Een neurocranium van Cervalces gallicus uit de Noordzee
Bjorn
De WildeSamenvatting
In 2007 werd eenonvolledige schedel van een elandopgevist uit de Noordzee. Het stuk bevindt zich in de verzamelingvanKlaas Post(Urk). De kenmerkenvandit neurocranium leidentoteendeterminatieals C.gallicus. De geologische datering komt overeen met de verwachtingen op basis van het voorkomen van de soort:
Vroeg-Pleistoceen.
Summary
In 2007an incomplete mooseskull wastrawled from the North Sea. Thespecimen makespartof the collection of Klaas Post (Urk).The features of this neurocranium lead to an identificationasC. gallicus. Thegeological dating corresponds with theexpectations basedon the occurrence of thespecies: Early Pleistocene.
Inleiding Beschrijving
De vondst
(fig. 1)
betreft eenneurocranium dateenrecentebreukvertoont ter
hoogte
vande orbitalen. Het heefteenroestige bruine kleureneen
hoge
matevanfossilisatie. Dit laatste is afte leidenvan dehoge
klank die hetproduceert
wanneer ermeteenhardvoorwerp opwordt
getikt.
Het neurocranium is uitstekend gecon- serveerd, metenkel kleinebeschadigingen
vanrecente
oorsprong. Desuturenzijn
duidelijk
zichtbaar. Opbeide frontalenstaatlateraaleen rozenstok meteennatuurlijk
breukvlak,Volgens Boeskorov (2005): 10- achterhoofdshoogte vanaf de onderrandvan hetachterhoofdsgat; 11 - achterhoofdshoogte vanaf de bovenrandvanhet
achterhoofdsgat; 12 - maximaleachterhoofdsbreedte; 13-breedtevande achterhoofdknobbels
Tabel 1:
afmetingen
vanhet neurocraniumvanC.gallicus
uit de Noordzeeenvan East Runton.
Table 1: measurementsof the neurocranium of C.
gallicus
from the North Sea and from East Runton.
Inaugustus 2007 werd door de Nederlandse kotter TH-43een
onvolledige
schedelopgevistinhet deelvanhet Brits Continentaal Plat dat in
hetvissersjargon bekendstaatals de "Putten boven de Noord Hinder"
(52°30'N-02°40'0),
eenaantal
diepe geulen
tennoordenvanhet lichtbaken de Noord Hinder. Het stuk kwamterecht in de collectievanKlaas Post
(Urk,
collectienummer NO4511), die mijer opattent maakteenhetterbeschikking
steldevoor studie.Meting (in mm) NO 4511 M6101
10* 113,8 107
11* 79,8 -
12* 155,0 164
13* 82,6 82
grootstediameter rozenstok links 71,2 -
kleinste diameter rozenstok links 56,7 -
grootstediameter rozenstok rechts 69,6 -
kleinste diameter rozenstok rechts 59,6 -
Volgens Boeskorov (2005): 10- achterhoofdshoogte vanaf de onderrandvan hetachterhoofdsgat; 11 - achterhoofdshoogte vanaf de bovenrandvanhet achterhoofdsgat; 12 - maximaleachterhoofdsbreedte; 13-breedtevande achterhoofdknobbels
Cervalces
gallicus,
neurocranium,
”Noord HinderPits”,NorthSea, collection Klaas Post(Urk,
NO4511)
a- dorsal view b - basal view
c - lateral view,
right
side d - lateral view,left sidee- frontal view f - caudal view
Cervalces
gallicus,
Fig.
1. neurocranium, “Putten boven de NoordHinder”, Noordzee, collectie Klaas Post(Urk,
NO4511)a- bovenaanzicht b - onderaanzicht
c-
zijaanzicht,
rechts d-zijaanzicht,
linkse- vooraanzicht f - achteraanzicht
ontstaandoor het
afwerpen
van hetgewei. Het breukvlak heefteenovale doorsnede.Op de linkse frontale iseen
opvallend putje
waarneembaar, datniet totde normale schedel-morfologie
behoort. Wellicht is ditvantrauma- tischeoorsprong(comm.
Prof. K.Chiers).
Tabel1
geeft
enkeleafmetingen
vanhet stuk.Determinatie
De laterale
inplanting
vanhetgewei iseentypisch
kenmerkvande subfamilie Alceini of Elanden, binnen de familie Cervidae of Herten.De fossiele Euraziatische elanden worden
gewoonlijk
allengeklasseerd
onder hetgenus Cervalces,terwijl
derecenteeland Alces alces wordt beschouwd alsenigevertegenwoordiger
vanhet
genus Alces. Alces alces
verschijnt
voor heteerstin het Laat-Pleistoceen(Breda &Marchetti, 2005).
Het onderscheidtussen de
generaCervalces en Alces is ondermeer
mogelijk
opbasisvandestanglengte
vanhetgewei,waarbij
destangenvan
laatstgenoemde
veel korter zijn.Ook de oriëntatievanhetpalmatievlak
vanhetgewei
is verschillend. Alces wordtgekenmerkt
dooreen horizontaalpalmatievlak,
Cervalces dooreenverticaal
palmatievlak. Bij
hetneurocranium uit de Noordzeezijn
degeweien afgeworpen,
zodat bovenstaande determinatiecriteria nietaangewend
kunnen worden. Een ander deter- minatiecriterium heeftbetrekking
opde nasalia.BijAlceszijn de nasalia kort enmakenze geen contact metde
premaxilla, bij
Cervalces zijn zelang
enrakenze welaandepremaxilla.
Aangezien
bij
het hier beschrevenschedelfrag-
mentde nasaliaen
premaxilla
ontbreken, is het evenminmogelijk
omdit kenmerk nategaan.Er is evenwelnogeenverschil dat hierwel
aangewend
kan worden,namelijk
het veel smallere enhogere occipitale bij
Alces. De bouwvanhet
occipitale
isbij
Cervalcesgelijkaardig
aandie
bij
de anderehertengenera
zoalsbijvoorbeeld
Cervus,Capreolus
enDama(Azzaroli, 1994).
Het Noordzeestukvertoonthet karakteristiekeoccipitale
vanCervalces. Dehoge
ouderdomvanhet stuk werd ook reedsaang-
egeven door de
hoge graad
vanmineralisatie, watbij zoogdierresten
vande Noordzeebodem meestalwijst
opeenVroeg-
totMidden-Pleisto-cene
datering.
Laat-Pleistocenezoogdierresten
zijn inregel
veel mindergemineraliseerd (Mol
etal, 1999).gewei
lengte stang oriëntatiepalmatie
schedel
nasalia
occipitale
lichaamsgrootte
gewei
schedel
lengte stang
occiput
occipitale condylen
Cervalces Alces
lang kort
vertikaal horizontaal
, kort
lang
veencontact pre-
contactpremaxilla ° r
r maxilla
breed smal
Cervalcesgallicus Cervalceslatifrons
klein groot
zeerlang lang
, rechthoekig
rond °
, . , , ,
bovenaan geen bovenaan tuberkel . , , ,
°
tuberkel
smal breed
De
aanwezigheid
vantweeCervalces soortenisalgemeen
aanvaard in de literatuur: C.gallicus
enC.
latifrons, respectievelijk begin-
eneind- punt vandefylogenetische lijn.
Andereauteurs aanvaardeneen derde,intermediaire soort, C.carnutorum, die slechts
gebaseerd
is opeenmaxillafragment
metM2enM3en eenfrag-
mentvan een frontalemetbasis van derozen- stok (Guérin etal., 2003),watvragen doetrijzen
Tabel 2. Overzicht
vande verschillen tussen resp. Cervalces
enAlces(boven), en
tussenC.gallicus en C. latifrons (onder)
Differencesbetween Cervalces and Alces
(top),and between C.gallicus and C.latifrons (bottom)
Cervalces Alces
Tabel 2. Overzicht
vande verschillen
gewei
lengte stang lang kort
tussenresp. Cervalces
enAlces(boven), en
tussenC.gallicus en C. latifrons (onder) oriëntatiepalmatie vertikaal horizontaal
schedel
nasalia
lang
contactpremaxilla
kort
geencontactpre- maxilla
Differences between Cervalces and Alces
(top), andbetween C.gallicus and
occipitale breed smal
C.latifrons (bottom) Cervalcesgallicus Cervalceslatifrons
lichaamsgrootte klein groot
gewei lengte stang zeerlang l.ing
schedel
occiput
rond
bovenaan tuberkel
rechthoekig bovenaan
geen tuberkel
occipitale condylen smal breed
overzijn
geldigheid. Morfologische
verschillen in schedelbouwtussende driesoortenzijn
nieteenduidig,
omwillevandegraduele
evolutie.Breda(2001)
beschrijft
onder andere demeeruitgesproken ontwikkeling
vanspieraanhech- tingsvlakken
ensuturenbij
C.latifrons,
kenmerken die,zoals Bredazelfschrijft,
ook sterkafhankelijk zijn
vanhetgeslacht
endeleeftijd
vanhet individu. Deenigeschedelken- merkenwaarnog
enige
waardeaangehecht
wordt,betreffen demorfologie
van de achter- hoofdsknobbels(occipitale condylen)
en vanhetachterhoofdsgat (occiput)
(Breda &Marchetti,2005).
In C.latifrons zijn
de achterhoofdsknob- belsmeer lateraalverlengd
dan in C.gallicus.
Het
achterhoofdsgat
heeftbij i
C.gallicus
een rondevorm enhet bezitaandebovenzijde
een tuberkel,terwijl bij
C.latifrons
het eerdereenvierkantevormheefteneen tuberkel ontbreekt.
De achterhoofdsknobbelsvan het neurocranium
uit de Noordzee
zijn
relatiefsmal, het achter-hoofdsgat
is eerder rondenvertoonteen,zij
hetafgebroken,
tuberkelaandebovenzijde,
wat dus leidttoteen determinatie als C.gallicus.
Het
enige
kenmerk binnen delijn
C.carnutorum- C.
latifrons
C.
gallicus -
waarover momenteel
consensus heerst, is detoenamevande
lichaamsgrootte.
Aangezien dit kenmerk uiter- aard ookafhankelijk
isvandeleeftijd
van het individuenonderhevig
isaansexueel dimor- fisme, is hetvanbelang
om restenvanvolwassen individuenvanhetzelfde
geslacht
tevergelijken.
Het toekennenvanhetgeslacht
isbij
neurocraniavan elandeneenvoudig
aan-gezien
enkel demannetjes
eengewei dragen.
Een ideevande
leeftijd
kanverkregen
worden ho-lotype,
Sénèze,Frankrijk
(Université Claude BernardLyon
1)Cervalces
gallicus, Fig.
2:holotype,
Sénèze, France(University
Claude BernardLyon 1)Cervalces gallicus,
doornate
gaan in welkematedesuturen
vergroeid
zijn. Desuturenbij
het Noordzeestuk zijn noggoed
zichtbaar, maar zijnduidelijk
reeds sterkvergroeid,
zodatwehiervan een volwassen diermogen
spreken. Bij
Cervalceszijn
deschedelsuturen trouwenssteedsgoed
zicht- baar(Breda
comm. D. Mol). De relatief sterk ontwikkelde rozenstokkenwijzen eveneens opeen adult.
Schedelfragmenten
vanadultemannelijke
C.latifrons zijn
reeds bekendvande Noordzee- bodem(Mol etal,2008).
De stukkenzijn
herkenbaaraanhun forseafmetingen
enzijn
allen sterkgemineraliseerd.
Ondermeerde locatie "Het Gat" leverdein2000eenbasaalgeweifragment
meteendeelvande schedelvan deze eland. Deafmetingen
vande schedeldelen uit de Noordzee komenovereenmetdezevanhet door Azzaroli
(1994) voorgestelde
neotype uitMundesley (Norfolk,
UK, NaturalHistory MuseumM6553).
Ook doorvergelijking
metdeafmetingen
vanschedelsenschedelfragmenten
vanvolwassen
mannelijke
individuenvanC.gallicus
enC.latifrons
elders inEuropa, kan besloten worden dat het neurocranium uit deNoordzeete identificerenisals C.
gallicus.
Het is meteenook heteersteskeletelement uit deNoordzee datmetzekerheid kan wordentoege- schrevenaan deze elandensoort. Andere sterk
gemineraliseerde
Noordzeevondsten van eland, die op basisvanhungrootte
aangeduid
zouden neurocranium, EastRunton, UK(Natural History
MuseumM6101),
naar Azzaroli(1953)
a- achteraanzicht
b-
zijaanzicht,
linksc - onderaanzicht Cervalces
gallicus, Fig.
3.neurocranium, EastRunton, UK
(Natural
History MuseumM6101), after Azzaroli (1953)a- caudal view
b- lateral view, left side
c -basal view Cervalces
gallicus,
kunnen worden als C.
gallicus, zijn
nietdiagnos-
tisch genoegom het onderscheidte makenmetC.
latifrons.
Geologische
context endatering
Terhoogte vandevondstlocatie, de "Putten boven de NoordHinder",
dagzomen volgens
degeologische
kaart (Cameron etal., 1984)de Laat-PlioceneWestkapelle
Ground Formatie ende
Vroeg-Pleistocene
Smith's Knoll Formatie.Eerstgenoemde
bestaat uit marienetransgres- sieveafzettingen, laatstgenoemde
uitdelta-fronten
pro-delta afzettingen.
De Smith's Knoll Formatieweerspiegelt
hetbegin
vande uitbouwvan eengrootdeltacomplex
in het Noordzeebekken(Harrison, 1988).
Van de locatie is reedseen
beperkt
aantal anderelandzoogdieren
bekend. Hetgaat omzuidelijke
mammoet,Tegelse
hert,Etruskische neushoorneneen grootpaard
(Mol& Post,2007).
Daarnaast komener ook Laat-Pliocenezeezoogdieren
voor,ondermeerHemisyn-
trachelus sp. enAlachtherium cretsii (Post &Bosselaers, 2005).
Uitgaande
vande faunasa-menstelling
enhet ontbrekenvantypisch
Midden-Pleistocenesoortenkunnen de land-zoogdierfossielen
uit de "Putten boven de NoordHinder"geplaatst
worden in hetVroeg-Pleistoceen.
Hun herkomst uit de Smith's Knoll Formatie ishierbij aannemelijker
daneen herkomst uit de marieneWestkapelle
Ground Formatie.Het
holotype
vanC.gallicus
isafkomstig
vande bekende Fransevindplaats
Sénèze(Haute-Loire).
Het bestaat uiteen slecht geres- taureerd skelet(fig. 2),
dat werdopgegraven in hetbegin
van dejaren
1920enmomenteel opge- steldstaatin de UniversitéClaude BernardteLyon
1(Frankrijk).
Eenaanzienlijk
deelvanhet skelet bestaat uitgips.
Verscheidene anderegeassocieerde
skeletelementenvan dezelfdevindplaats,
door Azzaroli(1952)
beschreven als cotype, zijncomplementair
aanhetgerestau- reerdeskelet, watdoet vermoeden dat hetcotype enhet
holotype
vanhetzelfde individuafkomstig
zijn (Breda, 2001). Dit maakt dat de soortisgebaseerd
opeenvrij compleet
skelet,aangetroffen
in anatomisch verband. Dit is eerderuitzonderlijk
in dezoogdierpaleonto- logie.
Hettypemateriaal
van de andere hiergenoemde
Pleistocene elanden bestaat uit maxi- maal enkeleskeletdelen. C.latifrons
werdgede-
finieerdop basis vanslechts een
geweifragment
meteen deelvande frontale
(Johnson,
1874) en hetzeerbeperkte typemateriaal
van C. carnu-torumwerd hierboven reeds
aangehaald.
De
zoogdierresten
inSénèzezijnaangetroffen
inmaar-afzettingen
en inbovenliggende hellingssedimenten.
Enkel in demaar-afzet- tingenzijn complete
skelettengevonden.
Hetholotype
wordtopbasisvan zijnbewaringstoe-
stand door Lister(1993) toegeschreven
aan demaar-afzettingen. Paleomagnetische
studies en absolutedateringen
hebbenuitgewezen
dat het fossielhoudend niveauvandemaar-afzettingen
een ouderdom heeftvanca. 2 Ma
(Breda
&Marchetti, 2005).
Wegens de
onvolledigheid
van de schedelvan Sénèze, verwees Azzaroli(1953)
kortna debeschrijving
vanhetholotype
van C.gallicus
naar eenneurocraniumvanEast Runton
(Norfolk,
UK,fig.
3). Dit neurocranium komt quagrootte enproportiesgoed
overeenmethet hierbeschreven specimen. De studievanmolarenvan
olifantachtigen
engeweifrag-
mentenvanEast Runton door Lister
(1996)
heeftuitgewezen datzevrijwel
alle dateren uit hetVroeg-Pleistoceen,
waarvan deafzettingen
ervoorkomenter
hoogte
vanhet strand.Op
andere locatieslangs
de kust vanNorfolk en Suffolk komteenofwelgrotendeels
vroeg Midden-Pleistocene hertenfaunavoorofeenmengeling
van eenVroeg-Pleistocene
en een vroeg Midden-Pleistocene hertenfauna. Aan het neurocraniumvanC.gallicus
vanEast Runton kan aldus ookeenVroeg-Pleistocene
ouderdomtoegekend
worden.De
geologische
contextensamenstelling
van de faunaresten uit de "Putten boven de NoordHinder"
plaatsen
metandere woorden het neurocraniumuitde Noordzee in hetVroeg-Pleistoceen,
watovereenkomtmetdedatering
vanhetholotype
enandere bekende restenvanC.gallicus.
Dankwoord
Klaas Post wil ik dankenom mij de
gelegenheid
tegeven het stuk tebestuderen. Samenmet Dick Mol
gaf hij
ookopbouwend
commentaar opdeeerste versie vandit artikel. Dr. John de Vosen Hans Van Essenbezorgden mij bijko-
mende literatuur. Prof. Koen Chiers(Faculteit Diergeneeskunde, UGent)
was zovriendelijk
zijn meningtegevenoverhetputje
inde linkse frontale. Dr. Claude Guérin(Université
Claude BernardLyon 1)stuurdemij de fotovan hetholotype
van C.gallicus
enGeertJanEngelmoer (Uitgeverij
DrukWare,Norg) zorgde
voor debewerking
ervan.Adres auteur:
Björn
De Wilde Bochtenstraat 47 9270 LaarneBelgië
e-mail:
bjorn.dewilde@telenet.be
Referenties
Azzaroli, A.,1952: L'alce di Senèze.
Paleontog- raphia
Italica 47:133-141.Azzaroli, A.,1953: The deer of the
Weybourn
Cragand Forest Bedof Norfolk. Bulletin of the British Museum(Natural History), Geology 2(1):
1-96.Azzaroli, A.,1994: Forest Bed elks andgiant deer revisited.
Zoological
Journal of the LinneanSociety
112:119-133.Boeskorov, G.,2005: A review of thesystema- tics of Pliocene and Pleistocenemoose,part1.
Cranium
22(2):
26-55.Breda, M. & Marchetti, M.,2005:
Systematical
andbiochronological
review of Plio-Pleistocene Alceini(Cervidae; Mammalia)
from Eurasia.Quaternary
Science Reviews 24: 775-805.Breda, M.,2001: The
holotype
of Cervalcesgallicus (Azzaroli, 1952)
from Sénèze (Haute-Loire,France)
with nomenclaturalimplications
andtaxonomical-phylogenetic
accounts.Rivista Italiana di
Paleontologia
eStrafigrafia 107(3):
439-449.Cameron, T.D.J., Laban, C. &Schüttenhelm,
R.T.E., 1984: Flemish
Bight:
sheet52°N/02°E,Quaternary Geology,
1:250 000 series. BritishGeological Survey
andGeological Survey
of The Netherlands.Guérin, C., Dewolf, Y. &Lautridou, J.-P.,2003:
Révision d'un site
paléontologique
célèbre:Saint-Prest (Chartres, France). Geobios 36:
55-82.
Harrison, D.J., 1988: The marine sand and
gravel
resources off Great Yarmouth and Southwold, EastAnglia.
BritishGeological Survey
Technical Report WB/88/9C(Keyworth):
88pp.Johnson, R.,1874: Notice on a new species of deer from the Norfolk Forest Bed. Annals and
Magazine
of NaturalHistory(4),
13:1-4.Lister, A.M.,1993: The
stratigraphical signifi-
canceof deerspecies in the Cromer Forest-bed Formation.Journal of
Quaternary
Science8(2):
95-108.
Lister, A.M.,1996: The
stratigraphical
interpre- tation oflarge
mammal remains from the Cromer Forest-bed Formation. In:Turner, C.(ed.):
Theearly
Middle PleistoceneinEurope(Proceedings
of theSEQSCromerSymposium,
Norwich, UnitedKingdom
3-7september
1990).Balkema
(Rotterdam):
25-44.Mol, D. & Post, K., 2007: Noordzee 2990 Indet?
Uitkomstenvan een
speurtocht.
Cranium24(1):
5-15.
Mol, D., deVos,}., Bakker, R.,VanGeel, B., Glimmerveen, J., Van derPlicht, H. & Post, K., 2008: Kleine
encyclopedie
vanhet leven in het Pleistoceen. Mammoeten, neushoornsenandere dierenvande Noordzeebodem. Veen Magazines (Diemen): 240 pp.
Mol, D., Van den
Bergh,
G.D. & deVos, }.,1999:Fossil
proboscideans
from TheNetherlands, the North Sea and the OosterscheldeEstuary.
In:Haynes,
G., Klimowocz, J.& ReumerJ.W.F.(eds): Mammoths and the Mammoth Fauna:
Studies ofanExtinct
Ecosystem (Proceedings
of the First International MammothConference, St.Petersburg,
October 16-21,1995). Deinsea 6:119-146.
Post, K., &Bosselaers, M.,2005: Late Pliocene
occurrence of
Hemisyntrachelus
(Odontoceti,Delphinidae)
inthe southern North Sea.Deinsea 11: 29-45.