• No results found

E3lELlOTHEEK RIJKSOIENST VOCR DE NSSELMEERPOLDERS. Werkdocument Bf

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "E3lELlOTHEEK RIJKSOIENST VOCR DE NSSELMEERPOLDERS. Werkdocument Bf"

Copied!
34
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

L .

I ,I

:,,,.

-

.y , 1,

r RIJKSDIENST

VOOR DE, IJSSELMEERPOLDERS

~~ -

.

, ; SMEDINGHUIS L E L Y S T A D Projektburo Almere

E3lELlOTHEEK RIJKSOIENST VOCR D E

NSSELMEERPOLDERS

Werkdocument 1974-21 2 Bf

INVENTARISATIE VAN GEGEVENHEDEN EN MOGELIJKHEDEN

IN HET STEDELIJK GEBIED ALMERE

Dee1 I: DE FACTOR ZAND

-

Werkgroep : Bodem en Milieu Rapporteur: ir. E. J. H a m s e n

(2)

Par.

JNHOUDSOPGAVE

Pag.

I . 'Denoodzaak van ophoging van het netto stedelijk gebied I

1 . I . Inleiding 1

1 . 2 . Technische, eisen voo; een bouwterrein I

1 . 3 . Conclusie I

' 2 . Zanddiktes binnen het bruto woongebied 2

3 . Is ophoging met I meter zand we1 noodzakelijk?

3 . 1 . Inleiding

3 . 2 . Voor- en nadelen van zandbouwterreinen, geheel opgehoogd

3 . 3 . Voor- en nadelen van een gedeeltelijke ophoging

3 . 4 . Samenvatting 3 . 5 . Conclusie

3 . 6 . Kostprij sabternatieven

3 . 7 . Nabeschouwing

4. Grotere ophogingen dan I meter zand

4 . 1 . Voordelen van extra ophoogdiktes

4 . 2 . Nadelen van extra ophoogdiktes

4 . 3 . Enige toepassingsmogelijkheden

5 . Tijdstip van ophogen 10

6. Functies van het (0phoog)zand binnen het S.G.A. I I

7 . Zandbehoef,te voor Almere

7 ; l . Zandbehoefte netto stedelijk gebied

7 . 2 . Zandbehoefte autowegen in de internucleaire ruimten

7 . 3 . Zandbehoefte spoorbanen in de internucleaire ruimten

7 . 4 . zaindbehoef te voor recreatieve voorziebingen in de inter-

nucleaire ruimten

7 . 5 . Zandbehoefte voor extra ophogingen en buitendijkse ophogingen

7 . 6 . Zandbehoefte in de tijd

8. Zandwinmogelijkheden 15

9. Correlatie van zandbehoefte en zandwinning in de tijd 18 10. Bestuurlijke controle bij zandwinning 2 0

1 1 . Samenvatting en conclusies 20

Geraadpleegde literatuur

Bijlage 1 : Verklaring van de kostenposten van tabel 3 . (zie 3 . 4 . )

Bijlage 2: Woningbouwprogramna'en programma bouwrijpmaken terrelnen

(3)

1 . De noodzaak van ophoging van het netto stedelijk gebied x) I. I. Inleiding

- - -

Bij de aanleg van dorps- en stadskernen in Flevoland is er tot nog toe vanuit gegaan dat ophogiri~ van bouwterrein noodzakelijk is m.h.0. op de begaanbaarheid en de 'draagkracht van .he bodem, met name tijdens de uit- voeringsfase van de bouwkundige werken. Daar zo'n zandlaag naast vele voordelen ook duidelijke nadelen met zich meebrengt, is het juist zich af te vragen of zo'n zandlaag we1 zo noodzakelijk is.

1.2. Technische eisen voor een bouwterrein

...

a. Drooglegging

- - -

-

-

De drooglegging, waaronder dient te worden verstaan de diepte en de be- heersing van de grondwaterstand, kan d.m.v. ondergrondse drainage zo- we1 in zand- als in kleigrond volledig worden beheerst. Bij een zand- grond is men bij een voldoende drainage altijd verzekerd van een droog bouwterrein. Een kleigrond daarentegen is gedurende een natte periode, ook bij een voldoend diepe grondwaterstand, altijd nat als gevolg van het waterhoudend vermogen van de klei. Dit kan het zgn. "dichtrijden"

tot gevolg hebben, waardoor de aanwezige drainage niet meer goed zal functioneren en wateroverlast bij de bouw zal ontstaan.

Onder draagkracht wordt hier verstaan de samenhang van de gronddelen, zodanig, dat men zich o p d e grond zonder last van wekzakken kan bege- ven en.verblijven met bouwmateriaal en materieel.

Aan deze eis voldoen zandgronden of met minimaal ca. 0,80 m za d opge- hoogde Flevopoldergronden bij adequate drainage v,olledig (I

)++r

Goed

ontwaterde klei- en zavelgronden voldoen hier eveneens aan bij droge weersomstandigheden, doch bij verh'oging van het vochtgehalte neemt de draagkracht van de grond af. Bovendien.wordt de draagkracht ongunstig beinvloed naarmate het lutum- en humusgehalte hoger e n het volumege-

wicht lager is.

-

Samengevat wil dit zeggen dat de draagkracht van een zandbouwterrein uitstekend is, en die van een kleibouwterrein sterk afhankelijk van de . weersomstandigheden en d e eigenschappen van de grond.

c. Vochtvoorziening

Daar in het netto stedelijk gebied naast verhard oppervlak (bebouwing,

\ wegen e.d.) ook niet-verhard oppervlak voorkomt, en dit laatste voor een zeer groot deel voor de groenvoorziening wordt gebruikt, is water- voorziening essentieel. Zandgronden, en zeker opgespoten zandgronden, zijn hie-rtoe niet vochthoudend genoeg, zodat 6f grondverbetering dient plaats te vinden, 6f vervanging door teelaarde. Zavel- en kleigronden voldoen we1 aan de eis van vochthoudendheid.

1.3. Conclusie

--- ---

Uit de technische eisen die aan een bouwterrein gesteld worden blijkt dat het aanbrengen van een zandlaag op een klei- of zavelgrond zo niet noodzake1ijk;dan toch we1 zeer wenselijk is. In het stedelijk gebied Almere, waar de slappe bovengrond zodanig is dat ook een in de toekomst te verwachten forse indroging onvoldoende soelaas biedt, is ophoging t.b.v. d e begaanbaarheid en de draagkracht in elk geval noodzakelijk.

X) Netto stedelijk gebied = totale oppervlak bebouwd stedelijk gebied

++) Nummering verwijst naar de geraadpleegde literatuur achterin.

(4)

2. Zanddiktes binnen het bruto woongebied

Hoewei het binnen de Zuidelijke IJsselmeerpolders gebrhikelijk is een toekomstig bouwterrein met gemiddeld 1 meter zand op te hogen, dient men zich a£ te vragen of dit nodig is. De dikte,van de zandlaag bepaalt de draagkracht, de begaanbaarheid, de droogtegevoeligheid en daarmee ook de stuifgevoeligheid. Voor de verschillende bestemmingen binnen het netto stedelijke gebied van Almere zouden &oretisch de volgende zanddiktes kunnen worden' aangehouden (2,3,4).

Tabel 1 . Benodigde zanddiktes ,

I r )

Bouwstroken

i

Hoofdwegen Wi j kwegen

Parkeerterreinen Fietspaden

Tegelpaden Tegelterrassen

Categorie

= Verhard oppervlak Open water

Openbaar groen 0,OO .Zanddikte (m)

') Gerekend is met 100 m2 bouwstrook per woning, inclusief werkterrein van de aannemer, waarbij er wordt vanuitgegaan dat de aannemer voor het plaatsen van bouwmaterialen tevens gebruik zal maken van de

.

.

(geplande) tegelpad-stroken.

Opp. percentage

I = totale oppervlak

De gemiddelde zanddikte benodigd op het verharde oppervlak bedraagt 0,48 cm, afgerond op 0,50 m (zie ook figuur I).

Uit deze tabel blijkt dat de vraag, of het we1 raadzaam is het hele netto stedelijk gebied met ca. 1 cm zand op te hogen

-

een vraag die

in de volgende paragraaf behandeld wordt

-

een zeer reEle is.

I

100

3. Is ophoging met 1 meter zand'wel noodzakelijk?

3 . 1 .

---

Inleiding

Bij de beantwoording van deze vraag kan in twee richtingen worden ge-.

werkt. De eerste mogelijkheid is het gehele gebied op te hogen, en de dikte ter discussie te stellen, de tweede is niet egaal op te hogen, doch slechts daar waar nodig is (zie par. 2).

De dikte van een op het oorspronkelijke maaiveld aan te brengen zand- laag is grotendeels afhankelijk van de eisen die aan de begaanbaarheid en de ontwatering worden gesteld. Voor de begaanbaarheid'alleen is in de polder'in het algemeen een laagdikte van.0,80 m voldoende (zie I).

Wat betreft de ont- en afwatering kan het volgende gesteld worden.

Uit ervaring is bekend dat de doorlatendheid van het oorspronkelijke profiel, wanneer dit uit klei of veen bestaat, zo sterk terugloopt, wanneer het zand d.m.v. opspuiten wordt aangebracht, dat dit vrijwel niet meer meewerkt als watervoerend pakket (5). Bij drainage van met

zand opgespoten terreinen zal de draindiepte, indien deze groter is dan dk dikte van het zandpakket, nauwelijks invloedhebben op de grondwa- terstand tussen de drains. M.a.w., de drooglegging is gelijk t e stellen

, ,.

. , .

.

,

. .. . .,...

-. ,: ....

1 -: :. .

* . r,> I. a, .

.

(5)

met de diepte van het oorspronkelijke maaiveld. Ten behoeve van de ontwatering van bouwterreinen in Oostelijk Flevoland is een ophoging met 0,85 m noodzskelijk. Voor Zuidelijk Flevoland, waar de ondoor-

latendheid van de ondergrond zeer groot is, lijkt een ophoging,van minirnaal I m gewenst, zeker gezien het feit dat deze meter een ge- middelde maat is, die in de praktijk nogal - eens varieert. De eerst- genoemde mogelijkheid, we1 op het gehele gebied doch minder dan 1 m ophogen, vervalt hiermee. Bij de beschouwing van de 2e.mogelijkheid wordt uitgegaan van de gegevens in'par. 2, hetgeen kort samengevat neerkomt op:

-

het zand wordt per as aangebracht na ontgraving van de oorspronke- lijke kleigrond;

-

het verharde oppervlak per 'ha i s 0 , 5 ha (50%), welke.gemiddeld een zanddikte nodig heeft van.0.50 rn '(d.w.2. 0,25 m over de gehele ha);

-

er wordt m.h.0. op de zetting, 'bij opspuiting 2 jaar, bij .oprijden I jaar, v66r de start van de.bouw opgehoogd. (Hiermee wordt bereikt dat na oplevering van de gebouwen de nog te verwachten totale zet- .ting niet meer dan 0.30 m zal bedragen);

-'daar aangereden zand een veel lossere pakking heeft dan opgespoten zand, dient de benodigde hoeveeiheid zand met 204 te worden verhoogd om tot dezelfde dichtheid te komen;,

-

de gemiddelde woningdichtheid bedraagt 30 woningen per ha.' Teneinde de beide soorten bouwterreinen,

I : geheel opgehoogd d.m.v. spuiten met ca. 1,00 - m zand en

I1 : voor 50% opgehoogd d.m.v. oprijden, gemiddeld 0,50 + 20% = 0,60 m zand, te kunnen vergelijken, zal eerst op de voor-en nadelen worden ingegaan, waarna getracht zal worden een en ander te kwantificeren.

De voordelen van een volledige ophoging zijn:

a. Het tijdstip waarop het bebouwingsplan gereed dient te zijn kan later vallen dan bij gedeeltelijke ophoging (resp. nZ en v66r ophoging);

b. Wijzigingen in het stedebouwkundige ontwerp geven geen problemen (grote flexibiliteit);

c. De begaanbaarheid is overal verzekerd (drooglegging en draagkracht);

d. De continuiteit in de bouw komt - ook bij natte weersomstandigheden - niet in gevaar;

e. Daar ook onder slechte weersomstandigheden het terrein "schoon" is, is een schone, kwalitatief goede bouw mogelijk;

f. Voor opritten e.d. benodigd zand kan van de directe omgeving (groen- gedeelten) betrokken worden;

g. De zandlaag kan door opspuiting worden aangebracht, hetgeen de m 3 - prijs drukt;

h. De bouwprijs (prijs van de te realiseren bouwkundige werken) kan in principe lager uitvallen (c, d, e, f, g);

i. Het tempo van bouwrijpmaken ligt veel hoger dan bij de andere methode.

De nadelen van een volledige ophoging zijn:

a. Op de terreinen met een groenbestemming zal grondverbetering of aan- voer van teelaarde dienen plaats te vinden;

b. ~ e r plaatse van open water en andere ontgravingen zal het zand weer verwijderd moeten worden;

c. Er zal meer zand moeten worden gewonnen, en dat terwij 1 zand een steeds schaarsere'grondstof wordt;

d. De optredende zettingen als gevolg van de zandlast zullen extra kos- ten met zich meebrengen t.a.v. het.opnieuw ophogen van tegelpaden en herstelwerkzaamheden aan rioolleidingen e.d.;

e. Te veel opgehoogd terrein betekent renteverlies..

. . . ,

.

(6)

3.3.

Voor:-en-~adeleq-~a~~_ee!!-gsies1Is1iik_e--o~hogIng

Dc voordelen zijn de volgendex

a. Er hoeft minder zand te worden opgehoogd;

b. Op de groengedeelten is geen grondverbetering nodig;

c. Er hoeft geen zand vewijderd te worden (groen, water);

d. Daar het volumegewicht van het aangebrachte zand slechts weinig ver- schilt van de verwijderde klei, zullen geen kosten als gevolg van extra zettingen optreden (er ontstaan we1 klinkverschillen, zie hier- onder) ;

e. Er hoeft minder zand te worden gewonnen (zand als schaarse grondstof);

f. Binnen het netto stedelijk gebied onstaan vele milieugradsnten.

De nadelen kunnen als volgt gespecifice&d worden:

a. Hetzandtransport per as is per m3 duurder (direct opspuiten niet mogelijk);

b. V66r het aanbrengen van zand zal 'kleigrond moeten worden weggegraven en in depot gezet of afgevoerd moeten worden (cunets, kruipruimten);

deze kleigrond kan het micro-relizf. echter ten goede komen;

c. Bij natte weersomstandigheden is de begaanbaarheid slecht en is de kans op "dichtrijden" zeer groot;

d. ~ l s gevolg van het aanbrengen van zandbanen zal de kleigrond hier- onder (althans bij een minimum-dikte van ca. 0,50 m) minder aan pol- derklink onderhevig zijn; zodoende ontstaan niveauverschillen welke weer kosten met zich mee zullen brengen;

e. De bouwkosten zullen hoger worden (slechtere begaanbaarheid);

f. De flexibiliteit van het stedebouwkundig plan is na het aanbrengen van de zandbanen zo goed als 'verkeken;

g. De totale lengte aandrains per ha za'l groter zijn dan bij I;

h. Het tijdstip waarop het stedebouwkundige plan gereed nioet zijn, moet voorafgaan aan de ophoging;

i. Zand dat nodig is voor opritten, kunstwerken en recreatieve doel- einden zal vanaf een (ver weggelegen) depot moeten worden aangevoerd;

j. Ehn en ander zal een uitgebreide organisatie vergen (kredietaanvra- gen, wijzigingen e.d.);

k. Het tempo van bouwrijpmaken ligt veel lager dan bij de andere methode.

3.4. Samenvatting

---

De onderstaande tabel geeft een samenvatting van de voor- en nadelen van de twee vormen van bouwterrein weer. Er is hierbij per aspect aan de twee alternatieven een + toegedacht wanneer zo'n aspect van voordeel is voor het betreffende alternatief, en een

-

wanneei vanuit dit aspect bekeken het andere alternatief gunstiger is.

(7)

Tabel 2. ~ G F ~ e l i j k i n g van de 2 bpuwterreinen

Aspect

I . 1

I: geheel zand

I

11: gedeelt. zand

, .

Daar moeilijk is vast te itellen welke rol (wegingsfactor). de verschil-.

lende bovenstaande aspecten spelen, en in hoeverre zij elkaar.be7n-.

vloeden, is het niet juist een 66nduidige.conclusie aan deze tabel te verbinden. Om toch verder indeze materie te duiken, is getracht boven- genoemde punten op 6Gn of andere manier in kosten per ha uit te drukken.

De resultaten van deze poging, die slechts een ruwe benaderingis, zijn weergegeven in tabel 3. De daarvoor noodzakelijke aannames . en . achter- grondgegevens zijn in bijlage I weergegeven (zie ook (6)).

I. Tijdstip gereedkomen stedebouwkundig plan 2. Flexibiliteit in het plan

3. Begaanbaarheid 4. Schone bouw

5. Continuiteit in de.bouw 6. Bouwkosten

7. .Aanwezigheid van. zand voor opritten e.d.

8.. Mogelij kheid voor opspuiten 9.IGeschiktheid voor grond

I0:Verwijderen van teveel aan zand 1 1 . Totale hoeveelheid te winnen zand 12. Complexheid van de organisatie 13. Aanwezigheid van gradignten 14. Ki-lometrage aan drains 15. Bestrijding verstuiving '

16. Optredende zettingen 17. Resulterend bouwtempo

18. Renteverlies

.

Tabel 3. Kostenvergelijking der alternatieve bouwterreinen

I

Kostenaspect (per ha) ' ,

I

I (geheel)

I

II (gedeeltelijk)

I

1. Tijdstip van gereedkomen plan 2. Flexibiliteit

3. Begaanbaarheid

4. Kwaliteit van de bouw 5. Continuiteit in de bouw 6. Bouwkosten

7./10. Grondtransport 8. Ophoogkosten

9. Grondverbetering

1 1 . Grootte van de zandwinning 12.,Complexheid van de organisatie 13. Afwezigheid van de gradignten 14. Drainage ,

15. Bestrijding verstuiving 16. Herstellen t.g.v. zetting 17. Bouwtempo

18. Renteverlies

'

+

Totaal

1

+

i

-

-

+

-

i

+ ,i -

i - -

+

8 -

I

-

-

+ i

+

- .I +

-

+

+

I

-

-

1

-

+ +

. :

+ - 1

I I

- -

- i

+

Totaal afgerond f 81.000.- i

I

f 78.000.-

I ) Zie hiervoor paragraaf 3.7.

I

(8)

'I* .

1 :.

3.5. Conclusies

---

. ..

Tabel 3 geeft de basis voor de volgende conclusies:

,,~...~.

8 1 rranneer de-p.m.-posten niet in beschouwing worden genomen, blijken de . - ~ .. ~ . . . uiteindelijke kosten per ha voor de beide methoden slechts weinig uit- een te lopen. Bij gen dichtheid van 30 woningen per ha en een inveite- ring van f 60.000,- per woning zijn de bouwkosten per ha f 1.800.000.-.

De totale aanlegkosten van een bouwterrein (ca. f 80.000/ha) blijken nog geen 5Z van de zuivere bouwkosten te bedragen. Het verschil tus- sen methode I en I1 blijkt 5% van de kosten per woning te bedragen.

Hieruit mag geconcludeerd worden dat die methode gekozen mag wordeq, welke het minste gevolgen heeft voor de p.m.-posten (zie paragraaf 3.7):

2) Wanneer het mogelijk zou zijn v66r de aanleg van een bouwterrein de loka- tie van bepaalde hoofdelementen (open water, parken, hoofdwegen e.d.1 reeds vast te leggen, zou een aanzienlijke besparing verkregen kunnen worden, zowel bij de opspuit- als bij de oprijmethode.

3) De twee methoden zijn onderling vergeleken bij een woningdichtheid van 30 woningenlha. Bij een grotere dichtheid verdient hethode I zeker de voorkeur; bij een geringere dichtheid kan methode I1 aantrekkelijker wor- den.

. 4 ) Het gewicht dat aan tabel 3 mag worden toegeschreven is.niet erg-groot,

zolang de p.m.-pos'ten niet in geldbedragen zijn uitgedrukt.

5) Het grote voordeel van de blijvende flexibiliteit bij een egale ophoging en het desalniettemin bezuinigen op de totale hoeveelheid zand zou de

. . meest optimale vorm van ophoging betekenen. Er dient daarom nader onder-

zoek verricht te worden naar de hier alleen te noemen methode 111, een egale ophoging met 0.85 m'zand(minima1e eis t.b.v. draagkracht en ont- watering, zie par: 3.1), waarbij, wanneer het stedebouwkundige plan een- maal vaststaat en in uitvoering komt, de benodigde I m dikte voor de hoofd- ,wegen (zie .tabel I ) verkregen wordt door van de overige beste~ingen, zand

(0.15 m dik) hier naar toe te schuiven.

3.6. Ko~Lprii~slternat'ieven .

.

Hoewel in de bij ~ a r a ~ r a a f 3.4 behorende bijlage uitgegaan is van re&le ge- middelde kostprijzen op de huidige markt, dienen toch ook andere een-.

heidsprijzen in beschouwing te worden genomen, wil deze bouwterreinver-.

gelijking ook bij andere omstandigheden geldig blijven.

De volgende alternatieven zijn daarbij onderscheiden:

a. Variatie in eenheidsprijs van opspuiting zand. ' 3 .

De in' par. 3.4. aangehouden prijs.van f>2,50/m is een bedrag dat

.

geldig is "oor gemiddeld het hele stedelijke gebied Almere onder de huidige prijsomstandigheden. Nanneer minder diep gezogen -wordt, of de winplaats veel verder af komt te liggen, kan deze prijs ste k op-

lopen. Vandaar dat naast f 2,50/m3 tevens f 5,-/m3 en f. 7;50/n is

5

aangehoudenin tabel 4.

b. Variatie in eenheidsprijs van de teelaarde.

Daar het enerzijds mogelijk kan zijn dat de methode van diepploegen en mengwoelen tot verrassende resultaten zal leiden (voor een goed-- kopere eenheidsprijs), anderzijds dat de afstanden waarover teelaarde voor tuinen e.d. aangevoerd moet worden sterk zullen kunnen toenemen

(gerekend moet worden op ca. f 0,40/m3/km1) zijn de volgende alter- natieve grijzen gehanteerd:

f 3,50/m ; f 5,-/m3; f7,50/m3.

Hantering <an deze 3 alternatieve prijzen vobr 2 verschillende posten gee£ t 32 = 9 alternatieven; te weten:

(9)

Tabel 4. Totale investeringskosten per ha (afgerond) bij alternatieve prijzen (x f 1.000,-)

Bij wijzigingen t.0.v. het huidige prijspeil blijkt methode I1 steeds voordeliger.uit de bus te komen. Bij welke prijz.en methode I1 ve,rko- zen moet worden kaneerst na een nauwkeurige waardering van de onweeg- bare factoren wdrden vastgesteld.

3.7. Nabeschouwing

---

Bij de vergelijking van zandbouwterreinen en kleibouwterreinen zijn ver- schillende posten als p.m. opgenomen, daar zij nauwelijks in geldbedra- gen zijn uit te drukken. Daar de meeste p.m.-posten echter een gunstige invloed op de keuze van de zandbouwterreinen hebben, en de we1 te bere- kenen kosten ten gunste van kleibouwterreinen tenderen, zal hieronder getracht worden enige pro memorie posten in orde van grootte vast te stellen. Dat deze poging slechts een eerste ruwe benadering van de werkelijkheid zal zijn is buiten kijf.

.

"\Qpspuiting

. \.

Teelaarde a a n b r e n g e A ~

-.

ad 316. Begaanbaarheid en bouwkosten

--- ...

Wanneer bij slechte terreinomstandigheden de begaanbaarheid geringer is, zullen per bouwplaats m66r manuren ,nodig zijn. Ervan uitgaande dat vanaf oktober tot april de terreinomstandigheden slecht zijn

(6 mnd.), en dat gedurende deze periode 15% m66r manuren nodig zijn, komt dat over het hele jaar overeen met 7,5%.

De manuren op de bouwplaats vormen voor industrizle, montage- en tra- ditionele bouw resp. 10%. 40% en 60% (met een gemiddelde van deze

laatste tweesoorten van 45%)(gegevens E.I.B.) van de totale bouw-

, ,

kosten. De invloed van de terreinomstandigheden op de bouwkosten zal dus resp. 0,75i en 3,15% bedragen.

Daar naar he't zich laat aanzien het leeuwendeel van de woningbouw in

I Almere de eerste jaren uit traditionele en montagebouw zal bestaan, wordt 3% aangehouden. Worden debouwkosten van een woning op f 60.000,--

gesteld, en komen er.30 woningenlha, dan.zal deze invloed 0.03 x 60.000 x 30 = f 54.000,--'per ha bedragen. ,

In de praktijk zal het echter meesta1,zo ver niet komen. Zodra de aan- nemer zietaankomen dat de begaanbaarheid marginaal wordt zal hij om extra zand verzoeken. In eerste institie voor de kraanbanen, in .tweede instantie t.b.v. opslag van materiaal e.d. Bij de aanname dat gemiddeld

, I over de ha een extra laag van 0,25 m zal moeten worden aangereden. komt dit neer op 0,25 m x 10.000 m2 x f 7,50 = ca. f 19.000,- per ha. Dit bedrag, en niet de f 54.000,- zal.voor deze p.m.post i n h e t navolgende worden aangehouden.

" . .

ad 4. ~waliteit en bouwkosten

...

Invloed op de kwaliteit is nog moeilijker beredeneerbaar dan invloed op de bouwkosten. Gezien het bovenstaande lijkt 0.52, d.w.2. f 9.000,-

/ha, niet overdreven hoog geraamd. I

f 2,50/m 3 f 5,--/m3 f 7 , 5 0 1 ~ ~ 3

,. I I1 I I1 I I1

(10)

Uiscontinuitei t in de bouw en ~ O I I W ~ I I H C C ~ ~

?d-2lbr --- --- ---

. .

Sen grout project ken gemakkelij k enkele mannden ver traagd worden door slechte begaanbaarheid van het bouwterrein. Het later beschikbaar komen van het te bouwen woningcomplex betekent economisch verlies. Dit kan

men op allerlei manieren berekenen; alle manieren zijn echter aanvechtbaar.

Hier wordt het meest direct zichtbare effect gebruikt nl. de huurderving.

Gerekend wordt met 2 maanden vertraging in de oplevering van het project, dus twee maanden huurderving per woning. De investering in de woningen

is gesteld op f 60.000,-- per woning, een middenklassewoning dus. Een ge- middelde huhr hiervan is ca. f 300,-- per maand.

Twee maanden huurdervingbetekent dus een verlies van I% van de inves- tering. Omdat een deel van de betalingenaan de woningbouwaannemer door de vertraagde bouw ook vertraagd is wordt de huurderving gedeeltelijk gecompenseerd door het langer rentedragend blijven van de voor de bouw gereserveerde gelden. Aangenomen wordt dat de helft van de huurderving hiermee gecompenseerd wordt. Het resulterenienegatieve effect van ver- traging is dan 0,5%, d.w.z. f 9.000,--/ha.

ad 1 1 / 13. Grootte van de zandwinning en afwezigheid van gradisnten.

... --- --- ---

Of zandwinning op grotere diepte nu we1 dan niet een nadelig effect heeft op flora, fauna en milieu in het algemeen is een twistpunt waar de deskundigen verschillend over denken. In elk geval kan gesteld worden dat hoe.groter de zandwinning (en vaak ook hoe dieper) hoe'sterker dit eventuele bezwaar zich zal doen gelden. Een kostenbedrag is hier echter niet voor te geven.

Evenmin zal het plotseling verdwijnen van milieu-gradignten, als gevolg van het egaal ophogen van de polderbodem met C6n meter zand, in kosten uit te drukken zijn, doch ook hier zal methode I1 de voorkeur verdienen.

ad 12. complexheid van de organisatie

--- --- ---

~ a a r bij methode 11 (kleibouwterreinen) mC&r handelingen zuilen moeten worden verricht dan bij methode I,

-

en dit zal in versterkte mate op- gaan bij evt. wijzigingen in het stedebouwkundige plan na aanbreng van de zandbanen

-,

zal zowel de voorbereiding.als de uitvoering.per op-, pervlakte-eenheid mC6r tijd vergen. Bij de voorbereiding betreft dit o.m. de planning van de verschillende activiteiten in de tijd, een groter aantal opdrachten c.q. bestekken, kostencalculaties, krediet- aanvragen, aanbestedingen, gunningen e.d. Bij de uitvoering zal het

toezicht veel intensiever dienen te geschieden, en neemt de kans op meerwerk als gevolg van allerlei activiteiten op hetzelfde terrein

sterk toe. Om deze extra mankracht bij de voorbereiding en uitvoering te kunnen kapitaliseren wordt aangenomen dat de grootte h,iervan over- eenkomt met een invloed op de bouwkosten van 0,5%, d.w.z. f 9.000;--/ha.

.

.

Vanwege de slechte oorspronkelijke grondslag is bouwen in Almere pas mogelijk wanneer de bodem is opgehoogd met zand.

Bij de aanname dat

-

in een continu proces

-

zand per as kan worden aan- gevoerd met een gemiddelde van 10.000 m3fweek (= 200.000 m3/jaar), dat zand kan worden opgespoten met een gemiddelde van 100.000 m3Iweek ( 5 2 miljoen m3/jaar) ( 7 ) , en dat bij methode I1 slechts 113 deel van de totale hoeveelheid zand nodig is, dan geeft figuur 2 de hieruit resulterende maxi- male hoeveelheden bouwrijp terrein per jaar (cumulatief) weer. Uit deze figuur blijkt dat het voor Almere geplande bouwtempo alleen gerealiseerd kan worden bij methode I. Toepassing van methode I1 (bv. om economische gronden) zal dus tot vertraging van het bouwtempo leiden!

(11)

Hoewel het discutabel is de hierboven aannemelijk gemaakte bedragen bij elkaar op te tellen, wordt dit hierbij toch gedaan. De uitgewerkte.p.m.- posten zijn 't~simen "waard" f 19.000,-- + f 9.000.-- + f 9.000,-- + f 9.000,-- =.f'45;000;-- per ha. Dit zou'bLt6kenen - er! dan alleen wan- neer het.maximale bouwtempo 'geen' rol van betekenis zou spelen

-

dat

slechts ingeval de ophoog-zandprij s meer din f 7,50/m3 gaat bedragen (hetgeen voorlopig onwaarschijnlijk is) kleibouwterreinen duidelijk economische voordelen hebben boven zandbouwterreinen. ' ,

4. Grotere ophogingen dan I meter zand

, .

Is in de vorige pa;agraaf.uiteengezet dat een ophoging

‘bet

ca. 1 meter zand vanuit technische eisen een minimum was, in deze paragraaf.za1 bekeken worden wat de consequenties zijn van grotere ophogingen boven

de 1 meter. . .

Hiertoe zullen eerst de voor- en nadelen bekeken worden, en daarna enige toepassingsmogelijkheden worden genoemd.

4.1. &omd_elen van-extra op_hh_og$ikL_e~

a. Het schep~gn

---

---*--- van niveauverschillen in het maaiveld

In de uitgestrekte, vlakke polder kunnen plaatselijk extra ophogingen enige afleiding bezorgen. Dit kan zowel i n d e internucleaire ruimten

(glijheuvels, golfcourses, uitzichtheuvels) als in het netto stedelijke 1 gebied

.

. (verhoogd centrum, woonheuvels, vluchtheuvels. bij watersnood).

. !

b. Eenhoger open waterpeil. ,

--- ---- --- --- ---

is mogelijk (t.0.v.-N.A.P.)

---

I I

Door verhoging' van het maaiveld over grotere oppervlakten is het moge- lijk, bij dezelfde ontwateringsnormen, ook het open waterpeil omhoog (t.0.v. N.A.P.) te brengen. Bij de aanwezige hydrologische en bodem- kundige situatie in Almere, waar onder een slap pakketHoloceen een overdruk van het pleistocene grondwater aanwezig is,' kan dit grote voordelen hebben (zie hiervoor echter dkel I1 van dit rapport).

c. Grotere veilighe'id bii overstroming

--- --- ---

In het geval van een calamiteit (opblazen van de dijk, vliegtuig stort neer op de dijk, dijkbreuk als gevolg van onvirwacht zware storm) kan het zijn dat de.polder onder'watef komt te staan. Hoe hoger de maaivelds- ligging van het netto stedelijk gebied, hoeminder de materizle en fi- nancizle schade ial zijn."

Daar zand voor allerleidoeleinden nodig is, is het gebruikelijk naast de normale ophoging enige depots van grotere zanddikte aan te leggeh.

In plaats van in depots kan het zand ook egaal in een dikkere laag wor- den aangebracht en in een later stadium voor .andere doeleinden worden afgegraven.

4.2. Nadelen van extra.

--- ---

ophoogdiktes

---

a. Grotere zettingen

--- --

Een dikker zandpakket betekent een extra belasting op de slappe onder- grond, met als gevolg een grotere zetting. Dit heeft weer tot gevolg dat extra overhoogte aan zand zal moeten worden aangebracht en dat de herstelwerkzaamheden aan rioleringen, bestratingen en ophoging van tegelpaden frequenter zullen geschieden.

(12)

b. Grotere kosten

--- ~.

-

De meirkostei zullei aaniienlijk-zijn, en n'iet alleen beperkt blijven tot de extra ophoogkosten (momenteel ca. f 2,50/m3),doch tevens de kosten t.b.v. herstelwerkzaamheden (zie a.), .grondverbetering (zie.~.), uitvoeringsproblemen (zie d.) en renteverliezen groter worden. . .

c. Onvoldoende vochtvoorziening

...

Nog in veel sterkere mate dan bij een ophoging met I meter zand zal er bij een grotere ophoogdikte een vochttekort optreden voor de begroei- ing. Het naar boven halen van de kleilaag d.m.v. diepploegen is niet meer mogelijk. Voor alle groenobjecten (van stadspark tot alle tuin-

tjes) zal teelaaarde moeten worden aangereden.

d. Uitvoeringgproblemen

--- ---

Vanwege zijn grove textuur en monotone samenhang zal het zand niet blijven staan onder steile taluds bij ingravingen. Dit zal bij het leggen van de nutsleidingen nog geen problemen geven (ca. 1 m diep), bij de R.w.A.-leidingen reeds moeilijker worden, bij de diepe drainage reeds extra maatregelen vergen en bij de diepere D.W.A.-leidingen af- kisten en andere extra voorzieningen noodzakelijk maken.

e. Grotere zandwinning

---

Afgezien van de mogelijke milieubezwaren.als gevolg van zandwinning op grotere diepte, zal extra ophoging te allen tijde betekenen dat de voor- raad zand i n d e randmeren, die niet ongelimiteerd is (zie paragraaf 6) eerder is uitgeput, zodat tegen veel hogere kosten van veraf zand zal moeten worden aangevoerd.

. ,

4.3. @ige toe~agsings_mog:lijkheden '

Daar uit het voorgaande duidelijk zal zijn dat de nadelen van een grotere ophoogdikte zwaarder wegen dan de voordelen

-

er wordt tiier voorbijgegaan.

aan voordeel b, hetwelk in deel 11 aan de orde zal komen

-,

zullen bij eventuele toepassingen alleen plaatselijke extra ophogingen in beschouwing worden genomen.

Deze zijn:

-

verhoogd centrum van een kern, met geschieden niveaus van parkeren, langzaamverkeer en'winkelverkeer;

-

ophoging tegen de dijk aan, om dit niveau geleidelijker te benaderen en tevens de strakke dijk enigszins te verdoezelen;

-

plaatselijke woonheuvels;

-

plaatselijke heuvels in de woonomgeving;

-

verhoogde ligging van een of meer verkeerssoorten (Bijlmer, Lelystad, Almere-Haven) ;

-

uitkijkheuvels;

-

vluchtheuvels bij overstromingsgevaar;

-

zanddepots.

Toepassingen in de internucleaire ruimten blijven hier buiten beschouwing, daar het merendeel hiervan beter d.m.v. kleigrond en/of.afval kan geschieden.

5. Het tijdstipvanophogen

Uitgegaan wordt van de normale situatie dat eerst een zandopspuiting plaats- vindt, daarna de riolering en de verharding wordt aangebracht en daarna de bouwkundige werken plaatsvinden.

(13)

Het tijdstip van ophoging heeft de volgende

-

in geldelijke bedrage? uit te drukken

-

consequenties: " '

(1 ) renteverlies van hkt geinvesteerde kapitaal in de vorm van het aange- brachte zand en de drainage van dit'..zand.

(2) eerdere begindiging ,van de agrarische produktie (situatie Flevopolder).

(3) mate van realisatie van de te verwachten uiteindelijke zetting.

Daarnaast speklt het argument dat de stedebouwkundige plannen flexibeler zijn wanneer altijd over enige arealen reeds opgehoogd doch nog niet ge-

. . ..

bruikt bouwterrein kan worden bes'chikt.

B O ~ N (9) heeft deze bovengenoemde drie effecten. trachten te kwantifi- ceren. Hij deed hierbij de volgende aannamen:

- rentepercentage 8%;

-

zandprijs Almere f 1,50/m3 (heden) en f 4,00/m3 (langer termijn) (deze prij s is. inclusief overhead-kosten en aanleg drainage) ;

-

opbrengstderving gemiddeld f 1.000,--/ha/jr. ;

- kosten van extra onderhoud t.g.v. zetting bedragen in Almere f 580,-- per ha per cm (rest)zetting;

-

2 extreme zettingprognoses, nl. totaal 0.50 m en totaal 1,50 m bij I m ophoging ;

-

prijspeil 1972.

De resultaten van zijn berekening zijn weergegeven in figuur 3.

Uit deze figuur blijkt dat:

(a) In alle gevallen (de extremen zijn immers weergegeven) de samengestelde curves een minimum vertonen,binnen 6 jaar na het opspuiten;

(b) Het optimale tijdstip van oplevering van de woningen t.0.v. het tijd-

'

stip van de zandopspuiting wordt-in hoge mate beinvloed door het zet- tingsverloop en de aannamen m.b.t. renteverlies op geinvesteerd kapi-

taal;

1 .

(c) Op korte 'termiji het.meest optimale tijdstipvan opspuiting 3-6 jaar

i

v66r de oplevering.van de woningen ligt, e n o p lange termijn 2-5 jaar.

.. , Functiis van het (ophoogj'zand binnen het S.G.A

.

Tot nu toe is ervan uitgegaan dat de enige functie van het:ophoogzand het bevorderen van de draagkracht, het verzekeren van de begaanbaarheid en het vergemakkelijken van de aanleg en het onderhoud van kabels en

. .

leidingen was.

Natuurlijk is dit verreweg de meest essentigle functie, doch daarnaast zijn nog drie andere functies te onderscheiden, en we1 een veiligheids- functie, een recreatieve functie en een hydrologische functie.

Alhoewel de dijken van'zuidelijk Flevoland zodanig zijn aangelegd, dat ze op "delta-hoogte" liggen (overschrijdngskans 1 x per 1.000 jaar) - althans zodra de dijk Enkhuizen-Lelystad voltooid is (1975) - biijft het mogelijk dat 6f door een natuurramp,

Zf

door een zgn. calamiteit (ontploffing;

neerstorting vliegtuig op dijk; of door oorlogshandelingen) de dijk op 66n of meerdere plaatsen doorbroken wordt.

(Vandaar dat de Knardijk

-

de scheiding tussen Oostelijk en Zuidelijk Flevoland - met zijn waterlieringen in de vaarten intact gelaten wordt, opdat maximaal 6611 polder overstroomd kan worden). Vandaar. dat g,edacht moet worden aan de aanwezigheid van zgn. vluchtheuvels, ophogingen tot minimaal ca. N.A.P..- 2.00.m (na zetting). (De inundatie zal slechts t o t een diepte van 'gemiddeld 1

i

plaatsvinden). Om deze op zich strakke

lichamen in te pass'en in her. stedebouwkundige plan, lijkt het nuttig en raadzaam zulke heuvels tijdig te plannen, zodat ze een recreatieve en eventueel zelfs een woon- of werkfunctie kunnen krijgen. Vanwege het doe1 waarvoor ze aanwezig zijn moeten ze we1 binnen de keren en niet in de internucleaire ruimten liggen.

Een andere, reeds even genoemde, zeer gewaardeerde functie van, z a n d i s zijn betekenis voor de recreatie. Behalve dat het zand een materiaal is dat zich zonder veel inspanning laat behandelen (scheppen e.d,), maakt het ook niet vuil, vergroot de draagkracht en begaanbaarheid

(14)

van een terrein en is goed doorlatend. Het zand dient daarom zowel onder.

water (prettiger gevoei aan je voeten) als aan de waterrand (strand) als hoger boven de waterspiegel (vergroting draagkracht en begaanbaarheid, speelheuvels, k i j k h e u v e l s , . ' s p ~ r t h e u v e ~ s , golfterrein) te worden toegepast.

Tot slot nog een vierde functie van zand, i.v.m. zijn goede doorlatend- heid, nl. een hydrologische functie. Zand wordt en is in de polder

(en elders) toegepast in de vorm van verticale zandpalen in de grond, om de zgn. hydrodynamische periode te verkorten en daarmee het zet-

tingsproces te versnellen.

7. Zandbehoefte voor Almere

. ,. . . . .

Uit het voorgaande is gebleken dat voor de bouw van een stad in Zui- delijk Flevoland altijd zand nodig is. Om de vraag te kunnen beant- woorden hoeveel zand nodig is, moeten aannamen gedaBn worden over de tijdsperiode waarover gegevens bekend zijn omtrent de zandbehoefte per bestemingscategorie.

Als tijdsperiode is een cumulatieve 5-jarige periode gekozen (zie tabellen 5 en 6). De zandbehoefte is voor de volgende bestemingen

, .

apart berekend :

1. netto stedelijk gebied

2. autowegen in de internucleaire ruimten , 3. spoorbanen in de internucleaire ruimten

4. recreatieve voorz'ieningen in de internucleaire ruimten 5. extra verhogingen en buitendijkse ophogingen.

7.1. Zandbehoefte netto stedelijk gebied

... -- ---

De kernen worden gemiddeld meL een pakket van 1,20 m zand voorzien (opgebouwd uit een gemiddeld aan te brengen zandlaag van 1,00 m en gemiddeld 0,20 m zand voor de overige behoefte binnen het opgehoogde gebied, aangebracht in depots). In bijlage 2 staat per jaar de hoevcel- heid op te hogen terrein vermeld; deze ophoging is gecorreleerd aan h c ~ woningbouwprogramma.

7.2. Zandbehoefte autowegen in de internucleaire ruimten

--- ...

x)

Ten aanzien van de autowegen tussen de kernen in zijn 3 categoriezn te onderscheiden:

a.

rijkkygggn

(6, 27 en 30), totaal ca. 3 0 km

B

m3/mt zand, d.i. 7,5 milj oen m3 zand;

b.

---

stadsautoweggg, geschat op een totaal van 50 km 2 150 rn3/m1 zand, d.i.

7.5 miljoen m3 zand;

C. gy_erige weggg (landbouwwegen, recreatiewegen e.d.), geschat op totaal 100 km

B

15 m3/m1 zand, d.i. 1,s miljoen m3 zand.

De totale zandbehoefte voor wegen in de internucleaire ruimten bedraagt hiermee 16,5 miljoen m3.

: x) 7.3. Zandbehoefte voor spoorbanen in de internucleaire ruimten

--- ...

Rekening is.gehouden met 2 spoorlijnen door Almere tot het jaar 2000, en we1 een tracg van de Muiderbergbrug richting Lelystad (ca. 13 km lang binnen het stedelijk gebied Almere), en een tracE van de brug bij Huizen in noordwestelijke richting tot het Oostvaardersdiep (ca. 12 k m lang).

Totale zandbehoefte: 25 km 2 100 m3/m1 is ca. 2,s miljoen m3.

Internucleaire ruimte wil hier zeggen: bruto overall gebied minus netto stedelijk gebied.

.,. . .c 1

. . :. + + a . '

. .

(15)

7.4. Zandbehoefte voor recreatieve v o o r z i e n i n & ~ ~ - ~ ~ de internucleaire ruimten x) De schattingvan de zandbehoefte.voor recreatieve voorzieningen in de

internucleaire ruimten kan slechts een zeer globale zijn, daar t.a.v.

de bestemmingen van deze ruimten nog nauwelijks iets bekend is. 'Aange- nomen is dat de volgende voorzieningen

-

die zand nodig hebben

-

in

deze ruimten aanwezig zijn:

a. sportvelden, kampeerterreinen en speel- en ligweiden b. ruiter-, fiets- en wandelpaden

c. strandjes (binnen de polder) d. kleine recreatieve elementen e. parkeerterreinen. ,

ad a. Sportvelden kampe'erterreinen en sieel- en ligweiden

---

---2----

--- --- ---

Aanleg van dit soort voorzieningen op de zware zavel- en kleigronden in de polder is alleen mogelijk bij grondverbetering in de vonn van verschraling(8). Als gemiddelde kan een laag zand van 10 cm worden

' aangehouden (= 1.000 m3Iha).

Bovendien zal als onderhoud bij sportvelden (en in zeer geringe mate ook bij kampeerterreinen) topdressing plaatsvinden, het aanbrengen van een dun zandlaagje om de bovengrond stroever te maken; gemiddeld voor alie voorzieningen tesamen 1 cmljr. (= 100 m3/ha/jr.).

Bij de aannamen dat in het stedelijk gebied Almere op niet-opgehoogde terreinen 5% van de,beschikbare oppervlakie aan\dit soort.voorzienin- gen wordt besteed en dat gedurende 25 jaar (1976-2000) gemiddeld 2,5%

van deze beschikbare oppervlakti jaarlijks van I cm zand moeten worden voorzien, is de totale zandbehoeftb:

5 2 5

(11.500 ha

-

4.630 ha) x

-

x 1.000 m3 + (11.500 ha

-

4.630 ha) x -&j 100

x 25 x 100 m3 = 343.500 m3 + 429.375 m3 = ca. 773.000 m3.

ad b. Ruiter- fiets- en wandelpaden

---2---

----

Van de volgende normen wordt uitgegaan (9, 10):

.

ruiterpaden : gem. breedte 3,00 m; ontgraving en zandopvulling 0,30 m; dichtheid 5 ml/ha; zandbehoefte 31.000 m3

.

(brom)fietspaden : gem. breedte 2.50 m; ontgravingen en zandopvulling 0,30 m; dichtheid 15 ml/ha; zandbehoefte 75.000 m3

.

wandelpaden : gem. breedte 2,00 m; ontgraving en zandopvulling 0,30 m, over 50X van het aantal paden; dichtheid 25 d ha; zandbehoefte 50.000 m3

(t.a.v. de dichtheid wordt dus uitgegaan van de gemiddelde dichtheid over het totale internucleaire gebied).

Totale zandbehoefte voor deze categorie: 156.000 m3.

ad c. Strandies

---

I

Na winning van klei (ondiep) of zand (diep) binnen de polder, ont-

1

staan plaatsen die in principe zeer geschikt zijn om als strandbaden te gaan functioneren. Voor de zandbehoefte hiervoor zijn de volgende veronderstellingen gedaan (zie ook figuur 4)':

-

het badgedeelte van het strand (tot 2,00 m onder de waterspiegel) moet een zandige bodem van min. 0,20 m dikte hebben;

I

X, Internucleaire ruimte wil hier zeggen: bruto overall gebied minus netto stedelijk gebied.

(16)

-

. het natte strandgedeelte (eerste 10 m vanaf de waterlijn) dient een -in. zan&jikte te hebbcn -;aE n "I 7" , "

- -,

- - ~ - . h - v

--- ..--

.=on lr ; n a r s x r i n o e n . ---- e;da

(kastelenetc.), het droge gedeelte ca.. 0,30 m; . .

-

de gemiddelde strandbreedte bedraagt 50 m met een talud van 1 : 20;

-

bij een bezetting van 1 persoon per 4 m2 strand. (9) is voor de be- volking van Almere (max. prognose).l miljoen m2 strand nodig.

Uit deze aannamen volgt dat per 50 m breed strand 25 m3/rn1 zand nodig is, en dat er 1.000.000 : 50 = 20;000 m' strand moet zijn, zodat de zandbehoefte ca. 500.000 m3 bedraagt.

ad d. Kleine lopenluchtl recreatieve elementen

--- - --- ...

Hieronder worden allerlei recreatieve voorzieningen begrepen die a1 dan niet eenmalig voorkomen en weinig of veel zand nodig hebben, 20- als maneges, paardenrenbaan, speeltuinen, cycle-crossterrein, midget- golf, golf-course, trimbanen etc. De zandbehoefte hiervoor,is niet te benaderen en wordt daarom geschat op ca. 361.000 m3 (stelpost, tevens sluitpost in par. 7.4).

. . ad.e. Parkeerterreinen

...

Aan de hand'van planinatige en praktische normen, o:m. v o o ~ de (internu- ' ,

cleaire) recreatiegebieden Spaarnwoude en Rottemeren, waar eveneens grotere waterpaitijen e.d. gepland of aanwekig zijn, is de benodiide parkeerruimte in het internucleaire gebied op ca. 1% van he bruto oppervlakte gesteld, of wel.ca. 70 ha. Daar niet,alle parkeerplaatsen van een zandbed behoeven te wbrden voorzien, is. de gemiddelde zand- dikte hiervoor gekteld op. 0,30 m (in werkelijkheid dus varizrend van 0,OO-0,70 m).

De totale zandbehoefte is dan ca. 210.000 m3.

De totale zandbehoefte voor recreatieve voorzieningen in de internu- cleaire ruimten voor Almere kan nu gesteld worden op 2 miljoen m3.

7.5. Zandbehoef

...

te voor extra ophogingen en buitendijkse ophoginggn'

-- -- --- --- -- --

Naast een egale of strooksgewijze ophoging tot iuaximaal 1,00 m zal . . er in het kader van stedelijke en/of recreatieve bestemmingen behoefte zijn aan ophoging van andere,allure, zoals:

-

serpentine-achtige wallen als compartimentering van het gebied'

-

woonheuvels (terpen)

-

vluchtheuvels (bij overstromingen)

-

verhoogde centrumzone(s)

-

stadsgebeuren buitendijks

-

eilanden in de randmeren e.d.

(voor zover deze eerste3 elementen buiten het netto stedelijk gebied plaatsvinden. worden ze geacht van kleigrond of afval opgebouwd te worden).

De zandbehoefte voor dit s o ~ t elementen is niet alleen afhankelijk van het aantal, de hoogte en het soort element, doch tevens van de nu veel grotere zetting die zal optreden, waardoor Sf een overhoogte, 6f een aanvulling zal. plaatsvinden. Gesteld wordt dat hiervoor 100 ha binnen- dijks en 60 ha (inclusief onderwatertaluds) buitendijks nodig is, met een gemiddelde zandlaag van 3 m. Ruwweg is de. zandbehoefte dan ca.

5 miljoen m3.

7.6. Zandbehoeftein de tijd

-

Ten einde tot een zandbehoefte per 5-jarige periode te komen, volgt hieronder de z'andbehoefte per bestemming in de tijd:

(17)

o netto stedelijk gebied: behoefte lineair met de geplande bevolkings- omvang

o autowegen : behoefte lineair met de tijd

o spoorbanen : 50% v66r 1980 en de tweede 50% v66r 1995 o recreatieve voorzie- : lineair met ,de tijd

ningen

o extra ophogingen : idem, doch met een extra accent v66r 1980 (buitendi jks Almere-Haven) en v66r 1995 (buitendijks IJmeer).

Tabel 6. Zandbehoefte (miljoen m3) per 5-jarige periode (cumulatief), corresponderend met'de maximum bevolkingsprognose

Bestemming

netto stedelijk gebied au towegen

spoorbanen

recreatieve voorzieningen extra ophogingen

In bovenstaande tabel is alleen de totale zandbehoefte bij de maximum bevolkingsp~ognose vermeld; dit enerzijds om de tabel over'zi'chtelijk te houden, anderzijds omdat bij een behoeftebepaling het maximum het meest interessant is. In figuur 5 is naast deze maximum ook de mini- mum- zandbehoefte weergegeven, uitgaande van de minimumprognose.

De figuur illustreert duidelijk.de enorme piekbehoefte aan zand tussen 1985 en 1995 bij een maximale bevolkingsgroei. Het verschil in zand- hoeveelheid tussen de minimum.en de maximumprognose 1oopt:op van ca. 4 miljoen m3 in 1985 (het bouwrijpmaken geschiedt immers 3 jaar v66r de

oplevering der woningen) tot 26 miljoen m3 in het jaar 200Ow ' Totaal

8. .Zandwinmogelij kheden

1980 10.2

3,5 193 0.4

194

Daar vooral ,in het westen des lands

pate

hoeveelheden zand nodig zijn voor stadsuitbreiding, nieuwe steden, industriegebieden'en infrastructu- rele' werken, kan zand in deze regio als' een schaarser wordende pro- duktief actor beschouwd worden. Vandaar dat .'de vraag "waa;" niet alleen in de regio, doch tevens op nationaal vlak bekeken moet worden.

De volgende mogelijkheden doen zich voor: . . a. Gooimeer

b. IJmeer

c. IJsselmeer (toe~&sti~e Markerwaard) d. IJsselmeer (overig gedeelte)

e. Zuidelijk Flevoland f. Oostelijk Flevoland g. "Oude" land

h. Waddenzee i. Noordzee

De verschillende mogelijkheden zullen hieronder beknopt worden behandeld.

16,8

1985 22.3

7,O 1,3 0.8 2,2

1990 37,5 10,O

1,3 192 3,O

33.6 53,O 69,6 77,O

(18)

a. Gooimeer

. .

Bij de aanlei vaii de dijk roi,dor, Ziiidelijk Fie"olaiid i s de prii,cipe- beslissing genomen, dat het Gooimeer naar verhouding tamelijk breedzou blijven (de dijk i s in noordelijke richting opgeschoven) 0.a. ten einde dit meer voor de zandwinning te kunnen benutten. In figuur 6 is het ge- bied in het Gooimeer ingetekend, waarbinnen evt. concessies verleend kunnen worden. Slechts voor een zeer klein deel zijn hier reeds concessies verleend

(Huizen, Almere, Oostermeent, Naarden), zodat nog een grote zandvoorraad aanwezig is (zie tabel 7).

Hoewel.de zandwinning in dit gebied tot voor kort tot 50 m diep ging, is deze windiepte onderdruk van de milieu-technische bezwaren verminderd tot 30 m. In figuur 7 is het Gooimeerg'ebied ingedeeld in zandwin-fase-gebieden (bron: Rijkswaterstaat), en in tabel 7 is per fase vermeld de hoeveelheid winbaar iand bij toegestane windiepten van 50 m , 30 m en 15 m

-

N.A.P.

Tabel 7. Hoeveelheid winbaar zand in het Gooimeer (miljoen m3 zand)

r \

windiepte

30 m 50 m fase

1

Totaal gebied

1

52,5

/

135

1

255

/

b. IJmeer

---

,

Ook in het IJmeer komt pleistoceen zand betrekkelijk ondiep voor (ca.

N.A.P.

-

12 m) (figuur 6).

Enerzijds vanwege de ligghg, vlak bij Amsterdam, en anderzijds vanwege de geplande doortrekking van het Oostvaardersdiep naar het Buiten-IJ, waarbij enige dijken moeten worden aangelegd, wordt verondersteld dat

t.b.v. Almere hier gEEn zand wordt gewonnen.

c. IJsselmeer ltoekomstiee Markerwaard)

--- --- ---

Wanneer wordt aangenomen dat er een Markerwaard komt, is winning van zand uit dit gebied een zeer regel alternatief, zodra een structuurplan min of meer bekend is. Diepe putten in open water, en zeker in water waar-

in nog allerlei werkzaamheden moeten worden verricht (dijkenbouw), slibben bijzonder snel weer dicht (tot meer dan 2 m per jaar (11)). De profielopbouw van de ondergrond is hier zodanig, dat zandwinning zeer goed mogelijk is

(ernstige kleiverontreinigingen beginnen pas op gemiddeld 40-50 m

-

N.A.P.),

behalve in het noordelijke gedeelte van de Markerwaard. Hier staat echter tegenover dat voor de Markerwaard zelf eveneens zand nodig zal zijn, zodat onttrekking t.b.v. Almere verder niet beschouwd wordt.

d. IJsselmeer loverig-gedeelte)

--- ---

Tussen Marken en Pampushaven komt het pleistocene zand tamelijk ondiep , . voor (begindiepte op 10 b 15 m

-

N.A.P.), doch in het zuidelijke gedeelte hiervan zal de Eemklei (begindiepte ca. 20 m - N.A.P.), sterk beperkend zijn voor demogelijkheden van zandwinning. Ten noorden van

n ark en

zit het Pleistoceen dieper (15 2 18 m

-

N.A.P.), terwijl vanaf Schardam in oostelijke richting keileem als storende factor kan optreden. Voor deze gebieden zijn echter andere.claims aanwezig, o.m, voor Hoorn, Alkmaar en Purmerend: zandwinning voor Almere lijkt h,ier daark niet waarschijn-

lijk. , . , , ,..

)",

.

(19)

Ten oosten van de Markerwaard kan zonder technische moeilijkheden zand worden gewonnen in een gebied van ca. 100 km2 tussen Urk, Plarkerwaarddijk en P.G.E.M.-centrale. Een ander gunstig zandwingebied ligt tussen de Wieringermeerdijk en de kust van Gaasterland (ca. 150 km2).

Uitgaande van een gemiddeld over het gehele oppervlakte te winnen hoeveel- heid van 5 m3/m2, betekent dit dat t.b.v. Lelystad en Almere (en ev. andere behoeften) ca. 1250 miljoen m3 zand aanwezig is.

e. Zuidelijk Flevoland

--- ---

Figuur 8 geeft de ruwe grenslijn weer, waar geologisch-bodemkundig be'- keken.we1 en geen zandwinningkan plaatsvinden (12, 13). Daar ook hydro- logische factoren (kwel, brak water) een rol spelen, kan in het algemeen gesteld worden, dat

-

binnenhet .daartoe geschikte gebied - hoe verder in noordoostelijke richting hoe gunstiger..

Daar de stijghoogten van het.diepe grondwater in Almere gemiddeld tot maaiveldniveau reiken, kan zandwinning binnen de polder een vergroting van de kwel veroorzaken, tenzij bijzondere maatregelen (afdichting en ver- zwaring van de bodem) genomen worden.

Binnen het ~tede1ijk'~ebied Almere zelf wordt aangenomen datmaximaal 300 ha aan,open water t.g.v. zandwinning zou mogen ontstaan, en dat 5 m3/m2 beschikbaar is. Van de aanwezige zandvoorraad van 15 miljoen m3 is.reeds 5 miljoen m3 gewonnen (oude zuigputten en B Z 14). zodat ca. 10 miljoen m3 resteert. Voor het landelijle gebied van Zuidelijk F,levoland is aangenomen dat zandwinning via kleinere objecten (10-50 ha) plaatsvindt, tot een to- taal oppervlak van 200 .ha. Bij een winning v a n 5 m3/m2 is dan 10 miljoen m3

zand beschikbaar. . .

f. Oostelijk Flevoland

--- ---

. .

Ook in dit deel van Fleiroladd is zand in een voldoende dik pakket op be- reikbare diepte aanwezig (14). Daar het inrichtingsplan voor Oostelijk Flevoland bekend is.(i.t.t. in Zuidelijk Flevoland), dieneweventuele winplaatsen 'hiermee .rekening te houden. Het aanwezige zand zal echter in eerste instantie worden gebruikt

<oar

Oostelijk Flevoland zelf (met name voor het Natuurpark Lelystad, het Hollandse Hout en het Harderbos), zodat zandwinning t.b.v. Almere minder rezel is.

"

de land"

9.

-0: ---

Zandwinning op het vasteland van ~ederland, en met name het midden en westen van het land, t.b.v. Almere is geen haalbare kaart. De enorme

zandbehoefte daar ter plaatse is a1 veel groter dan de winmogelijkheden, gezien de grote beperkingen (streekplannen, gemeentelijke bestemmings- plannen, onteigening) die hier een rol spelen.

h. Waddenzee

---

Niet alleen zal winning van zand uit de Waddenzee voor Almere een dure zaak zijn, doch de beroering die omtrent dit water is ontstaan naar aan- leiding van a1 dan niet gerealiseerde plannen (w.o. smeerpijp, olie- boringen) m ~ a k t het politieke klimaat om hier zand te winnen ongunstig.

i. Noordzee

--a

-

- - -

-

Dat winning alhier op zich niet irregel is, getuigen de activiteiten van de Gemeente Amsterdam. Om de ontziltingsinstallatie en de lange afstand in kosten enigszins te drukken, zullen zeer grote hoeveelheden zand ineens: gewonnen dienen te worden (orde van grootte 10 niljoen m3).

~ovendienj zal de belemering van de Oranje-sluiz,en sterk beperkend werken. Zolang op goedkope wijze elders zand te winnen is lijkt deze

~in~laats'bepaald onaantrekkelijk.

(20)

Samengevat volgt uit het bovenstaande dat voor Almere de volgende zand-

. .

winnings~oge?ijkhc.der? asnvezig z;jn (mi?joen m3 z a n d ) :

I ,

I .

--

. zandwindiepte

1 -

'

1

zand>

i I

Gooimeer

IJsselmeer

I

Zuidelijk Flevoland

,

1) Uitgegaan is van resp. 3, 5 e n 8 m3/m2 over het.gehele gebied.

2) Verondersteld is datvanwege de hydrologische en oecologische situatie, en vanwege het feit dat binnen de polder geen groot materieelkan worden aangevoerd., de max. windiepte N.A.P.

-

15 m

is.

9 . Correlatie van zandbehoefte en zandwinning in de tijd

In de'ze paragraaf wordt getracht de 'zandbehoef te voor Almere, gefaseerd in 5 jarige pe;ioden, te koppelen aan de zandwinplaats. Daar zand in

geheel westelijk Nederland een gevraagd produkt is, en de zandwindiepte in

'relatie met het milieubehoud nog nader onderzocitdient te worden, zijn ver- , ,

schillende uitgangspunten genomen: !

I : In eerste instantie a-lle zanduit eigen polder winnen; de overige behoefte wordt uit het Gooimeer gehaald en daarna uit het IJsselmeer.

M.a.w. het uitgangspunt hierbij is "Gebruiken wat we zelf hebben;

tekort van zo dichtbij mogelijk aanvullen".

Hierbij zijn 2 windiepten in het Gooimeer onderscheiden, N.A.P.

-

(i

15 m en

-

30 m

,

daar een grotere diepte qua behoefte niet nodig is.

I1 ' : In 'eerste inktantie alles uit eigen polder; daarnaast 50% van het beschikbare zanduit het Gooimeer; rest uit het IJsselmeer. Uitgangs- punt: "Gebruiken w& we zelf. hebben; daarna rekening houden met' andere claims in het Gooimeer". Ook hier de 2 win-diepte-alterna- t ieven.

111 : Er komt een zg. "nationaal overloop-beleid" tot stand, waarbij alle belanghebbenden gezmnlijk in grote eenheden hun zand uit de Noordzee betrekken. Het zand in de polder is voor kleine objecten (wegen e.d.) en het zand in de randmeren dient uit milieu-teclinische en oecolo-

' gische-overwegingen te blijven zitten. Windiepte in zee tot N.A.P.

-

50 m.

De resultaten zijn vermeld in tabel 8. Uit deze tabel'blijkt a.m. dat:

(I) bij de alternatieven I en II de beschikbare zandvoorraad in Flevoland zelf omstreeks 1981 opgebruikt is;

(2) bij de alternatieven I en I1 de zandvoorraad in het Gooimeer bij een max. windiepte van N.A.P.

-

15 m ontoereikend is, doch bij een windiepte

tot N.A.P.

-

30 m tot 2000 voldoende is;

.

.

(3) bij alternatief I11 de zandvoorraad onbeperkt is: de hoge kosten zullen dit alternatief echter op het tweede plan schuiven.

'I5 m

5 2 750')

202)

30 m

135 1250')

202)

50 m

255 2000')

202)

(21)

Tabel 8. Winning van zand voor Almere, gefaseerd in de tijd (miljoen m3 zand)

-

Totale zandbehoefte

I

16,8 16,8

I

19.4 i 16,6

! 7.4

Flevoland 16.8 leeg leeg

Alternatief I 15 m Gooimeer - 16,6

-

- 2,g

IJsselmeer 495

...

Alternatie: I

/

30

I

Flevoland

j

'"1

I

leeg

1

1;;;

1

Gooimeer 19,4 16,6

1 I 4

Flevoland 16,8. leeg leeg leeg '

Alternatief I1 15 m Gooimeer

-

13.6 leeg leeg

IJsselmeer

-

16,6 7 9 4

---

---i---.r---

4 ---..-- - - -

Alternatief I1

I

I 30

/

I F Gooimeer 1 evo l and

1

I 16,s

- 1

I 13.6 3 9 2

1

I 19,4 I 16,6 I

Alternatief I11

1 .

5 0 m

I

~oordzee

I

16.8 16,8 19,4 16,6 7;4

(22)

10. Bestuurlij ke controle bij zandwinnifig

Alvorens zand t.b.v. de ophoging voor Almere gewonnen kan worden, is besluitvoming nodig op verschillende vlakken:

a. De R.1J.P. biedt de minister van V. en W. 66n of meerdere beleids- nota(s) (15, 16, 17) aan, waarin voorstellen t.a.v. de bouw van Almere en de start der afzonderlijke kernen, voorkomen. De minster kan dit in de Tweede Kamer ter kennisneming en gedachtevorming in- brengen, doch neemt zelf de beslissing.

b. De R.1J.P. neemt de post zandophoging op in de concept-begroting welke via het ministerie van V. en W., het ministerie van FinanciEn, de Raad van State, de TweedeKamer, de Eerste Kamer van de Staten Generaal wordt vastgesteld.

c. De R.1J.P. dient bij de minister van V. en W. een aanvrage tot een ontgrondingsvergunning in. Deze minister verleent (of wijzigt of verdaagt) zo'n vergunning, na advies ingewonnen te hebben van Rijks- waterstaat, Provinciale Waterstaat of Zuiderzeewerken (afhankelijk van de winplaats), nadat de besturen van belanghebbende provincies, gemeenten, waterschappen, veenschappen, veenpolders, Kamers van Koop- handel en Fabrieken, het Landbouwschap of van andere daarvoor in aanmerking komende instellingen alsmede de houder van de vergunning

(indien de aanvrage gewijzigd wordt), in de gelegenheid zijn gesteld bezwaren in re dienen (18).

d. De R.1J.P. dient bij het ministerie van V. en W. een aanvraag voor een kredietverlening in betreffende elke concrete ophoging, meestal vergezeld van bestek en begroting, en het ministerie besluit over het, a1 dan niet verlenen van het krediet.

I I . Samenvatting e n conclusies

I. In het stedelijk gebied Almere is het ophogen van het aanwezige maai- veld metzand noodzakelijk, wil men een draagkrachtig en goed ontwa-

terd bouwterrein hebben.

2. Het aanbrengen van deze zandlaag d.m.v. opspuiting (egaal) of d.m.v.

aanrijden per as (in banen en stroken) loopt qua directe kosten nauwe- lijks uiteen, en bedraagt ca. 5% van de bouwkosten van een woning.

3. De niet of nauwelijks weegbare voor- en nadelen van de beide methoden doen.de balans duidelijk uitslaan in het voordeel van de opspuit- methode. Het geplande bouwtempo voor Almere noodzaakt zelfs deze methode.

4. Het meest optimale tijdstip van ophogen op korte termijn ca. 3-6 jaar, op langer termijn ca. 2-5 jaar v66r de oplevering van de woningen valt:

5. De totale zandbehoefte voor Almere bedraagt bij het minimum groei- tempo ca. 51 mln. m3 zand, bij het maximum groeitempo ca. 77 mln. m3 zand. Tot ca. 1995 loopt deze behoefte min of meer lineair met de tijd.

6. De meest reEle zandwinplaatsen voor Almere zijn gelegen in de polder Flevoland zelf, in het Gooimeer en in het (straks resterend) IJsselmeer.

Wanneer de'winning tot een diepte van N.A.P. - 30 m wordt toegelaten is er voldoende zand aanwezig in Flevoland + Gooimeer. Wordt de maximale windiepte om oecologische en milieu-technische redenen verder beperkt, dan zal de zandvoorraad in het IJsselmeer moeten worden aangesproken.

(23)

Bijlage I Blad I

Bijlage I..Verklaring van de kostenposten van tabel 3 (zie 3.4.)

Algemeen

-

Alle posten in de tabel zijn omgewerkt tot kosten per ha.

-

De volgende eenheidsprijzen zijn gebruikt (per m3)

.

zand opspuiten ( 1) f 2,50

.

zand in depot spuiten en per as aan- (11) " 7,50 brengen

.

zand per as aanbrengen (max. 2 km afstand) " 4,OO

.

verschuiven van zand of klei (max. 100 m) " 1.00

.

verwijderen van zand of klei (max. 2 km afstand) " 4.00

.

aanbrengen van klei (max. 2 km afstand) " 4.00

.

aanbrengen van teelaarde uit de polder (gem. " 5,OO 4 km afstand)

-

De nummering correspondeert zowel met tabel 2 als met tabel

-

3. De gemiddelde ophoging bedraagt bij I 1,O m, bij I1 0,25 m (0,5 m op opgehoogd gedeelte).

-

De oppervlakte van het netto stedelijk gebied van Almere- Haven is gesteld op 400 ha.

S~ecificatie

- ---

ad I. Het tijdstip waarop het stedebouwkundige plan gereed moet zijn (bij I1 eerder dan bij I) brengt geen extra kosten met zich mee, en is in tabel 3 niet opgenomen.

ad 2. Bij I1 is de flexibiliteit zeer gering. Aangenomen wordt dat zal blijken dat 10% van het aangereden zand bij nader inzien toch £out ligt. Dit brengt de volgende extra kosten met zich mee:

-

In depot zetten van klei op 10% waar nu zand moet komen: 500 m3 3 f 4,00/m3.

-

Verplaatsing van de onjuiste 10% zand naar de juiste plaatsen: (gerekend is met 10% verlies op de oude plaats, en 10% bij het verschuiven): 400 m3 B f 1 ,00/m3.

-

Aanbrengen van het verloren zand vanuit depot: 100 m3 (te verrekenen bij post 8).

-

Aanbrengen van de klei vanuit depot op oorspronkelijke zandplaats: 500 m3 1 f 1,00/m3.

Tesamen geeft dit f 2.900,00/ha aan kosten.

ad 3. Bij de basisveronderstellingen dat in geval van I1 alle te verharden gedeelten met de in tabel I vermelde hoeveelheid zand worden opgehoogd, zal de begaanbaar- heid daar, waar minder dan 0,50 m is opgehoogd, slecht zijn. (Dit zal met name van belang zijn voor de opslag van bouwmaterialen op de (toekomstige) stoepen). In tabel 3 is hiervoor een P.M.-post opgenomen.

ad 4. Deze post zal van enige invloed zijn op de kwaliteit van het werk; bij I1 komt 50% grond voor die niet is opgehoogd en ca. 15% met slechts 0,20 m zand. Daar geen nauwkeurige voorspelling omtrent de extra kosten gegeven kan worden, wordt deze post pro memorie gesteld.

ad 5/6.Het grotere risico van slechte begaanbaarheid wanneer niet overal zand van een voldoende dikte wordt aange- bracht zal ongetwijfeld van invloed zijn op de continu:- teit van de bouw en daarmee op de prijs. Daar de bere- kening van.deze invloed, uitgedrukt in een geldbedrag,

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De Commissie stelt daarom voor dat de toegang tot en het gebruik door, wordt beperkt tot de leden van de parketten en de auditoraten die deze toegang nodig hebben voor de

De Commissie stelt daarom voor dat de toegang tot en het gebruik door, wordt beperkt tot de leden van de parketten en de auditoraten die deze toegang nodig hebben voor de

BETREFT : Ontwerp van koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 14 maart 1991 waarbij aan de griffiers van de hoven en de rechtbanken van de Rechterlijke

De ontwerpbesluiten dat ter advies aan de Commissie worden voorgelegd, kaderen in het project van het overdragen van voorschrijvings- en facturatiegegevens inzake de

De voorgestelde wijziging van het besluit van 12 november 1997 voert een regeling in van de controle op het vervullen van de leerplicht in deze gevallen waar gekozen wordt

Men benadrukt dat indien cookies niet alleen door de site waar de particulier zich bevindt, maar ook door een onderneming die via reclame op de site aanwezig is, naar de

In zijn hoedanigheid van voogdijminister van het Gewestelijk Agentschap voor Netheid vraagt de Minister bij brief van 20 oktober 2000 de Commissie een advies uit te brengen omtrent

Centrum Mooi Bergen Centrum Mooi