• No results found

west-vlaanderen en de export

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "west-vlaanderen en de export"

Copied!
7
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

west-vlaanderen en de export

Dr. N. Yaiihove,

Direkteur-Generaal GOM - West-Vlaanderen

Inleiding

West-Vlaanderen heeft in de naoorlogse periode een merkwaardige ontwikkeling doorgemaakt. Onmiddellijk na de tweede wereldoorlog maakte de primaire sektor nog 19 % uit van de ekonomische aktiviteit tegenover 46 % voor de industrie en bouw en 35 % voor de handels- en dienstensektor. Op het huidig ogenblik is het aandeel van deze drie sektoren in termen van werkgelegenheid 6 % voor de landbouw en visvangst, 41 % voor de bewerkende nijverheid en bouw en 53 % voor de handels- en diensten­

sektor.

Binnen de industriële sektor hebben zich eveneens belangrijke wijzigingen voltrokken. Daar waar enkele decades terug de textielnijverheid dominerend was in het geheel van de struktuur (33 % in 1947) is dit aandeel nu teruggevallen op 20 %. Daarentegen is het aandeel van de metaalverwerkende nijverheid toegenomen van 16 % in 1947 tot 32 % in 1980. Andere sektoren die aan betekenis hebben gewonnen zijn de houtnijverheid, de voedings­

nijverheid en de konfektienijverheid.

Bijzonder merkwaardig was de ontwikkeling van de werkgelegenheid in de jongste twee decennia. In de periode

1958-74 werden er in West-Vlaanderen 90.000 additionele arbeidsplaatsen geschapen of 88 per 1.000 inwoners ten opzichte van 58 per 1.000 inwoners in het Rijk. Voor de industriële werkgelegenheid (inclusief bouw) bedroeg de groei 54.200 of 53 per 1.000 inwoners tegenover 9 per 1.000 inwoners in het Rijk. In de periode sinds de aanvang van de ekonomische krisis is de industriële werkgelegenheid gedaald met 31.200 eenheden of 29 per 1.000 inwoners. Dit is evenwel minder dan het analoog cijfer voor het Rijk (33 p.d.). Met andere woorden:

West-Vlaanderen heeft in een periode van expansie een veel grotere groeiprestatie geleverd en heeft gedurende de periode van ekonomische krisis beter weerstand geboden dan de gemiddelde Belgische provincie.

Het is niet de bedoeling de ekonomische struktuur verder toe te lichten. Toch willen we de aandacht vestigen op de struktuur van de bedrijven naar grootte. Wanneer we de cijfers analyzeren trekken twee feiten de bijzondere aandacht.

(1) West-Vlaanderen telt een bijzonder groot aantal kleine en middelgrote bedrijven. Op 4.129 industriële bedrijven zijn er 1.945 met minder dan 5 werknemers en 3.689 of 89 % met minder dan 50 werknemers;

* Voordracht gehouden op de Dag van de Export West-Vlaanderen, Kortrijk, 18 juni 1982.

(2) Het grote bedrijf heeft zich pas in de laatste 20 tot 30 jaar ontwikkeld. In 1947 waren er slechts 8 bedrijven met meer dan 500 werknemers tegenover 22 in 1980.

Deze struktuurkenmerken hebben uiteraard een weerslag op de export van de provincie West-Vlaanderen en laten meteen een eigen specifieke aanpak veronder­

stellen.

Indien de export van levensbelang is voor ons land dan is dit nog meer het geval voor de provincie

West-Vlaanderen. De zee-provincie staat immers langs drie zijden in direkt kontakt met het buitenland. Het is dan ook niet te verwonderen dat de provincie West- Vlaanderen steeds met veel belangstelling het tot stand komen van de EEG en de groei van de ekonomische integratie heeft gevolgd. Het tewerkstellingsobjektief van 69.000 additionele arbeidsplaatsen tijdens de periode 1981-85 is verder slechts partieel te realizeren mits een sterke groei van de produktie die zijn afzet moet vinden in een verhoogde export.

In hetgeen volgt wil ik speciaal stilstaan bij vier punten:

de Westvlaamse exportpozitie;

de export van de Westvlaamse metaalnijverheid ; speciale exportpromoverende akties van de GOM - West-Vlaanderen in samenwerking met de andere GOM’s van het Vlaamse land ;

enkele suggesties.

De Westvlaamse exportpozitie

Ofschoon de laatste exportcijfers per provincie dateren van 1977 zijn er uit de beschikbare data een aantal interessante struktuurkenmerken af te leiden.

In 1977 bedroeg het geheel van de industriële leveringen van de extraktieve en verwerkende nijverheid van West-Vlaanderen 205 miljard fr. Hiervan vond 98 miljard fr. een afzet in het buitenland. Met andere woorden 48 % van de Westvlaamse industriële produktie wordt geëxporteerd. Met dit cijfer blijft West-Vlaanderen iets beneden het rijksgemiddelde. Dit laatste bedroeg 50 % in 1977. Ofschoon de exportgerichtheid net onder het rijksgemiddelde blijft, bekleedt West-Vlaanderen inzake export de derde plaats in de rij van de Belgische provincies en dit zowel wat betreft de absolute als de relatieve cijfers. De exportgerichtheid is relatief het grootst in de provincies Limburg (68 %), Antwerpen (55 %) en Luik (eveneens 48 %).

In termen van het aantal exporteurs komt West- Vlaanderen evenwel op de eerste plaats. In oktober 1981 telde West-Vlaanderen 1.567 exporteurs in het exporteurs- bestand van de BDBH of 20 % van het Rijkstotaal. Dit houdt mede verband met de groottestruktuur van de Westvlaamse bedrijven zoals in de inleiding werd onder­

streept. Toch is het aandeel zeer hoog.

Het aandeel van de export in het geheel van de industriële leveringen is wel groeiend (42 % in 1966 en 48 % in 1977). Deze groei van de export is echter minder groot in West-Vlaanderen dan in het Rijk. Het aandeel van de Westvlaamse export in het geheel van de industriële leveringen aan het buitenland daalde immers van

12,4 % in het midden van de jaren zestig tot 10,9 % op het einde van de jaren zeventig.

251

(2)

De Westvlaamse export is hoofdzakelijk samengesteld uit produkten die tot vier sektoren ressorteren, met name :

metaalverwerkende nijverheid en scheepsbouw 40,5 %

weefnijverheid 22,3 %

voeding 12,7 %

hout en meubel 8,9 %

De metaalverwerkende nijverheid en de weefnijverheid die samen bijna twee derden van de Westvlaamse export uitmaken, zijn eveneens de twee sektoren met de hoogste exportgerichtheid. De Westvlaamse weefnijverheid

exporteert 76 % van haar produktie en de metaalnijverheid 63 %.

Het aandeel van West-Vlaanderen in het geheel van de Belgische export is relatief groot in volgende sektoren :

weefnijverheid hout en meubel spinnerijen schoenen en leder voeding

57 % van de Belgische export 43 %

22 % 20 % 21 %

De export van de Westvlaainse metaalnijverheid

Boven werd gesteld dat de metaalnijverheid 40,5 % van de Westvlaamse industriële export uitmaakt en hiermede veruit de belangrijkste exportsektor vormt.

In 1981 werd door het Westvlaams Ekonomisch

Studiebureau een struktuuranalyse van deze Westvlaamse metaalverwerkende nijverheid uitgevoerd. Een bijzonder hoofdstuk was hierbij gewijd aan de export. Bij deze gelegenheid is het wellicht interessant enkele belangrijke punten uit deze recente analyze toe te lichten. Zij hebben betrekking op een zestal aspekten.

De exportgerichtheid

81 % van de bedrijven uit de Westvlaamse metaal- sektor met minimaal 20 werknemers exporteren ; bij deze bedrijven bedraagt het aandeel van de export in de omzet 76 %. Uiteraard zijn er grote verschillen naar grootte- klasse. Bij de kleine bedrijven (20 tot 50 werknemers) exporteert 1 2 %, doch de export maakt slechts 29 % van de omzet uit.

Geografische spreiding van de omzet

Inzake de geografische spreiding van de export, in 1980, kan men stellen dat de buitenlandse handel van de Westvlaamse metaalbedrijven sterk gekoncentreerd is op de geïndustrialiseerde landen in het algemeen en de EEG-landen in het bijzonder.

Deze sterke koncentratie op buurlanden is vrij normaal in het licht van de groottestruktuur van de bedrijven. Een KMO-bedrijf moet geen afzet zoeken op 4.000 mijl, indien net over de grens afzetkansen liggen.

Dit blijkt uit het aandeel van de volgende markten in de totale om zet:

Frankrijk 13 % (aandeel van de totale omzet) Bondsrepubliek Duitsland 9 %

Italië 6 %

Nederland 5 %

Groot-Brittannië 5 %

Subtotaal EEG 40 %

Andere Westeuropese

landen 8 %

Andere industrielanden 6 %

Totaal 54%

De konkurrentiële positie

De meeste bedrijven ondervonden tijdens de jongste vjjf jaar een versterkte konkurrentiële druk.

Zo stelt 61 % van de bedrijven dat de konkurrentie vermeerderd tot sterk vermeerderd is vanwege bedrijven uit het land van bestemming van de export; 33 % gewaagt van sterk vermeerderde konkurrentiële druk. Verder gewaagt 59 % van een vermeerderde konkurrentiële druk vanwege andere EEG-landen ; hier gewaagt 40 % van sterk toegenomen druk.

De redenen van de verhoogde konkurrentiële druk op de belangrijkste exportmarkt zijn hoofdzakelijk te herleiden t o t :

prijskonkurrentie 71 %

loonkosten 73 %

agressieve verkoopsinspanning van de konkurrenten 33 %

Het is hierbij relevant op te merken dat het technologisch overwicht van de konkurrenten slechts (of toch) door 15 % van de bedrijven wordt vermeld.

In de enquête bij de Westvlaamse metaalbedrijven werd eveneens getracht een beeld te verkrijgen hoe zij hun onderneming situeren ten opzichte van hun belang­

rijkste buitenlandse konkurrenten en dit met betrekking tot 16 bedrijfskenmerken.

In vergelijking met buitenlandse bedrijven vertonen de Westvlaamse metaalbedrijven vier sterke kenmerken : de produktkwaliteit (61 % van de bedrijven beschouwen zich beter dan de belangrijkste buitenlandse konkurrenten), de arbeidsproduktiviteit (39 % beter), de levertijden (38 % beter) en de jaarlijkse produktvernieuwing (36 % beter). Men beschouwt zichzelf ongeveer gelijkwaardig op het vlak van de grootte van het produktassortiment, de machineproduktiviteit, de marktkennis en -ervaring, de exportgerichtheid, het technologisch onderzoek en de kwaliteit van het management.

Ten opzichte van het buitenland is men vooral gehandicapt door de kostprijs (75 % van de bedrijven heeft een slechtere kostprijs), de verkoopprijs (54 % slechter), de seriegrootte (48 % slechter), de aanwezigheid in de markt met eigen verkopers (47 % slechter), de verkoopspromotie (43 % slechter) en de financiële kapaciteit (41 % slechter).

(3)

Samenvattend kan men Zeggen dat de Westvlaamse metaalbedrijven een kwalitatief zeer goed produkt vóórt­

brengen, doch vooral ten opzichte van hun buitenlandse konkurrenten, benadeeld zijn door hun hoge prijzen en hun gebrekkiger kommercieel apparaat.

Fxportverwachtingen en -problemen

Ondervraagd naar de exportmogelijkheden voor hun produkten antwoordde meer dan de helft van de bedrijven dat ze als goed tot zeer goed te beschouwen zijn, terwijl 29 % deze mogelijkheden eerder als matig en 18 % slecht tot zeer slecht beoordelen. Vermeldenswaard is hier het feit dat 36 % van de Westvlaamse metaalbedrijven die niet exporteren, toch goede exportkansen zien voor hun produkten. Dit wijst op een aantal, althans naar eigen oordeel, nog niet gegrepen potentiële exportkansen.

Inzake de belangstelling voor specifieke exportmarkten gaat de interesse uit naar de meest-nabijgelegen markten.

Ongeveer 90 % van de bedrijven heeft interesse voor uitvoer naar Nederland en Frankrijk, 72 % naar de Duitse Bondsrepubliek en 69 % naar Groot-Brittannië.

Daarnaast is er nog een relatief grote interesse voor verderafgelegen markten. Zo heeft iets meer dan de helft van de bedrijven belangstelling voor andere Westeuropese landen, de Arabische landen en zelfs de ontwikkelings­

landen. Bovendien heeft nog 42 % van de bedrijven interesse voor de geïndustrialiseerde landen buiten Europa.

De geringste belangstelling gaat uit naar de Oosteuropese landen, maar ook dan is nog een derde van de

ondernemingen geïnteresseerd.

Het percentage van de bedrijven die interesse hebben voor uitvoer naar Nederland, Frankrijk en West-Duitsland blijkt niet uitermate hoger te liggen dan het percentage

dat in 1980 reeds naar die landen uitvoerde. Ongeveer een derde van de bedrijven die interesse hebben voor deze 3 landen zijn er nog niet aanwezig.

Voor de landengroepen Ierland, Denemarken en Griekenland, de olieproducerende Arabische landen en de Oosteuropese landen is er een relatief groot verschil vast te stellen tussen het aantal bedrijven dat belang­

stelling heeft voor deze markten en het aantal bedrijven dat nu reeds deze markten bewerkt. Ongeveer twee derden van de ondernemingen die interesse hebben, zijn er nog niet vertegenwoordigd. Tenslotte blijkt uit grafiek 1 ook dat ongeveer de helft van de bedrijven die belangstelling hebben voor Italië, Groot-Brittannië en de industrielanden buiten Europa, op dit ogenblik deze markten nog niet aangeboord hebben. Dit alles wijst op potentieel belangrijke mogelijkheden.

Inzake de exporthindernissen zijn er problemen die zich in de onderneming situeren en zijn er ook externe hinderpalen. Inzake de interne hindernissen verwijzen de Westvlaamse metaalbedrijven vooral naar zes faktoren.

Hierbij maken we geen onderscheid naar exportmarkt.

Deze faktoren z ijn :

te hoge kostprijs : 45 a 50 % van de bedrijven ; gebrek aan eigen handelsvertegenwoordigers in het buitenland : 40 a 45 % van de bedrijven

gebrek aan financiële middelen om exportmarkten te bewerken : 37 a 47 % van de bedrijven ;

te weinig tijd om exportmarkten te bewerken: 35 a 45 % van de bedrijven ;

onvoldoende m arktkennis: 27 a 45 % van de bedrijven ; gebrek aan eigen klantendienst in het buitenland : 25 a 30 % van de bedrijven.

Grafiek 1 : Percentage van de bedrijven met interesse voor export naar bepaalde exportmarkten, WES-enquête 1981 (in % van het aantal bedrijven).

bedrijven die niet aan export doen en belang­

stelling hebben voor een bepaald land.

bedrijven die aan export doen, nog niet exporteren naar een bepaald land en ervoor belangstelling hebben.

bedrijven die reeds naar een bepaald land export­

eren en ervoor blijven belangstelling hebben.

253

(4)
(5)

De exporthindemissen die buiten de onderneming gelegen zijn, lopen meer dan voor de interne hindernissen uiteen van exportmarkt tot exportmarkt.

Tabel 1 geeft een algemeen beeld.

Tabel 1 — Externe hindernissen bij export naar de EEG- landen, industrielanden in en buiten West-Europa en andere landen, WES-enquête 1981 (in % van het aantal bedrijven)

Bij export n a a r : EEG- Andere Andere landen indus- landen

trie- landen in en buiten West-

Externe hindernissen : Europa

Verscherpte konkurrentie op de

betrokken markten 62 57 51

Kredietrisiko’s (niet-betaling) 27 36 55

Te hoge financieringskosten van

de verkoop 25 33 40

Te hoge vervoerkosten 19 31 40

Protektionistische maatregelen

van de betrokken landen 14 26 34

Onvoldoende steunverlening vanwege de Belgische export­

bevorderende instanties 13 19 26

Gebrek aan Belgische handelsfirma’s

op de betrokken markten 10 10 17

Vereiste administratieve formali­

teiten in het buitenland 10 14 23

Vereiste administratieve formali­

teiten in België 9 14 13

Wisselrisiko’s 9 26 38

Te hoge verzekeringskosten 1 10 17

Geen externe hindernissen 19 19 4

Naast de hinderpalen, worden er eveneens een aantal informatieproblemen gesteld bij export naar verschillende landen.

Vastgesteld werd dat bij export naar de EEG twee derden van de bedrijven en bij export naar andere landen de helft van de bedrijven geen problemen ondervinden om zich te informeren. Dat betekent niet dat deze

bedrijven geen behoefte aan informatie onderkennen, maar wel dat zij zonder al te veel problemen in staat zijn om de nodige informatie te bekomen.

Indien men informatieproblemen heeft, dan hebben deze in de meeste gevallen betrekking op de notoriteit van buitenlandse ondernemingen en op de grote aan­

bestedingen die zullen plaatsvinden. Ongeveer een vierde tot een vijfde van de ondernemingen heeft moeite om zich op deze gebieden goed te informeren. Sommige bedrijven hebben moeilijkheden om te achterhalen welke technische vereisten gesteld worden voor hun produkten.

Andere zouden graag wat makkelijker informatie willen bekomen over de opbouw van de prijsstruktuur

(kommissieloon en transportkosten), de gewenste

kontraktuele bepalingen en het karakter of de aard van de handelsrelatie met bepaalde landen. Slechts zeer weinig bedrijven hebben moeilijkheden om zich te informeren

in verband met douaneformaliteiten en -tarieven, invoer­

vergunningen en -kwota en wetgeving inzake handels­

praktijken.

Samenwerking met de exportbevorderende instellingen Verschillende exportbevorderende instellingen staan ter beschikking van de ondernemingen. Nagegaan werd of de door een aantal onder hen aangeboden dienst­

verlening op exportgebied bij de onderneming bekend is, in welke mate men reeds kontakt met hen heeft

opgenomen, in welke mate men tevreden was met het resultaat van dit kontakt en of men meer hulp van hen verlangt in de toekomst. Onderstaande cijfers geven een syntese:

Export- dienst- verlening bekend (% aantal bedrijven)

Kontakt gehad bij export (% aantal bedrijven)

Tevreden met het resultaat (% van de bedrijven die kontakt genomen heeft met de instelling)

BDBH 94 80 88

Fonds voor de

Buitenlandse Handel 48 39 93

Nationale

Delcrederedienst 68 42 81

Copromex 33 25 94

Creditexport 33 23 94

Samenwerking op exportvlak met andere bedrijven Bijna drie vierden van de ondernemingen wil op exportvlak samenwerken met een of meerdere andere ondernemingen. Gegeven het feit dat een dergelijke samenwerking tussen bedrijven slechts sporadisch voorkomt, is het bekomen resultaat zeer verrassend.

Er moet hierbij op gewezen worden dat het uitbouwen van een dergelijke samenwerking in de praktijk zeer moeilijk is.

Speciale exportpromoverende akties van de GOM’s Half 1982 werd onder voorzitterschap van de heer G. Geens, Voorzitter van de Vlaamse Regering, een perskonferentie georganiseerd waarbij de Beleidsnota van de Vlaamse GOM’s werd voorgesteld. Deze beleidsnota wil speciaal de aandacht vestigen op een aantal nieuwe akties die de Vlaamse GOM’s wensen te ondernemen of te intensifiëren. Een reeks van deze aktiviteiten liggen direkt of indirekt op het vlak van de exportbevordering, zonder daarom op het terrein te treden van de BDBH.

Integendeel deze aktiviteiten hebben plaats in nauwe samenwerking met de BDBH.

Een eerste exportpromoverende aktie heeft betrekking op de bevordering van de toelevering. De Ekonomische Raden van Oost- en West-Vlaanderen waren de eerste regionale organen die in de jaren zestig aan de basis lagen van de promotie van de toelevering. Uit hun initiatieven is in wezen het toeleveringsorganisme Interregio ontstaan.

Hiervan maakten de Vlaamse Provinciale Ekonomische 255

(6)

Raden en later de GOM’s de hoeksteen uit.

Jaarlijks wordt door Interregio in ons land een toeleveringsbeurs georganiseerd waarop toeleveranciers hun produkten aanbieden aan binnen- en buitenlandse uitbesteders. Dank zij de medewerking van de BDBH worden telkens ruim 100 grote uitbesteders uit het buitenland aangetrokken. Een bijzonderheid van de GOM - bijdrage terzake is het organiseren van een groepsstand voor Vlaamse toeleveranciers, waarbij de bedrijven door het huren van een zeer beperkte ruimte op een aktieve wijze en mits een haalbare prijs kunnen aanwezig zijn op een toeleveringsbeurs.

De toeleveringsbeurzen van de Vlaamse GOM’s zijn niet beperkt tot Interregio. Jaarlijks wordt ook nog deelgenomen aan één of meerdere buitenlandse toeleveringsbeurzen zoals de VAT te Utrecht of te Düsseldorf, Farega te Stuttgart en Midest.

Benevens de beursaktiviteiten organiseren de Vlaamse GOM’s, al of niet in samenwerking met de BDBH, kontaktdagen voor toelevering. Uit de praktijk is gebleken dat toeleveringsbedrijven en uitbesteders aan weerszijden van een gemeenschappelijke grens in vele gevallen elkaar niet kennen. Een kontaktdag te Rijsel voor uitbesteders van rollend materieel was hiervan een sprekend bewijs. Het sukses van de kontaktdag was trouwens ongemeen groot.

De toeleveringsaktiviteiten van de Vlaamse GOM’s, zowel in binnen- als buitenland, worden verder gepromo­

veerd door het verspreiden van een toeleveringsbulletin en het repertorium van de toelevering in de metaalsektor (viertalige publikatie met opgave van toeleveringsbedrijven in Vlaanderen).

Ten einde de BDBH behulpzaam te zijn bij de snelle informatieverstrekking werd door de Vlaamse GOM’s een toeleveringsbestand van de metaalverwerkende nijverheid voorbereid. Deze is opgenomen in de centrale computer van de BDBH.

In verband met de toeleveringsaktiviteiten is er een aktieve participatie van de Westvlaamse bedrijven te noteren. Sinds jaren maken de Westvlaamse bedrijven circa 40 % van de Vlaamse deelnemende bedrijven uit.

Een speciale vorm van toeleveringsaktiviteit is de participatie van de GOM’s in de FLAG (Flemish

Aerospace Group). Ook hier zijn circa 30 % van de leden Westvlaamse bedrijven. De eerste bestellingen wijzen op de ruime toeleveringsmogelijkheden in het raam van de FLAG-organisatie. Via de FLAG wordt door Westvlaamse bedrijven deelgenomen aan buitenlandse beurzen, zoals Le Bourget, Farnborough, Airmec.

In de Beleidsnota van de Vlaamse GOM’s wordt ook speciaal de aandacht gevestigd op een aktiviteit die dit jaar van start gaat, met name het bevorderen van de deelname van KMO-bedrijven aan welbepaalde beurzen en door het organiseren van een Vlaamse groepsstand.

Deze gemeenschappelijke Vlaamse groepsstand biedt een aantal voordelen voor de KMO-bedrijven, zoals : de te huren oppervlakte kan in belangrijke mate worden gereduceerd (en meteen ook de huurprijs) ;

de bedrijven beschikken over een gemeenschappelijk magazijn en ontvangstruimte ;

een aantal administratieve formaliteiten worden waargenomen door een koördinerend team van de Vlaamse GOM’s.

Het eerste initiatief ging dit jaar door te Parijs en

dit naar aanleiding van de voedingsbeurs SIAL. De koördinerende rol van deze gemeenschappelijke aktie werd waargenomen door de GOM - West-Vlaanderen.

De inschrijvingen overtroffen de verwachtingen. Over kort zal de prospektie starten voor andere gelijkaardige akties die via gemeenschappelijke standen in 1983 zullen plaatshebben. Hier kan vermeld worden de voedingsbeurs ANUGA te Keulen en de toeleveringsbeurs INTERZUM eveneens te Keulen, die zich richt op sektoren ’ toebehoren voor de meubelindustrie en de wooninrichting ’. De keuze van deze beurs geschiedt telkens in samenwerking met de BDBH.

De bedoeling is vooral bedrijven die anders weinig of nooit aan een beurs deelnemen, met dit distributiekanaal vertrouwd te maken en dit tegen aantrekkelijke

voorwaarden.

Tenslotte wordt eveneens deelgenomen aan buiten­

landse technologiebeurzen. De bedoeling is hier in de eerste plaats buitenlandse technologie aan te trekken.

Omgekeerd hebben reeds enkele Vlaamse bedrijven via de GOM’s hun technologie aangeboden op technologie­

beurzen.

Enkele suggesties

Tenslotte wordt van deze gelegenheid gebruik gemaakt om enkele vaststellingen en suggesties te formuleren.

Samenwerking BDBH-GOM

In de eerste plaats is er de zeer goede samenwerking tussen de GOM - West-Vlaanderen en de BDBH in het algemeen en de regionale direktie van de BDBH in

West-Vlaanderen in het bijzonder. Het feit dat de regionale direktie van de BDBH en de GOM - West-Vlaanderen in eenzelfde bureel gehuisvest zijn, heeft in de praktijk bewezen een goede formule te zijn. Ontwikkelingswerk van een streek heeft zeer vele facetten. De ontwikkeling van een streek gebeurt in belangrijke mate via de

bedrijven. De export van de bedrijven is hiervan een luik.

Het is geenszins de bedoeling van de GOM - West-Vlaanderen op de zetel te zitten van de BDBH.

Exportproblemen in bedrijven worden zo snel mogelijk overgemaakt aan de regionale direktie. Omgekeerd komt het vaker voor dat de regionale direktie bepaalde

niet-kommerciële problemen bij bedrijven opvangt die tot de bevoegdheid ressorteren van de GOM. Op deze wijze geschiedt er een komplementariteit en wederzijdse bevruchting. In deze zin durven wij pleiten deze eenheid niet te verbreken, noch door schaalvergroting van de regionale direkties noch door regionale opdeling.

Aansluitend hierop durven wij suggereren de provinciale direkties te versterken ten einde de BDBH zo dicht mogelijk bij het bedrijfsleven te brengen.

Hierdoor kan de operationaliteit worden opgevoerd.

Speciale steun aan de KMO-bedrijven

De Vlaamse GOM’s streven ernaar via een eigen formule deelname van de KMO’s aan buitenlandse beurzen te promoveren. Deze aktie zou kunnen aangevuld worden door een speciale steunverlening van de Vlaamse regering naar analogie van hetgeen de Executieve van het Waalse Gewest onderneemt om bedrijven aan te zetten

(7)

tot deelname aan vakbeurzen. Deze hulp van de Executieve voor het Waalse Gewest is bestemd voor KMO-bedrijven en is aanvullend bij deze die op het nationaal vlak door de BDBH wordt toegekend bij een deelname aan een door haar erkende beurs.

De beurzen die hiervoor in aanmerking komen zouden vooraf kunnen geselekteerd worden. Het steunsysteem kan degressief worden opgevat, doch moet in staat zijn een goede eerste start te geven.

Adekwate en snelle informatie

Uit de enquête bij de Westvlaamse metaalbedrijven en ook uit de werking van de GOM - West-Vlaanderen durven wij verder aan de BDBH suggereren de tijdsafstand tussen buitenland en bedrijfsleven zo kort mogelijk te houden. Daarenboven lijkt het wenselijk de potentiële exportbedrijven duidelijk te informeren over de konkrete vraag van de buitenlandse handelspartners en daarenboven zo mogelijk inlichtingen te verstrekken over de potentiële handelspartners. Meerdere bedrijven vragen eveneens naar een grotere specializatie van de handelsprospektoren.

Geografische spreiding

De kaarten op wereldvlak werden tijdens het jongste decennium grondig gewijzigd. Dit doet vragen rijzen inzake de oriëntatie van de export. Zonder dit punt te willen uitdiepen, willen we wijzen op twee punten.

Een te grote koncentratie van het handelsverkeer op de industrielanden, weerspiegelt een zekere kwetsbaarheid.

Een geografische heroriëntering van onze export wil daarom nog niet zeggen dat geen aandacht meer geschonken moet worden aan onze traditionele markten.

Bedoeld wordt dat parallel met een groeiende bewerking van de industrielanden die een aangewezen afzetgebied vormen vooral voor onze KMO’s, de marktverkenning zich ook naar nieuwe markten moet richten.

Deze markten zijn enerzijds de ontwikkelingslanden, waar onze aanwezigheid nog heel zwak blijft dit in vergelijking met landen zoals de Verenigde Staten, Japan, het Verenigd Koninkrijk, de Bondsrepubliek en Frankrijk en anderzijds de Oostbloklanden. Voor de Verenigde Staten, Japan, het Verenigd Koninkrijk, de Duitse Bonds­

republiek en Frankrijk maken de Derde Wereld en de landen met staatshandel een exportmarktaandeel uit dat twee tot driemaal hoger is dan dit voor de BLEU.

Rekening houdend met de ligging van West-Vlaanderen tegenover Groot-Brittannië en de uitstekende verbindingen tussen de kusthavens en Groot Brittannië, kan de vraag worden gesteld of wij onze exportkansen op Groot Brittannië voldoende benutten.

Een paar cijfers kunnen dit illustreren. De BLEU maakt 12,7 % van de EEG-export naar Groot Brittannië uit.

Voor Nederland ligt dit gelijkaardig aandeel op 25,3 %, of net het dubbel. Het verschil tussen het Nederlandse en

het BLEU-aandeel is vooral groot voor de landbouw- produkten en de produkten van de voedingsindustrie.

In een vroegere studie heeft het Westvlaams Ekonomisch Studiebureau duidelijk onderstreept dat de marktpenetratie van België in Groot-Brittannië ver beneden het normale peil ligt.

Opbouwen van referenties

Ons bazerend op de ervaring uit de praktijk, durven wij verder suggereren dat de Staat in het kader van openbare transakties voldoende oog zou hebben voor zoveel mogelijk ondernemingen die speerpunttechnieken ontwikkelen in bepaalde subsektoren. Dit brengt voor deze ondernemingen op de nationale markt referenties die hun toegang tot de buitenlandse markten

vergemakkelijken. Westvlaamse en Vlaamse bedrijven in het algemeen maken te weinig gebruik van het KB van 2.2.1982 betreffende uitvoering van akties en programma’s voor technologische vernieuwing.

De Nederlanders geven het voorbeeld

Een van de grote exportproblemen van de

Westvlaamse ondernemingen is de te zwakke aanwezigheid op de markten. Veelal wordt enkel aandacht geschonken aan de produktie en verwaarloost men het kommerciële.

Op dit vlak kunnen we ons licht opsteken bij onze noorderburen. De Nederlanders zijn aanwezig en zijn aggressiever op de markten. Dit veronderstelt uiteraard een iets andere ingesteldheid en een inzet van kommerciële krachten.

Exportsamenwerking

Als laatste suggestie wil ik me graag aansluiten bij een recente oproep van de heer R. Dewulf, Voorzitter Exportclub West-Vlaanderen. Vanuit zijn eigen ervaring op drie markten pleit hij voor konkrete exportsamen­

werking : twee, drie bedrijven die gezamenlijk een bruggenhoofd opslaan in het buitenland. De GOM - West-Vlaanderen heeft ook reeds een paar initiatieven in deze richting genomen. Door de samenwerking worden de kosten per bedrijf aanzienlijk lager en is de permanentie op de markt verzekerd. Exportsamenwerking biedt meer kansen voor minder geld.

Besluit

Een verbetering van de exportprestatie van het Westvlaams bedrijfsleven is meteen een hefboom voor de bevordering van werkgelegenheid. Het is ook een van de meest realistische wegen om het werkloosheidsprobleem op te lossen. Hiermede gaat de boodschap ’ Export = Werk en Welvaart voor iedereen ’ van de Kamers van Koophandel van West-Vlaanderen in vervulling.

257

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Aan de hand van de methode die in dit onderzoek is gebruikt zijn een tweetal partijen naar voren gekomen die voor BEDRIJF X interessant zijn om nader te bestuderen en

Based on the cost information and comparison of competitors’ price, the range of export price of Ten Kate is set between the prices of Zhengyi and Maple.. The cost function

Exportcertificering van fok- en gebruiksvee vanuit Nederland naar bestemmingen buiten de EU waarbij een halteplaats wordt aangedaan, is mogelijk voor exporteurs die een

c) de defecte gebruikte EEA voor professioneel gebruik, zoals medische hulpmiddelen of onderde- len daarvan naar de producent of naar een derde die in diens naam handelt

Zo kwamen er in de achttiende en negentiende eeuw duizenden schilderingen naar Nederland, die in de loop van de jaren veelal in maritieme, volkenkundige ofwel etnografische,

European contemporaries, the Dutch all came back from their commercial adventures in China or their years spent in the Netherlands East Indies, for example, with Chinese art

[r]

To get correctly num- bered pages, figures, tables, notes, etc., in the main document and in the secondary document, you just have to export the corresponding counters from the