Thermphos.

Zwaveldioxiden

In het Besluit Luchtkwaliteit 2005 zijn de volgende normen voor zwaveldioxide opgenomen:

- 350 µg/m3 als uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze maximaal vierentwintig maal per kalenderjaar mag worden overschreden;

- 125 µg/m3 als vierentwintig-uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze maximaal drie maal per kalenderjaar mag worden overschreden.

Voorts zijn in het besluit de volgende waarden opgenomen voor de bescherming van ecosystemen welke bijzondere bescherming behoeven (art.13 BLK 2005):

- 20 µg/m3 als jaargemiddelde concentratie en - 20 µg/m3 als winter halfjaargemiddelde concentratie

Er is in het Sloegebied geen sprake van overschrijdingen van de grenswaarden voor SO2 in 2006 of 2010. De jaargemiddelde achtergrondconcentratie in het Sloegebied bedraagt 12,5 µg SO2/m3. Uit verspreidingberekeningen blijkt dat de bijdrage van Thermphos aan de gemiddelde jaarconcentratie 0,1 µg SO2/m3 bedraagt. Er vinden geen overschrijdingen plaats als gevolg van de activiteiten van de EPP van Thermphos.

Koolmonoxide

In het Besluit Luchtkwaliteit 2005 is voor koolmonoxide 10.000 µg/m3 als acht-uurgemiddelde concentratie als grenswaarde opgenomen voor de bescherming van de gezondheid van de mens. Er is in het Sloegebied geen sprake van overschrijdingen van de grenswaarden voor CO in 2006 of 2010. De jaargemiddelde achtergrondconcentratie in het Sloegebied ligt namelijk voor zowel 2006 als 2010 op 320,8 µg CO/m3.

Lood

In het Besluit Luchtkwaliteit 2005 zijn de volgende normen voor lood opgenomen:

Voor lood geldt 0,5 µg/m3 als jaargemiddelde concentratie als grenswaarde voor de bescherming van de gezondheid van de mens.

Uit de verspreidingsberekening blijkt dat de jaargemiddelde concentratie van lood rond Thermphos overeenkomt met 0,028 µg/Nm3 (inclusief de achtergrond concentratie van 0,027 µg/m3). De grenswaarde uit het Besluit Luchtkwaliteit 2005 wordt derhalve ruim

(11)

onderschreden.

Cadmium

Voor cadmium geldt een streefwaarde van 5,3 ng/m3. Uit de verspreidingsberekening die is uitgevoerd met een emissie van 1000 kg/jaar blijkt dat de jaargemiddelde concentratie van cadmium ten gevolge van Thermphos 0,74 ng/m3 bedraagt. De achtergrondconcentratie in Nederland bedraagt ca. 0,2 ng/m3. De bijdrage van Thermphos plus de achtergrondconcentratie is kleiner dan 1 ng/m3. Onderhavige aanvraag betreft een jaarvracht van 280 kg. De streefwaarde wordt derhalve niet overschreden als gevolg van de activiteiten van de EPP van Thermphos.

Zink

Voor zink geldt een streefwaarde van 304 ng/m3. Uit de verspreidingsberekening die is uitgevoerd met een emissie van 4500 kg/jaar blijkt dat de jaargemiddelde concentratie van zink ten gevolge van Thermphos 1,4 ng/m3 bedraagt. De streefwaarde wordt derhalve niet overschreden als gevolg van de activiteiten van de EPP van Thermphos.

Chroom

Voor chroom (VI) geldt een MTR van 2,5 ng/m3 en een streefwaarde van 0,025 ng/m3. Uit de verspreidingsberekening die is uitgevoerd met een totaal-emissie van 200 kg/jaar blijkt dat de jaargemiddelde concentratie van chroom in de omgeving ten gevolge van Thermphos 0,068 ng/m3 bedraagt. Hierbij dient te worden aangetekend dat de aangevraagde 200 kg het totaal aan chroomverbindingen betreft en niet alleen chroom (VI), waar de MTR voor geldt. Er is geen sprake van een overschrijding van de MTR. De SW wordt - in het meest negatieve scenario (alle chroom is chroom VI) - benaderd.

Kwik

Voor kwik geldt een streefwaarde van 3,96 ng/m3. Uit de verspreidingsberekening die is uitgevoerd met een emissie van 100 kg/jaar blijkt dat de jaargemiddelde concentratie van kwik ten gevolge van Thermphos 0,56 ng/m3 bedraagt. De streefwaarde wordt derhalve niet overschreden als gevolg van de activiteiten van de EPP van Thermphos.

Koper

Voor koper geldt een streefwaarde van 3,8 ng/m3. Uit de verspreidingsberekening die is uitgevoerd met een emissie van 2800 kg/jaar blijkt dat de jaargemiddelde concentratie van cadmium ten gevolge van Thermphos 1,4 ng/m3 bedraagt. De streefwaarde wordt derhalve niet overschreden als gevolg van de activiteiten van de EPP van Thermphos.

Fluoride

Voor fluoride geldt een MTR voor de jaargemiddelde concentratie van 50 ng/m3, de streefwaarde bedraagt 0,5 ng/m3. Bekend is dat de MTR rond het Sloegebied al jaren overschreden wordt. In 2001 was er nog een overschrijding met een factor 8.

Uit de verspreidingsberekening die wij nu hebben uitgevoerd inclusief de te vergunnen fluoride- emissie van de EPP (27.600 kg/jaar) te samen met de emissies van de andere relevante bronnen in het Sloegebied blijkt dat de gemiddelde jaarconcentratie van Fluoride in en rond het Sloegebied (10 x 10 km) 26 ng/m3 bedraagt .

De maximale jaarconcentratie buiten het Sloegebied bedraagt ca. 60 ng/m3 . Als rekening wordt gehouden met een achtergrondconcentratie in onbelast gebied (30-40 ng/m3), bedraagt op basis van de berekeningen de maximale concentratie net buiten het Sloegebied ca. 100 ng/m3 . Ten opzichte van 2001 is er dus sprake van een aanzienlijke verbetering (met een factor 4).

De MTR-waarde wordt dus nog wel overschreden (mede als gevolg van de activiteiten van de EPP van Thermphos). De MTR-waarde voor de mens (1600 ng/m3 ) wordt niet overschreden.

Wij merken op dat door middel van deze vergunning de vergunde jaarvracht voor de puntbronnen wordt gehalveerd. Tevens dient Thermphos onderzoek uit te voeren naar mogelijkheden om de emissies van de slakkenbedden, waar bijna de helft van de emissies van de EPP worden geëmitteerd, te reduceren. Dit is vastgelegd in de voorschriften 4.5.1 t/m 4.5.3.

Hiermee wordt tevens invulling gegeven aan BMP-actie 11.

Planning aanpassing oven 1

Uit de aanvraag blijkt dat Thermphos voor fosforoven 1 de afronding van de ombouw, zoals

(12)

omschreven in bijlage 7 van de aanvraag (beschrijving van het CARE-project), gepland heeft in 2010. Wij zijn van mening dat reductie van de emissies van zware metalen een dermate prioriteit heeft dat deze planning naar voren getrokken dient te worden.

Thermphos heeft de afgelopen jaren de ruimte gekregen om een structurele oplossing te vinden, waarbij hogere emissies zijn geaccepteerd. Er is daardoor wel al een aanzienlijke reductie bereikt, maar nu de oplossing voorhanden is zijn wij van mening dat de betreffende emissies zo spoedig mogelijk dienen te worden geminimaliseerd. Het betreft tenslotte stoffen die in de Voortgangsrapportage Milieubeleid voor Nederlandse Prioritaire Stoffen als Zeer Ernstige Zorg -stoffen zijn aangemerkt. Daarom hebben wij in voorschriften 4.1.4 opgenomen dat de ombouw van oven 1 uiterlijk 1-07-2009 moet zijn afgerond.

Beoordeling en conclusie

Uit het bovenstaande concluderen wij dat de installaties en werkwijzen van Thermphos International BV te Vlissingen bij normale bedrijfsvoering grotendeels voldoen aan de beste beschikbare technieken zoals omschreven in de relevante BREF's.

In twee gevallen wordt niet voldaan, maar dat betreft incidentele emissies. In een derde geval, bij de structurele (diffuse) emissies van de slakkenbedden, geven de verschillende BREF's geen helder kader. Er is geen BBT omschreven voor degelijke emissies, maar gezien de in het verleden genomen maatregelen (waar mogelijk afzuigen van emissies en behandelen van de afgassen) beschouwen wij de activiteit als BBT.

Het bepalen van emissies is lastig, maar er lijkt – op basis van in het verleden uitvoerde indicatieve metingen – wel sprake te zijn van substantiële emissievrachten. Om in de betreffende emissies meer inzicht te verkrijgen en, in het kader van continue verbetering, mogelijkheden tot reductie te onderzoeken, dient er nader onderzoek plaats te vinden. Indien blijkt dat er kosteneffectieve maatregelen mogelijk zijn, dienen deze te worden geïmplementeerd.

Ook energetisch gezien (gloeiend heet slakkenmateriaal wordt gekoeld met zeewater, zonder warmte terugwinning) is er aanleiding om onderzoek te plegen naar mogelijkheden voor verbetering. In voorschrift 4.5.1 t/m 4.5.3 zijn de verplichtingen tot onderzoek vastgelegd.

3.7 Geluid

Rond het industrieterrein Vlissingen-Oost is op 26 juli 1991 bij Koninklijk besluit een geluidszone vastgesteld. Bij de vaststelling van de geluidzone is gebleken dat er sprake was van een saneringsituatie. Teneinde deze saneringssituatie op te lossen is in oktober 1997 door het college van gedeputeerde Staten een programma van maatregelen vastgesteld. Dit programma van maatregelen is aan het ministerie van VROM gezonden teneinde op de saneringswoningen een maximale toelaatbare grenswaarde (MTG) vast te stellen.

Ingevolge artikel 72, tweede lid, van de Wet geluidhinder heeft de minister voor de gevels van de woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen waarop het programma van maatregelen betrekking heeft hogere grenswaarden van de geluidsbelasting vastgesteld.

Bij het beoordelen van de aanvraag is de door ThermPhos EPP aangevraagde geluidsruimte ten gevolge van de representatieve bedrijfssituatie getoetst aan de zonegrens, de vastgestelde MTG‘s, op de gevels van in de zone liggende woningen en aan de Beleidsregel Zonebeheersysteem Industrieterrein Vlissingen-Oost.

Om te toetsen of de geluidsuitstraling van de inrichting past binnen de geluidszone en de door de minister vastgestelde maximaal toelaatbare geluidsbelasting (MTG) op de gevels van in de zone liggende woningen, beschikken wij over een digitaal rekenmodel. In dit rekenmodel zijn alle geluidsbronnen van de op het industrieterrein gevestigde bedrijven, samen met andere voor de geluidsemissie relevante gegevens (gebouwen, bodemgebieden e.d), opgenomen. De gegevens uit de aanvraag zijn door ons toegevoegd aan dit model. Op deze wijze kunnen wij de geluidsuitstraling van de inrichting op elk punt in de omgeving berekenen (zonegrens, woning, vergunningpunt).

Uit de uitgevoerde toets is gebleken dat de aangevraagde geluidsruimte op de zonegrens ten hoogste 31 dB(A) is. Deze bijdrage van de inrichting op de zonegrens is inpasbaar.

(13)

Op de gevels van de meest nabij gelegen woning in de zone bedraagt de geluidsbelasting ten gevolge van de inrichting ten hoogste 38 dB(A), hetgeen inpasbaar is.

Op basis van de Beleidsregel Zonebeheersysteem Industrieterrein Vlissingen-Oost is voor het terrein van ThermPhos EPP een kentalgeluidsemissie van 83,4 / 72,5 / 68,5 dB(A)/m2 voor respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode toelaatbaar. Op basis van het akoestische rekenmodel is vastgesteld dat de aangevraagde situatie past binnen deze kentalgeluidsemissie.

De nu vergunde situatie past hiermee binnen de randvoorwaarden van de beleidsregel.

Gezien de grote afstand van de inrichting tot de gevels van de woningen (> 3 km) is ervoor gekozen drie controlepunten in de directe nabijheid van de inrichting te situeren. Op deze controlepunten zijn grenswaarden voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau opgenomen.

Hierdoor blijft toetsing aan de gestelde grenswaarde door middel van controlemetingen op deze punten mogelijk. Indien op de controlepunten aan de vergunningsvoorschriften wordt voldaan, zal de toelaatbare geluidsbelasting op de zonegrens eveneens niet worden overschreden.

Door de grote afstand tussen de inrichting en de dichtstbijzijnde woning (> 3 km) zal een demping van meer dan 80 dB optreden. Bij een dergelijke demping zullen op de gevels van de woningen, bij normale bedrijfsomstandigheden geen ontoelaatbare verhogingen van het heersende geluidsniveau optreden. Het opnemen van een voorschrift ter beperking van piekgeluiden achten wij om deze reden niet noodzakelijk.

De in de handleiding “Meten- en Rekenen Industrielawaai” (uitgave 1999) module C methode II voorgeschreven luchtabsorptiecoëfficiënt (Alu) blijkt voor grote industrieterreinen met open procesinstallaties op grotere afstand van het industrieterrein een te conservatieve inschatting van de optredende luchtdemping te geven. Uit een onderzoek van TNO-TPD voor het Rijnmondgebied blijkt de werkelijkheid voor dit soort industrieterreinen beter benaderd te worden met een aangepaste luchtabsorptiecoëfficiënt (Alu, TNO). De Directie Ruimte, Milieu en Water van de Provincie Zeeland heeft aan de Inspectie Milieuhygiëne om toestemming verzocht tot toepassing van deze aangepaste luchtabsorptiecoëfficiënt op het industrieterrein Vlissingen- Oost. Bij brief van 17 juli 2001 (kenmerk 130701012T/LC) heeft de Inspectie Milieuhygiëne toestemming gegeven voor het gebruik van deze aangepaste luchtabsorptiecoëfficiënt voor dit industrieterrein. Bij het bepalen van de in de vergunning opgenomen geluidsniveaus is gebruik gemaakt van deze aangepaste luchtdemping.

Conform de “Circulaire geluidhinder veroorzaakt door het wegverkeer van en naar de inrichting”

van 29 februari 1996, worden voertuigpassages buiten de inrichtingsgrenzen niet beoordeeld voor inrichtingen gelegen op gezoneerde industrieterreinen.

In voorschrift 5.2 hebben wij aangegeven op welke wijze meting en beoordeling van de in de vergunning aangegeven geluidsniveaus plaats moet vinden. Daarbij merken wij op dat:

- de in de voorschriften aangegeven maximaal toelaatbare geluidsniveaus op de controlepunten mede gezien de invloed van verschillende andere bedrijven op het industrieterrein, niet altijd per bedrijf afzonderlijk zijn te meten. Naast het uitvoeren van immissiemetingen zal controle van deze geluidsniveaus daarom plaats kunnen vinden door het verrichten van metingen op bronniveau aangevuld met overdrachtsberekeningen

- de controlepunten niet ter plaatse van woningen zijn gesitueerd

- de in de vergunning opgenomen geluidsniveaus door ons zijn berekend met behulp van het computerprogramma Geonoise van DGMR raadgevende ingenieurs b.v.

Op grond van de aanvraag en de gehanteerde geluidsvermogens van de verschillende installaties hebben wij geconcludeerd dat binnen de inrichting te gebruiken machines, met betrekking tot de geluidsemissie, overeenkomen met vergelijkbare machines in soortgelijke inrichtingen. Naar onze mening wordt recht gedaan aan de beste beschikbare technieken.

3.8 Oppervlaktewater/afvalwater

Op de lozing van afvalwater is de "Instructie-regeling lozingsvoorschriften milieubeheer" van 15 maart 1996 van toepassing. In het kader van die regeling dienen regels gesteld te worden met het oog op de kwaliteit van het op het openbaar riool te lozen bedrijfsafvalwater.

Volgens artikel 2, derde lid, van die regeling moet, indien een Wvo-vergunning is vereist of

(14)

algemene voorschriften krachtens de Wvo gelden, in ieder geval de zogenaamde

"vangnetbepaling" worden opgenomen. Dat houdt in dit geval in dat slechts bedrijfsafvalwater in het riool mag worden gebracht, indien door de samenstelling, eigenschappen of hoeveelheid ervan:

1. de doelmatige werking niet wordt belemmerd van een openbaar riool of de bij een zodanig openbaar riool behorende apparatuur, en

2. de verwerking niet wordt belemmerd van slib, verwijderd uit een openbaar riool.

Beoordeling en conclusie

Door voornoemde instructie op te nemen in voorschrift 6.1.1 is deze instructie-AMvB voldoende in acht genomen. Verder wordt verwezen naar de voorschriften 6.1.2 en 6.2.1.

Wij concluderen verder op basis van het aangeleverde IPPC-toets (bijlage 8 behorend bij de aanvraag) dat zowel de verwerking van het afvalwater als het koelsysteem kan worden beschouwd als BBT.

3.9 Natuur en Landschap

Thermphos heeft voor de Elemental Phosphorus Plant (EPP) een revisievergunning in het kader van de Wet Milieubeheer aangevraagd voor onder andere een proceswijziging ter reductie van de cadmium-emissie.

De fabriek ligt aan het Natura2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe. Ingevolge de bepalingen van de Natuurbeschermingswet 1998 dienen bij een revisievergunning de eventuele effecten van de activiteiten van het bedrijf op de beschermde natuurwaarden in het Natura2000- gebied, waarvoor instandhoudingsdoelstellingen zijn opgesteld, te worden beoordeeld.

De instandhoudingsdoelstellingen zijn opgenomen in het ontwerp-aanwijzingsbesluit van het Natura2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe dat op 9 januari 2007 door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit in de inspraak is gebracht. In de loop van 2007 zal Westerschelde & Saeftinghe als Natura 2000-gebied worden aangewezen.

Om de effecten van de activiteiten van Thermphos op het aanliggende Natura2000-gebied te beoordelen is door het Adviesbureau RBOI een habitattoets opgesteld. Uit deze toets is gebleken dat de huidige activiteiten invloed hebben op de instandhoudingsdoelstelling van het aanliggende Natura2000-gebied, maar deze negatieve effecten op beschermde soorten en beschermde habitats zijn niet significant. Door de proceswijziging zal de emissie aan cadmium afnemen, waardoor de negatieve effecten op het aanliggende Natura2000-gebied eveneens afnemen. Vanwege het feit dat de lozing aan cadmium aanzienlijk is, is een vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 aangevraagd.

Tevens is cadmium in de Kaderrichtlijn Water aangemerkt als een prioritaire gevaarlijke stof waarvoor geldt dat de emissies in 2020 beëindigd moeten zijn.

3.10 Verkeer

Het personeel van TIBV (ca. 450 personen) rijdt voor ongeveer 80% in gecombineerd autovervoer naar en van het bedrijf. Daarvoor worden ca. 50 voertuigen voor de gehele inrichting ingezet.

Thermphos zoekt continu naar mogelijkheden om de vervoersbewegingen te optimaliseren. Het grootste deel van de grondstoffen wordt per schip aangevoerd. Milieuhygiënisch is dit het beste.

Daarnaast worden producten en grondstoffen per spoor en vrachtwagen aan- en afgevoerd.

TIBV zet zich in om zoveel mogelijk product per schip en zo min mogelijk per vrachtauto naar klanten te vervoeren. Bij nieuwe klanten gaat Thermphos na wat de beste manier is om hen te beleveren. Hierbij gaat de voorkeur uit naar levering per schip. De ligging van de klant legt hier echter vaak beperkingen op.

Wanneer de Westerschelde Container Terminal gerealiseerd wordt, wil Thermphos hierbij in de toekomst aansluiten voor het vervoer van haar producten. Hierdoor kan het transport van producten naar de havens van Rotterdam en Antwerpen teruggedrongen worden. De aanvoer van grondstoffen (gegevens 2005) betreft:

- Erts: 24 schepen - Grind: 62 schepen - Klei: 42 schepen - Cokes: 43 schepen

(15)

Tevens wordt grind afgenomen van een derde die gevestigd is op Haven 9890. De installatie van dit bedrijf is door middel van transportbanden aangesloten op de installatie van TIBV. De inzet van grind van deze derde vraagt voor TIBV geen extra transportmiddelen.

De afvoer van producten (gegevens 2005) betreft:

- Fosfor: 500 wagons; 877 vrachtauto's, 9 busjes (een deel van deze transporten wordt via Rotterdam en Antwerpen verscheept)

- Ferrofosfor: 300 vrachtwagens (betreft aan- en afvoer)

- Slak: wordt afgevoerd door een derde, de activiteiten van dit bedrijf vallen niet binnen de inrichting; dit bedrijf is eveneens gevestigd op Haven 9890.

Beoordeling en conclusie

Er is gezien het bovenstaande naar onze mening geen aanleiding om ten aanzien van verkeer nadere voorschriften aan deze vergunning te verbinden.

3.11 Energie

Op 6 juni 1999 is het Convenant Benchmarking Energie-efficiency ondertekend door de overheid (Ministerie van VROM en IPO) en namens het bedrijfsleven VNO-NCW en een zestal branche-organisaties. Bedrijven met een jaarlijks energieverbruik van meer dan 0,5 PJ kunnen zich aansluiten bij het convenant.

Energie-benchmarking is het onderling vergelijken van de energie-efficiency van procesinstallaties. Bedrijven die tot het convenant toetreden geven aan zo snel mogelijk, maar uiterlijk in 2012, te gaan behoren tot de wereldtop ten aanzien van energie-efficiency. Als tegenprestatie legt de overheid geen additionele specifieke nationale maatregelen gericht op verdere energiebesparing of CO2-reductie op aan deze bedrijven (geen specifieke belasting, geen CO2-emissieplafond, geen aanvullende energie-efficiency- en CO2-doelen en -eisen, geen aanvullende besparingsverplichtingen). Uitgezonderd van deze tegenprestatie zijn de inzet van duurzame energie en beïnvloeding van de brandstofinzet. Daarnaast kan de overheid activiteiten ontwikkelen gericht op het gebied van energiebesparing, voor zover die geen betrekking hebben op de energie-efficiency van procesinstallaties.

Het doel van het convenant is het leveren van een bijdrage aan de realisatie van de Nederlandse CO2-doelstellingen, voor zover het gaat om het vergroten van de energie- efficiency. De bedrijven die zich schriftelijk aangemeld hebben, dienen door een consultant de afstand tot de wereldtop te laten bepalen. Nadat deze afstand is vastgelegd en goedgekeurd door het Verificatiebureau (VBE) dienen de bedrijven een energie-efficiencyplan (EEP) op te stellen. Hierin geeft het bedrijf voor de verschillende procesinstallaties aan met welke maatregelen en binnen welke termijn zij de wereldtop voor energie-efficiency verwacht te bereiken. Dit EEP wordt door het bevoegd gezag beoordeeld waarin het advies van het VBE een belangrijke rol inneemt.

Daarnaast dient het bedrijf jaarlijks een energie-efficiencyverslag bij het bevoegd gezag en het VBE in te dienen. Om de vier jaar dient de afstand tot de wereldtop opnieuw bepaald te worden.

Thermphos heeft in juli 2007 een geactualiseerd Energie-Efficencyplan ingediend, waaruit blijkt dat Thermphos momenteel tot de wereld behoort en ook in 2012 tot de wereldtop zal behoren.

Het is mogelijk dat een onderneming het convenant Benchmarking energie-efficiency gemotiveerd en met onmiddellijke ingang opzegt. Om die reden hebben wij voorschrift 7.2.4 opgenomen waarin is bepaald dat vergunninghouder ons van de beëindiging in kennis stelt. Op dat moment zullen wij bezien of de energievoorschriften ambtshalve moeten worden gewijzigd.

In paragraaf 4.2.2.5 van de BREF Energy Efficiency (draft juli 2007) is gesteld dat deelname aan het convenant benchmarking gezien kan worden als BBT.

Beoordeling en conclusie

Wij concluderen op basis van het bovenstaande dat Thermphos voor het onderwerp energie voldoet aan BBT.

(16)

3.12 Afvalstoffen

Uit de vergunningaanvraag blijkt dat jaarlijks een hoeveelheid gevaarlijk afval en bedrijfsafval ontstaat. Dit afval wordt binnen het bedrijf voor zover mogelijk gescheiden verzameld, opgeslagen en afgevoerd naar hiervoor aangewezen bedrijven.

In het Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen zijn regels opgenomen voor de afvoer van afval, de wijze van afvoer, de registratie en het melden hiervan. De directe afvoer van gevaarlijk afval is geregeld in hoofdstuk 10 van de Wet milieubeheer. Gezien de directe werking van deze regelgeving behoeven hierover in deze vergunning geen voorschriften te worden opgenomen.

Thermphos heeft aangegeven in de toekomst ook afvalstoffen van derden in het proces te willen verwerken. Daarvoor zal een aparte vergunningprocedure worden doorlopen.

Beoordeling en conclusie

Er is gezien het bovenstaande naar onze mening geen aanleiding om ten aanzien van afvalstoffen nadere voorschriften aan deze vergunning te verbinden. Thermphos voldoet aan BBT.

3.13 Grond- en hulpstoffen

In bijlage 15 van de aanvraag heeft Thermphos aangegeven welke grond- en hulpstoffen er binnen de EPP worden gebruikt en opgeslagen. In zijn algemeenheid zet Thermphos nagenoeg alle fosfaat- en fosforhoudende reststoffen die binnen het bedrijf vrijkomen in bij het productieproces voor de bereiding van fosfor. Ook afvalwater wordt in vergaande mate hergebruikt.

Thermphos heeft de intentie om in de toekomst zoveel mogelijk alternatieve (secundaire) fosforhoudende grondstoffen, anders dan sedimentiar of magmatisch erts, in te zetten. Het streven is om in 2010 tenminste 20% van de grondstoffen te vervangen door alternatieven.

Bijproducten die niet intern verwerkt kunnen worden, worden zoveel mogelijk afgezet als product voor derden.

Slakken worden toegepast in de wegenbouw, ferrofosfor wordt als grondstof ingezet in de staalindustrie. Bij het drogen van cokes komt op diverse plaatsen in de sinterfabriek cokesstof vrij dat aan derden wordt verkocht.

In de IPPC-toets (bijlage 8.1 van de aanvraag) zijn opslag, transport en behandeling getoetst aan de omschreven BBT in de BREF "Op- en overslag bulkgoederen".

Op enkele punten is geconstateerd dat nog niet werd voldaan aan BBT. Het betreft:

- het ontbreken van een overvul-alarm op de chloorbleekloog-tank, - de onoverdekte opslag van blikken waarin afkeur fosfor is opgeslagen,

Deze punten zullen uiterlijk 31 oktober 2007 aan BBT moeten voldoen. Hiertoe zijn respectievelijk de voorschriften 8.4.7 en 8.4.1 opgenomen.

Verder staan nog big-bags met calcinaat op het terrein (blokveld 32) die in afwachting zijn van afvoer naar een deponie..

Daarnaast beschikt Thermphos voor de opslag van fosfor in vaten en containers en voor tijdelijke opslag van gevaarlijke stoffen over opslagvoorzieningen die voldoen de Richtlijn PGS 15 van toepassing. In voorschriften 8.4.1 en 8.4.2 is aangegeven dat deze opslaglocaties moeten voldoen aan de geldende eisen. Tevens dienen alle opslagvoorzieningen met het oog op eventuele bodemverontreiniging voldoen aan de NRB bodemrisico-categorie A.

Beoordeling en conclusie

Op basis van de aangeleverde IPPC-toets (bijlage 8.1 van de aanvraag) concluderen wij dat wordt voldaan aan de eisen die gesteld worden in de BREF "op- en overslag bulkgoederen".

3.14 Externe Veiligheid Het kader voor externe veiligheid

Het externe veiligheidsbeleid betreft de beheersing van risico's van activiteiten voor de omgeving (mens en milieu). Het gaat hierbij onder meer om de risico's die verbonden zijn aan

(17)

de opslag en het gebruik van gevaarlijke stoffen op industriële schaal. Zoals in het NMP4 (Nationaal Milieubeleidsplan) is aangegeven, is de basis van het huidige risicobeleid dat het gevaar van een activiteit acceptabel is wanneer:

- op een bepaalde plaats een daar aanwezig individu geen hogere kans op overlijden heeft dan maatschappelijk is geaccepteerd (het plaatsgebonden risico, voorheen individueel risico);

- de kans op een groot ongeluk met veel slachtoffers voldoet aan de daaraan gestelde norm (het groepsrisico).

Het plaatsgebonden risico is een maatstaf voor de persoonlijke veiligheid van mensen die in de omgeving van een risicovolle activiteit verblijven. Het groepsrisico voegt daar als maatstaf aan toe de verwachte omvang van een ongeval uitgedrukt in het aantal dodelijke slachtoffers, gegeven de kans op dat ongeval.

Het plaatsgebonden risico geeft per locatie de kans per jaar aan dat een persoon op die plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij risicovolle activiteiten. De norm voor het plaatsgebonden risico bedraagt 10-6 per jaar (d.w.z. een kans van één op de miljoen per jaar).

Het groepsrisico geeft de kans aan dat een groep personen in de omgeving overlijdt ten gevolge van een ongeval bij een risicovolle activiteit. Het gaat dus om het aantal mogelijke slachtoffers wanneer zich een ongeval voordoet. De hierbij gehanteerde norm voor inrichtingen bedraagt:

- 10 of meer doden: kans van één op honderdduizend (10-5) per jaar;

- 100 of meer doden: kans van één op tien miljoen (10-7) per jaar;

- 1000 of meer doden: kans van één op één miljard (10-9) per jaar, etc.

Het provinciale beleid aangaande externe veiligheid is vastgelegd in het Integrale Omgevingsplan (IOP) dat op 30 juni 2006 door Provinciale Staten is vastgesteld. In het IOP wordt er verwezen naar de beleidsvisie Risico's InZicht van de provincie Zeeland (vastgesteld door Provinciale Staten op 7 oktober 2005); daarin zijn de nationale beleidskaders samengebracht en deels uitgewerkt. Die nationale kaders zijn:

1. Besluit Risico's Zware Ongevallen 1999 (Brzo 1999) en de daarbij behorende CPR- richtlijnen 18 en 20.

2. Maatregelen en voorzieningen ter beperking van de risico's 3. Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen

ad 1. Brzo 1999

Het Besluit risico's zware ongevallen 1999 (Brzo 1999) is een vertaling van de Europese Seveso-II-richtlijn (1997) en heeft tot doel het voorkomen van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn en het beperken van de gevolgen van plaatsgevonden zware ongevallen voor de mens en voor het milieu.

Op grond van de hoeveelheid gevaarlijke stoffen die binnen de inrichting aanwezig kunnen zijn moet Thermphos voldoen aan het besluit risico's zware ongevallen (Brzo 1999). Het bedrijf moet alle maatregelen treffen die mogelijk zijn en een beleid ontwikkelen om zware ongevallen te voorkomen, het zogenaamde preventiebeleid zware ongevallen (PBZO). Dat beleid moet worden vastgelegd in een document, het PBZO-document. Ter uitvoering van dit beleid moet een Veiligheidsbeheerssysteem (VBS) opgesteld en geïmplementeerd worden. Bovendien moet het bedrijf een VeiligheidsRapport (VR) opstellen overeenkomstig bijlage III van het Brzo 1999.

Het VR is op 19 maart 2007 ontvangen. Bij brief van 4 juli 2007 is door de Provincie Zeeland met het rapport ingestemd. De onderhavige aanvraag omvat geen wijzigingen welke noodzaken tot aanpassing van het VR.

In april 2007 is er door de daartoe bevoegde overheidsorganen een periodieke BRZO inspectie uitgevoerd bij Thermphos. De resultaten van deze inspectie zijn vastgelegd in een inspectierapport welke op 4 juli 2007 naar het bedrijf is toegezonden.

Met behulp van het instrument domino-effecten is vastgesteld dat Thermphos wordt aangewezen als een inrichting waarvan de risico's van een zwaar ongeval of de gevolgen daarvan door de ligging van de inrichting ten opzichte van de inrichting van ARKEMA en de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen in beide inrichtingen groter kunnen zijn dan op grond van de in de afzonderlijke inrichtingen aanwezige hoeveelheden kan worden verwacht. Bij besluit van 18 juni 2004 (kenmerk:0405125/55/13) is de inrichting van Thermphos aangewezen als

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Akoestisch onderzoek Dijkerheideweg 3 en 9 te Horst 8 Indien deze waarden niet passen, kan uitgeweken worden naar de vergunde activiteiten en diens geluidsniveaus

In de toelichting op het wetsartikel wordt aangegeven dat een losse dienst, waarbij via de door de aanbieder geleverde internetverbinding slechts toegang wordt verleend tot één

In de vergadering van de commissie welzijn van 21 maart 2013 is de vraag gesteld wat lokaal beïnvloedbaar is in het kader van de transitie jeugdzorg.. In onderstaand overzicht

De hiervoor sub 1, 2 en 3 omschreven kwalitatieve verplichtingen zullen overgaan op diegenen die gemeld perceel kadastraal bekend gemeente Wormer sectie I nummer 775,

Voor het bereiken van een hoog niveau van bescherming van het milieu meest doeltreffende technieken om de emissies en andere nadelige gevolgen voor het milieu, die een inrichting

Ten aanzien van de risico's als gevolg van de activiteiten zijn wij van mening dat wanneer binnen de inrichting conform de aan deze vergunning verbonden voorschriften en

Ten aanzien van de risico's als gevolg van de activiteiten zijn wij van mening dat wanneer binnen de inrichting conform de aan deze vergunning verbonden voorschriften en

Koper aanvaardt alle op het Registergoed rustende bijzondere lasten en beperkingen, tenzij deze niet aan de Koper hoeven te worden opgelegd op grond van artikel 517 lid 2 van