• No results found

Samenwerkingsovereenkomst duurzame warmte en koude Zuid-Holland

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Samenwerkingsovereenkomst duurzame warmte en koude Zuid-Holland"

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

B en W nummer 13.096. ; besluit d.d. 8-10-2013 BB nummer 13.095; besluit d.d. 8-10-2013

Onderwerp Samenwerkingsovereenkomst duurzame warmte en koude Zuid-Holland

Burgemeester en wethouders besluiten: van de commissie

1. aan te gaan de Samenwerkingsovereenkomst duurzame warmte en koude Zuid-Holland met de Provincie Zuid-Holland en 23 andere partijen, gericht op verduurzaming van warmte- en koudevoorziening in Zuid-Holland, zulks met het oog op de extra-kansen voor het doel van duurzame warmtevoorziening in Leiden;

2. de algemeen directeur / gemeentesecretaris op te dragen een ambtenaar aan te wijzen als vertegenwoordiger van de gemeente Leiden in de Programmaraad, het besluitvormende orgaan van de uitwerking van deze samenwerkingsovereenkomst.

Burgemeester besluit:

1. de heer F. de Wit, wethouder Onderwijs, Sport en Milieu, te machtigen om namens hem de Samenwerkingsovereenkomst duurzame warmte en koude Zuid-Holland met de Provincie Zuid- Holland en 23 andere partijen te ondertekenen.

Pers samenvatting:

De Provincie Zuid-Holland sluit een overeenkomst met een looptijd van drie jaren met gemeenten, waaronder Leiden, openbare lichamen en economische partners, waaronder nutsbedrijven, om door middel van programmasturing de warmte- en koudevoorziening in deze provincie te verduurzamen.

Door mee te doen ontvangt Leiden ondersteuning door het programmabureau, onder meer bij voorbereiding en monitoring van projecten, financieringsstrategie en subsidieaanvragen.

(2)

Samenwerkingsovereenkomst duurzame warmte en koude Zuid-Holland

PARTIJEN:

- Alliander, gevestigd te Arnhem, vertegenwoordigd door ……….;

- Deltalinqs, gevestigd te Rotterdam, vertegenwoordigd door ……….;

- E.ON Benelux, gevestigd te Rotterdam, vertegenwoordigd door ……….;

- Eneco Warmte & Koude B.V., gevestigd te Rotterdam, vertegenwoordigd door H.J. Exalto;

- Gemeente Delft, vertegenwoordigd door ……….;

- Gemeente Den Haag, vertegenwoordigd door ……….;

- Gemeente Leiden, vertegenwoordigd door ……….;

- Gemeente Pijnacker-Nootdorp, vertegenwoordigd door ……….;

- Gemeente Rotterdam, vertegenwoordigd door ……….;

- Gemeente Westland, vertegenwoordigd door ……….;

- Greenport Westland-Oostland, vertegenwoordigd door ……….;

- Havenbedrijf Rotterdam, gevestigd te Rotterdam, vertegenwoordigd door ……….;

- Het openbaar lichaam Drechtsteden, gevestigd te Dordrecht, vertegenwoordigd door…;

- NV HVC, gevestigd te Alkmaar, vertegenwoordigd door ……….;

- ING Bank, gevestigd te Amsterdam, vertegenwoordigd door ……….;

- LTO Noord Glaskracht, gevestigd te Bleiswijk, vertegenwoordigd door ……….;

- NV Nuon Warmte, statutair gevestigd te Amsterdam, rechtsgeldig vertegenwoordigd door

……..

- OCAP, gevestigd te Schiedam, vertegenwoordigd door ……….;

- Provincie Zuid-Holland, gevestigd te Den Haag, vertegenwoordigd door Drs. G. Veldhuijzen, gedeputeerde;

- Rabobank, gevestigd te Utrecht, vertegenwoordigd door ……….;

- Stadsgewest Haaglanden, gevestigd te Den Haag, vertegenwoordigd door ……….;

- Stedin, gevestigd te Rotterdam, vertegenwoordigd door ……….;

- Stichting Warmtenetwerk, gevestigd te Hilversum, vertegenwoordigd door ……….;

- Warmtebedrijf Rotterdam, gevestigd te Rotterdam, vertegenwoordigd door ……….;

- Westland Infra, gevestigd te Poeldijk, vertegenwoordigd door ….;

Hierna gezamenlijk en ieder afzonderlijk te noemen: Partij(en), OVERWEGENDE:

Op 3 oktober 2011 is de Green Deal warmte Zuid-Holland ondertekend door het Rijk en de Provincie Zuid-Holland. Ambitie van de Green Deal is dat in Zuid-Holland in 2020 14% van de verwarming van gebouwen en kassen plaatsvindt op basis van duurzame warmte en restwarmte. Dit komt neer op levering van 20 PJ duurzame warmte en restwarmte in 2020. De Green Deal bevat afspraken tussen Rijk en Provincie over:

- een marktgerichte strategie voor verduurzaming van de warmtevoorziening;

- inzet op benutting van restwarmte en de daarvoor benodigde warmte-infrastructuur;

- ondersteuning van aardwarmte;

- ondersteuning van warmte-koudeopslag en hoge temperatuuropslag;

- voorbereiding van verdere ontwikkelingen op het gebied van duurzame energie.

In de Green Deal is vastgelegd dat met publieke en private partijen een gezamenlijke warmtestrategie wordt uitgewerkt voor de periode tot 2020, met een doorkijk naar de verdere toekomst. Daarop heeft de Provincie Zuid-Holland in 2012 het voortouw genomen en geïnvesteerd in het proces om samen met publieke en private partijen deze strategie verder vorm te geven.

Hierbij is door de Partijen geconstateerd dat zij gunstige (toekomst)perspectieven zien door, ieder in zijn eigen rol en verantwoordelijkheden, gezamenlijk op te trekken om de kans op realisatie van duurzame warmte en koude te optimaliseren. Echter onder de huidige economische omstandigheden

(3)

zijn er ook zwaarwegende belemmeringen, zowel aan de vraagzijde als aan de aanbodzijde, die een snelle verdere uitrol van warmtelevering vooralsnog in de weg staan.

Bovenstaande publieke en private Partijen sluiten nu voor drie jaar een samenwerkingsovereenkomst af.

Een belangrijk onderdeel van de samenwerkingsovereenkomst is de oprichting van het Programmabureau warmte en koude Zuid-Holland.

In de samenwerkingsovereenkomst wordt

afgesproken op welke wijze partijen streven naar uitwerking van een gezamenlijke warmtestrategie voor de provincie Zuid-Holland met een specifieke focus op de Zuidvleugel van de Randstad en hoe die uitwerking wordt gefaciliteerd door het

Programmabureau. Er wordt naar gestreefd dat na afsluiting van de samenwerkingsovereenkomst nog nieuwe partijen zullen toetreden. Het Rijk is geen medeondertekenaar van de

samenwerkingsovereenkomst, maar draagt financieel bij aan de uitwerking ervan, en is hierbij als toehoorder betrokken.

Bij de uitwerking van de realiseringsstrategie en de voorbereiding van de samenwerkingsovereenkomst hebben Partijen het volgende vastgesteld:

 Uitwerking van deze Green Deal draagt substantieel bij aan de volgende energie- en klimaatambities voor 2020: beperking CO2 emissie (restwarmte, duurzame warmte), aandeel duurzaam 16% (duurzame warmte), implementatie European Energy Directive (restwarmte).

Verder verbetert binnen de Zuidvleugel de lokale luchtkwaliteit (NOx) door benutting van restwarmte en duurzame warmte. Samenwerking en projectinnovaties in het kader van deze Green Deal kunnen een voorbeeld vormen voor toepassingen elders in Nederland.

 Tot 2020 liggen de omvangrijkste kansen voor verduurzaming van de warmtevoorziening in de vervanging van bestaande gasgestookte warmtebronnen voor stadsverwarming, uitbreiding van de bestaande stadsverwarmingsnetten met nieuwe klanten, plus optimalisering en intensivering van warmtelevering binnen de bestaande afzetgebieden, en in een gedeeltelijke transitie binnen de glastuinbouw van gasgestookte warmtekrachtkoppeling naar duurzame warmte; deze kansen kunnen participanten naar verwachting alleen bij samenwerking maximaal benutten.

 Er moet de komende drie jaar gewerkt worden aan verbeteringen op het terrein van vraag en aanbod zodat er met name een betere afstemming tussen vraag en aanbod tot stand komt, waardoor er haalbare business-cases kunnen ontstaan. De vorming van dat nieuwe evenwicht is een iteratief proces dat door een Programmabureau kan worden gefaciliteerd. Op korte termijn is er behoefte aan een actualisering van overzichten van de beschikbare restwarmte om inzicht te krijgen in een potentiële match met de huidige vraag, waarvan de bestaande bron op termijn vervalt.

 De Green Deal participanten werken al hard aan specifieke duurzame warmteontwikkelingen.

Op 19 februari 2010 is het convenant voor warmte-Haaglanden gesloten, waarin Partijen zich gezamenlijk inspannen voor schone, veilige en energie-efficiënte voorzieningen.

Op 22 april 2013 is in Rotterdam het ambitiedocument warmte/koude ondertekend. Partijen onderschrijven daarin het belang om gezamenlijk te werken aan warmte- en koudelevering aan de stad Rotterdam.

Het Havenbedrijf Rotterdam stelt in het Deltaplan Energie-infrastructuur (zomer 2013) voor om 20 PJ industriële restwarmte te gaan benutten.

Ook op het niveau van de Zuidvleugel van de Randstad is behoefte aan een gezamenlijke aanpak van warmte- en koudelevering. In goede afstemming zal de komende tijd gewerkt gaan worden aan het verwezenlijken van de uitgesproken ambities, rekening houdend met en aansluitend op de reeds lopende samenwerkingen, inspanningen en/of projecten.

 Deze Zuid-Hollandse samenwerkingsovereenkomst richt zich voornamelijk op het creëren van kansen en projecten, daar waar bestaande initiatieven van bedrijven en hun organisaties onvoldoende slagkracht hebben, onder het scheppen van de juiste randvoorwaarden en gefaciliteerd door een Programmabureau warmte en koude Zuid-Holland.

 De financiering van warmteprojecten is regelmatig een bottleneck voor de feitelijke realisatie.

Onder de huidige economische omstandigheden, en bij de huidige projectrisico's die deels samenhangen met de hiervoor genoemde belemmeringen aan vraag- en aanbodzijde, zijn nieuwe warmteprojecten moeilijk financierbaar. Het verkrijgen van meer inzicht in de

(4)

financieringsbelemmeringen en kansen inclusief de onderliggende problemen moet leiden tot het kansrijker maken van nieuwe initiatieven. Opties voor publiek-private financiering en het binnenhalen van (Europese) subsidies, toegesneden op de specifieke kansen voor warmte in Zuid-Holland, dienen nader te worden verkend.

 Ten opzichte van het overlegverband rond de Green Deal zoals dat in 2012 heeft gefunctioneerd draagt oprichting van een Programmabureau ertoe bij dat de verdere uitwerking en realisering van de warmteambitie 2020 duidelijker en professioneler zal plaatsvinden door middel van programmasturing.

SPREKEN AF:

Artikel 1. Definities

- Het Programmabureau warmte en koude Zuid-Holland is de uitvoeringsorganisatie van de Samenwerkingsovereenkomst duurzame warmte en koude Zuid-Holland.

- De Programmaraad, samengesteld uit vertegenwoordigers van alle Partijen, is het besluitvormende orgaan inzake de uitwerking van de samenwerkingsovereenkomst door het Programmabureau, in het bijzonder door de Programmadirecteur.

- De Stuurgroep functioneert namens de Programmaraad als eerste aanspreekpunt voor het Programmabureau, in het bijzonder de Programmadirecteur.

- De Programmadirecteur geeft leiding aan het Programmabureau en is eerstverantwoordelijke voor de uitvoering van de samenwerkingsovereenkomst.

Artikel 2. Doel van de samenwerkingsovereenkomst

Met deze samenwerkingsovereenkomst geven Partijen invulling aan de ambitie van de Green Deal warmte en koude Zuid-Holland, afgesloten tussen Rijk en Provincie Zuid-Holland op 3 oktober 2011, om in 2020 in Zuid-Holland 20 PJ aan duurzame warmte en restwarmte, met bijbehorende

koudelevering, te benutten.

Artikel 3. Duur van de samenwerkingsovereenkomst

De samenwerkingsovereenkomst wordt voor drie jaar, gerekend vanaf de datum van ondertekening, aangegaan.

Artikel 4. Oprichting Programmabureau voor drie jaar

Partijen richten het Programmabureau warmte en koude Zuid-Holland op voor een periode van drie jaar, gerekend vanaf de datum van ondertekening.

Een half jaar voor het einde van hiervoor genoemde periode overleggen partijen in de Programmaraad over voortzetting, al dan niet in gewijzigde vorm, of beëindiging van de Samenwerkingsovereenkomst en het Programmabureau.In geval van beëindiging van de samenwerking maken partijen onderling afspraken over de wijze van beëindiging van de samenwerking en de opheffing van het

Programmabureau, waaronder mede begrepen een mogelijke onderlinge verdeling en/of voortzetting van producten en activiteiten van het Programmabureau.

Artikel 5. Doel en taken van het Programmabureau

Het Programmabureau is het gezamenlijk instrument van Partijen om invulling te kunnen geven aan de realisering van de in artikel 2 genoemde ambitie. Het Programmabureau treedt op in het

gezamenlijk belang van alle partijen en is onafhankelijk.

Het Programmabureau is gehouden geheimhouding te betrachten bij bedrijfsgevoelige informatie. In geval bij een project of activiteit van het Programmabureau een of meer partijen bedrijfsgevoelige informatie verstrekken, zal een geheimhoudingsbepaling worden opgenomen.

(5)

Het Programmabureau heeft als primaire taak partijen bij elkaar te brengen en te houden, randvoorwaarden te scheppen en partijen te faciliteren om tot een optimale kans te komen van succesvolle invulling van de warmteambities uit hoofde van de Green Deal.

Bij de uitvoering van deze taak houden Programmabureau en deelnemende partijen de Europese mededingings- en staatssteunregelingen in acht.

Het Programmabureau zal uitgaande van de in artikel 2 genoemde ambitie een overzicht opstellen van lopende en potentiële projecten en activiteiten (van betrokken Partijen), waarbij in

overeenstemming met betrokken partijen per project en activiteit wordt aangegeven welke bijdrage (tijd en geld) geleverd wordt door de desbetreffende partijen en het programmabureau aan het realiseren van de ambitie.

Op basis hiervan benoemt de Programmaraad projecten die zullen worden opgenomen in het het door de Programmaraad vast te stellen programmaplan.

Van deze projecten worden de belangrijkste mijlpalen in het realisatietraject weergegeven. Partijen beslissen te allen tijde zelfstandig over de uitvoering van hun warmteprojecten.

Het Programmabureau realiseert en financiert niet zelf projecten, maar draagt zorg voor een adequate monitoring van de voortgang van de in het programmaplan opgenomen projecten, met als doel

enerzijds kansen te signaleren (bijvoorbeeld creëren van synergie door meerdere projecten te koppelen) en anderzijds te evalueren (analyseren van algemene succes- en faalfactoren), teneinde randvoorwaarden te verbeteren en perspectieven te creëren voor realisering van warmteprojecten.

Het Programmabureau zal hierover advies uitbrengen, dit zal halfjaarlijks worden geagendeerd voor de Programmaraad.

Op basis van (en gelijktijdig met het opzetten van) de monitoring van de voortgang zal een effectmonitoring worden opgezet.

In het programmaplan wordt tevens een doelstelling opgenomen voor het in totaal te realiseren aantal PJ’s warmtelevering per eind 2016.

Op basis van het programmaplan stelt de Programmadirecteur jaarlijks een jaarplan op, zie artikel 9.

Het Programmabureau streeft ernaar de volgende resultaten te bereiken:

- (in 2014) een aanbeveling voor een optimale publiek-private financieringsstrategie voor een warmteprogramma (al dan niet onder bundeling van projecten) met passend financieel instrumentarium, toegesneden op de Green Deal ambitie voor 2020;

- verkennen, voorbereiden en indienen van subsidieaanvragen;

- het in kaart brengen van en voorstellen doen voor het op elkaar afstemmen van warmteaanbod en – vraag;

- een strategie voor verduurzaming van wamte- en CO2-levering aan glastuinbouw (realisering hiervan zal naar verwachting vooral in de periode 2017-2020 aan de orde zijn;

- (in 2016) een Draaiboek realisering warmte en koude Zuid-Holland voor de periode 2017-2020, op basis waarvan de Green Deal ambitie 2020 gehaald zal kunnen worden.

Tot de jaarlijkse activiteiten van het Programmabureau behoren:

- volgen van warmteprojecten en het analyseren van de resultaten ervan;

- randvoorwaarden verbeteren en perspectieven creëren voor realisering van meer warmteprojecten;

- verkennen van kansrijke mogelijkheden en op basis daarvan samen met de partners initiëren en faciliteren van projecten;

- een positief beeld in de markt zetten van het gebruik van restwarmte bij relevante partijen als woningbouwcorporaties, gemeenten en andere gebruikers.

- het ten behoeve van alle partners opzetten van een adequate overleg- en vergaderstructuur, zodat een goede en op draagvlak gebaseerde besluitvorming kan plaatsvinden.

- het verzorgen van de programmabrede (gezamenlijke) communicatie.

- overige programmabrede activiteiten.

Artikel 6. Organisatie

(6)

Het Programmabureau bestaat uit de Programmadirecteur, een of meer programma-adviseurs, en administratieve ondersteuning.

Voor aansturing en begeleiding van het Programmabureau worden de Programmaraad en de Stuurgroep ingesteld.

In de Programmaraad zijn alle Partijen door één afgevaardigde, met mandaat, vertegenwoordigd.

De voorbereiding van de vergaderingen van de Programmaraad dient zodanig te zijn dat de leden van de Programmaraad hun mandaat adequaat kunnen invullen.

De Programmaraad besluit bij meerderheid van stemmen, tenzij anders aangegeven in deze overeenkomst.

De Programmaraad kiest uit haar midden een Stuurgroep. De Stuurgroep bestaat uit minimaal 6 leden waarbij er sprake is van een evenredige vertegenwoordiging vanuit de drie geledingen in de

Programmaraad: overheden, bedrijven en overige partijen en waarbij rekening wordt gehouden met de mate van betrokkenheid van partijen bij actuele projecten en ontwikkelingen. De Programmaraad kan de samenstelling van de Stuurgroep tussentijds aanpassen.

Programmaraad en Stuurgroep wijzen elk uit hun midden een voorzitter aan. In afwijking hiervan kan de Programmaraad een onafhankelijk (niet van de deelnemende Partijen in de Programmaraad afkomstige) voorzitter van de Stuurgroep aanstellen.

Artikel 7. Huisvesting en beheer van het Programmabureau

Het Programmabureau wordt gedurende de looptijd van deze overeenkomst en bij huidige vorm en inhoud gehuisvest bij de Provincie Zuid-Holland. De Provincie zorgt gedurende de looptijd van deze overeenkomst en bij huidige vorm en inhoud voor de huisvesting en voor de (financieel)

administratieve ondersteuning van het Programmabureau.

Artikel 8. Jaarplan, jaarbegroting, jaarverslag, jaarrekening, programmaplan

De Programmadirecteur stelt op basis van het programmaplan in de maand voorafgaande aan het volgende programmajaar een jaarplan van de uit te voeren werkzaamheden, met een jaarbegroting, op, vast te stellen door de Programmaraad.

De Programmadirecteur stelt binnen twee maanden na ieder programmajaar een financiële verantwoording en een jaarverslag op.

Vóór 31 december 2013 werkt de Programmadirecteur tevens een visie op de werkzaamheden in de jaren 2014 tot en met 2016 uit in de vorm van een programmaplan, vast te stellen door de

Programmaraad.

Artikel 9. Inhoud Jaarplan

In het jaarplan wordt beschreven bij de voorbereiding van welke warmteprojecten het

Programmabureau in het programmajaar betrokken zal zijn, in overleg met welke partijen, en wat per project de beoogde resultaten aan het eind van het programmajaar zijn, een en ander onverlet de eigen taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de desbetreffende

samenwerkingspartij(en). Daarbij wordt aangegeven in welke mate deze resultaten zullen bijdragen aan het beoogde effect van het Programmabureau: toename warmtelevering, in PJ’s.

Ook wordt in het jaarplan beschreven hoe in het programmajaar gewerkt gaat worden aan de overige activiteiten van het Programmabureau (strategieontwikkeling, onderzoek).

Artikel 10. Programmaraad

De Programmaraad voert met de Stuurgroep en de Programmadirecteur ieder programmajaar in januari een startoverleg, en in juni of juli een tussenoverleg.

De Programmaraad evalueert in het startoverleg de resultaten van het Programmabureau in het voorafgegane jaar, en bespreekt daarbij de kwaliteit van de samenwerking. Op basis van deze

evaluatie stelt de Programmadirecteur vervolgens het jaarverslag (incl. monitor behaalde resultaten en effecten) op.

De Programmaraad stelt in het startoverleg het jaarplan en de jaarbegroting vast.

In het tussenoverleg kan de Programmaraad, op basis van een tussenevaluatie door de

Programmadirecteur, het jaarplan aanpassen, al dan niet op voorstel van de Programmadirecteur en de Stuurgroep. Ook stelt de Programmaraad in het tussenoverleg het jaarverslag en de jaarrekening

(7)

over het voorafgegane jaar vast. In het tussenoverleg wordt ook een doorkijk naar het volgende jaar gepresenteerd, die mede als basis dient voor het op te stellen jaarplan.

Voor het overige legt de Programmadirecteur verantwoording achteraf af aan de Programmaraad.

Artikel 11. Stuurgroep

De Stuurgroep overlegt ieder jaar tenminste vijf keer met de Programmadirecteur over de voortgang van de activiteiten volgens het jaarplan. De Programmadirecteur legt hierbij steeds verantwoording achteraf af over de activiteiten en uitgaven. Programmadirecteur en Stuurgroep bereiden ieder overleg van de Programmaraad samen voor. De Programmadirecteur overlegt met de Stuurgroep over het jaarplan voor het volgende jaar.

De Stuurgroep legt het jaarplan, de jaarbegroting, het jaarverslag en de jaarrekening voor aan de Programmaraad.

Artikel 12. Programmadirecteur, programma-adviseurs

De Programmadirecteur en programma-adviseur(s) hebben vooralsnog de Provincie als formele opdrachtgever, onverlet de plichten van de directeur en adviseur(s) jegens de Programmaraad.

Voor de selectie van de beoogde Programmadirecteur doet de Programmaraad een voordracht aan de Provincie. Ook kan de Programmaraad de Provincie voorstellen de opdracht aan de

Programmadirecteur te beëindigen.

Voor de selectie van programma-adviseur(s) doet de Programmadirecteur een voordracht aan de provincie, na overleg met de Stuurgroep.

De provincie besluit in alle gevallen conform voorstellen van Programmaraad, Stuurgroep en/of

Programmadirecteur, uiteraard binnen de terzake geldende juridische kaders, zoals aanbestedings- en comptabilitetsregels.

Artikel 13. Financiering Programmabureau

De activiteiten van het Programmabureau worden ieder jaar als volgt gefinancierd:

- bijdragen door Partijen, € 5.000 per partij;

- inzet bijdrage Green Deal van het Ministerie van Economische Zaken via de provincie: € 150.000 voor het eerste jaar, € 125.000 voor het tweede, € 125.000 voor het derde jaar;

- de Provincie stelt gedurende drie jaar per jaar 0,6 fte, te waarderen op € 60.000 per jaar, beschikbaar voor programma-advisering;

- de Provincie stelt vooralsnog, zo lang het Programmabureau gehuisvest is bij de Provincie, 0,3 fte, te waarderen op € 25.000, beschikbaar voor administratieve ondersteuning

Partijen en het Ministerie van Economische Zaken maken hun bijdrage, voorafgaand aan het lopende programmajaar, over naar de Provincie Zuid-Holland.

Artikel 14. Verdere inbreng Partijen

Een partij participeert in de inhoudelijke voorbereiding van die projecten en verdere activiteiten van het Programmabureau waarbij deze partij zelf belang heeft. Een partij doet dit via personele inzet en eventueel ook door aanvulend op middelen beschikbaar vanuit het Programmabureau extra financiële middelen ter beschikking te stellen voor de inhoudelijke voorbereiding van specifieke projecten en activiteiten, zoals ook bedoeld in artikel 5 (inzet relevante partijen).

Artikel 15. Uittreding, toetreding

Een partij is gerechtigd om zijn deelname aan de samenwerkingsovereenkomst na het eerste of tweede jaar te beëindigen. Een partij die wil uittreden kondigt dit aan tijdens het startoverleg van de Programmaraad, of daarna, en bevestigt dit binnen een maand na het startoverleg schriftelijk aan de voorzitter van de Programmaraad. Rechten en verplichtingen over en weer worden op de eerste dag na de beëindiging vastgesteld en verrekend. Nadat een Partij is uitgetreden is geen financiële bijdrage verschuldigd voor het dan ingegane nieuwe programmajaar.

Er wordt naar gestreefd dat nieuwe partijen toetreden tot de samenwerkingsovereenkomst. Dit kan nadat hierover positief is besloten door de Programmaraad met een positief advies en voordracht van de Stuurgoep. Nieuw toegetreden partijen zullen dezelfde rechten en plichten hebben als de huidige partijen in de samenwerkingsovereenkomst.

(8)

In geval een of meer partijen ophouden te bestaan (bijvoorbeeld de stadsregio’s) dan wordt op dat moment door de overige partijen bezien hoe in een adequate rechtsopvolging kan worden voorzien.

De (mogelijke) rechtsopvolgers kunnen terzake een voorstel indienen.

Artikel 16. Geschillenregeling

16.1. De stuurgroep onderzoekt een mogelijke gedwongen uittreding van één of meerdere

deelnemende Partijen na ontvangst van een gemotiveerd en met redenen omkleed verzoek daartoe van een of meerdere deelnemende Partijen. De stuurgroep rondt dit onderzoek binnen een maand af met een negatief of positief advies aan de programmaraad. Bij een positief advies worden de leden van de programmaraad door de programmadirecteur opgeroepen tot een buitengewone bijeenkomst waarin met een tweederde meerderheid van aanwezige stemmen wordt beslist over uittreding van de betreffende deelnemende Partij(en). De buitengewone bijeenkomst dient plaats te vinden binnen anderhalve maand na ontvangst van het advies van de stuurgroep aan de programmaraad.

16.2. Op de samenwerkingsovereenkomst is Nederlands recht van toepassing. Alle geschillen in verband met deze samenwerkingsovereenkomst of met afspraken die daarmee samenhangen, worden beslecht door de bevoegde burgerlijke rechter te Den Haag. Een Partij kan zich echter pas op andere wijze dan in kort geding tot de rechter wenden, indien het geschil niet volgens de procedure van lid 16.3 tot en met lid 16.5 binnen 10 weken is opgelost.

16.3. Een Partij die meent dat een geschil bestaat, deelt dat schriftelijk aan de voorzitter van de Programmaraad mee. De mededeling bevat een aanduiding van het geschil. De voorzitter van de Programmaraad informeert de betrokken Partijen.

16.4. Binnen 20 werkdagen na de dagtekening van de in lid 16.3 bedoelde mededeling zendt elke betrokken Partij zijn zienswijze omtrent het geschil, alsmede een voorstel voor een oplossing daarvan, aan de voorzitter van de Programmaraad.

.

16.5. Binnen 20 werkdagen na afloop van de in lid 16.4 genoemde termijn overleggen Partijen over een oplossing van het geschil. Elke Partij kan zich door deskundigen doen bijstaan. Indien één van de Partijen binnen 2 werkdagen na afloop van de in lid 16.4 genoemde termijn de wens daartoe kenbaar maakt, wordt het overleg voorgezeten door een door Partijen gezamenlijk of, bij gebreke van

overeenstemming binnen twee dagen, door de voorzitter van de Programmaraad te benoemen voorzitter.

16.6. Elke Partij draagt de eigen kosten, voortvloeiend uit uit de procedure volgens lid 16.3 tot en met 16.5.

16.7. De kosten van de in lid 16.5 bedoelde voorzitter worden door elke Partij voor een gelijk deel gedragen.

Artikel 17. Slotbepalingen

Bijlagen 1 en 2 behoren niet tot de afspraken van deze samenwerkingsovereenkomst.

BIJLAGEN:

1. Decentralisatiebrief Ministerie van Economische Zaken 2. Green Deal warmte Zuid-Holland, 3 oktober 2011

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Er zijn de afgelopen jaren enkele mooie flexwonen-initiatieven ontstaan waarbij woonoplossingen zijn bedacht voor deze groep spoedzoekers.. En of die realisatie nu plaats vindt

Deze ondersteuning wordt door het Expertise Centrum Warmte (ECW) ingericht, mede op basis van kennis die gemeenten zelf opdoen. Deze ondersteuning vergroot de uitvoerbaarheid

De directie van OZHZ herkent zich in het beeld van de interim rapportage van de accountant. In 2019 zijn verdere verbeteringen gerealiseerd bij de controlemaatregelen rondom

Mede naar aanleiding van uw aandacht voor regio’s en regionaal beleid (zie o.a. motie 609) hebben wij in het herindelingsadvies onze intentie uitgesproken om samen met de

Door het ontbreken van een overzicht van incidentele baten en lasten, was het tijdens ons onderzoek niet mogelijk vast te stellen in hoeverre er sprake is van reëel en

Na beëindiging zullen de resterende activiteiten door de individuele gemeenten verder uitgevoerd worden. Naar aanleiding hiervan zullen de hiermee samenhangende bedragen en de nog

Uitgangspunt bij onze besluitvorming omtrent de jaarrekening zijn de kaders en criteria genoemd in de Gemeentewet, de Algemene wet bestuursrecht, het Besluit begroting

Bergmann tot burgemeester van de gemeente Albrandswaard, met ingang van 1 november