• No results found

REORGANISATIE IN DE ..

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "REORGANISATIE IN DE .. "

Copied!
52
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

REORGANISATIE IN DE ..

VORSTENLANDEN OP JAVA

VERZAMELING VAN ONTWERPEN EN STUKKEN BETREFFENDE HET

WATERBEHEER

BIJEENGEBRACHT EN TOEGELICHT DOOR Mr. J. H. VAN HASSELT, VERTEGENWOORDIGER VAN DEN BOND IN NEDERLANDSCH.INDIË

(2)
(3)

REORGANISATIE IN DE ..

VORSTENLANDEN OP JAVA

VERZAMELING VAN ONTWERPEN EN STUKKEN BETREFFENDE HET

WATERBEHEER

BIJEENGEBRACHT EN TOEGELICHT DOOR Mr. J. H. VAN HASSELT, VERTEGENWOORDIGER VAN DEN BOND IN NEDERLANDSCH.INDIË

(4)
(5)

ondernemers en van de Vorstenlandsche Landbouw- Vereeniging

M. H.

In Augustus 1914 werd in overleg met U aan de Indische Regeering eene nota van opmerkingen aangeboden, naar aanleiding van een bij het Departement van Binnenlandsch Bestuur samengesteld. ontwerp betreffende door de ondernemers in de Vorstenlandcn op te brengen retribution voor het waterbeheer en het onderhoud van waterwerken. Een afdruk van die nota is in Uw bezit.

Uitgaande van de stelling dat zoo belangrijke zaken als de bevloeiïng en de verdediging tegen zand- en watervloeden voor de landbouw-nijverheid in de Vorstenlandcn zijn, bij de invoering der reorganisatie niet als enkel fiscale aangelegenheden kunnen worden geregeld, werd in die nota tevens aan de Regeering een ontwerp aangeboden voor een „Reglement op het waterbeheer, het onderhoud en het herstel van wateriverken in de residenties Soerakarta en Djokjakarta''

De beginselen in dit ontwerp neergelegd vonden steun bij den toenmaligen Directeur van Binnenlandsch Bestuur, den heer D. TOLLENAAR. Een door dien Departe- mentschef in de lijn dier beginselen ontworpen vóór-ontwerp voor eene Vorstenlandsche

Waterschapsordonnantie vormde den grondslag voor verdere besprekingen van het onderwerp met verschillende autoriteiten en gaf aanleiding tot het indienen eencr nota d.d. 5 Mei 1915 van den vertegenwoordiger van den Bond, ter formuleering van eenige ten aanzien van het vóór-ontwerp gerezen bedenkingen.

Tegen het einde van 1915 kwam daarop eene Concept-Ordonnantie, houdende vaststelling van „Regels omtrent de Waterschappen in de gewesten Soerakarta en Djokjakarta''', van de hand van den Directeur TOLLENAAR tot stand, in welke concept- ordonnantie in ruime mate is rekening gehouden met de van de zijde der ondernemers gemaakte opmerkingen.

Het kwam thans gewenscht voor om eenige stukken, de regeling van het waterbeheer in de Vorstenlanden betreffend, bijeen te brengen en op die wijze voor latere raadpleging te bewaren.

Hiernevens wordt U aangeboden :

eene vergelijking van de bepalingen van de Concept-Ordonnantie met die van het Vóór-Ontwerp voor eene „Vorstenlandsche Waterschaps-ordonnantie".

De onderlinge verschillen zijn door cursiveering aangegeven, terwijl de volgorde van de artikelen der concept-ordonnantie is gehandhaafd, en de overeenkomstige bepalingen van het vóór-ontwerp daarnaast zijn gesteld.

Terzijde van de verschillende artikelen is aangeteekend in hoever daarin is tegemoet gekomen aan de opmerkingen, geformuleerd in de aan-

(6)

gehaalde nota dd. 5 Mei 1915. (Zie bijlage II hierachter). Als de belang- rijkste van dergelijke bepalingen, moge gewezen worden op de navolgende artikelen der Concept-Ordonnantie. :

1. imperatief voorschrift tot het oprichten van waterschappen in streken waar ondernemingen belang hebben ;

2. afzonderlijke vaststelling van een reglement voor elk waterschap :

3. aanwijzing als deelgerechtigden in een waterschap van allen die in de heffingen ten behoeve daarvan hebben meebetaald ;

5 en 6. bepaling, dat in den Waterschapsraad en het Waterschapsbestuur het getal der ambtshalve aangewezen resp. der ambtelijke leden het getal der leden-beheerders niet mag te boven gaan ;

10. uitbreiding van de zorg van het waterschap ook over de rivieren en tot alle, ook niet-bevloeibare, gronden ; verder vervanging van het begrip van openbare werken door dat van werken, waarbij belangen van onder- nemingen, hetzij onderling, hetzij tezamen met de Inlandsche bevolking betrokken zijn (vergel. ook art. 11 a) ;

12. regeling ten aanzien van door ondernemers zelve, c.q. de bevolking, aan te leggen werken ;

15 en 20. regeling der verhouding tusschen de verordeningen van het water- schap en de door den Resident krachtens de bepalingen van het Land- huurreglement of het Grondhuurreglement of door het Zelfbestuur uitgevaardigde voorschriften op irrigatie-gebied.

15, 21, 22 en 25. toekenning van het recht van hooger beroep ten aanzien van verschillende beslissingen van het Hoofd van gewestelijk bestuur;

26. toekenning van de bevoegdheid aan waterschapsbesturen tot het vorderen van diensten van de bevolking (goegoer-goenoeng).

Daarentegen blijken de in het vóór-ontwerp voorkomende bepalingen betreffende het stemrecht in de waterschapscolleges geheel te zijn vervallen.

Door het bestuur van den Bond werd noodig geacht omtrent dit en nog enkele andere punten eenige wijzigingen in de redactie der concept- ordonnantie aan de Indische Regeering in overweging te geven.

Zie daaromtrent bijlage III hierachter en de verwijzingen daarheen, in rood gedrukt naast eenige artikelen van de concept-ordonnantie.

Gereleveerd dient nog te worden dat zoowel de concept-ordonnantie als het vóór-ontwerp slechts als niet-officieele projecten vanwege het Dept.

van Binnenlandsch Bestuur aan ondergeteekende werden meegedeeld.

Waar echter, gelijk thans verluidt, de concept-ordonnantie reeds aan de betrokken Zelfbesturen ter goedkeuring is voorgelegd, mag de hoop gekoesterd worden dat, — indien ook door het Opperbestuur de noodige aanvulling van het Regeerings-Reglement spoedig wordt tot stand gebracht

— het gewichtige onderwerp van het waterbeheer binnen afzienbaren tijd geregeld zal worden in een ook voor de ondernemers bevredigenden vorm.

Verder treft U hiernevens als bijlagen de navolgende stukken aan :

Bijlage I. Ontwerp van den Directeur TOLLENAAR voor een aan het Regeerings-Reglement voor Ned -Indië toe te voegen art. &&d en tot wijziging van art. 58.

Bijlage II. Nota van opmerkingen dd. 5 Mei 1915, ingediend naar aanleiding van het vóór-ontwerp voor eene Vorstenlahdsche Waterschaps-Ordonnantie.

Bijlage III. Voorstel tot nadere wijziging van enkele bepalingen van de Concept-Ordon- nantie.

Bijlage IV. Extract uit een, op uitnoodiging van den Bond, door Prof. C. W. WEIJS

uitgebracht advies over het denkbeeld tot oprichting van waterschappen in de Vorstenlanden.

De Vertegenwoordiger van den

Bond van Vorstenlandsche Landbouwondernemers, J. H. VAN HASSELT.

(7)

CONCEPT-ORDONNANTIE.

(Gewoon hoofd)

Dat Hij, het wenschelijk achtend voor de residentiën Soerakarta en Djokjakarta 'gebruik te maken van de Hem in artikel 6 8 ^ van het Reglement op het beleid der Regeering van Nederlandsch-Indië toege- kende bevoegdheid.

Overwegende, dat met de daartoe strek- kende regeling door de Inlandsche Zelf- bestuurders is ingestemd ;

Lettende op de artikelen 20, 27, 29, 31, 33 en 68d van het Reglement op het be- leid der Regeering van Nederlandsch-Indië.

Heeft goedgevonden en verstaan :

HOOFDSTUK I.

Van de oprichting, de wijziging en de opheffing van waterschappen.

Artikel 1.

Vergelijk bladz. 37, (1) Na goedkeuring door den Gouverneur- Generaal, kunnen, in overleg met den be- trokken Inlandschen Zelfbestuurder of diens Patih, in de gewesten Soerakarta en Djok- jakarta bij beschikking van het Hoofd van

gewestelijk bestuur voor bepaalde gebieden, waarbinnen landbouwondernemingen ge- legen zijn, waterschappen worden opgericht in het belang van de bevloeiing en van de bescherming tegen zand- en watervloe- den van de binnen die gebieden gelegen gronden. Dit geschiedt in elk geval voor gebieden, waarbinnen landbouwonderne-

mingen, bestaande uit gronden bedoeld in artikel 11 (4) a van het Grondhuurregle- ment voor de residentiën Soerakarta en Djokjakarta {Staatsblad 1911 No. ) , i) Conform nota, ar- zijn gelegen. (x)

tikel 1.

(2) Tot het gebied van een waterschap worden geacht te behooren de daarbuiten

VOOR-ONTWERP.

(Gewoon hoofd)

Dat Hij, het wenschelijk achtend voor de residentiën Soerakarta en Djokjakarta gebruik te maken, van de Hem in artikel

&>d van het Reglement op het beleid der Regeering van Nederlandsch-Indië toege- kende bevoegdheid.

Overwegende, dat met de daartoe strek- kende regeling door de Inlandsche Zelf- bestuurders is ingestemd ;

Lettende op de artikelen 20, 27, 2 9 , 3 1 , 33 en 68a? van het Reglement op het be- leid der Regeering van Nederlandsch-Indië ;

Is goedgevonden en verstaan : Vast te stellen de navolgende :

„Regels omtrent de waterschappen in de gewesten Soerakarta en Djokjakarta".

HOOFDSTUK I.

Van de oprichting, de wijziging en de • opheffing van waterschappen.

Artikel 1.

(1) Na goedkeuring door den Gouver- neur-Generaal, kunnen, in overleg met den betrokken Inlandschen Zelfbestuurder of diens Patih, bij beschikking van het Hoofd van gewestelijk bestuur voor bepaalde ge- bieden, waarbinnen landbouwondernemin- gen gelegen zijn, waterschappen worden opgericht in het belang van de bevloeiing en de bescherming tegen zand- en water- vloeden van de binnen die gebieden ge-

legen bevloeibare gronden. (bevloeibare ge- schrapt cfm. nota).

(2) Tot het gebied van een waterschap schap worden geacht te behooren de

(8)

CONCEPT-ORDONNANTIE. V O O R - O N T W E R P .

gelegen door het waterschap beheerde d a a r b u i t e n gelegen bij het w a t e r s c h a p in

') Conform nota, ar- zaken. 1) b e h e e r zijnde zaken.

tikel 1.

2) Omzetting van ar- Art. 2. 2) A r t . 3.

tikelen 2 en 3 van het

Vóór-ontwerp con- , I , T - >

form nota. i1) "e t Hoofd van Gewestelijk B e s t u u r H e t Hoofd van Gewestelijk Bestuur stelt Vergelijk bladz. 37. stelt bij de in art. 1 b d o e l d e beschikking bij de in artikel 1 b e d o e l d e beschikking,

in overleg m e t d e n inlandschcn Zelfbestuur- in overleg m e t d e n inlandschen Zelfbestuur- der of diens Patih, voor elk waterschap der of diens Patih, r e g l e m e n t e n voor de 3) Conform nota ar- een reglement vast 3) , waarin het d a a r o m - w a t e r s c h a p p e n vast, waarin het d a a r o m -

t l k e l 2' t r e n t in deze o r d o n n a n t i e b e p a a l d e a l s m e d e t i e n t in deze o r d o n n a n t i e b e p a a l d e alsmede alles wat v e r d e r n o o d i g is om de ordelijke alles wat verder n o o d i g is om de ordelijke werking d e r instelling t e verzekeren, ge- werking dier instellingen t e verzekeren, regeld w o r d t . geregeld w o r d t .

Vergelijk bladz. 37. (2) D e z e r e g l e m e n t e n vereischen ' de (2) Deze r e g l e m e n t e n vereischen de g o e d k e u r i n g van d e n G o u v e r n e u r - G e n e r a a l , g o e d k e u r i n g van den G o u v e r n e u r - G e n e r a a l . Hunne afkondiging geschiedt van Regee-

ringswege door hunne plaatsing in de Java- sche Courant. Zij worden door hunne afkon- diging verbindend, wanneer geen ander tijd- stip is bepaald op den dertigsten dag na dien der dagteekening van de Javasche Courant, waarin de afkondiging heeft plaats gehad.

Zij worden op de door het Hoofd van gewes- telijk bestuur te bepalen wijze, plaatselijk bekend gemaakt. Het formulier van af- kondiging der reglementen is als volgt:

De Resident van

stelt vast het volgende waterschapsreglement.

[Inhoud van het reglement}) De Resident van

Bovenstaand reglement is goedgekeurd door den [Gouverneur-Generaal bij besluit van

De Gouvernements-Secretaris.

Art. 3. A r t . 2.

Vergelijk bladz. 37.

4) In hoofdzaak con- form nota artikel 3.

(1) T o t wijziging of opheffing van w a t e r - s c h a p p e n , dan wel tot wijziging van het reglement van een waterschap 4) w o r d t d o o r het Hoofd van gewestelijk b e s t u u r , in over- leg m e t den b e t r o k k e n Inlandschen Zelf- b e s t u u r d e r , of diens Patih, niet overgegaan, dan n a d a t d e b e l a n g h e b b e n d e n in d e g e - legenheid zijn gesteld d a a r t e g e n bij genoemd bestuurshoojd h u n n e bezwaren in t e b r e n - gen en na g o e d k e u r i n g d o o r den G o u v e r n e u r - G e n e r a a l .

(2) Bij het besluit tot wijziging of op- heffing w o r d e n b e s c h i k k i n g e n g e m a a k t o m - t r e n t de bezittingen en schulden van de gewijzigde of o p g e h e v e n w a t e r s c h a p p e n , waarbij als beginsel w o r d t a a n g e n o m e n , d a t h e t g e e n na voldoening der schulden van de bezittingen overblijft, voor zoover dat

(1) T o t wijziging of opheffing van water- s c h a p p e n w o r d t d o o r het Hoofd van g e - westelijk b e s t u u r , in overleg m e t den b e - t r o k k e n Inlandschen Zelfbestuurder, of diens Patih, niet overgegaan, dat n a d a t de b e - l a n g h e b b e n d e n in d e gelegenheid zijn g e - steld d a a r t e g e n h u n n e bezwaren in t e dienen en na g o e d k e u r i n g d o o r den G o u v e r - n e u r - G e n e r a a l .

(2) Bij het besluit tot wijziging of o p - heffing w o r d e n b e s c h i k k i n g e n g e m a a k t o m - t r e n t de bezittingen en schulden van de gewijzigde of o p g e h e v e n w a t e r s c h a p p e n , waarbij als beginsel w o r d t a a n g e n o m e n , dat h e t g e e n na voldoening der schulden van de b e z i t t i n g e n overblijft, voor zoover

(9)

niet moet strekken tot bekostiging van het dat niet moet strekken tot bekostiging van onderhoud van werken of andere lasten, het onderhoud van werken of andere lasten, aan ken, die in de heffingen ten bate van aan de voormalige leden van de instelling

>) In hoofdzaak con- het waterschap hebben bijgedragen 1), ten ten goede moet komen, form nota artikel 3. g o e d e m o e t ko m e n.

HOOFDSTUK II.

Van de samenstelling en inrichting van de besturen der waterschappen.

HOOFDSTUK II.

Van de samenstelling en inrichting van de besturen der waterschappen.

Vergelijk biadz. 38.

Art. 4

(1) In elk waterschap is een Waterschaps- raad, samengesteld uit de daartoe aange- wezen Europeesche en Inlandsche ambte- naren en hoofden, zoomede uit de beheerders der onderneming, geheel often deele binnen het gebied van het waterschap gelegen.

(2) Het Hoofd van gewestelijk bestuur beslist zoo noodig wat voor de toepassing dezer ordonnantie als eene afzonderlijke onderneming moet worden aangemerkt.

Art. 4.

(1) In elk waterschap is een Waterschaps- raad, samengesteld uit de daartoe aange- wezen Europeesche en Inlandsche ambte- naren en hoofden, zoomede uit de beheerders der ondernemingen binnen het gebied van het waterschap geleg.cn.

(2) Ook Inlandsche bezitters van binnen het waterschapsgebied gelegen bevloeibare bouwgronden kunnen als lid van den Wa- ter s chap sraad worden aangewezen.1')

Art. 5. 2)

(1) De leden van een Water s chap sraad mogen in rechtsgedingen, waarin het wa- terschap betrokken is, niet als advokaat of procureur werkzaam zijn;

bij het opnemen en goedkeuren der rekening eener aan den W at er s chap sraad onderge- schikte inrichting, tot welker bestuu?-' zij behooren, niet tegenwoordig zijn ;

geen werken, leveringen of transport- kosten ten behoeve van het waterschap aannemen, noch zich daarvoor borg te stellen of daarin, hetzij rechtstreeks, hetzij zijdelings deel hebben ;

noch middellijk, noch onmiddellijk deel- nemen aan onderkandsche pacht van goe- de? en of rechten van het waterschap of aan het koopen van betwiste vorderingen ten laste van het waterschap.

(2) Van deze verbodsbepalingen kan het Hoofd van gewestelijk bestuur dispensatie verleenen in het belang van het waterschap.

2) Conform opmer- king nota, art. 6, (alle van ambtswege aan- gewezen leden te za- men mogen in aantal de leden-beheerders rïïêt overtreffen).

Art. 5.

(1) de ambtelijke leden van den Water- schapsraad, waartoe worden gerekend de hoofden, bedoeld in het vorig artikel, -) worden door het Hoofd van gewestelijk bestuur, voor zoover Inlandsche leden be- treft in overleg met den Inlandschen Zelf-

Art. 6.

(1) De ambtelijke leden van den Water- schapsraad worden door het Hoofd van gewestelijk bestuur, voorzoover Inlandsche leden betreft, in overleg met den Inland- schen Zelfbestuurder of diens Patih, be- noemd en ontslagen.

(10)

CONCEPT-ORDONNANTIE.

bestuurder of diens Patih, benoemd en ontslagen.

(2) In het waterschapsreglement wordt het aantal der ambtelijke leden van den Waterschapsraad bepaald. Het mag niet grooter zijn, dan dat der beheerders van ondernemingen.

Art. 6.

(1) De Waterschapsraad kiest, behoudens ') Conform notaar- het bepaalde in artikel 7, 1) uit zijn midden

t i k e l 8- een Waterschapsbestuur, waaraan, volgens

regels bij het waterschapsreglement te stellen, de dagelijksche leiding en uitvoe- ring van zaken wordt opgedragen en zulks hetzij het Waterschapsbestuur vergadert of niet.

(2) In het waterschapsreglement wotdt het aantal leden van het Waterschaps- bestuur bepaald. Het aantal ambtelijke leden is even groot als dat der niet-ambtelijke

2) Conform nota ar- leden 2).

tikel 8.

Art. 7.

(1) Voorzitter van den Waterschapsraad en van het Waterschapsbestuur, tevens lid van laatstgenoemd bestuur, is het Hoofd van plaatselijk bestuur, binnen wiens ressort het waterschap is gelegen.

(2) Is een waterschap gelegen binnen het ressort van meer dan één plaatselijk be-

VOOR-ONTWERP.

De benoeming en het ontslag van de niet-ambtelijke Inlandsche leden, bedoeld in het tweede lid van art. 4- geschiedt op gelijke wijze als die der ambtelijke In-

landsche leden. v) ') Vervallen.

(2) In het waterschapsreglement wordt het aantal der ambtelijke leden van den waterschapsraad bepaald. Het mag niet grooter zijn dan dat der niet-a7nbteljke leden.

(3) Het aantal stemmen, in den Water- schapsraad door de ambtelijke leden uit te brengen, wordt jaarlijks door het Hoofd van gezvestelijk bestuur bepaald.

Het mag dat der overige leden niet over-

treffen. 3) 3) vervallen.

Art. 7.

Het Hoofd van gewestelijk bestuur stelt iaarlijks het aantal stemmen vast, dat aan elk der niet-ambtelijke leden in den Wa- terschapsraad toekomt en zulks zooveel mogelijk naar verhouding van de bruto- uitgestrektheid der voor hunne onderne- mingen bebouwde gronden, zullende te dien einde de gronden bebouwd met indigo of rijst gelijk gesteld worden met de helft van eene gelijke oppervlakte, bebouwd met

suikerriet of tabak. 4) 4) Vervallen.

Art. 8.

De Waterschapsraad kiest uit zijn mid- den een Waterschapsbestuur, waaraan, vol- gens regels bij het waterschapsreglement te stellen, de dagelijksche leiding en uit- voering van zaken wordt opgedragen en zulks hetzij het Waterschapsbestuur ver- gadert of niet.

Art. 9.

(1) Voorzitter, tevens lid, van den Water- schapsraad en van het Waterschapsbestuur is het Hoofd van plaatselijk bestuur, binnen wiens ressort het waterschap is gelegen.

(2) Is een waterschap gelegen binnen het ressort van meer dan één plaatselijk be-

(11)

Vergelijk bladz. 38.

stuurshoofd, dan bepaalt het Hoofd van stuurshoofd, dan bepaalt het Hoofd van gewestelijk bestuur door welke dier be- gewestelijk bestuur door welke dier be- stuurshoofden het voorzitterschap zal wor- stuurshoofden het voorzitterschap zal wor- den bekleed, zullende alsdan de niet tot den bekleed, zullende alsdan de niet tot Voorzitter benoemde Plaatselijke Bestuur- Voorzitter benoemde Plaatselijke Bestuur- d e r s ) gewoon lid van het Waterschaps- der(s) gewoon lid zijn.

bestuur zijn.

(3) Bij staking van stemmen in het Waterschapsbestuur, heeft de Voorzitter een beslissende stem.

Vergelijk bladz. 38. Art. 8. Art. 10.

Door den Waterschapsraad en het Water- schapsbestuur worden huishoudelijke regle- menten vastgesteld tot regeling van hunne vergaderingen en werkzaamheden, welke de goedkeuring van het Hoofd van ge- westelijk bestuur behoeven, alvorens van kracht te zijn.

Door den Waterschapsraad en het Water- schapsbestuur worden huishoudelijke regle- menten vastgesteld tot regeling van hunne vergaderingen en werkzaamheden, welke de goedkeuring van het Hoofd van geweste- lijk bestuur behoeven, alvorens van kracht te zijn.

Art. 9. Art. 11

(1) De vergaderingen van den Water- schapsraad worden in den regel in het openbaar gehouden, behoudens in het waterschapsreglement aan te geven afwij- kingen van dezen regel.

(2) De leden van den Waterschapsraad hebben, overeenkomstig bij hel waterschaps- reglement te stellen regelen, het recht om aan den Raad voorstellen te doen en om wijzigingen voor te dragen in bij den Raad aanhangige voorstellen. In het waterschaps- reglement wordt aan een bepaald getal raadsleden het recht toegekend om met opgave van redenen te vorderen, dat eene vergadering van den Raad wordt beleçd.

De vergaderingen van den Waterschaps- raad worden in den regel in het openbaar

behoudens in het waterschaps- aan te geven afwijkingen van gehouden,

reglement dezen regel

HOOFDSTUK III. HOOFDSTUK III.

') Conform nota Hoofdstuk 111.

Van den werkkring van het waterschap Van de bevoegdheid der Waterschapsraden, en de bevoegdheden van den Waterschaps-

raad en het Waterschapsbestuur l).

Art. 10. Art. 13.

2) Conform nota ar- tikel 12.

De werkkring van het waterschap omvat : (1) De werkkring van een waterschap a. het beheer van rivieren 2), bronnen,

waterleidingen en werken tot opstuwing, keering, verdeeling, afleiding en loozing van water, zoomede van die tot wering van water- en zandvloeden, voorzoover gelegen binnen zijn gebied, een en ander voorzoover daarbij meerdere landbouwondernemingen

omvat overigens 1 ) : ')Qeschraptconform a. het beheer van de binnen het bij nota-

artikel 1, lid 1, bedoeld gebied gelegen bronnen, waterleidingen, en alle andere, eventueel ook buiten dat gebied gelegen

openbare2) werken tot opstuwing, keering, 2)Qeschraptconform verdeeling, afleiding en loozing van water, nota-

zoomede van die tot wering van water- en

(12)

tikel 12.

sub 3 van het voor- ontwerp.

dan wel minstens éen landbouwonde? neming en de Inlandschc bevolking gezamenlijk ') Conform notaar- belang hebben *) en voorzoover het beheer niet

op de sub b van dit artikel aangegeven wijze aan een naburig waterschap is opge- dragen ;

b. hel beheer van zaken, waarvan het beheer aan hel waterschap bij beschikking van het Hoofd van gewestelijk bestuur in overleg met den Inlandschen Zelfbc- 2) Vervangt de be- stuurder of diens Patih is opgedragen ; 2 ) paling van artikel c j e z o rg v o o r j g v er d e e l i n g van het

middels de bij h e t w a t e r s c h a p in beheer zijnde w e r k e n t e zijner beschikking k o m e n d e irrigatiewater;

d. de zorg voor den afvoer en de wering van w a t e r en zand, voor zoover schadelijk voor de binnen zijn gebied gelegen g r o n d e n ;

e. aanleg van nieuwe of wijziging van bestaande werken als bedoeld sub a met inachtneming van het bepaalde in artikel 11 ;

een en ander met inachtneming van het in deze of eenige andere algemeene ver- ordening dan wel in het waterschaps- reglement ter zake bepaalde.

zandvloeden, een en ander voorzoover die werken voor de binnen het waterschaps- gebied gelegen bevloeibare gronden van be-

lang zijn ;

b. de zorg voor de verdeeling over de szib a bedoelde gronden van het middels de bij hem in beheer zijnde w e r k e n ter zijner b e s c h i k k i n g k o m e n d e irrigatiewater, met in achtneming van het daaromtrent bepaalde in andere algemeene verordeningen ;

c. d e zorg voor d e n afvoer en de wering van water en zand, voor zoover schadelijk voor de sub a bedoelde " r o n d e n ;

(2) Wanneer zulks in de in het eerste lid van artikel 1 bedoelde beschikking van het Hoofd van gewestelijk bestuur bij uit- zondering wordt bepaald, voert het water- schap niet het beheer over alle in zijn gebied gelegen werken, bedoeld in het eerste lid

sub a van dit artikel l). i) Geschrapt con (3) De inbeheergeving van werken houdt form nota.

de verplichting in om die aan hunne be- stemming te doen beantwoorden en ze daar- toe in goeden staat ie onderhouden en zoo

noodig te herstelleu en te vernieuwen. 2) i) Vervallen.

A r t . 1 1 . Art. 14.

(1) Werken, als b e d o e l d in artikel 10, sub a, waarbij meerdere landbouw onder- nemingen dan wel minstens één landbouw- onderneming en de Inlandsche bevolking gezamenlijk belang hebben, mogen b i n n e n

h e t g e b i e d van een w a t e r s c h a p niet worden aangelegd, noch mag wijziging in zoo- danige bestaande werken worden gebracht door anderen dan door het waterschap of door het lnlandsch Zelfbestuur. H e t w a t e r s c h a p behoeft d a a r t o e de voorafgaande schriftelijke v e r g u n n i n g van het Hoofd van gewestelijk b e s t u u r , die d a a r a a n in overleg m e t den I n l a n d s c h e n Z e l f b e s t u u r d e r of

(1) D o o r het w a t e r s c h a p k u n n e n , na ver- k r e g e n schriftelijke v e r g u n n i n g van h e t H o o f d van gewestelijk b e s t u u r , o n d e r de daarbij gestelde v o o r w a a r d e n , nieuwe wer- ken als bedoeld in het vorig artikel, e e r s t e lid, sub a, w o r d e n aangelegd dan wel wijzi- ging in b e s t a a n d e w e r k e n w o r d e n g e b r a c h t .

(2) Wijziging van bestaande werken, niet aan het Rijk toekomend, kan slechts geschieden met toestemming van den eige-

naar. ') 3) Vervallen.

(13)

') Conform nota, ar- tikel 13.

diens Patih de voorwaarden kan verbinden, welke hij in het algemeen belang of in dat van derden noodzakelijk acht.

(2) De fondsen benoodigd voor werken als in hel eerste lid bedoeld 1), mogen door het waterschap niet uit heffingen worden verkregen.

(3) De voor zoodanige werken benoo- digde fondsen mogen door het waterschap niet uit heffingen worden verkregen.

Art. 12.

(1) Behoudens de in het waterschaps- reglement ter zake getroffen voorzieningen ten aanzien van werken van geringen om- vang, mogen binnen het gebied van een waterschap werken als bedoeld in artikel 10, sub a, welke uitsluitend ten bate komen, hetzij van eene enkelelandbouwonderneming, hetzij van de Inlandschc bevolking, door of ten behoeve van den belanghebbende niet aangelegd noch wijzigingen daarin worden aangebracht zonder schriftelijke vergunning, wat de eerstbedoelde werken betreft van het Hoofd van gewestelijk bestuur, en wat de andere werken aangaat v an den Inlandschen Zelfbestuurder of diens Patih. Deze ver- gunningen, waarbij in het algemeen belang

en in dat van derden voorwaarden kunnen worden gesteld, worden niet verleend dan na gemeenschappelijk overleg van genoemde autoriteiten en nadat de betrokken Water- schapsraad daaromtrent is gehoord.

(2) Hei Hoofd van gewestelijk bestuur en het betrokken Inlandsch Zelfbestuur hebben de bevoegdheid tot het op kosten der overtreders doen wegnemen, beletten of m vorigen staat herstellen van hetgeen in strijd met het bepaalde in het voorgaand lid en zn het eerste lid van het voorgaand artikel is of wordt gemaakt of gesteld, ondernomen, beschadigd of weggenomen.

Art. 13.

(1) Van wege het Inlandsch Zelfbestuur worden binnen het gebied van een water- schap geen werken, als bedoeld in art. 10, sub a aangelegd, noch wijzigingen in be- staande werken ondernomen, dan na ge- pleegd overleg met den betrokken Water-

2) Conform nota schapsraad2).

(2) Het Hoofd van gewestelijk bestuur regelt in overleg met den Inlandschen Zelf- besttiurder of diens Patih de overname in beheer door het betrokken waterschap van zoodanige nieuwe werken.

artikel 14.

Art. 15.

(1) Van Overheidswege worden geen werken noch wijzigingen in bestaande werken ondernomen, dan na met het betrokken

Waterschapsbestuur gepleegd overleg.

(2) Het Hoofd van gewestelijk bestuur regelt de overname in beheer en tot onder- houd door het betrokken waterschap van zoodanige nieuwe werken, voor zoover zij vallen onder die, in art. 12 bedoeld.

(3) Ook het beheer van werken, welke

(14)

CONCEPT-ORDONNANTIE. V O O R - O N T W E R P .

niet onder de in voormelde bepaling bedoelde vallen, kan door het Hoofd van gewestelijk besttiur aan het waterschap, binnen welks gebied zoodanig werk is gelegen, worden

opgedragen 1).

"(4) In het in lid 3 bedoeld geval zijn de "!k ^ aantekening

v ' . ö J bij art. 10 sub b con-

bepahngen dezer ordonnantie ook op dat cept-ordonnantie.

beheer van toepassing 2) . 2) Vervallen.

') Vervallen, verge-

i) Omzetting van A r t . 14. r) A r t . 12.

art. 12 met artt. 13

cfm. nota Hst III ^c W a t e r s c h a p s r a a d kan de belangen van D e R a a d k a n de belangen van het water- het w a t e r s c h a p bij de R e g e e r i n g en a n d e r e schap bij de R e g e e r i n g en a n d e r e Colleges Colleges en a u t o r i t e i t e n v o o r s t a a n . en autoriteiten v o o r s t a a n .

A r t . 15.

(1) D o o r d e n W a t e r s c h a p s r a a d k u n n e n in h e t huishoudelijk b e l a n g van het water- schap v e r o r d e n i n g e n w o r d e n g e m a a k t .

(2) Die v e r o r d e n i n g e n m o g e n gecne be- palingen i n h o u d e n o m t r e n t p u n t e n , waarin bij eenige algemeene verordening dan wel

2) Conform nota, ar- bij het waterschapsreglement 2) is voorzien.

tikel 16.

(3) D e bepalingen dier v e r o r d e n i n g e n in welker o n d e r w e r p w o r d t voorzien bij eene algemeene verordening dan wel bij het waterschapsreglement, h o u d e n van rechts- 3) Conform nota, ar- wege o p t e gelden. 3)

(4) Zij t r e d e n niet in werking d a n n a g o e d k e u r i n g d o o r het Hoofd van gewestelijk b e s t u u r , die ter zake overleg pleegt met den Inlandschen Zelfbestuurder of diens Patih.

(5) Van weigering der goedkeuring, welke bij een met redenen omkleed besluit geschiedt, kan de Waterschapsraad, binnen 30 dagen na den datum van dat besluit, bij den Gouverneur-Generaal in beroep

4) Conform nota, ar- komen. 4) tikel 16

A r t . 16.

(1) D o o r d e n W a t e r s c h a p s r a a d k u n n e n in het huishoudelijk belang van het water- schap v e r o r d e n i n g e n w o r d e n g e m a a k t .

(2) Die v e r o r d e n i n g e n m o g e n g e e n c b e - palingen i n h o u d e n o m t r e n t o n d e r w e r p e n , waarin bij eenige verordening van eene andere bevoegde macht, het waterschaps- reglement daaronder begrepen, is voorzien.

(3) Zij h o u d e n op van kracht t e zijn, voor zoover o m t r e n t eenig daarin voor- k o m e n d p u n t n a d e r e regelingen in eene algemeene verordening, in het vorig lid bedoeld, w o r d e n getroffen.

(4) Zij t r e d e n niet in werking d a n na g o e d k e u r i n g d o o r het H o o f d van gewes- telijk b e s t u u r .

tikel 16.

A r t . 16. A r t . 17.

H e t formulier, d e wijze van afkondiging, H e t formulier, d e wijze van afkondiging, het tijdstip op welke zij na hare afkon- en d e b e k e n d m a k i n g d e r w a t e r s c h a p s v e r - diging verbindbaar worden, en d e b e - o r d e n i n g e n w o r d e n in het w a t e r s c h a p s - k e n d m a k i n g d e r w a t e r s c h a p s v e r o r d e n i n g e n r e g l e m e n t geregeld,

w o r d e n in h e t w a t e r s c h a p s r e g l e m e n t ge- regeld.

A r t . 17. A r t . 18.

(1) D e W a t e r s c h a p s r a a d is b e v o e g d tegen (1) D e W a t e r s c h a p s r a a d is b e v o e g d tegen o v e r t r e d i n g zijner v e r o r d e n i n g e n straf te b e - o v e r t r e d i n g zijner v e r o r d e n i n g e n straf t e dreigen, m i t s geen a n d e r e of h o o g e r e straffen b e d r e i g e n , mits geen a n d e r e of h o o g e r e dan : voor E u r o p e a n e n en m e t hen gelijk- straffen dan : voor E u r o p e a n e n en m e t h e n

(15)

gestelden gevangenisstraf van ten hoogste acht dagen of geldboete van ten hoogste ƒ 100.— (een honderd gulden) en voor

Inlanders en met hen gelijkgestelden ge- vangenisstraf van ten hoogste acht dagen, geldboete van ten hoogste ƒ 100.— (een honderd gulden) of ten arbeidstelling aan de publieke werken voor den kost zonder loon van ten hoogste drie maanden, ten aanzien van beide categorieën van personen met of zonder verbeurdverklaring overeen- komstig het bepaalde bij artikel 6, 2e, van de Wetboeken van Strafrecht voor Euro- peanen en voor Inlanders.

(2) De opbrengst der geldboeten en verbeurdverklaringen komt ten voordcele van den Lande.

gelijkgestelden gevangenisstraf van ten hoogste acht dagen of geldboete van ten hoogste / 100.— (een honderd gulden) en voor Inlanders en met hen gelijkgestelden gevangenisstraf van ten hoogste acht dagen, geldboete van ten hoogste ƒ 100.— (een honderd gulden) of ten arbeidstelling aan de publieke werken voor den kost zonder loon van ten hoogste drie maanden, ten aanzien van beide categorieën van personen met of zonder verbeurdverklaring overeen- komstig het bepaalde bij artikel 6, 2e, van de Wetboeken van Strafrecht voor Euro-

peanen en voor Inlanders.

(2) De opbrengst der geldboeten en verbeurdverklaringen komt ten voordeele van den Lande.

Art. 18. Art. 19.

Waterschapsverordeningen, welke straf- Waterschapsverordeningen, welke straf- bepalingen inhouden, worden vóór hare bepalingen inhouden, worden vóór hare aanbieding ter goedkeuring aan het Hoofd aanbieding ter goedkeuring aan het Hoofd van gewestelijk bestuur, den Directeur van van gewestelijk bestuur, den Directeur van Justitie ter beoordeeling gezonden. Justitie ter beoordeeling gezonden.

Art. 19. Art. 20.

Het waterschapsreglement stelt regels Het waterschapsreglement stelt regels omtrent de herziening der waterschaps- omtrent de herziening der waterschaps-

verordenineen.

verordeningen

i) In hoofdzaak con- Art. 20. (1) form nota, opmerking

onder artikel 16. ( 1) De bevoegdheid van het Hoofd van gewestelijk bestuur, bedoeld bij artikel 18, lid 3, sub b van het Landhunrreglemcnt voor dc residenticn Socrakarta en Djokja- karta (Staatsblad 1905 No. 93 juncto Staatsblad 1911 No. 432) en bij artikel 27, lid 1, sub b van het Grondhuurreglement

•voor genoemde gewesten (Staatsblad Aro.

• •••), vervalt voor werken, welke bij eenig waterschap in beheer zijn.

(2) De door genoemd bestuurshoofd overeenkomstig vorengenoemde bepalingen uitgevaardigde voorschriften blijven, voor- zoover zij niet in strijd zijn met het bepaalde in. de artikelen 11, 12 en 13 dezer ordonnan- tie, binnen het gebied van eenig waterschap van kracht tot zij bij verordening van den Waterschapsraad voor bedoeld gebied bui- ten toepassing zijn gesteld of door andere vervangen.

(3) Het bepaalde in het eerste en twee- de lid geldt mede ten aanzien van de aan

(16)

CONCEPT-ORDONNANTIE. VOOR-ONTWERP.

het Inlandsen Zelfbestuur toekomende be- voegdheid tot het uitvaardigen van regelen aangaande het gebruik en het onderhoud van werken als daar bedoeld en ten aanzien van te dier sake reeds uitgevaardigde bepa- lingen.

Art. 21. Art. 21.

') Conform nota ar- tikel 21.

2) Ie gedeelte con- form nota art. 21.

(1) Indien een waterschap nalaat, wat het naar het oordeel van het Hoofd van ge- westelijk bestuur in overleg met den Inland- sehen Zelfbestuurder of diens Patih, be- hoort te doen, is dat Bestuurshoofd, na den Waterschapsraad in de gelegenheid gesteld te hebben om zich te verantwoorden en om binnen een door hem, te stellen termijn als- nog de noodige voorzieningen self tot stand te brengen — dit laatste voor zoover daar- tegen s.i. geen bezwaren bestaan — bevoegd bij een met redenen omkleed besluit die voorziening op kosten van het nalatige wa- terschap te treffen. (1)

(2) Van de in het eerste lid bedoelde be- sluiten kam, de Waterschapsraad binnen 30 dagen na zijne dagteekening in beroep bij den Gouverneur-Generaal komen. (2)Slechts in geval de voorziening naar hei oordcel van het Hoofd van gewestelijk bestuur geen uitstel gedoogt, wordt vóór den afloop van genoemden termijn, en ingeval in beroep is gekomen, vóórdat door den Gouverneur- Generaal is beslist, uitvoering aan de in dit artikel bedoelde besluiten gegeven.

Indien een waterschap nalaat, wat het naar het oordeel van het Hoofd van ge- westelijk bestuur behoort te doen, is dat Bestuurshoofd, na den Waterschapsraad in de gelegenheid gesteld te hebben zich te verantwoorden, bevoegd bij verordening de noodige voorziening te treffen.

Art. 22.

Vergelijk bladz. 39. C1) Beslissingen der Waterschapsraden en -besturen kunnen, voor zoover zij met algemeene verordeningen dan wel met het

3) Conform notaar- waterschapsreglemenP~), of met het algemeen

"k e l 22É belang strijden ten allen tijde, bij een met redenen omkleed besluit, door het Hoofd van gewestelijk bestuur in overleg met den Inlandschen Zelfbestuurder of diens Patih worden geschorst of vernietigd.

(2) Hetzelfde geldt voor goedgekeurde waterschapsverordeningen ingeval van strijd met het algemeen belang.

(3) De gevolgen van schorsing en ver- nietiging 4) worden in het waterschaps- reglement geregeld.

(4) Voor de in het eerste lid bedoelde besluiten geldt het bepaalde in het tweede f) Conform notaar- M ^ ^ M ^ 5 )

tikel 22. i

4) Conform notaar tikel 22.

Art. 22.

(1) Beslissingen der Waterschapsraden en besturen kunnen, voor zoover zij met verordeningen van eenig ander bevoegd gezag, het waterschapsreglement daaronder

begrepen, of met het algemeen belang strijden, te allen tijde, bij een met redenen omkleed besluit, door het Hoofd van ge- westelijk bestuur worden geschorst of ver- nietigd.

(2) Hetzelfde geldt voor goedgekeurde waterschapsverordeningen ingeval van strijd met het algemeen belang.

(3) De gevolgen van schorsing worden in het waterschapsreglement geregeld.

(17)

Art. 23. Art. 23.

(1) De Waterschapsraad is bevoegd om, ter goedmaking der kosten van het water- schap, verbonden aan de vervulling der bij het eerste lid sub a, b, c en d van artikel 10 omschreven taak, jaarlijks eene heffing vast te stellen ten laste der land- bouwondernemingen en der inlandsche _§v- meenten, wier gronden binnen het water- schap gelegen zijn.

(2) Het besluit tot vaststelling dezer hef- fing zal tevens inhouden de door den Waterschapsraad vastgestelde begrooting ') Conform nota ar- v a n ontvangsten en uitgaven l) voor het tikel 23. jaar, waarvoor de heffing geschiedt.

Art. 24.

Bij de vaststelling der heffing, bedoeld in het eerste lid van het vorig artikel, wordt in acht genomen, dat :

a. de heffing ter goedmaking van de aan de waterschappen opgedragen waterver- deeling en die ter goedmaking van de kos- ten van beheer der werken afzonderlijk wor- den vastgesteld;

b. de heffing ten behoeve van de water- verdeeling wordt omgeslagen over de land- bouw onderneming en en de Inlandscke ge- meenten in dier voege dat door eerstge- noemden per bruto-bouw aanplant van tabak en indigo, de helft, en per bruto bouw aanplant op bevloeide gronden van andere éénjarige gewassen, een vierde gedeelte wordt betaald van het per bruto-bouw aanplant van suikerriet verschuldigde en door de Inlandscke gemeenten per bruto- bouw aanplant op bevloeide gronden één achtste gedeelte van hetgeen door land- bouwondernemers bij aanplant van suiker- riet verschuldigd is ;

c. de heffing ten behoeve van het beheer, onderhoud en het herstel der werken, be- houdens in het geval bedoeld in de slot- zinsnede sub d van dit artikel, ten laste komt van de betrokken landbouwonder- nemers en in dier voege wordt omgeslagen, dat de voor elk werk benoodigde kosten afzonderlijk betaald worden door de land- bouwonderneming of de landbouwonder- nenmigen ten behoeve van wier cultures het werk strekt, en tusschen haar onderling in dezelfde verhouding als hierboven sub b aangegeven.

(1) De Waterschapsraad is bevoegd om ter goedmaking der kosten van het water- schap, verbonden aan de uitoefening der bij het eerste lid van artikel 13 omschre- ven taak, jaarlijks eene heffing vast te stel- len ten laste der landbouwondernemingen en der Inlandsche landbouwers, wier be- vloeibare gronden binnen het waterschap gelegen zijn.

(2) Het besluit tot vaststelling dezer heffing zal tevens inhouden de door den waterschapsraad vastgestelde begrooting van tdtgaven voor het jaar, waarvoor de heffing geschiedt.

Art. 24.

Bij de vaststelling der heffing, bedoeld in het eerste lid van het vorig artikel, wordt in acht genomen, dat :

a. de heffing ter goedmaking van het aan de waterschappen opgedragen zvater- beheer en die ter goedmaking van de kosten van onderhoud en herstel der werken af- zonderlijk worden vastgesteld ;

b. de heffing ten behoeve van het wa- terbeheer, voor zoover deze ten laste van de landbouwondernemingen komt, door haar in dier voege wordt gedragen dat per bruto- bouw aanplant van tabak en indigo, de helft, en per bruto bouw aanplant op be- vloeide gronden van andere éénjarige ge- wassen, een vierde gedeelte wordt betaald van het per bruto-bouw aanplant van suikerriet verschuldigde ;

c. de heffing ten behoeve van het water- beheer, voor zoover deze ten laste van de Inlandsche grondbezitters komt, per bruto- bouw aanplant op bevloeide gronden één achtste gedeelte zal bedragen van hetgeen door landbouwondernemers bij aanplant van suikerriet verschuldigd is;

d. de heffing ten behoeve van het onder- houd en het herstel der werken, voor zoo- ver deze ten laste van de landbouwonder- nemingen komt, in dier voege wordt omgeslagen, dat de voor elk werk benoo- digde kosten afzonderlijk betaald worden door de onderneming of de ondernemingen ten behoeve van wier cultures het werk strekt, en tusschen haar onderling in de- zelfde verhouding als hierboven sub b aangegeven.

(18)

CONCEPT-ORDONNANTIE.

d. door de Inlandsche gemeenten in de heffing, sub c bedoeld, niet wordt gedeeld, zoolang de vereischte koelie-arbeid voor onderhoud en herstel der werken, waarbij zij belang hebben, volgens in het water- schapsreglement te stellen regelen en tot een in dat reglement te bepalen grens, door de heerendienstplichtigen onbetaald wordt verricht en dat, geschiedt dit niet, Vergelijk biadz. 39. v a n g e e l d e gemeenten een door het Hoofd van gewestelijk bestuur voor elk geval aan te geven deel der kosten zal worden geëischt.

Art. 25.

(1) Het besluit, bedoeld in het tweede lid van artikel 23 behoeft, alvorens te worden afgekondigd en in werking te treden, de goedkeuring van het Hoofd van geweste- lijk bestuur, die ter zake overleg pleegt met den Inlandschen Zelfbestuurder of diens Patik.

(2) Bij weigering wordt het daartoe strekkend besluit met redenen omkleed.

Binnen 30 dagen na de dagteekening van dat besluit kan de Waterschapsraad daartegen in beroep komen bij den Gouver- i) Conform nota neur-Generaal 1) .

artikel 25. (3) In het waterschapsreglement wordt de bekendmaking en het verbindend wor- den der begrooting geregeld.

Art. 26.

Het Waterschapsbestuur is bevoegd tot vordering van verplichte diensten van de binnen het waterschapsgebied gevestigde Inlandsche bevolking ten behoeve van de bij het waterschap in beheer zijnde werken, in de gevallen, op de wijze en onder de voor- waarden in het waterschapsreglement be- 2) Zie nota, slotop- paald2).

merking onder art. 25.

Art. 27.

(1) Het Waterschapsbestuur is bevoegd om, met inachtneming van de terzake in het waterschapsreglement te stellen rege- len, op kosten der overtreders te doen wegnemen, beletten, verrichten of in vorigen toestand herstellen, hetgeen in strijd met het bepaalde in deze ordonnantie of met eenig voorschrift in de waterschapsverorde- ningen, is of wordt gemaakt of gesteld, ondernomen, nagelaten, beschadigd of weg- genomen.

VOOR-ONTWERP.

e. door de Inlandsche grondbezitters in de heffing, sub d. bedoeld, niet wordt gedeeld, zoolang de vereischte koelie-arbeid voor onderhoud en herstel der wegen, waarbij zij belang hebben, volgens in het waterschapsreglement te stellen regelen, door hen onbetaald wordt verricht, en dat, geschiedt dit niet, van hen ten hoogste

der kosten zullen worden geëischt.

Art. 25.

(1) Het besluit, bedoeld in het tweede lid van artikel 20 behoeft, alvorens te worden afgekondigd en in werking te treden, de goedkeuring van het Hoofd van gewestelijk bestuur.

(2) Bij weigering wordt het daartoe strekkend besluit met redenen omkleed.

(3) In het waterschapsreglement wordt de bekendmaking en het verbindend worden der begrooting geregeld.

Art. 28.

(1) Het Waterschapsbestuur is bevoegd om, met inachtneming van de terzake in het waterschapsreglement te stellen regelen,

op kosten der overtreders te doen weg- nemen, beletten, verrichten of in vorigen toestand herstellen, hetgeen in strijd met het bepaalde in deze ordonnantie of met eenig voorschrift in de waterschapsverorde- ningen, is of wordt gemaakt of gesteld, ondernomen, nagelaten, beschadigd of weg- genomen.

(19)

(2) Spoedeischende gevallen uitgezon- derd wordt van deze bevoegdheid geen gebruik gemaakt, dan nadat de belang- hebbende schriftelijk is gewaarschuwd.

(1) Het beheer van de geldmiddelen dei- waterschappen wordt, met inachtneming van de daaromtrent in het waterschaps- reglement vast te stellen voorschriften, aan den Waterschapsraad overgelaten.

(2) De rekening van de uitgaven en ontvangsten wordt door den Waterschaps- raad jaarlijks voorloopig vastgesteld over- eenkomstig de in het waterschapsregle- ment te geven voorschriften.

(3) Het Hoofd van gewestelijk bestuur stelt het slot der rekening vast.

Art. 29.

(1) De voorzitter van den Waterschaps- raad vertegenwoordigt het waterschap in en buiten rechten.

(2) Hij is bevoegd en verplicht om, wanneer handelend moet worden opge- treden in afwachting van eenc beslissing van den Waterschapsraad of het Water- schapsbestuur, alles te doen wat noodig en nuttig is tot bewaring en handhaving van de rechten van het waterschap.

(3) Dagvaardingen en alle andere exploi- ten zullen gedaan worden aan den persoon of ter woonplaats van den voorzitter, dan wel ter plaatse waar hij kantoor houdt.

(4) Wanneer twee of meer waterschap- pen wier raden door denzelfden persoon worden voorgezeten, tegenstrijdige belangen hebben, worden de waterschappen, die niet het initiatief tot handelen hebben genomen, vertegenwoordigd door het oudste ambte- lijk lid in jaren van den Raad.

Art. 30.

(1) Wanneer ter uitvoering van open- bare werken,

die door de Regcering worden onder- nomen,

die ingevolge een door de Regcering ver- leende concessie zvorden tot stand gebracht, of waarvan 't algemeen nut door het Hoofd van gewestelijk bestuur in overleg met den Inlandschcn Zelfbestuurder of diens Patih is erkend.

(2) Spoedeischende gevallen uitgezon- derd wordt van deze bevoegdheid geen gebruik gemaakt dan nadat de belang- hebbende schriftelijk is gewaarschuwd.

(1) Het beheer van de geldmiddelen der waterschappen wordt, met inachtneming van de daaromtrent in het waterschaps- reglement vast te stellen voorschriften, aan den Waterschapsraad overgelaten.

(2) De rekening van dat beheer wordt door den Waterschapsraad jaarlijks vast- gesteld overeenkomstig de in het water- schapsreglement te geven voorschriften.

(3) Het Hoofd van gewestelijk bestuur stelt het slot der rekening vast.

Art. 27.

(1) De voorzitter van den Waterschaps- raad vertegenwoordigt het waterschap in en buiten rechten.

(2) Hij is bevoegd en verplicht om, wanneer handelend moet worden opge- treden, in afwachting van eene beslissing van den Waterschapsraad of het Water- schapsbestuur, alles te doen wat noodig en nuttig is tot bewaring en handhaving van de rechten van het waterschap.

(3) Dagvaardingen en alle andere exploi- ten zullen gedaan worden aan den persoon of ter woonplaats van den voorzitter, dan wel ter plaatse waar hij kantoor houdt.

(4) Wanneer twee of meer waterschap- pen wier raden door denzelfden persoon worden voorgezeten, tegenstrijdige belangen hebben, worden de waterschappen, die niet het initiatief tot handelen hebben genomen, vertegenwoordigd door het oudste ambte- lijk lid in jaren van den Raad.

Art. 28. Art. 26,

(20)

ceii werk of eerie handeling noodig is in strijd met de bepaling een er waterschaps- verordening, dan wordt voor dat geval dooi- den Waterschapsraad, die de verordening

•vaststelde, op aanvrage van den belangheb- bende, van die bepaling ontheffing ver- leend; en zulks onder geen andere voorwaar- den dan die, welke op grond van die onthef- fing in het belang van het waterschap moe- ten worden gesteld.

(2) Wordt voor eenig werk of eenige handeling, in het vorig lid bedoeld, de ver- gunning gevorderd, van het Waterschapsbe- stuur of' van eenige andere door den Water- schapsraad. of het Waterschapsbestuur aan- gewezen autoriteit, dan wordt die vergun- ning door dat bestuur of die autoriteit ver- leend en zulks onder geen andere voonvaar- den dan die, welke op grond van die vergun- ning in het belang van het ressort van het waterschap moeten worden gesteld.

(3) Weigert het bevoegd gezag de ont- heffing of vergunning te verleenen, blijft het in gebreke op de aanvrage daartoe van den belanghebbende te beslissen binnen een termijn, op diens verzoek door het Hoofd van gewestelijk bestuur te stellen, of stelt het voorwaarden in strijd met de voorgaan- de alinea's, dan kan op aanvrage van den belanghebbende het Hoofd, van gewestelijk bestuur, in overleg met den Inlandschcn Zelf bestuurd er, de ontheffing of vergun- ning bij een in de voornaamste plaatselijke nieuwsbladen op te nemen besluit alsnog verleenen, zoo noodig onder voorwaarden overeenkomstig de voorgaande alinea's te stellen.

(4) Onder vergunning wordt in dit ar- tikel mede begrepen de volgens eenige bepa- ling van een waterschapsverordening als ontheffing, dispensatie, afwijking, uitzon- dering of ouder andere benaming van dien aard te nemen beschikking.

H O O F D S T U K IV.

Straf- en slotbepalingen.

Art. 31.

Overtreding van het bepaalde bij de eerste zinsnede van het eerste lid van artikel 11 en bij het eerste lid van artikel 12, wordt ge- straft met cene geldboete van ten hoogste J 100.— leen honderd gulden), dan wel, naar gelang van den landaard van den over-

(21)

trcder met gevangenisstraf van ten hoogste acht dagen of ten arbeidstelling aan de pu- blieke verken voor den kost zonder loon van ten hoogste drie maanden, een en ander met of zonder verbeurd-verklaring overeen- komstig het bepaalde bij artikel 6, 2de, van de Wetboeken van Strafrecht voor Euro- peanen en -voor Inlanders.

Art. 32.

Behalve de ambtenaren en beambten uit anderen hoofde daarmede belast, zijn tot het opsporen -van overtredingen als bedoeld in artikel 31, bevoegd, ieder binnen zijn ressort, de leden van het Waterschapsbe- stuur en de beccdigdc beambten -van het waterschap.

Art. 33.

Deze ordonnantie kan worden aange- haald onder den titel van „Vorstenlandsche Waterschapsordonnantie."

Zij treedt in werking op

Deze ordonnantie kan worden aan^e- haald onder den titel van „Vorstenlandsche Waterschapsordonnantie."

(gewoon slot).

(22)
(23)

O N T W E R P - W I J Z I G ' I N G VAN HET REGEERINGS- REGLEMENT VAN NEDERLANDSCH-INDIË.

Artikel 68rf R. R.

Aan raden, bedoeld in het tweede lid van artikel 68i, dan wel aan ambtenaren met het hoogste gewestelijk gezag bekleed, kan bij ordonnantie de bevoegdheid gegeven worden om, met inachtneming van de daarbij te stellen regels en onder het daarbij te regelen toe- zicht, binnen hun ressort waterschappen op te richten, te wijzigen en op te heffen, en reglementen voor die inrichtingen vast te stellen.

Bij de in het eerste lid bedoelde ordonnantie kan aan de besturen der waterschappen de bevoegdheid gegeven worden, om met inachtneming van de daarbij te stellen regels en onder het daarbij te regelen toezicht, in het huishoudelijk belang van die instellingen ver- ordeningen te maken, daaronder begrepen straf- en belasting-verordeningen.

Artikel 58 R. R.

Behoudens het bepaalde in artikel 68 c en d, zorgt de Gouverneur-Generaal, dat in Nederlandsch-Indië sreene

o

belastingen worden geheven dan die bij algemeene ver- ordening zijn bepaald.

(24)
(25)

N O T A V A N O P M E R K I N G E N NAAR AANLEIDING

• VAN H E T VÓÓR-ONTWERP (NIET-OFFICIEEL) VAN H E T DEPARTEMENT VAN BINNENLANDSCH BESTUUR VOOR EENE VORSTENLANDSCHE WATERSCHAPS-ORDONNANTIE.

Waterschaps-Ordonnantie.

HOOFDSTUK I.

Artikel 1. •

In dit artikel is het oprichten van waterschappen, voor gebieden waarbinnen ondernemingen zijn gelegen, facultatief gesteld en ter beoordeeling gelaten aan den Resident.

Deze opvatting kan de ondernemers in de Vorsten- landen onmogelijk bevredigen. Van hen wordt verlangd dat zij, tot conversie der bestaande landhuurcontracten medewerkende en dus de beoogde hervorming helpende invoeren binnen korter tijd dan bij continuatie tot den einddatum van die contracten mogelijk zou zijn, onvoor- waardelijk afstand doen van alle voor hen uit die be- staande contracten in verband met de Javaansche wetten, instellingen en gebruiken voortspruitende rechten en bevoegdheden.

Tot deze bevoegdheden behoort, in elk geval f eitelijk, hun directe beschikking over en hun directe invloed op de aanwending en distributie van het water dat, in hoofdzaak middels door hen en op hunne kosten aangelegde werken, ten dienste van hunne cultures en die van de ondernemingsbevolking op de gronden wordt gebracht.

Zooals in dezerzijdsche nota omtrent het waterbe- heer is betoogd, zien de ondernemers in dat, bij invoering van den nieuwen toestand, ten aanzien van het water tot zekere hoogte Overheidszorg in de plaats moet treden van de hunne, en zijn zij bereid daartoe hunne rechten en bevoegdheden prijs te geven, maar, gelijk van zelve spreekt, alleen wanneer zoodanige regelingen worden getroffen dat die Overheidszorg zich zal uiten op cene wijze die de belangen der ondernemingen, — speciaal het alles beheerschende irrigatiebelang — waarborgt.

De ondernemers meenen dat zulks het best zou ge- schieden door de Overheidszorg voor het water ten

(26)

behoeve van den landbouw te delegeeren aan water- schappen.

En blijkens het vóór-ontwerp kan de steller daarvan zich in beginsel met dit denkbeeld vereenigen.

Maar dan spreekt het ook van zelve dat er voor de vraag of in een zeker gebied, waar ondernemingen irrigatiebelangen hebben, al dan niet een waterschap zal worden opgericht geen plaats meer is.

Het spreekt dan vanzelvc dat een fundamentecle eisch is, dat in elk zoodanig gebied in de Vorstenlanden een waterschap zal worden opgericht.

De eerste alinea van het eerste artikel zou dan moeten luiden :

„Het hoofd van gewestelijk bestuur richt, in overleg met den betrokken Inlandschen Zelfbe- stuurder of diens Patih, en behoudens de goedkeu- ring van den Gouverneur-Generaal, overal waar binnen het gewest landbouwondernemingen zijn ge- legen, bij beschikking waterschappen op in het belang van de bevloeiing en de bescherming tegen zand- en watervloeden van de binnen het, bij elke zoodanige beschikking aan te wijzen bepaalde ge- bied, gelegen gronden."

Aan het slot moet n.h.v. niet gesproken worden van

„bevloeibare" gronden, omdat de bescherming tegen ladoe-vloeden zich eventueel ook kan uitstrekken over droge gronden.

In de tweede alinea schijnen de woorden „bij het waterschap in beheer zijnde zaken" niet geheel juist, omdat niet blijkt hoe zulke, buiten het gebied van het waterschap gelegen, zaken (bedoeld zijn waarschijnlijk prises d'eau voor leidingen van het waterschap en der- gelijke) daarbij in beheer komen.

Het ware duidelijker hier te spreken van :

„zaken waarvan bij voormelde beschikking het beheer mecle aan het waterschap mocht zijn opgedragen."

Artt. 2 en 3.

Het komt voor dat het aan de overzichtelijkheid ten goede zou komen, indien deze artikelen onderling om- gewisseld worden.

De vaststelling van het „reglement" maakt een inte- greerend deel uit van de oprichting van het waterschap, waarover art. 1 handelt, en het tegenwoordig art. 3 behoort dus direct bij art. 1. Het art. dat van wijziging en opheffing spreekt moet dan daarna komen.

Dit te meer omdat — waar in het tegenwoordig art. 3 is bepaald dat het reglement de goedkeuring van den G.G. eischt — ook de zvyziging van het aldus goedgekeurd reglement dezelfde goedkeuring zal ver- eischen, en deze dan tevens in het tegenwoordig art. 2 (dat dan 3 wordt) kan worden voorgeschreven.

(27)

Het zou aanbeveling verdienen om, ter voorkoming van alle verwarring en onduidelijkheid, vast te houden aan het principe dat voor elk waterschap bij afzonder- lijke beschikking van den Resident de oprichting, ge- biedsaanwijzing en reglementeering vastgesteld wordt.

Daarom ware inplaats van de woorden „reglementen voor de waterschappen vast", te lezen:

„voor elk waterschap een reglement vast",

Art. 3. (2 van het vóór-ontwerp)

In verband met het vorengezegde ware de aanhef van de Ie alinea te lezen :

„Tot wijziging of opheffing van waterschappen, dan wel tot wijziging of intrekking van het regle- ment van een waterschap, wordt."

Ten overvloede wordt verwezen naar art. 13 van de Nederlandsche wet van 10 Nov. 1900 Stbl. 176, waar ten aanzien van wijziging en intrekking van de regle- menten een analoge bepaling voorkomt.

Ten aanzien van de 2C alinea wordt opgemerkt dat het niet duidelijk is, wie te verstaan zijn onder „de voormalige leden van de instelling."

Voor Nederlandsche waterschappen (art. 14 van voor- melde wet) vindt de vraag meestentijds beantwoording in de geschiedenis.

Voor de Vorstenlanden zal de ordonnantie het ant- woord moeten geven, hetzij in een 3e lid van dit artikel, hetzij in een afzonderlijk artikel.

Dezerzijds wordt in overweging gegeven als „leden van het waterschap" aan te wijzen: de eigenaren van de binnen het waterschap gelegen landbouwondernemin- gen en de Inlandsche bezitters van de daarbinnen ge- legen gronden, voorzoover deze meedragen in heffingen ten bate van het waterschap.

Art. 5.

Voor: „transportkosten" ware te lezen:

„transporten",

en voor: „borg te stellen", te lezen:

„borg stellen".

Art. 6.

Vermits het lidmaatschap van het Hoofd van plaat- selijk bestuur, tevens voorzitter, in den Waterschapsraad niet een uitvloeisel is van het reglement, doch van de Ordonnantie zelve (art. 9), zou uit de redactie van de 2e alinea van dit art. gelezen kunnen worden dat in het aantal der ambtelijke leden, hetwelk niet grooter mag zijn dan dat der niet-ambtelijke, de voorzitter niet

(28)

is inbegrepen, en in samenhang daarmee dat in de 3e alinea in het ambtelijk stemmental de stem van den voorzitter niet is inbegrepen.

Daar dit de bedoeling niet is, wordt ter voorkoming van alle onduidelijkheid in overweging gegeven in beide alinea's uitdrukkelijk te zeggen dat onder de ambtelijke leden ook de voorzitter is begrepen.

Overigens geldt dezerzijds tegen de 3e alinea een ernstiger bezwaar, nl. dat de mogelijkheid daar is geopend dat 'de gezamenlijke ambtelijke leden een even groot aantal stemmen uitbrengen als de niet-ambtelijke Euro- peesche en Inlandschc leden gezamenlijk.

Bestaat tegen opname van Inlandsche grondbezitters in den raad op zich zelf geen bezwaar, daarentegen kan om voor de hand liggende redenen van gelijkge- rechtigheid van het ambtelijk en het ondernemerselement vooral in de Vorstenlanden, geen sprake meer zijn als het ambtelijk stemmental de versterking krijgt van immer in ambtelijke richting meestemmende Inlandsche grond- bezitters.

Het is daarom dezerzijds een ernstig verlangen dat het ambtelijk stemmental vermeerderd met dat van de niet-ambtelijke Inlandsche leden gezamenlijk niet grooter zij dan dat van de ondernemers.

Bovendien moge opgemerkt worden dat geen bepaling is gemaakt hoe de stemmen der niet-ambtelijke Inlandsche leden zullen worden vastgesteld. Onder art. 6 sub 3 vallen zij niet, en evenmin onder art. 7, dat slechts ziet op niet-ambtelijke leden die tevens beheerders van ondernemingen zijn.

Derhalve wordt in overweging gegeven alinea 3 van dit art. te lezen als volgt:

„Het aantal stemmen in den Waterschapsraad door de ambtelijke leden, met inbegrip van den Voorzitter, en door de in het tweede lid van artikel 3 bedoelde, niet-ambtelijke Inlandsche leden uit te brengen, wordt jaarlijks door het Hoofd van gewestelijk bestuur bepaald.

Het mag in totaal dat der overige leden niet overtreffen."

Art. 8.

Dit artikel is niet geheel in overeenstemming met het volgende, aangezien het lid-voorzitter van het bestuur niet door den raad gekozen wordt, en evenmin het lid- Plaatselijk bestuurshoofd, dat volgens lid 2 van art. 9 niet voor het presidium in aanmerking komt.

Verder kan hier n.h.v. de bepaling van art. 5 sub 2d van het dezerzijdsch ontwerp niet gemist worden, omdat anders de vrijheid zou bestaan om door bepalingen in het waterschapsreglement de ondernemers uit het bestuur geheel of bijna geheel te weren.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

[r]

[r]

Wat ter wereld ziet God dan toch in de mens, Dat Hij wordt de ‘Man aan het kruis’.. De Farizeeërs samen, ja ze kijken

In de eerste twee bijdragen gaan Cyrille Fijnaut en Jan Wouters in op de crises waarmee de Europese Unie momenteel wordt geconfronteerd en op

Behoudens uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt,

Deze middelen worden ingezet voor het integreren van de sociale pijler (onder andere wonen – welzijn – zorg) in het beleid voor stedelijke vernieuwing en voor

Uit het onderhavige onderzoek blijkt dat veel organisaties in de quartaire sector brieven registreren (van 51% in het onderwijs tot 100% of bijna 100% in iedere sector in het

Een nadere analyse waarin naast de in de vorige regressieanalyse genoemde controlevariabelen ook alle individuele campagne-elementen zijn meegenomen, laat zien dat