Crebo 25585
Allround Montagemedewerker Kozijnen, Ramen, Deuren
Praktijkopdrachten
CE 1.4.7/6.3.7-T111 Instructie geven
en coachen
2
Inleiding
Instructie geven en coachen lopen vaak door elkaar heen. In deze praktijkopdracht worden daarom twee werkprocessen gecombineerd:
- Montagemedewerkers begeleiden en instrueren - Montagemedewerkers coachen en motiveren
De praktijkopleider zal je eerst uitleggen wat je moet gaan doen.
Hij zal je ook duidelijk maken welke doelen er behaald moeten worden.
Je kan nu aan de slag.
1. Lees de praktijkopdracht.
De praktijkopdracht bestaat uit meerdere opdrachten.
Plan met de praktijkopleider wanneer je de opdrachten uit gaat voeren.
2. Voer de praktijkopdracht uit.
Als je de opdracht hebt uitgevoerd, meld je dit bij de praktijkopleider.
Na een positieve beoordeling ben je klaar met uitvoering van de opdracht.
3. Reflecteren
Schrijf een verslag over de uitvoering van de opdracht. Beschrijf ook kort wat je van de opdracht vond. Je kan bijvoorbeeld aangeven welke problemen je tegen bent gekomen of welk onderdeel van de praktijkopdracht je het moeilijkst vond.
4. Eindbeoordeling door de praktijkopleider
De praktijkopleider zal met je doornemen hoe je de praktijkopdrachten hebt uitgevoerd.
Tenslotte geeft hij een eindbeoordeling op de doelen die je moest behalen.
3
1. Praktijkopdracht: Instructie geven en coachen
Je geeft instructie aan een collega. Tijdens het geven van de instructie moet je de collega ook coachen.
Kies een taak binnen je werkzaamheden waarover je instructie gaat geven.
Probeer de instructie aan drie verschillende collega’s te geven. Welke verschillen merk je hierbij op?
De opdracht moet aan de volgende eisen voldoen:
- De instructie vindt plaats op de werkplek.
- Je instrueert een collega over een specifieke taak binnen jouw werkzaamheden.
- De instructie is één-op-één.
Opdracht Geplande
datum Uitgevoerde datum
1 Instructie geven/coachen collega 1 2 Instructie geven/coachen collega 2 3 Instructie geven/coachen collega 3
4
2. Uitvoeren praktijkopdracht
1. Bepaal het onderwerp (taak) waarover je instructie gaat geven.
2. Bereid de instructie voor.
3. Geef de instructie.
4. Leg uit.
5. Doe voor.
6. Oefen.
7. Stuur bij / corrigeer.
8. Bespreek de uitgevoerde taak.
5 Opmerkingen, bijvoorbeeld Wat ging goed? Of Wat ging minder goed?
Collega 1 Collega 2 Collega 3
Overeenkomsten?
Collega 1 Collega 2 Collega 3
Verschillen?
Collega 1 Collega 2 Collega 3
6
3. Reflecteren
Je hebt instructie gegeven aan 3 collega’s. Maak een verslag, houd hierbij de hieronder genoemde stappen A t/m E aan. Per stap is een aantal vragen geformuleerd die je hierbij kunt gebruiken als hulpmiddel.
Niet iedere stap hoef je drie keer te beschrijven. Onderdeel A, B en E beschrijf je één keer. Onderdelen C en D beschrijf je voor iedere instructie apart, dus drie keer.
A. Bepaling van onderwerp van instructie 1. Voor welke taak / handeling heb je gekozen?
2. Waarom heb je voor deze taak gekozen?
3. Beschrijf uit welke (deel)handelingen deze taak bestaat.
B. Voorbereiding van de instructie
4. Was je voorbereiding van de instructie voldoende?
5. Welke dingen ben je tegengekomen die je van tevoren niet had bedacht?
C. Geven van de instructie
6. Welke volgorde (stappen) heb je gebruikt tijdens de instructie?
7. Begreep de collega de instructie?
8. Geef voorbeelden van de vragen die je hebt gesteld om na te gaan of de collega je instructie heeft begrepen.
9. Waren dit open of gesloten vragen? Welke vragen waren het meest effectief?
10. Op welke punten heb je de collega bij moeten sturen?
D. Nabespreken van de taak
11. Heb je de uitvoering van de taak nabesproken?
12. Welk compliment heb je gegeven?
13. Heb je de collega gemotiveerd? Zo ja op welke manier?
14. Welke verbeterpunten of leerdoelen heb je geconstateerd?
15. Wat vond de collega zelf van het resultaat van zijn werk?
16. Hoe vond je het om instructie te geven? Motiveer je antwoord.
17. Wat ging goed bij het geven van de instructie?
18. Wat ging minder goed bij het geven van de instructie, wat vond je moeilijk?
19. Als je weer instructie moet geven, wat zou je dan anders doen? Hoe?
E. Overeenkomsten / verschillen
20. Beschrijf tot slot de belangrijkste overeenkomsten en verschillen tussen de drie instructies.
21. Heb je gemerkt dat de verschillende collega’s op verschillende manieren leren? En zo ja, heb je daar je instructie op moeten aanpassen?
7
4. Beoordeling door de praktijkopleider
Beoordeling door de praktijkopleider
Instructie geven en coachen collega 1
Hoe is de praktijkopdracht uitgevoerd? 1e keer 2e keer
Voldoende Onvoldoende Voldoende Onvoldoende
• Werkvoorbereiding
• Uitvoering
• Afsluiting Toelichting:
Beoordeling door de praktijkopleider
Instructie geven en coachen collega 2
Hoe is de praktijkopdracht uitgevoerd? 1e keer 2e keer
Voldoende Onvoldoende Voldoende Onvoldoende
• Werkvoorbereiding
• Uitvoering
• Afsluiting Toelichting:
Beoordeling door de praktijkopleider
Instructie geven en coachen collega 3
Hoe is de praktijkopdracht uitgevoerd? 1e keer 2e keer
Voldoende Onvoldoende Voldoende Onvoldoende
• Werkvoorbereiding
• Uitvoering
• Afsluiting Toelichting:
8
5. Eindoordeel praktijkopdracht
Eindbeoordeling te behalen doelen in te vullen door de praktijkopleider nadat alle praktijkopdrachten met een voldoende zijn afgerond.
Behaalde doelen
goed voldoende matig onvoldoende
P3-K2: Productieproces assembleren van houten elementen begeleiden (Onderdeel: Instructie geven en coachen)
P3-K2-W1: Begeleidt en instrueert montagemedewerkers houttechniek Gedrag Geeft heldere uitleg, instructies en aanwijzingen over de
werkzaamheden aan de medewerkers.
Spreekt de medewerkers indringend aan op onveilig gedrag.
Motiveert medewerkers op inspirerende wijze.
Geeft constructieve feedback over het functioneren van de medewerkers.
Resultaat De montagemedewerkers industrieel produceren met hout begrijpen wat ze moeten doen en hoe ze de opdracht moeten uitvoeren.
Datum:………
Naam praktijkopleider:
………
Handtekening praktijkopleider:
………
Datum:………
Naam praktijkopleider:
………
Handtekening praktijkopleider:
………