• No results found

OPLEIDINGSSCHOOL VOOR HET PERSONEEL DER POLITIE.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "OPLEIDINGSSCHOOL VOOR HET PERSONEEL DER POLITIE."

Copied!
44
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

VOOR DE

OPLEIDINGSSCHOOL VOOR HET PERSONEEL DER POLITIE.

Vastgesteld bij het besluit van den Directeur van Binnenl. Best. van 10 November 1926 Nr.

Pol. 15/12/15

LANDSDRUKKERIJ — WELTEVREDEN 1926.

(2)
(3)

VOOR DE

OPLEIDINGSSCHOOL VOOR HET PERSONEEL DER POLITIE.

Vastgesteld bij het besluit van den Directeur van Binnenl. Best. van 10 November 1926 Nr.

Pol. 15/12/15

LANDSDRUKKERIJ — WELTEVREDEN 1926.

(4)
(5)

voor de

Opleidingsschool voor het personeel der politie.

Vastgesteld bij het besluit van den Directeur van Binnenlandsch Bestuur van 10 November 1926 Nr. Pol. 15/12/15.

I. ALGEMEENE BEPALINGEN.

Artikel 1.

Het doel der instelling is de opleiding van het personeel voor de politie (l).

Art. 2.

(1) Het toezicht op de instelling wordt uitgeoefend door den Inspecteur der Algemeene Politie, Hoofd der Afdeeling Politie van het Departement van Binnenlandsch Bestuur (2).

(') Omtrent algemeene regelen in zake de terugbetaling van gelden en verdere tegemoetkomingen genoten door personen die zijn aangewezen om in Ned.-Indië voor den dienst hier te Lande te worden opgeleid, wordt verwezen naar Stbl. 1925 No. 210 zooals gewijzigd bij Stbl. 1926 No. 32.

De uitvoeringsvoorschriften ten aanzien van de Opleidingsschool voor het personeel der politie zijn geregeld bij G.B. van 6 Aug. 1926 No. 9, waar- bij de verplichting, bedoeld bij art. 1, § I van Stbl. 1925 No. 210 juncto 1926 No. 32 aan adspirant-commissariäsen van politie o. m. wordt opge- legd bij ontslag uit 's Landsdienst, of voor zoover tijdelijke landsdienaren aangaat, bij ontheffing van hunne werkzaamheden, binnen den tijd van vijf jaren, gerekend van hunne aanstelling als zoodanig, met dien ver- stande, dat genoemde termijn stilzwijgend wordt verlengd met een zoo- danig tijdvak als hunne studie aan de Opleidingsschool voor het personeel der politie eventueel langer heeft geduurd dan de normale studietijd.

Het geldswaardig bedrag van de in verband met de opleiding aan bedoel- de inrichting toegekende tegemoetkomingen in den vorm van kosteloos onderwijs en kostelooze verstrekking van leermiddelen en schrijfbehoeften' is bepaald op f 25.— (vijf en twintig gulden) 's maands per adsp.-commis- saris van politie.

(2) Zie artikelen 9 en 10 der bij Gouvernementsbesluit van 14 Aug.

1924 No. 25 vastgestelde instructie voor den Inspecteur der Algemeene Politie.

Waar in dit reglement verder wordt gesproken van Inspecteur der Algemeene Politie wordt bedoeld de Inspecteur, Hoofd der Afdeeling Politie van het Departement van Binnenlandsch Bestuur.

(6)

Art. 3.

(1) De leiding en het beheer der instelling berust bij het Hoofd der school, dat bij belet, afwezigheid of ontstentenis wordt ver- vangen door het Onderhoofd (ij .

(2) Bij gelijktijdige afwezigheid (ontstentenis) van Hoofd en Onderhoofd zal door den Directeur van Binnenlandsch Bestuur in leiding en beheer der inrichting worden voorzien.

Art. 4.

(1) Aan de leerlingen worden de leerboeken, met uitzondering van door het Hoofd der school aan te geven boekwerken, welke zij zich voor eigen rekening hebben aan te schaffen, kosteloos in eigendom dan wel in bruikleen verstrekt.

(2) Aan hen worden de schrijfbehoeften kosteloos verstrekt.

Art. 5.

(1) Geen onderricht wordt gegeven op Zondagen, erkende Christelijke en Mohamedaansche feestdagen en op de verjaardagen van de leden van het Vorstelijk Huis.

(2) Verder kan de Inspecteur der Algemeene Politie op voor- stel van het Hoofd der school toestaan, dat geen onderricht wordt gegeven op een of meer dagen waarop algemeene of plaatselijke feestelijkheden worden gehouden.

Art. 6.

De sterkte aan instructie- en administratief personeel, leerlingen en personeel voor de ziekeninrichtingen is bij de inwerkingtreding van dit Reglement geregeld bij het Gouvernementsbesluit van 1 Januari 1925 No. 26 (2).

(') Bij besluit van den Dir. van B. B. van 18 December 1924 No. AP 21/1/21, zooals sedert gewijzigd bij besluit van 13 November 1925 No. MP 21/6/25, is vastgesteld de instructie voor de werkplaats ter herstelling van bij de politie in gebruik zijnde motorrijwielen en rijwielen.

(2) En by het Gouvernementsbesluit van 17 November 1924 No. 2 bij wijze van tijdelijken maatregel met betrekking tot de omzetting van Ge- wapende- in Veldpolitie.

(7)

Art. 7.

Bij huishoudelijke reglementen, vastgesteld door het Hoofd der- school, voor zooveel noodig in overleg niet de leeraren en onder- worpen aan de goedkeuring van den Inspecteur der Algemeene Politie, worden geregeld de inwendige dienst van de school en

andere' daarvoor in aanmerking komende onderwerpen.

Art. 8.

(1) Voor de opleiding van personeel voor de G e w a p e n d e P o l i t i e blijven de ter zake vastgestelde regelen van kracht

(zie leidraad voor opleiding en oefening van het Korps Gewapende Politie in Nederlandsch-Indië, vastgesteld bij besluit van den Chef van dat Korps dd. 16 Augustus 1916 No. 303 -en de betrekkelijke korpsorders).

(2) De opleiding van personeel voor de A l g e m e e n e P o - l i t i e (Veldpolitie en de daarvoor in aanmerking komende stads- politie) is in dit Reglement geregeld.

II. TOELATING TER OPLEIDING VOOR DE ALGEMEENE POLITIE

(zie 2de lid van artikel 8).

Art. 9.

(1) Aan de school wordt opgeleid voor de navolgende rangen bij de Algemeene Politie :

a. Commissaris van politie;

ft. politieopziener ; c. mantri-politie ; d. hoofdagent;

e. posthuiscommandant ; ƒ. politieagent.

(2) Binnen de vastgestelde sterkte aan leerlingen bepaalt de Inspecteur der Algemeene Politie, naar gelang der behoeften, tijdig vóór den aanvang der opleiding tot de onder a t / m e genoemde rangen, het aantal leerlingen dat daartoe zal worden opgeleid, waarvan kennis wordt gegeven aan het Hoofd der school.

(8)

(3) Binnen de vastgestelde sterkte aan politierecruten draagt de Inspecteur meergenoemd zorg voor de opleiding tot politieagent

der 2de klasse en aanvulling der vacatures in dien rang bij de ver- schillende daarvoor in aanmerking komende onderdeden der Alge- meene Politie.

Art. 10.

Om voor opleiding op de school te kunnen worden toegelaten, moet worden voldaan aan de algemeene en de bijzondere te stellen eischen, behoudens het bepaalde bij artikel 12 ten aanzien van de toelating tot opleiding als mantri-politie en leerling mantri-politie.

Art. 11.

De algemeene eischen bedoeld in artikel 10 zijn:

a. een behoorlijk voorkomen, krachtige lichaamsbouw en lichame- lijke geschiktheid voor den politiedienst, het laatste blijkende uit een voorafgaand geneeskundig onderzoek volgens de daar- omtrent bestaande bepalingen;

b. goed gedrag, vrij van misbruik van alcoholhoudenden drank en vrij van het gebruik van opium en andere soortgelijke be- dwelmende middelen, blijkende uit een schriftelijke verklaring, afgegeven door het Hoofd van plaatselijk bestuur of den hoogsten Europeeschen bestuursambtenaar op de plaats (en) waar de candidaat het laatste j a a r gevestigd is geweest, behou- dens het bepaalde in de Wervingsbepalingen voor de Alge- meene Politie (Stbl. 1924 No. 18) ten aanzien van hen die een dienstverband aangaan;

c. niet aangesloten zijn of geweest zijn bij een politieke organi- satie gericht tegen het bestaiand gezag, noch politieke begin- selen zijn toegedaan welke zijn gericht tegen dat gezag, blij- kende — voor zoover de candidaat nog niet in politiedienst is

•— uit een schriftelijke verklaring afgegeven door den sub b van dit artikel bedoelden gezaghebbende.

Art. 12.

Tot de opleiding als mantri-politie en leerling' mantri-politie worden toegelaten zij, die daartoe door den Directeur van Bin-

(9)

nenlandsch B e r t a t a op voordracht van de Hoofden van gewestelijk bestuur worden aangewezen (x).

Art. 13.

De bijzondere eischen bedoeld in artikel 10 zijn (bij den aan- vang van den betrokken leergang) voor opleiding tot:

A. Commissaris van politie:

Ie het bezitten van den staat van Nederlandsch onderdaan (2) ;

2 e: een lichaamslengte van minstens 1.70 M. (blootsvoets geme- ten) waarvan kan worden afgeweken hoogstens tot l.bö m.

voor hen die een bijzonïer krachtigen lichaamsbouw en gestel bezitten; „ i „ J 3e. het bezit van een diploma van met goedgevolg afgelegd

eindexamen eener Hoogere Burgerschool met o r a n g e n cursus of Gymnasium in Nederland of Nederlandsch-Indie, dan wel van een getuigschrift dat eene niet geringere algemeene ont- wikkeling waarborgt (zie Stbl. 1914 No. 503) ;

4e. in beginsel een leeftijd niet jonger dan 21 en met ouder dan 5e geen vonnis of disciplinaire straf ten laste hebben waarvan

de aard, ter beoordeeling van den Directeur van Bmnen- landsch Bestuur, een beletsel is tegen indiensttreding bi] de politie.

B. Politieopziener ; • (Ie) en (2e) : als (le) en (2e) van lid A van dit artikel, behoudens

het bepaalde onder 6e hierna;

(3e) eenige meerdere ontwikkeling dan noodig is voor het behalen van een klein-ambtenaarsdiploma, dan wel het bezit yan ge- tuigschriften, die minstens een soortgelijke ontwikkeling waarborgen, met dien verstande, dat tot eiken leergang ook toegelaten kunnen worden - tot een door den Inspecteur O Verwezen wordt naar het rondschrijven van den Dir fe. B. van 6 Maart 1920 No. »701, Al», en het aan de Hoofden van gewest el P bestuur in afschrift toegezonden schrijven van 8 October 192o No. Pol. 1/17/21 aan

den Resident van Kembang.

(2) Nederlandsch onderdaan zijn:

Nederlanders en zij die in Nederlandsch-Indië z«n geboren uit aldaar De vestigde niet-Nederlandsche-ouders (zie Ind. Staatsbl. 1910 Ho. 29bj.

(10)

der Algemeene Politie telkens te bepalen aantal •— hoofd- agenten en hoofdreehercheurs, die zijn toegelaten tot en met gunstigen uitslag hebben voldaan aan een vergelijkend on- derzoek naar hunne bekwaamheid, ('zie art. 14 en 15 van dit reglement en art. 4 van de B. B. L., Stbl. 1925 No. 43) ;

^ e ) voor hen die n i e t reeds in dienst zijn als hoofdagent of hoofdrechercheur in beginsel een leeftijd niet jonger dan 21 en niet ouder dan 35 j a a r ; voor hen die reeds als hoofd- agent of hoofdrechercheur in dienst zijn en voor gewezen militairen (vrijwilligers) wordt de hiervoren bedoelde leef- tijdsgrens van 35 j a a r verhoogd tot 40 j a a r ;

,(5e) als 5e van lid A van dit artikel;

(6e) voor hen die reeds in politiedienst zijn geldt niet de bepaling bedoeld onder Ie van lid A van dit artikel;

C. Mantri-politie en leerling mantri-politie : zie artikel 12 van dit reglement.

D. Hoofdagent :

(le) en (2e) : als (le) en (2e) van lid A van dit artikel.

(3e) het bezit van een kleinambtenaarsdiploma, dan wel getuigschrif- ten of verklaringen die een soortgelijke ontwikkeling waar- borgen, waaronder begrepen een verklaring dat een lagere school op Westerschen grondslag met vrucht is doorloopen;

zij die bedoeld diploma, getuigschriften of verklaringen niet kunnen overleggen, zullen schriftelijk proefwerk moeten af- leggen, waaruit eene ontwikkeling blijkt, voldoende cm het onderricht der opleiding met vrucht te volgen (x) ;

(4e) in beginsel een leeftijd niet jonger dan 21 en niet ouder dan 35 j a a r ; laatstgenoemde leeftijdsgrens kan zijn 40 jaar voor hen die bij het leger vrijwillig hebben gediend;

,(5e) als 5e van lid A van dit artikel;

E. Posthuiscommandant :

onder dienstverband dienende als politieagent (bij voorkeur der Ie klasse) bij de Algemeene Politie; uitmunten door aan- leg, gedrag en dienstijver voor en in den politiedienst; vol- doende waarborgen bieden dat in den rang van posthuiscom-

C) Ten aanzien van eane aanstelling van laatstbedoelde categorie van personen is in acht te nemen het voorgesclirevene in lid 3 van artikel 4 van de B. B. L., Stbl. 1925 No. 43.

(11)

mandant het noodige gezag zal kunnen worden uitgeoefend en gehandhaafd; voldoende kennis van het Maleisch (lezen en schrijven in Latijnsche karakters).

F . Politieagent :

Ie. als aangegeven in de Wervingsbepalingen voor de Algemeene Politie (Stbl. 1924, No. 430) en bovendien eenige kennis van

„lezen en schrijven" (*), hieronder te verstaan in Latijnsche karakters ;

2e. overlegging van de verklaringen bedoeld bij het rondschrij- ven van den wnd. Inspecteur der Algemeene Politie van 14 J u n i 1926 No. 1124/ A , P- en in lid c van artikel 11.

' lnsp.

Art. 14.

(1) Om te kunnen worden toegelaten tot het vergelijkend on- derzoek, bedoeld in artikel 13, lid B sub 3e, moeten hoofdagenten en hoofdrechercheurs daartoe zijn aanbevolen door de betrokken politiechefs (waaronder in dezen ook te verstaan de Leiders der Veldpolitie) aan de Hoofden van gewestelijk bestuur, en door dézen voorgedragen.

(2) Voor vorenbedoelde aanbeveling en voordracht komen slechts in aanmerking zij, die op het tijdstip dat het onderzoek (Wordt .gehouden reeds minstens 1 jaar als hoofdagent of hoofd- rechercheur practischen dienst hebben gedaan, uitmunten door ijver en goede dienstopvatting, kennis en geschiktheid, en bij de uitoefening van hun ambt, zoowel tegenover het publiek als tegen- over hun minderen beschaafd weten op te treden.

Art, 15.

(1) Het onderzoek bedoeld bij art. 13, lid B sub 3e, zal worden ingesteld ten aanzien v a n :

a. kennis der Nederlandsche taal, (te beoordeelen naar een te maken opstel) ;

b. kennis van de aardrijkskunde van Nederlandsch-Indië, in het.

bijzonder van de voornaamste havens, baaien, bergen, rivieren, eilanden, land-, spoor- en tramwegen, telegraaflijnen, radiosta- tions, zoomede van de namen van de voornaamste bestuurs- ressorten en van de belangrijkste plaatsen ;

(l) Zie schaal A 10 der B. B. L., Stbl. 1925 No. 43.

(12)

c. kennis van maten en gewichten en van het metrieke stelsel, zoomede van de voornaamste bewerkingen met geheele, ge- broken en decimale getallen, oplossen van eenvoudige reken- kundige vraagstukken.

(2) Het onderzoek zal /voor allen plaats hebben op één zelf- den dag, volgens dezelfde schriftelijke opgaven, en ter stand- plaats van een technisch leider der veldpolitie, een Commis- saris van politie der Ie klasse, dan wel van een Hoofd van plaatselijk bestuur.

(3) Het toezicht daarop zal worden uitgeoefend door een com- missie, bestaande uit den betrokken technischen leider der veldpo- litie en/of Commissaris van politie der Ie klasse als voorzitter, bij- gestaan door een daartoe door het Hoofd van gewestelijk bestuur, aan te wijzen ambtenaar, en voorzoover het onderzoek niet plaats heeft ten overstaan van vorenbedoelden leider der veldpolitie of Commissaris van politie onder toezicht van een tweetal op gelijke wijze als voren aan te wijizen ambtenaren (x).

(4) Zij die zich aan bedoeld onderzoek onderwerpen, kunnen, voorzoover zij buiten de hiervoren aangegeven standplaatsen inge- deeld zijn, geen aanspraak op eenige vergoeding voor reis- en verblijfkosten doen gelden.

(5) De opgaven voor het onderzoek worden behoorlijk verze- geld tijdig toegezonden aan den Voorzitter der commissie belast met het toe-zicht, die de zegels niet eerder verbreekt dan bij den aanvang van het onderzoek.

(6) Het ingeleverde werk wordt dadelijk na het onderzoek, behoorlijk verzegeld, door den Voorzitter der commissie ter exa- minatie opgezonden aan het Hoofd der Opleidingsschool voor het

personeel der Politie, die het daarna, onder bekendstelling van den uitslag, aan den Inspecteur der Algemeene Politie aanbiedt voor het doen van de noodige voorstellen aan den Directeur van Bin- nenlandsch Bestuur.

Art. 16.

(1) De plaatsen van de politieagenten die voor opleiding tot posthuiseommandant zijn opgezonden worden niet aangevuld.

(x) De commissie vorenbedoeld wordt niet beschouwd als te zijn een examencommissie bedoeld in art. 1 deL- regeling vastgesteld bij art. 2 van het Q-ouvernementsbesluit van 19 Maart 1921 No. 69.

(13)

(2) Na de beëindiging der opleiding worden vorenbedoelde politieagenten door het Hoofd der Opleidingsschool 'teruggezonden naar het gewest waar zij thuis behooren, onder kennisgeving aan de betrokken bestuurshoofden of zij al dan niet met gunstigen uitslag de opleiding volgden, opdat bij het ontstaan van vacatures in den rang van posthuiscommandant in het gewest waarin zij zijn ingedeeld, met vorenstaande kan worden rekening gehouden voor zoover zij alsdan nog de geschiktheid voor bevordering bezitten.' (3) In hun register van straffen en belooningen wordt door, het Hoofd der Opleidingsschool eveneens eene aanteekening ge- steld of zij de opleiding met „gunstigen" of „onvoldoenden u i t s l a g "

volgden.

IH. SCHRIFTELIJKE BESCHEIDEN betreffende de leerlingen van de Opleidingsschool.

Art. 17.

(1) Aan het Hoofd der Opleidingsschool worden toegezonden:

A door den Directeur van Binnenlandsch Bestuur :

een afschrift van de aanstellings- en/of plaatsingsbesluiten van hen die in opleiding worden genomen voor Commissaris van politie, politie-opziener en/of hoofdagent;

B door den betrokken Hoofdcommissaris, Adjunct-Hoofdcommis- saris of Commissaris van politie belast met de onmiddellijke leiding der Algemeene Politie dan wel, bij ontstentenis van de- zen, door het betrokken Hoofd van plaatselijk bestuur:

Ie. het certificaat van ophouding van betaling;

2e. het register van straffen en belooningen;

3e. indien betrokkene een dienstverband aanging de akte van dienstverband met bijbehoorenden dactyloscopischen sig- nalementsstaat ;

4e. een afschrift van het op belanghebbende betrekking heb- bend folio van het kleedingfonds, benevens het eventueel

„te g o e d " aan kleedinggeld;

5e. eventueel door belanghebbende bij indiensttreding overge- legde en bij den betrokken gezaghebbende in bewaring zijnde particuliere papieren;

C. door den betrokken Leider der Veldpolitie de bescheiden als hiervoren onder B aangegeven;

(14)

B. en C. Voor zooveel betreft hen, die reeds bij de politie in dienst zijn en voor een hoogeren rang worden opgeleid;

D. door den betrokken Leider der Veldpolitie c.q. het Hoofd van plaatselijk bestuur of den hoogsten bestuursambtenaar ter plaatse belast met de werving, ten aanzien van hen die een dienstverband als politierecruut aangingen, alle bescheiden ge- eischt volgens de wervingsbepalingen benevens de verklaring bedoeld, bij het rondschrijven van 14 Juni 1926 No. 1124/A.P./

Insp. van den waarnemend Inspecteur der Algemeene Politie aan de technische leiders der veldpolitie, en voor zoover zij reeds in politiedienst waren het certificaat van ophouding van betaling; bovendien, zoo aanwezig, het register van straffen en belooningen, het administratieblad, het folio van het kleeding- fonds, zoomede het eventueel „te g o e d " aan kleedinggeld.

(2) Door het Hoofd der Opleidingsschool worden de hem daar- voor in aanmerking komende toegezonden bescheiden opgelegd;

na afloop der opleiding wordt op overeenkomstige wijze als hier- voren door hem voor terugzending c.q. toezending der bescheiden en gelden aan de betrokken gezaghebbenden zorg gedragen.

IV. ONDERWIJS, Art. 18.

De . duur der opleiding bedraagt voor : a. Commissaris van politie: twee j a r e n ;

b. politieopzieneir en hoofdagent: zes maanden;

c. mantri-politie en posthuisoonimandant : vier maanden, en d. politieagent: vijf maanden.

Art. 19.

Voor het onderwijs in de verschillende vakken is voor eiken cursus vastgesteld een leerplan opgenomen in bijlage I t / m VI van dit reglement.

Art. 20.

(1) Voor de opleiding tot Commissaris van politic vangt het onderricht aan op den eersten Maandag in de maand Augustus.

(15)

(2) Voor de opleiding tot politieopziener, hoofdagent, mantri- politie en posthuisconimandant vangt het onderricht aan op door den Inspecteur der Algemeene Politie vast te stellen tijdstippen.

(3) De opleiding tot politieagent wordt naar gelang van de behoeften onafgebroken voortgezet.

Art. 21.

(1) Aan de voor Commissaris van Politie in opleiding zijnde leerlingen wordt jaarlijks ongeveer tien weken vacantie gegeven, nader te regelen door den Inspecteur der Algemeene Politie met inachtneming van het bepaalde bij het volgende artikel, en na in- gewonnen raad van het Hoofd der School.

(2) Aan het onderwijzend personeel voor de opleiding tot an- dere rangen dan Commissaris van Politie wordt vacantie verleend tot ten hoogste 6 weken per jaar, te regelen door het Hoofd der School.

Art. 22.

(1) Gedurende een maand van den vacantietijd van het eerste -studiejaar worden de leerlingen voor Commissaris van politie door den Directeur van Binnenlandsch Bestuur op voordracht van

den Inspecteur der Algemeene Politie, gedetacheerd bij een of meer politiekorpsen op Java tot het verkrijgen van inzicht in den actieven politiedienst.

(2) De politiechef in wiens ressort een of meer hunner is ge- detacheerd, zal aan den Inspecteur der Algemeene Politie verslag uitbrengen omtrent zijn (hun) ijlver en gedrag.

Art. 23.

(1) Jaarlijks na afloop van het in het eerste lid van artikel 20 bedoelde onderricht en vóór den aanvang van den nieuwen cursus wordt door het Hoofd der School een beredeneerd verslag opge- maakt omtrent alles wat betrekking heeft op de inrichting, het onderwijs en de in opleiding zijnde personen.

(2) Het verslag wordt ingediend aan den Inspecteur der Al- gemeene Politie.

(16)

V. EXAMENS.

Art. 24.

Omtrent den overgang van het 1ste naar het 2de studiejaar van de opleiding voor Commissaris van politie wordt bij meerderheid van stemmen beslist door eene vergadering van de betrokken leerkrachten onder voorzitterschap van het Hoofd der Opleidings- school. Bij staking der stemmen beslist de Voorzitter.

Art. 25.

(1) De leerlingen van het 2de studiejaar van de opleiding voor Commissaris van politie worden in de maand J u n i van elk jaar, de leerlingen der cursussen voor politieopziener, voor hoofdagent, voor mantri-politie na afloop van den cursus, aan een examen onderworpen.

(2) De voor die examens geldende voorschriften zijn opge- nomen in bijlage VII van dit Reglement.

(3) Van de voor posthuiscommandant en politieagent in oplei- ding zijnde personen wordt geen examen gevorderd. Zij worden .naarmate hun opleiding voltooid is — ter beoordeeling van het Hoofd der Opleidingsschool — respectievelijk naar hun korps teruggezonden of bij een korps ingedeeld.

Art. 26.

(1) De Commissies voor het afnemen der examens voor Com- missaris van politie en politieopziener worden, op door den Inspec- teur der Algemeene Politie in te dienen voordracht na overleg met het Hoofd der Opleidingsschool en den Procureur-Generaal, door den Directeur van Binnenlandsch Bestuur benoemd.

(2) De Commissies worden verdeeld in uit twee leden (den examinator inbegrepen) bestaande sub-commissies, elk meer be- paaldelijk belast met het onderzoek in één of meer vakken van het examen.

(3) Een lid der Commissie kan in verschillende sub-commissies zitting nemen.

(4) De data waarop de in lid 1 van dit artikel bedoelde examens aanvangen en gehouden worden, zoomede de verdere indeeling

(17)

van het examen worden door den Directeur van Binnenlandseh Bestuur vastgesteld en door het Hoofd der Opleidingsschool aan examinatoren en candidaten bekend gemaakt.

(5) Door den Directeur van Binnenlandsch Bestuur wordt als Voorzitter tevens lid dier examencommissies aangewezen een der Inspecteurs of Adjunct-Inspecteurs van de afdeeling Politie en

als Secretaris een ander lid der Commissie.

(6) De samenstelling der Commissies voor het afnemen der examens voor mantri en voor hoofdagent, zoomede de regeling van

die examens geschieden door den Inspecteur der Algemeene Po- litie op voorstel van het Hoofd der School, die voor de bekendma- king aan examinatoren en candidaten zorg draagt.

Art. 27.

Aan hen die in de verschillende in het 1ste lid van artikel 25 bedoelde examens niet geslaagd zijn, zoomede aan de niet van het eerste naar het tweede studiejaar van de opleiding voor Com- missaris van politie bevorderde leerlingen, kan op voorstel van het Hoofd der school na overleg met het onderwijzend personeel, door den Inspecteur der Algemeene Politie toegestaan worden, de lessen voor de tweede maal te volgen.

V. A a n s t e l l i n g . O n t s l a g . S c h o r s i n g . S t r a f f e n . Art. 28.

(1) Ten aanzien van aanstelling en ontslag van het bij de Op- leidingsschool vast of tijdelijk ingedeeld o n d e r d i e n s t v e r - b a n d dienend personeel der Algemeene Politie zijn bij artikel 25 der „Wervingsbepalingen voor de Algemeene P o l i t i e " (Staatsblad 1924 No. 430) de bevoegdheden van het Hoofd der Opleidings- school geregeld (zie ook Stibl. 1911 No. 281 en Regeeringsom- slagvel van 3 September 1924 No. 2659/6/2Ï)" (*).

(2) De bevoegdheid tot strafoplegging aan personeel der Alge- meene politie is geregeld bij het Tuchtreglement der Algemeene Politie (Stbl. 1921 No. 616, zooals. laatstelijk gewijzigd bij Stbl.

1924 No. 431).

C1) Bij Kegeeringsomslagvel van 3 September 1924 No. 2659/6/24 is be- slist dat de Hoofden van plaatselijk bestuur ook bevoegd zijn om politie- agenten te schorsen.

(18)

(3) Ten aanzien van het bij de Opleidingsschool aanwezig per- soneel der gewapende politie zijn ingevolge „ten d e r d e " van het

Gouvernementsbesluit van 1 Januari 1925 No. 26, aan het Hoofd der Opleidingsschool toegekend de bevoegdheden van een divisie- commandant der 1ste klasse bij de gewapende politie.

(4) In de gevallen, dat zulks in het belang van het onderwijs of van den dienst in het algemeen noodzakelijk is, en van het opleggen van de gewone tuchtstraffen geen heil meer is te ver- wachten, is het Hoofd der Opleidingsschool bevoegd tot schorsing van de leerlingen en verder tot de inrichting behoorend personeel (zie Stbl. 1921 No. 680 juncto O. B. 1 J a n u a r i 1925 No. 26 eerste- lijk sub I I ) .

(5) Van de schorsing bedoeld in lid (4) en de daartoe geleid hebbende redenen zal, door tusschenkomst van den Inspecteur der Algemeene Politie, ten spoedigste worden kennis gegeven aan, en de goedkeuring gevraagd van den gezaghebbende die den gesehors- te heeft aangesteld.

Artikel 29.

Met inachtneming van de ter zake bestaande algemeene voorschriften en/of bepalingen, zal het Hoofd der Opleidingsschool

— voor zooveel de bevoegdheid daartoe niet aan hem. zelf is toe- gekend — aan den Inspecteur der Algemeene Politie ter verdere behandeling voorstellen indienen tot ontslag uit de betrekking en/

of uit 's Lands dienst, en strafoplegging ten aanzien van het per- soneel en de leerlingen der Opleidingsschool.

Artikel 30.

(1) Leerlingen voor de betrekking van Commissaris van po- litie, die nadat zij de lessen in het eerste studiejaar voor de tweede maal volgden, niet zijn overgegaan naar het tweede studiejaar en zij die het eindexamen voor de tweede maal met onvoldoenden uit-

slag hebben afgelegd worden als zoodanig van de Opleidingsschool verwijderd.

(2) Leerlingen voor de betrekking van politieopziener, man- tri-politie en hoofdagent, die het examen voor de tweede maal met onvoldoenden uitslag hebben afgelegd worden als zoodanig van

(19)

de Opleidingsschool verwijderd om zoo mogelijk in hun vorige functie bij de politie herplaatst te worden.

(3) Onverminderd het bepaalde in het eerste en in het tweede lid van dit artikel kunnen leerlingen, die blijken geven van onge-

schiktheid voor den politiedienst c.q. onvoldoenden aanleg voor de betrekking waarvoor zij in opleiding zijn, te allen tijde uit hunne betrekking worden ontslagen (van de waarneming hunner betrek- king' worden ontheven) c.q. in hun vorige functie bij de politie worden herplaatst.

(4) Ter zake van de maatregelen bedoeld in lid 1 t / m 3 van dit artikel alsmede omtrent de al of niet terugbetaling van door leerlingen gedurende de opleiding ten laste van den Lande geno-

ten gelden en tegemoetkomingen dient het Hoofd der Opleidings- school ter verdere behandeling tijdig de noodige voorstellen in aan den Inspecteur der Algemeene Politie.

Artikel 31.

Dit Reglement kan worden aangehaald onder den titel „Alge- meen Reglement der Opleidingsschool voor de Politie".

2

(20)

CO - ^ si

CD ï pfi

.S P

' O : B > Ö

'S -0 2

# 2 S

O % fi u -ïï fi

CD t ß • "

7 3 CD p q

- M C o CS

CD p

'Si 2~ -S 5 3 o W ;fi <D

g (^ ft

® -^ c

« ^ a

PH o o

o •—<

a si 'S c s o »

> so ffl

O

P H

m

11

S— teC O S3

L U J j

— J " O C U

o <_

t " J

fts u u

§E

>- _)

O 2 = CL.

—J SK O - - <

t u "^

t u

•U8U.rex8 q/A j e r a umuSirei qgquBA âuijfeqs.is'BA J9^

rre^jpsA 9p J00A .I9jriO^U9IOlJJ900 '

B5

M

«1

PI

r - }

cq

o

CO _M J-i G Ï *

asi 0 < ß

- cS

S >-<

! > O p p CD

CS

2 » ^

ft o _ a ) " K so •

O

ft n ' "

B <D SO SD TÇ«

. : B " P H $

[H ft CD - S

^ P - U SD O ' j - i

ft CD c ä ' B . . .

7C SO CD SD CD1

_ g ^ ft M

CO ° ft CD ' . f i

'H fti^— O

sp 03 [ j co s d CD S CD ' O

. _ "^ B .M

o - S CD - g "a

O - P O M ' H

• ^ o 5 u «

.s a ^ ^ B

" c «

O <D

' O

«'•S'P

CD" B SD

! B

< CD SB i - PH

"° > 2

T } CD

~ « s

^ 3 fi O CO « S D b r b J j CL

B SD £

B » SD

3.2 .y

pp -s ö

° m *

s» a

PH cS Si

bu 'J3

ft

B - "

O 7 3 ft CD

B °

cS > • g N

s o - P CT J

a d ö B B o o

B CD SD SD O , £ 2 4 ,

PH CD v**

CO SD bù

B - H M £ so

B ^ sD ' B S - ° ö S SD CD S -2 l ' CC!

fl

M » « (D " O) •S >

?-rS-M • p P<H >

- p CD >

O ft N M > _ , CD cti

_ <°

B 'O

SD (D so b ^ S0 ^ c j B o - p

ft M B

S "5

es ro t > C3

- ft

B <D CD O

B B ftB o 3

- c 3 . 8 3 5 S-SS fS a ^

CD S ^

£ BS CD CD

- u +j 'rt . 2 œ o S

P « ftP

^ C O M ^ CD ^ - 3 B

> G <D ^

o B > . B

CD o CD ^ SO

so ' O

B e

> B

B T 3 0> PH b j j o

.s s

B sc CD C

o.2 -go

« B a c£

CD ,—

y CD ft ' H ; o -*p '

- B CD ft CD

fe B

ba£

S

i 1 4P CS ' ' H ftB CD

^ 3 B SO <CD b B CIO

B C

CD ft g CD

2 B

3 i—i CD

•< J- ' P J 7 3 SD

^ B ^

cS CD >

r B fi CD CD A 3 •

SO - H ft l—iB ° . ^

B a>

CD ^

D

ft. .

p 7 3

• - CD ;-i B B + P « cS

C« '

Ses fi*

CD -IP O

^^ 1 X? B

; CD SD

• 7 3 C&

»•3 £ bn >

B B es

cS cS

^ B

P H c3

M B

|if

! B SD

,'-3 2

? CD CD

1 2 M

| 3 e

. CD

b C CD s - p '

n CD

P 4 CD H-s PH CS B

B 2 PP!

03 - P ' CD

7 3

§ 2 M - S

T J P^ X3 P

1S.S.3

o

B a^

G <-•

0i) o CD >

+-» CV,

+ J

M

CD v -

CD

O

4 - i O CD

W

' - i -

• . " ;

f - ft

P O

• •

! T Ö CD

S

Ö Cl J

Ö

C J

c B B B ° S M

^H.S

7 3 CD P H

o g

CD O O fe

CD

— H s o CS CG CD p a 7 3

§ 1

cd ^

g s «

X SO SD

B B

B B h r CD CD - j - P b f i < !

* £

fi fi fi3 -B a; se ce o S

>• f» t» si P<

B

CD

• * B a - > p 4 p

* : c p ? ^

Ift3

^ ftR

' B &

CO <D

B 2

cS P 3 CD

PH

o ft

^ P H P B - C ? CD O

Ü o > p

.S Ö

• B ft B o

B œ

B CD 7 3 H es ' H

o B 7J

5 B

^ ÇD ' Î P 7 3

O Ç0 fi

s *

! « •

J_i . - . ^_3 Ö S CD _CD + 3 7 3

(21)

.2 =Ö

CD

o PI

zz o

CD bG

-u ft ce a.

n u e

— H ^ ^

8 fi m C D , - * ! . fi

'O -fi1 ip CD

- 1

5

en

• CD

• bD

• 3

'm

• P.

• 0 )

• a )

:0

• CD

bc w

•'5 p ^ :-*< . c o o

- CD ' O CD

m > . * fi -o ^ i * , CD : f q S CD

0 Çï Ü

S :-S

; ^ i

; —

Mfi5 i-a CD ^ (3 _

<D ö ß 03 ' O ^ N >

x - r CD :z? G ^ r^

^ m ? fe^ ^ ö ü

CD CD ^ ïï ^

C m ^ rH r-> J ^ V

• o

• bß

; fi

' "cS

. ft

60 ;

f n CD ' .'

S CD

• ^ fi CD

• M fi

bo DD CD

•S3 C

S -S

; ^ es es J c += i>

•'H S o S fio fi

> O b C CD Î4-. M o

£ . CD fi CS J H CD

i 3 bp u £ ft CD fi vT S CD > co CD es -ft CD fi

fi E 2 fi o

C CD ^ C D = ; b c ^ ÎX-'fl C, f i S u a

B e b

fi |

S c

« CD

fiS-cS,ft

S nr

T J

ft fi

CD •-:

= fi

CD ©

^ > 7 3 •--<

fi -fi

CD r

' s i !

C D '

es fi

•a

fi bo cS

S 2 es ho ;

cS C S 7 3 CO C S

.S CD 5P S 5

7 3 .a O CD r

t > CD

S l > c

O P - c

c l -

CD K

•a B

CD

2 fi

- 3 CD

so

fi

c "P es

> > 7 3

CD 7 3

73 S

CD

<i P CD '

lfl.S

,<B £ -fi • -

^T — U er S. es co . 2 -fi

° ,fi M -e u

£ j *H i Ç - ^ - f i CO

C M CD CS _ÇD c_j

' S b e a ' o • «

•S 'O 43

» S -S

o S '3 o -u

O CD

> M

3 ?-fi

ï H Ü

c Ö ü

^ f i -s

-*-= fi

m CD „ C - f i CD CD ~ i - 3 CS 7 3 CD

3 l

rS ^ fi

g | l

S ^ œ CD ^ ce CD S a *

0 JDrfi

^ ^ S ] -»3 M fi

r - S> CO C —i ta fi _ CD a es fi

CO fi b D _ cS 2 câ C H ^

•fi» i> fi S t .

• ? C O CD CD - f i cS > >

fi fi

^ CS Ö fi CD • CD CD

> f t O f i - fi.^>c«^J

• S co CD C fi-3 ^ h f i f e ; S b£:fi? c ^J £ 'O -a a

cS CS " >

_ 0 ) - ^ 2 4 • CD-O-Ö - n CS O C O ü f l H - " ^ Ç D ^ - g i g s f i M C D

• CD :

• r f i C^ O

CD O CO

CD rt . • « r i . f i CD

eS-S O ö > .1

CO CS _

b o f i p _ bo g

CD i S ->J CD J3 3 ^ es J^

CD bß a> fi

•o . , -fi 5 b £Ä

•5 fi is o

o fi-C O

> - i •

ec - H ^ q ^ ^ cS fi — i >* - w

g ^ ? , g ' 3

fi G

• 2

- f i CD

• CD

„ eS cS b o - r S K O w CD) ±i ^ r j cS CO fi~

fi > -

CD fi

° ** .a s «ä ® S

•f3.fi ^ o

isis

(D CD ' r - ^3 M CK) Î H

O CD O

CD ^ M CS

ft CS

CO b c

m ft

. CS

• -fi

j CD

; >g f i

CD r f i CD

fi + 0

fi CD ' - CS ' O CS b ß fi > cS

'SM

cS Q

e S g ^

CD P CD' O O

bo G " bo fi Is fi

O CD

> -G

- . . f i f-n CD

: - g 5 ~

fi « ^ c ^ ^ e S w i fi

!>

^

CD

^ - i

UI cco .

SJ

C CD

bo

c

CD

'O o JS 03 r-

fi cS bc O

CD

-M

ft-

O CD

P' co

K

55 W

c es

n

•o o

c

o

- S

fi eS cS

>

cS

• " C8

-a tu

= -a

CS

O CM

CD ' O

'O N eS

bO ' o >

U CD

(22)

•iigurexa q/A j a r a

•uinuSai3jq9qui3A 8UIJI93S^SBA J9CJ U95[i[13A 9p IOOA

.rajfio^ugioirjgoo

o

M

>

h-1

M

ü œ

M M

I-H

g

o

ta

° 5

• g ' IL, ' O

H -1 CD CD

&2-G

i— B p .

s o g1

-fi N

•c?«

O ^ CD

ce -CD CD ta ï-fi '

fi -fi .2

ce CD

> CD" ta ö S »-

CD -P< ^ 0) h ^ w

S j C

> fi CD 4P CD Ö CD

' H ^ *ce T H N:

ce

~ CD CD

n ' O ^ I

^ "m 4P i> g CD

n a S

•s"Sj

2 2 i; ta

fi ,-T &*^J

^ C c S cc « - a fi

P

CD O

'd o ,

fi >;

ce co

^ c ^ - p CÛ

. 5 ~ B CD B taS T3

C

O

c

> -a 2 c S S Sb-W ai 'te S

N ^ .5 "y :P : | »

'H „ S ( . P f < i

> . ï ï _jp CD CD

o ço bed

• CD

T3 r f i

C g C

>

_ <D es ta i ce ._

; 'o CD co '

CD fe ce

a w

fi £ fi t> a S .J

ÏÏ'CD

2 q

ce >>

•a

fi O F CD

o » ' S o o CD CD rfi « g ce CD

> I-

s "sc D ^ â : g g § ä S ' - S ^ g taoS.fi

CD fi r • - ° G r> ta-fi^

T3 g fi > . 5 - S ^H=

•3°?fifi.ïS«

r - . 2 t a t a c D c D f i 2 ^

; S c i i f H r f i f l c a ce s ^ CD o

> :£> fi fe • - °

. S ^ g & * °

.M

Ö 4 P

<C CD

fi ë S cCD 5' ^ g C1

T -

.•fi CD O 4P B <c

2'fi

- f i ^ «•S

fi co fi CD fi B O

« » S ta>^ Ö

S fi CD œ 4P CD fi

O « « CD S 3 CD g - 9

H ^ - 1 d H — P H câ y S H N ü f i - ö ^ c e f i >

in W

JH.CD ö fi

ce -te.

= 03

>> O D ) 4 J

- CD

si

>

CD' CD

ta-5

co . ' ~ C^ ^

O CD Ö 0 = H CD T3 :fiP o ce G

> .2 . 'o

£6

ta g

T 1

ai

- H

O

fi

•ri CD

m

CD r f i

co o CD

co o B ce

" H p , j - j

^ P I«

ce fi

> CD

fi?:

« O) o

© ^ is:

<D •'£?

o 55 &

O O S-

> ^ <T>

•+J ' o

u - p d

CD K O

a * œ œ

CDcS-S

"O :K5-fi o

CD CO

' 5 T 3 '

fi ' H CD CD O 4P M O

T3 'O CC 4P ""*

4P 2 fi

« 3 CD

°-5-=

CD B CD ' o te t?

K r- CD 2 fi-pf

° <D o

CD ' S

Cl

g;

« fi

CD

S

:r

<i

4 P Cl)

-fi C

?

4 P

l>

CD 4 ^

O MH CD

•e o o t*

o o o

CD

• p j

M

CD

fi

G

CC

U C

CD

CD

ts

ce fi

CO

fi

©

, ,

C0 ^ O CD i-H r H i—I i—(

X 3

C

-a o o t>

C

if

O

o

8— a.

CL. O

fi- e s

(23)

» PB

•S 'S

• ü œ 'S P O fit

. :pp

CD r O

H O CD

CI « a SP S bc

CD -*-^

- CO

3 -u

CO

P S .c ï r

75 c "-1 03 j

'c ° o p c . C o

s ^

il S

> 2 a .a

•11911113X9 q / A J9UI ranugUBJc]9l{ UBA SuiJI9c)SqST3A J9c}

a e ^ j f B A 9 p I O O A .I9jfto^U9I0lJJ9O0

h-1

>

1-5

M

u 02

s

M

w

«1

>

« w w

Z:

H

m

o

S g « :

^ S c -

' O CD O CD

CD CD CD cÇ

r M CD CD - t ^

C o ça p,

.y • o

. ïBB <*4 TJl CD O ; p 3 CL- -I-H œ

CO CD

C CD

" ' O CD :c >

'. C3

te • Pi

r t CO CD b £ CD P 4 CD , , ' ^ T ~

S ^ - O ^ C P <D CD ( j n

5 co c CD g '

• a

o.-a-

co c c m C S .

CD ft

• O

• S c

: œ g

• S ri 'S * P..S

S _ ^ CD

•fê'S'S I Ö-2J2

^ CD ' O CO ' I H - W

> «J-co C3 c - 3 ^ S

CD o P CD N CD _ C +2 P, CD B : P ? T 3 . g CD

£ -S ft ° te G -M

CD CD

" ^ PB

m ' T ; CD

~ CO CD

O

P^fi

• " CS CD

' O

K. u^ •

^ CD -

'- -^ CO

f- CD p , c S i_,

° - - ? ' S m T3 P4 •.— C «Tn -rt ^

œ S" ,2 « O bD C ^

' f i CD b t c 2 P B ! T CC a H- ' O C K.1

P H J CD © CD O. -t-3 CC "-* ' " r ' N Ü O CC P3 ÇD s - ,

« n P CD ÇD CD

S CC

i-f' <U N

Jali«

§ ^ H § « p ' fiOPJ

o 3 S C te CD P B fi CC CD

CD 0 CD

« «> ft»

, 2 2 CD ' C l

CD CC w CD te O ^ CD j-J j - J p i _ , te CD a , fi M g CD CD H O CD

fi , : p p CD CD Pi

•~ - g HQ bD.ÇO fi

-i p s fc

o

2 p "S G; 5D

CC

CD C D

S bc

& H

S8

CD - t -3 CD . b O <D

fi "

;p«i

' CD

03 CD M

'O .

finO CD»

M • -H« â

CD P :cp- cC

a CD PB 2

œ b O CD ÇC

• S COI bC

t d -.-H '—i o3

CD - C fi fi 5dO ! ^ i ^ c c O ) S

^ S f i f i o b p f ^ ^ c p bc_: - g £ - S C

I § 11 c ^ ^ . i

• S , ß-Ö > ^ s C

^ S . c T ^ ^ f i c o g

.' 03 •-*

g ^

C P B

CD T 3

- Pi

• CD

C fi .2 'o -M

CD CD H^> flC

»-. VD - ^ C D O C D b r P B

5 ^ 1 b ! S f j ÇD P H . , ^ ^

S S,

te O

: = H Q P3 Sf'-S œ

CD ^ 5

bßSI

H

C te G g -

CD CD

s ^ g

8 ^ c m p

CD S-*

CD O C u

fi &

0 3 ÇS

te •-

f i CD

" CD fi t,,, O 'O CD .Pr fi 'O 'O

c c pi

CD C CD 03 O O

'O P - Ö te PB te

CC

Pi

3

ta p

s-s-s

p 5

.s fi

C! g

. f i PH

g co d M -o ••-'

03ë

o

C CO CD a

«B S 'E -a

co c o œ

g CD .2

- P - H H O

2 " £ fi CD i S - O p

CD ' O

o >

P l CD

k-

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Zunächst kam heraus, dass jedes Paradigma eigentlich einen wichtigen empirischen Trend der zweiten Moderne beleuchtet: das Säkularisierungsparadigma den Rückfall der Grosskirchen,

Het realiseren van waterdoelen in projecten van stedelijke vernieuwing kan worden ingeschat als zeer complex, vooral als de waterinbreng moet komen van het waterschap en er bij

De OS op sunitinib is 26 maanden en voor de combinatie ipi/nivo op zijn minst 28.2, met een HR van 0.62 dus statistisch significant (de mediaan is nog niet bereikt dus het

Het Zorginstituut verwacht dat een Zinnige Zorg traject op een of meer van deze aandoeningen impact kan hebben, die leidt tot betere zorg voor patiënten.. 4 Inventarisatie

DEFINITIEF | Farmacotherapeutisch rapport humaan rotavirus, monovalent (Rotarix®) als actieve immunisatie, bij zuigelingen van 6 tot 24 weken, ter voorkoming van

- Bij de langdurige behandeling van volwassen patiënten met pulmonale arteriële hypertensie (PAH) geclassificeerd als WHO functionele klasse (FC) II tot III heeft macitentan,

This paper discusses the scope of the GMOs covered by the Cartagena Protocol, and identification and traceability issues, and highlights concerns about the harmonisation

Beeinflusst durch die vom politischen Esta- blishment unterstützte und dann gescheiterte Kandidatur Hillary Clintons argumentiert der progressive Parteiflügel, dass