• No results found

Europa in

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Europa in "

Copied!
48
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

inhoud

pag. 164

79/5

pag. 198

Van de redactie Het eeuwfeest van de ARP door prof. dr. J. N.

Bakhuizen van den Brink pag. 165

Europa in christen-democratisch perspectief door drs. B. Beumer

pag. 203

Christenen in de politiek door dr. A. H. van den Heuvel

pag. 175

Sleutelen aan het welzijnsbeleid door drs. P. van Harberden, drs. R. Lafaille en prof. dr. J. A. Stal- pers

pag. 206

Bezinning en perspectief boekbespreking door dr. ir. D. de Zeeuw

pag. 189

Levensbeschouwing en welzijnswerk door F. H Landsman

79/5

4ge jaargang, nr. 5, mei 1979

EUROPA

Beumer

WELZIJNSBELEI D

van Harberden, Lafaille, Stalpers - - - - -Landsman - - - -

HONDERD JAAR ARP

Nabetrachting: Bakhuizen van den Brink Stellingen: Van den Heuvel

Jubileumboek: De Zeeuw

(2)

Van de redactie

Op 7 juni worden in ons land de eerste recht- streekse verkiezingen gehouden voor het Euro- pees Parlement. De lijsttrekker van het CDA, drs.

B. Beumer, opent dit nummer met een bijdrage waarin hij uiteenzet wat de inzet van het CDA daarbij is.

Hij schetst de opgaven waarvoor elke stroming in het bijzonder komt te staan. De christen-de- mocratie zal de gedachten van rentmeester- schap en gerechtigheid (waarop de Nederlan- ders en de Belgen de nadruk leggen) moeten verwerken naast begrippen als vrijheid en chris- telijke waarden, waar de Duitsers de nadruk op leggen. De socialisten staan voor de opgave, een hang naar enerzijds centralisme te vere- nigen met een behoefte de persoonlijke betrok- kenheid van de mensen bij het gebeuren te ver- sterken.

Ook liberalen en communisten (kan een verster- king van het Europees Parlement het euro-com- munisme bevorderen, dat losser kan opereren van de Sovjet-Unie?) staan voor interne span- ningen van niet geringe omvang.

Beumer, die zijn artikel begint met een korte his- torische schets ('al eeuwenlang bestaat er een Europese gedachte') is van mening, dat de ge- richtheid van Europa op de derde wereld van cruciale betekenis is.

* *

*

Vervolgens publiceren wij twee bijdragfm over

het welzijnsbeleid. j~

Allereerst schrijven de heren Van Harberden, Lafaille en Stalpers onder de titel: Sleutelen aan het welzijnsbeleid. Na een historische schets, waarin heel instructief de verschillende beleids- perioden van de laatste decennia worden on- derscheiden, concluderen de schrijvers dat het huidige beleid nog steeds uitgaat van de be- leidsconceptie van het eind van de zestiger ja- ren, waarvan inmiddels duidelijk is dat deze on- voldoende aanslaat. Men mist een heldere en ordenende visie op mens en maatschappij en het welzijn vlucht in diffuse doelstellingen en een discussie over de middelen. De relatie maat- schappij-welzijn zal opnieuw geformuleerd moe- ten worden, aldus de schrijvers van dit artikel. Zij bepleiten in dit verband een welzijnscharter, dat voor een bepaalde periode de ideologische uit- gangspunten van de verzorgingsstaat onder woorden brengt.

* *

*

Vervolgens schrijft de heer Landsman over de betekenis van levensbeschouwing in het wel- zijnswerk, naar aanleiding van het verslag van een experiment hierover, dat onder meer is op- gesteld vanuit de theologische faculteit van de Katholieke Hogeschool in Tilburg. Het boeiende van dit rapport is dat de onderzoekers enigszins werden verrast door de conclusie, dat welzijns- werk niet los gezien kan worden van vragen die verband houden met de zin en de waarde van het menselijk bestaan. De heer Landsman geeft vervolgens aan wat naar zijn opvatting enkele consequenties zijn van deze conclusie voor het welzijnswerk.

* *

*

Vervolgens zijn in dit nummer drie bijdragen op- genomen naar aanleiding van de viering van het honderdjarig bestaan van de ARP. ..."

Allereerst blikt prof. dr. J. N. Bakhuizen van den Brink terug op de Jubileum Partijraad van 7 april jJ., die hij heeft bijgewoond. Daarna publiceren wij de stellingen die dr. A. H. van den Heuvel uit- sprak tijdens een forumdiscussie die ter gele- genheid van de herdenking te Waddinxveen is belegd. Tenslotte bespreekt dr. ir. D. de Zeeuw de bundel 'Bezinning en Perspectief' die ter ge- legenheid van de herdenking is uitgebracht.

* *

*

(3)

Europa in christen-democratisch perspectief

(\) c.

e

:::s w

Europa in

christen-democratisch perspectief'

door drs. B. Beumer

1 De ontwikkeling van de Europese gedachte

AI eeuwenlang bestaat er een Europese gedach- te. Nu eens springlevend, dan weer sluimerend.

Toen de ineenstorting van het Westromeinse Rijk een feit was, bestond Europa uit volkeren, die geen afgebakend gebied hadden. Er beston- den geen duidelijke staatsstructuren en dit zou zo blijven tot ongeveer de Franse Revolutie. De eerste schrijver, die iets over de Europese ge- dachte op papier zette, was Dante Alighieri.2 Hij schreef zijn boek waarschijnlijk als reactie op het ontstaan van het koninkrijk Frankrijk onder Filips IV, die de Paus trotseerde. Voor Dante was de Paus de enige bron van alle gezag. Al- leen de keizer van het Duitse rijk kon het gezag van de paus krijgen en niemand anders.

Hij ging uit van de universele band van de kerk, waarvan het hoofd de keizer wereldlijk gezag kon verlenen. Als dat gezag wordt verbrokkeld tussen meerdere vorsten kan dat alleen maar tot chaos ('nationalisme') leiden. Daarom wilde hij enerzijds aan de binding Paus-Keizer vasthou- den, maar tegelijkertijd de scheiding tussen we- reldlijke en geestelijke macht aanbrengen. Dit di- lemma heeft hij niet kunnen oplossen.

Honderdvijftig jaar later was het de koning van Bohemen Georges Podiebrad3 die ambities had

79/5 drs. B. Beumer

Drs. B. Beumer (44) is lid van de Tweede Kamer voor het CDA. Van 1962 tot 1966 was hij direc- teur van de streekraad N. W-Overijssel. Van 1966 tot aan zijn Kamerlidmaatschap in 1975 was hij burgemeester van Midwolda. Hij is lid van het partijbestuur van. de ARP. Zijn specialis- me betreft financieel-economische vraagstuk- ken.

om de keizerstroon te verwerven. Hij streefde al een continentale federatie na, waarbij de natio- nale macht uitdrukkelijk werd beperkt en waarbij de autonomie van de deelnemende staten werd gegarandeerd. Het plan voorzag voorts in de op- richting van een Assemblé, die bij enkelvoudige meerderheid besluiten zou nemen, in een Hof van Justitie, in een internationale arbitragepro-

1. Bronnen: brochure EG voorlichtingsbureau; Stemmen voor Europa door H. v. d. Werf; L l. Brinkhorst. Internationa- le Spectator blz. 760 e.v .. jaargang 1978; Bruins Slol. En ik was gelukkig, blz. 159 e.v.; ARP-brochure De mondiale OP-

dracht van Europa, uitgegeven in 1973; Goudzwaard, Kapi- talisme en Vooruitgang,

2. Dante vertolkte het eenheidsstreven in zijn boek De Mo- narchia.

3. Koning van Bohemen van 145B-1471.

(4)

Europa in christen-democratisch perspectief

cedure. en in een gemeenschappelijk leger. Om- dat een van de hoofddoelen van de confederatie de strijd tegen de Turken was, zouden de gelden voor de federale begroting afkomstig moeten zijn van de kerkelijke belastingen. De Paus voel- de daar niets voor en deed hem in de ban, zodat het eerste plan tot een confederaal Europa schipbreuk leed.

De strijd tegen de Turken inspireerde vele schrij- vers om te pleiten voor de vorming van een 'Christelijke Republiek' met als kern Duitsland (d.w.z. het Heilige Roomse Rijk). Deze 'Repu- bliek' zou moeten bestaan uit de erfmonarchie- en, de keurmonarchieën en de bestaande repu- blieken 1 500).

De Reformatie en het ontstaan van nationale staten hebben de idee van een Europese sa- menleving sterk aangetast. De Paus was niet meer de enige bron van het gezag. De absolute soevereiniteit van de 'staten' = 'vorsten' was een feit. De 17e eeuw met de onderlinge oorlo- gen tussen vorsten vernietigde de Europese eenheidsgedachte. De tijdgenoten van Abbé de Saint-Pierre4 namen zijn 'Plan voor de Eeuwige vrede' dan ook niet erg serieus. Kern was een eeuwigdurende vrede en een vrije handel tussen de Europse volkeren, die mogelijk zouden zijn als de achttien belangrijkste Europese staten zich zouden verenigen in een Europese bond, waarin onderlinge geschillen geregeld zouden worden door arbitrage. Die bond zou alle (christelijke) vorsten binnen en buiten hun gebied vrede kun- nen garanderen.

De soevereiniteit van de staten zou daarbij ge- waarborgd blijven. De vorsten zouden daar ver- tegenwoordigd zijn in een senaat. Zij konden via handelsverdragen een gemeenschappelijke markt voorbereiden.

Overigens voorspelde hij realistisch, dat het nog wel tweehonderd jaar zou duren voor het princi- pe van Europese arbitrage aanvaard zou worden (Hof voor de rechten van de mens, Hof voor Justitie).

Saint-Simon bràk met de gedachte van een alli- antie der vorsten5 onder invloed van de Franse RevolutIe en stelde de verkiezing van Europese afgevaardigden voor door 'coöperaties, verte- genwoordigers van beroepen'.6 Zij moesten over eigen grenzen heen kunnen kijken naar het ge- meenschappelijk Europees belang. Het Europe- se Parlement zou boven de nationale regeringen staan met de bevoegdheid om over nationale geschillen te oordelen. Door de idee van de volkssoevereiniteit (Franse Revolutie) ontwikkel-

drs. B. Beumer

den zich nationale parlementen met' meestal zeer geleidelijk toenemende bevoegdheden (b.v.

het Nederlandse Parlement tussen 1840 en 1880).1

Terugblikkend blijkt, dat een of andere vorm van blijvende samenwerking in Europa al eeuwen- lang mensen heeft geboeid, die geprobeerd heb- ben daaraan vorm te geven. Daarbij valt Europe- se samenwerking vooral in het begin samen met samenwerking tussen christelijke vorsten. Saam- horigheid en macht. Ook het thema vrede vaak ook op grond van christelijke inspiratie - was voedingsbodem.

De voortdurende onderlinge strijd en naijver tus- sen de christelijke vorsten en landen kon geen welgevallige zaak zijn. Dat laatste hield ook in het doen van samenwerkingsvoorstellen tegen het nationalisme der staten.

Opvallend element in de vele verschillende voor- stellen is het federalisme.

Eigen soevereiniteit en autonomie moesten zo min mogelijk worden ingeperkt. Praktische - (bezwering oorlog, economische voordelen) en min of meer utopistische benaderingen (eeuwige vrede) zijn terug te vinden.

Een goede samenvatting is te vinden in de Persi- aner Brieven van Montesquieu (105 en 106) waarin hij zich erover verbaast hoe de Euro- peanen zegenrijke uitvindingen zo vaak gebruiken voor veroveringen en onderdrukking.

Federico Chabod schrijft in 'Der Europa Gedan- ke' (1963) 'wir haben hier das gleiche Bild wie auf dem Gebiet der Politik: Vorbildlichkeit Euro- pas, wo es um die Prinzipien geht (Freiheit, kein Despotismus wie ins Osten), die aber korrum- piert werden können durch Missbrauch, verur- sacht durch den politischen Ehrgeiz der nach Macht und Herrschaft drängenden Menschen.' Kenmerkend is de geïsoleerdheid van de ver- schillende levensgebieden. Economische belan- genbehartiging werd duidelijk gescheiden van de beleving van de godsdienst. Oorlog en vero- veringen aanvaard als versterking, handhaving van de christelijke staat. Diegenen die door het

4, Charles Irenée Castel de Saint-Pierre (1658-1743) trad toe tot de orde der minderbroeders; hij ontving echter niet de priesterwijding; hij vertegenwoordigde Frankrijk op het Vre- descongres te Utrecht in 1712,

5, Hendri Saint-Simon de Sandricourt (1760-1827), 6, Hij wil ze recruteren uit de ondernemers, geleerden en administrateurs,

7, Een Eeuw Parlementaire Historie van p, J, Oud,

(5)

_.

staatkunde

Europa in christen-democratisch perspectief

aangeven van onderlinge betrekkingen tussen de verschillende levensgebieden een betere we- reld, een beter Europa voorstelden werden als onrealistisch beschouwd.

2 Het tijdperk der naties

Daarmee zette het tijdperk der naties in. Het hiermee gepaard gaande nationalisme verdreef de federalistische idee van een verenigd Europa.

In het midden van de 1ge eeuw hebben mensen als Mazzini,8 Proudhon en Victor Hug09 zich nog ingezet voor de Verenigde Staten van Europa.

Mazzini heeft een daadwerkelijke poging gedaan om een eenheid tot stand te brengen door het stichten van comités: het comité Jong Italië, Jong Duitsland en Jong Polen. Als vluchteling in Londen (1850) moet hij echter het mislukken van de Jong Europese Beweging toegeven: het nationalisme bleek sterker.

Dertig jaar na 1848 verschenen twee in het Duits geschreven werken: nl. van de Zwitser BluntschPO over 'De organisatie van een Bond van Europese Staten' en van de Duitser Frantz"

over 'het Federalisme'. Bluntschi meende dat de Europese Staten wel willen samenwerken bij de uitvoering van gemeenschappelijke belangen, maar dat zij zich nooit vrijwillig zouden onder- werpen aan een instelling die hen 'vreemd' voor zou komen, Zij zouden willen vasthouden aan eén eigen regering, eigen leger.

Frantz was een vurig ijveraar voor een federalis- tische Duitse eenheid; hij pleitte voorts voor een Unie van Midden- en Noordeuropese landen (Duitsland, Oostenrijk, Zwitserland, Scandinavi- sche landen, België en Nederland, met voor het buitenlands beleid een associatie met Groot- Brittannië).

Frantz wilde Frankrijk en Rusland voorlopig bui- ten spel zetten en ze later opnemen in de Unie, evenals Noord-Amerika. Onze landgenoot Cou- denhorst bracht een Pan-Europees manifest (1924) uit, waarin hij wijst op de oorlogsdreiging en een dringend beroep doet op de democrati- sche staten van Europa om zich te verenigen tot een internationale politieke en economische groepering die samen met Amerika, Rusland en het Verre Oosten een nieuwe Volkerenorganisa- tie kon vormen. Het manifest werd ook op een Europees Congres in 1927 in Wenen aanvaard.

De Franse Minister-President, Aristide Briand, daardoor geïnspireerd, stelde in 1929 voor aan de Volkenbond in Genève te komen tot een 'Fe- derale Bond' tussen de Europese volkeren, met

79/5 drs, B. Beumer

samenwerking op economisch, politiek en soci- aal terrein.

Een memorandum werd op 1 mei 1930 bij de Volkenbond ingediend. Op vele punten - o.a.

verlagen tarieven, anti-kartelwetgeving, oprich- ten investeringsbank, gemeenschappelijk ver- voersbeleid - vertoont het Memorandum dui- delijk overeenkomsten met de huidige verdragen binnen de EG. Met uitzondering van Joegoslavië en Bulgarije werd het Memorandum sceptisch ontvangen.

Opvallend is, dat vooral sterk persoonlijke initia- tieven, veelal ook van niet-politici, tot voorstellen voor een verdergaande Europese samenwerking hebben geleid. Zij vonden nauwelijks gehoor bij de regeringen van de staten zelf. De eigen soe- vereiniteit, vaak moeizaam verworven niet onbe- dreigd stond hoog genoteerd.

De Volkenbond werd dan ook nooit meer dan een gespreksforum. Haar falen in het tot ge- meenschappelijke standpunten en optreden te komen, onder meer toen Italië Abessinië aanviel, had een sterk ondermijnend effect. Het geza- menlijk tegengaan van een opkomend fascisme

- ook onvoldoende onderkend - bleef dan ook uit.

3 Na de Tweede Wereldoorlog In de Tweede Wereldoorlog kreeg de Europese gedachte vanuit de illegale pers in o.a. Neder- land en Frankrijk een nieuwe impuls. Er stond de federalisten een tweeledig doel voor ogen:

a) door het stichten van een verenigd Europa nieuwe conflictsituaties voorkomen;

b) een brugfunctie vervullen tussen de Verenig- de Staten en Rusland. Zowel Churchill in 1946 als De GaulIe spraken zich uit voor een soort Verenigde Staten van Europa.

Onder dit goede gesternte kwam in 1948 een Congres van Europa bijeen in Den Haag, waaruit de Europese Beweging en een jaar later de Raad van Europa voortkwam.

8. Guiseppe Mazzini (1805-1872), pleitbezorger van de re- publikeinse Italiaanse eenheid, en daaruit voortkomende een voorvechter van de Europese eenheid.

9. Hugo is een Frans dichter (1802-1885). Hij voorspelde in 1851 in de Franse Kamer de komst van de Ver<migde Staten van Europa; vele afgevaardigden waren verontwaardigd.

10. J. C. Bluntschi (1 B08-1881). Hij stelde het B.W. samen van het kanton Zürich en doceerde later in Heidelberg inter- nationaal recht.

11. 1817-1891; politiek filosoof, diplomaat en ambtenaar van Pruisen.

(6)

Europa in christen-democratisch perspectief

Bij de wederopbouw van Europa ontstonden problemen over kolen en ijzererts. Deze grond- stoffen hadden in het verleden vele spanningen veroorzaakt tussen Duitsland en Frankrijk.

Adenauer en Schumann zagen in, dat dit slepen- de probleem opgelost moest worden. Er lagen aan hun initiatieven ook diepere motieven ten grondslag: grotere solidariteit, meer welzijn voor de Westeuropese burgers. Jean Monnet'2 werkt het plan nader uit. De Europese Kolen- en Staal- gemeenschap ontstond. Behalve Frankrijk en Duitsland konden andere landen zich er bij aan- sluiten. Het verdrag hield in, dat de leden een stukje soevereiniteit overdroegen aan het lichaam (de Hoge Autoriteit).

De Britten voelden er weinig voor, zoals ook bij de totstandkoming van de EEG in 1958. Sinds 1961 , toen ze begrepen, dat ze achterop zouden kunnen raken bij het continent, deden ze menige poging om er bij te komen. De te late toetreding van Engeland in 1973 heeft eerder de EG ont- wricht dan bevorderd. Met de oprichting van de EGKS wilde men, ook onder aanvoering van Frankrijk, ook een Europese Defensie Gemeen- schap oprichten. Toen deze oprichting nabij stond, had Frankrijk evenwel grote bezwaren en ging het niet door.

Beyen en Spaak bouwden voort op het EGKS- verdrag. Op grond van hun plan, het z.g. Bene- lux-memorandum, werd medio 1955 in Messi- na besloten tot een gemeenschappelijke markt.

Een ander gevolg van de EGKS was de tot- standkoming van Euratom - samenwerking op het gebied van de kernenergie (1957/58).

De schok van de Tweede Wereldoorlog heeft geleid tot een begin van gezamenlijke bestuur- lijke vormgeving. De Amerikanen die via het Marshallplan West-Europa steunden deden dat zowel uit economische als politieke (tegenwicht USSR) overwegingen.

De EG-initiatiefnemers meenden dat een accent op economische samenwerking vanzelf zou uit- lopen op een hechtere politieke samenwerking.

Die veronderstelling is nauwelijks bewaarheid geworden. Vandaar dat de directe verkiezingen een eigen impuls moeten opleveren voor een verdergaande politieke invulling.

4 De mogelijkheden van het Europese Parlement

Het is onmiskenbaar dat de gemeenschappe-

79/5 drs. B. Beumer

lijke markt welvaartverhogend heeft gewerkt en het integratieproces aanvankelijk bevorderde. In de verdragen zijn nog vrij weinig supra-nationale bevoegdheden begrepen. Het gebrek hieraan deed zich tot in het midden van de jaren zeven- tig niet ernstig gevoelen. Maar het toetreden van Engeland (1973) en de recessie van de jaren ze- ventig, oliecrisis, hebben een zware hypotheek gelegd op de Europese samenwerking. Het mag dan weliswaar een lichtpunt zijn, dat het EMS tot stand is gekomen - overigens zonder Enge- land, maar de wijze waarop stemt niet tot groot optimisme voor de toekomst. Ook een lichtpunt vormen de directe verkiezingen voor het Europe- se Parlement, maar het debat daarover, dat werd gehouden in het Franse Parlement, geeft niet al te veel zicht op spoedige uitbreiding van bevoegdheden. Ook Engeland toont veel reser- ves. Het Europese Parlement zal zijn invloed voorlopig binnen de Verdragen moeten vergro- ten. Overigens vormen recente uitspraken van Giscard d'Estaing t.a.v. het Euratom Verdrag een directe bedreiging van de huidige bevoegdheden van de Europese Commissie. Met de betreffen- de bepalingen is veelal de hand gelicht. Een re- cente uitspraak van het Hof en de nieuwe Ame- rikaanse non-proliferatiewetgeving, waarin uit- drukkelijk naar het Euratom Verdrag wordt ver- wezen, vormt de achtergrond van dit Franse of- fensief om het Euratom Verdrag te wijzigen.

Frankrijk heeft grote belangen te verdedigen, nl.

een groots opgezette civiele nucleaire industrie, die alles kan leveren op dit gebied. Bovendien heeft Frankrijk het non-proliferatieverdrag niet getekend. Het verklaart mede de huidige span- ningen op kernenergiegebied binnen Europa.

Overigens is de positie van de commissie al da- nig verzwakt. Door de stagnatie in de besluitvor- ming in de Raad van Minist~rs en de overheer- sende positie van de Europese Raad (van rege- ringsleiders). is de commissie vrijwel geworden tot een secretariaat. De rol van de commissie als beleidsinitiator is in wezen overgenomen door de Europese Raad. Gezien de bevoegdheden van het Europese Parlement, nl. slechts contro- lerend t.o.v. de commissie, betekent dit het ont- breken van evenwicht tussen de instellingen. Ik denk dat er voor het parlement thans meer per- spectieven komen dan voor de commissie om het tij te keren. Het zal stellig zwaardere druk

12. Jean Monnet is de eerste voorzitter geweest van de Hoge Autoriteit van de Europese Kolen- en Staalgemeen- schap,

(7)

_.

staatkunde

Europa in christen-democratisch perspectief

gaan uitoefenen. Zeker als het zich van het Amerikaanse systeem van investigation zou gaan bedienen. Daardoor zal ook het in dit pro- ces gewichtige volgen door de media drukver- sterkend werken. Het is nergens in het Verdrag verboden, dat het Parlement zou kunnen komen met een rapport, waarin het aangeeft hoe de ge- meenschappelijke markt er uit zou moeten zien.

Het parlement zou bijv. een economisch orde- ningsplan het licht kunnen doen zien. In het pro- gramma van de Europese Volkspartij is een sug- gestie voor een dergelijk door het Europees Par- lement vast te stellen plan opgenomen. Het kan zich ook daardoor ontwikkelen tot een discussie- platform en zo commissie en Raad beïnvloeden.

De Haan en Femhout hebben uiteengezet hoe zo'n plan eruit zou moeten zien in Nederland (zie ARS december 1978). Omdat het landbouwbe- leid al sinds 1958 een gemeenschapsbeleid is kan op dit terrein alleen maar een Europees structuurplan uitkomst bieden. Omdat de mees- te bedrijfstakken in de industriële sector met zeer grote problemen kampen en omdat de werkgelegenheid onder zware druk staat kan al- leen een geïntegreerd sectorbeleid neergelegd in een indicatief plan, waarbinnen afspraken ge- maakt worden over investeringsplanning, werk- tijdverkorting in de ruimste zin, facettenbeleid, regionale planning, ons beter uit de huidige Europese problemen helpen. De landen kunnen dit niet meer onafhankelijk van elkaar regelen.

Niet een van bovenaf opgelegd plan naar de lid- staten toe, maar wel een plan, dat meer samen- hang brengt in een huidig verbrokkeld beleid, waarbij ook sancties worden overeengekomen.

5 Relatie nationaal-Europees parlement

Een van de meest beslissende relaties voor de ontwikkelingsmogelijkheden van het Europees Parlement - en daarvan afgeleid voor de overi- ge Europese instellingen - is die tussen Euro- pese en nationale parlementsleden. Tot dusver was de betekenis nog een beperkte, omdat de 'Europeanen' tegelijkertijd nationale parlements- leden waren. Hun gebondenheid betrof in eerste instantie die aan nationale programma's. Ge- bondenheid aan Europese programma's kon er niet zijn door het ontbreken daarvan.

Nu zijn er dan de eerste Europese programma's, waaraan alleen de Europese parlementsleden

79/5 drs. B. Beumer

gebonden zijn, zonder directe binding aan de na- tionale programma's. Toch is dit maar gedeelte- lijk juist.

Immers beide programma's zijn opgesteld (meer of minder direct) onder (mede-)verantwoorde- lijkheid van de nationale partij. De programma's moeten elkaar dus tenminste verdragen, Waar de nationale partij op Europees vlak con- cessies moest doen, ontstaan mogelijk span- ningshaarden. Een heel concreet punt is bijv. dat van de kemenergie. Dat heeft er voor wat betreft de socialisten al mede toe geleid, dat er niet één programma kon komen - een duidelijke beper- king voor de socialisten om meer dwingend tot een Europese opstelling te komen. Dat geeft grotere vrijheid voor de nationale parlementen.

Voor wat betreft de christen-democraten blijkt op dit punt een veel terughoudender opstelling van bijv. de Nederlandse christen-democraten dan de meeste andere zusterpartijen. Dit heeft de totstandkoming van één programma welis- waar uiteindelijk niet verhinderd, maar de voor- waarden waaronder kernenergie-toepassing mogelijk zal zijn, zullen door de Nederlanders met grote striktheid beoordeeld worden (veilig- heid, zelfbescherming, controle).

Beslissend is welke marges de nationale parle- mentsleden hun ministers op Europees vlak zuI- len toestaan. Voorzover die er nauwelijks zijn, zal een Europees beleid terzake moeilijk van de grond kunnen komen en dat bepaalt dan ook sterk de mogelijkheden in het Europees parle- ment. De Engelsen en Denen hebben nu al pro- cedures, die tot een zeer beperkte wendbaarheid van hun bewindslieden leiden. Dit maakt een in- tensief contact tussen nationale en Europese parlementariërs zeer noodzakelijk, zeker nu de formele band van het dubbele mandaat niet meer bestaat.

Tot dusverre werd in de nationale parlementen de Europese dimensie (vooral die gericht op het beleid binnen de instellingen) dan ook nauwe- lijks zichtbaar gemaakt. Uiteraard toch nog het meest, als het de behandeling van Europese richtlijnen betrof. Het kwam dan in die gevallen evenwel toch op een vrij geïsoleerde benadering neer.

Nu zullen de Europese parlementariërs er voor moeten zorgen dat die dimensie (gebaseerd op integrale politieke programma's) onontkoom- baar wordt. Over de belangrijkste vraagstukken zullen immers zowel nationale als Europese op- vattingen geformuleerd zijn. De Europese parle- mentariërs zullen zich daarbij kunnen beroepen

(8)

Europa in christen-democratisch perspectief

op de opdracht van hun partijen tot uitvoering van hun Europese taak. Binnen de partijen zullen daarover goede procedure-afspraken gemaakt moeten worden (toegang fractie-vergadering, fractie-commissies). Het is eveneens wenselijk dat de Europese parlementariërs zo ruim moge- lijk toegang tot de besluit-voorbereidende bij- eenkomsten van de nationale parlementariërs verkrijgen, en daar ook het woord kunnen voe- ren.

De mate waarin aan de relatie tussen Europees parlement en nationale parlementariërs inhoud zal kunnen worden gegeven zal meer dan ooit beslissend zijn voor een effectieve bestuurs- structuur op Europees niveau.

6 Platform en confrontatie

Als het Europees Parlement zich inderdaad kan ontwikkelen tot een internationaal platform van betekenis, zal dat ook partij-politieke gevolgen hebben. Socialisten, christen-democraten, libe- ralen en communisten zullen daarbij zowel een intern integratieproces moeten doormaken en tegelijkertijd tot een nadere positiebepaling moeten komen ten opzichte van elkaar. Voor de conservatieven zal dat minder opgaan omdat hun politiek veel strikter nationaal gericht is en eventuele internationale samenwerking voor hen veel vrijblijvender zal zijn.

De meer internationaal gerichte politieke partij- en zullen hun partij-politieke opvattingen op- nieuw vorm moeten geven en daarbij zal moe- ten blijken hoe een gezamenlijke weergave van de hoofdkenmerken zich verdraagt met accen- ten, zoals die in de nationale politiek zijn ge- groeid.

Dat het allemaal niet zo eenvoudig is, bleek al uit het niet tot een Europees programma kunnen komen van de socialisten - de nu verschenen gezamenlijke oproep mist nogal wat aan richting en samenhang, - , de sterker beschrijvende dan programmatische opzet van de liberalen, en de globale opzet van het programma van de chris- ten-democraten waarin hier en daar duidelijk het verschil in benadering tussen de partijen zicht- baar wordt (passages die de vrije markt stipule- ren, andere die de dienstbaarheid van de econo- mie, meer ruimte voor overheidsbegrippen be- nadrukken).

De onderlinge opvattingen van de communisten zijn tegengesteld voor wat betreft de wenselijk-

79/5 drs. B. Beumer

heid van de Europese Gemeenschapzèlf (de Ita- liaanse-pro, de Nederlandse-contra).

Een langs politieke hoofdlijnen opererend Euro- pees Parlement zal een verdergaande toespit- sing van uitkristallisatie onvermijdelijk maken.

Ook in het verleden zijn er wel internationale fora geweest, die echter toch nooit dit continue dwingende karakter vertoonden.

Te denken valt aan de verschillende socialisti- sche internationales, die ondanks heftige discus- sies, keuzes voor of tegen bepaalde stromingen, toch nooit een voortgaande beleidsvorming kon- den opleveren. Wel een beïnvloeding daarvan binnen de nationale partijen. (Bijv. Amsterdam 1904, waar de toenmalige Duitse sociaal-de- mocraten de Franse zusterpartij deelname aan een burgerlijke regering verweten.)

Bij de interne integratie kunnen de volgende kanttekeningen worden gemaakt:

Christen-democratie

Voor wat betreft de Europese christen-democra- tie - en met name bij de Duitse christen-de- mocraten - valt vooral een sterke accentuering op van het begrip vrijheid.

Het blijkt ook een sterk economische veranke- ring te hebben. Christen-democratie en vrije markt worden duidelijk beschouwd als in elkaars verlengde te liggen.

Dit kan nog op een als wenselijk beschouwde economische praktijk zijn terug te voeren, maar ook het behoud van christelijke waarden (sterk cultuur-bepaald) wordt daarmee in verband ge- bracht. Men contrasteert het duidelijk ten op- zichte van de socialistische voorkeuren voor een plan-economie, waarin de vrijheid vroeg (be- staande staatssocialistische systemen) of laat zal sneuvelen. In dit kader wordt ook een sturing in het economisch leven (bijv. van investeringen) afgewezen. In het kader van een wenselijk te achten economische groei moeten milieu, 3e wereld-problemen, sociale relaties worden op- gelost. Een veelheid van economische beslissin- gen (dus wel de gedachte van machtsspreiding:

staatsmonopolie en monopolie in economische zin worden tegelijkertijd afgewezen) zal het bes- te resultaat opleveren.

Veel aandacht wordt besteed aan sociale zeker- heid, ook als zelfstandige waarde (niet alleen als correctie op economische uitkomsten) en aan

·Mitbestimmung') waarbij het idee van het sa-

(9)

Europa in christen-democratisch perspectief

menwerkingsverband wordt onderstreept (ge- lijkwaardigheid van de factoren kapitaal en arbeid). Binnen de christen-democratische fractie is een interessante ontmoeting te ver- wachten met ideeën zoals die sterker in de Bel- gische en Nederlandse christen-democratische partijen leven. Ik neem daarvoor de lijn die met name in het CDA-programma 'Niet bij brood alleen' zichtbaar wordt.

Ten aanzien van het uitgangspunt wordt daar niet over christelijke waarden gesproken, maar directer een verbinding gelegd tussen het evan- gelie, de politiek en de politicus. Minder nadruk op behoud, meer accent op dynamisch werken- de inspiratie. Sleutelbegrippen zijn met name gerechtigheid en rentmeesterschap. Gerechtig- heid gaat aan echte vrijheid vooraf. Het vrij- heidsbegrip is minder verzelfstandigd.

Markt en planning worden veeleer als middelen beschouwd. Duidelijk komt de opdracht tot or- dening naar voren met als bijbehorend begrip:

persoonlijke en groepsverantwoordelijkheid.

Vóór de middelen komen de normen die aan de gerechtigheid ontspruiten. In een stelsel van ge- normeerde markteconomie, waarin het idee van het rentmeesterschap is inbegrepen kunnen economische en technische ontwikkelingen een plaats vinden.

Aan die normering kan de overheid meewerken (wetgeving), maar die kan ook op bedrijfstakni- veau en binnen de bedrijven (mee) gestalte krij- ÇJen.

Veel sterker krijgt in deze benadering beheersing van economische en technologische ontwikke- lingen aandacht. Zij staan niet op zich. Er moet een toetsingsmogelijkheid zijn op hun maat- schappelijke effecten.

Economische groei moet op die effecten worden beoordeeld: (invloed op 3e wereld-landen, mi- lieu, grondstoffen); een (kwantitatieve) welvaart- verhoging in West-Europa wordt kritisch be- schouwd. De offers daarvoor te brengen dienen beter te worden gewogen.

Wenselijk zou het zijn als ook in de bedrijven an- dere dan bedrijfseconomische criteria zouden meewegen (bv. werkgelegenheid, ecologische effecten). Dan zou er immers weer een volledige verantwoorde afweging kunnen plaats vinden.

De volledige mens ook in zijn technisch en eco- nomisch handelen aan bod laten komen. Het is die gerichtheid die b.V. in het CDA aanhang heeft gekregen, die gezien wordt als een wezen- lijke invulling en aanvulling van christen-demo- cratie en die een christen-democratie tot een

drs. B. Beumer

vernieuwende maatschappelijke kracht kan ma- ken. Ordening, zonder eigen verantwoordelijk- heid weg te drukken. Persoonlijke verantwoor- delijkheid, zonder die van de overheid als nood- zakelijk kwaad te beschouwen.

Sociaal- Democratie

Binnen de sociaal-democratie zal het er vooral om gaan hoe ordening van een vrij centralisti- sche opzet zich zal verdragen met de persoon- lijke betrokkenheid van mensen. Of de staat wordt gezien als een middel om te beheersen, ten einde eigen ideeën beter te kunnen doorvoe- ren, of als een organisatievorm van de gemeen- schap waarin verschillende stromingen aan bod kunnen komen en in wederzijdse beïnvloeding vorm geven aan de samenleving.

Aan de ontwikkelingen binnen de SPD kan dit laatste worden geïllustreerd.

In 1959 aanvaardden de Sociaal-Democraten het zogenaamde Godesberg-program. Ze werd van klasse tot volkspartij. De beperktheid van het historisch-materialisme als enige drijfveer van het menselijk handelen werd prijsgegeven.

SPD-jurist Rolf Arndt formuleerde de verhou- ding tussen staat en maatschappij als volgt:

'de staat is de vorm van het samenleven van verschillende mensen; hij is de grondwettelijke orde, die de rechtsgeldige regels voor het sa- menleven van verschillende mensen met ver- schillende opvattingen en belangen onder een door allen aanvaarde heerschappij constitueert:

Uitgaande van de dialectiek tussen doel en mid- delen zegt hij: 'de democratie is niet slechts een weg; de democratische tot vrijheid verplichten- de, sociale en op recht gegrondveste staat is een doel op zichzelf'.

Democratie waar wij ons in kunnen vinden.

Maar nu: het partijcongres van Mannheim 1977: Orientierungsrahmen 1985: een soort politiek kader voor de middellange termijn. Es- sentieel verschil is, dat de staat weer van middel tot doel is geworden: instrument in de handen van een groep die het aanvaardt mensen naar de hand te zetten. Met alle persoonlijke ambities ingecalculeerd raakt dat ook de discussie Mitte- rand-Roccard. Waar staat de sociale democra- tie?

Een sociaal-democratie die in haar benadering de spanning tussen persoonlijke betrokkenheid

(10)

Europa in christen-democratisch perspectief

en centralisatie levendig houdt, die een demo- cratische tot vrijheid verplichtende, sociale en op recht gegrondveste staat als doel op zich be- schouwt lijkt mij de uiteindelijke enige vruchtba- re. Ook binnen de socialistische partijen wordt een belangwekkende grondslagdiscussie zicht- baar.

Liberalen

Ook binnen de liberale fractie zijn accentver- schillen te signaleren, al lijken die minder funda- menteel dan bij socialisten en christen-democra- ten.

Met name de Engelse en Duitse liberalen staan een beleid voor dat tenminste zo sterk doet den- ken aan D'66 als aan de WD.

De economische groei wordt kritischer bezien, vooral voor wat betreft ecologische aspecten; in het vrijheidsbegrip wordt, behalve burgerlijke en politieke vrijheden, ook het element van gelijk- heid wat sterker benadrukt.

Toch valt op, dat bijvoorbeeld voor wat betreft ontwikkelingssamenwerking een sterkere bena- dering vanuit de eigen Westeuropese belangen valt te constateren, dat geldt voor socialisten en christen-democraten.

Die teneur is ook terug te vinden in de paragra- fen over het externe 'buitenlandse' beleid van de EG-landen.

Er valt aan te nemen dat met name voor wat be- treft de functie en verdeling van de economische groei binnen de liberale fractie verschillende op- vattingen verzoend moeten worden.

Communisten

Interessant is de vraag of een direct gekozen Europees Parlement op den duur ook tot een grotere verzelfstandigde opstelling van Westeu- ropese communisten zal bijdragen ten opzichte van de Sovjet-Unie.

Nadat het vinden van een eigen vorm van com- munisme voor West-Europa, het Euro-commu- nisme, de afgelopen jaren gestalte leek te krijgen, valt nu een pas op de plaats waar te nemen.

Wellicht wordt dat mede beïnvloed door het electoraal minder gunstig verlopen voor de Ita- liaanse communisten van de toenadering tot de christen-democraten en door de toegenomen spanningen in Frankrijk tussen communisten en socialisten na het mislukken van een gezamen- lijk optreden bij de Franse presidentsverkiezin- gen.

79/5 drs. B. Beumer

Toch is het Europese programma van de Itali- aanse communisten duidelijk pro-Europees te noemen.

De toetreding van Spanje zou die stroming mo- gelijkerwijze kunnen versterken, al valt moeilijk te overzien of de Spanjaarden hun huidige koers zullen (kunnen) handhaven,

Interessant is ook de vraag of de voortgezette besprekingen tussen de EG en Comecon ten- slotte meer dan alleen technisch-economische samenwerking zal opleveren.

7 Noodzaak adequaat bestuur Het lijkt mij onvermijdelijk, dat een samenwer- king op Europees niveau bestuurlijk beter gestal- te krijgt.

Afgezien van het voorkomen van oorlog als be- langrijk motief voor de Europese eenwording zal een onvoldoende overeenstemmend econo- misch beleid van de Westeuropese landen tot min of meer verborgen protectie blijven leiden.

Er zullen voorts eerder ongewenste overcapaci- teiten worden geschapen en gevreesd moet worden dat een substantiële bijdrage aan een oplossing van de derde wereld-problematiek on- voldoende van de grond zal komen.

Technische en economische ontwikkelingen en schaal vragen een meer adequate bestuurlijke opzet.

Voor wat betreft het laatste is er toch ook de wat bezwaarlijke kant, dat de bestuurlijke schaal zozeer wordt bepaald door die ontwikkelingen.

Onder meer bij de hearings over de vermogens- aanwasdeling in de Tweede Kamer kwam de vraag op tafel omtrent de optimale bedrijfsgroot- te.

De rendementssituatie in nogal wat middelgrote bedrijven bleek gunstiger en eerder constanter dan die van de reuzen.

Dezelfde geluiden waren te horen op een sym- posium van het KNOV (1979),

Vermeldenswaard is de constatering dat veel dynamiek van de multi-nationals ontstaat door het absorberen van expanderende en innoveren- de middelgrote bedrijven (met dus opnieuw schaalvergroting),

Waar juist door de grote schaal de wendbaar- heid afneemt, grote kapitaalsstromen in een be- paalde richting voor jaren worden vastgelegd, de besteding eerder in een minimumpositie zal ko- men te verkeren, de overzienbaarheid beperkter

(11)

~.

.~

Europa in christen-democratisch perspectief

is, de individuele mens strakker ingekaderd is, zal decentralisatie, eventueel splitsing eerder be- vorderd dan geremd moeten worden.

Dit ook met het oog op grotere beheers moge- lijkheden vanuit de maatschappij, door de over- heid.

8 Een voorbeeld: gerichtheid op derde wereld

De Vrilag moet ook worden gesteld of de grote omvang van de bedrijven geen eisen zal stellen aan de minimumomvang van door hen te reali- seren projecten. Als dat zo zou zijn, moet men zich vervolgens afvragen of de mogelijkheden van deze ondernemingen zich niet te zeer beper- ken tot de al ontwikkelde industrielanden en de van ruimer potenties voorziene ontwikkelings- landen. Een ander punt is of mogelijke investe- ringen in 2e en hogere graads ontwikkelingslan- den wel voldoende kunnen zijn afgestemd op een evenwichtige ontwikkeling in die landen zelf (opleidingsbehoefte, verhouding tot inheemse bedrijvigheid, inspelen op zelfvoorzieningsgraad).

Dit temeer nu betwijfeld moet worden, of het zonder meer overplanten van onze Westerse technologie zo voordelig is. Daar in vele ontwik- kelingslanden een hoofdaccent op plattelands- ontwikkeling is komen te liggen, zal een daarin opgenomen medewerking vanuit de Westerse wereld wellicht meer effect sorteren. Zo heeft onlangs de Indiase hoogleraar Prassad gepleit voor een gedecentraliseerde energievoorziening op het Indiase platteland (bio-gasinstallaties) die goedkoper, veiliger en niet-vervuilend zouden zijn bij gebruik door een aantal agrarische bedrij- ven tegelijk. Daarvoor zullen echter investerin- gen nodig zijn die uitgaan van de specifieke ont- wikkelingssituatie dáár. Voor een meer-stabiele situatie in de wereld is een duidelijke welvaarts- verhoging in de armere derde wereldlanden noodzaak. Het streven naar gerechtigheid ver- plicht ons hiertoe.

Europa zou het initiatief kunnen nemen voor een afzonderlijk grootscheeps plattelandsontwikke- lingsplan in de Derde Wereld. Het zou daarbij aan kunnen sluiten op verschillende daarop ge- richte meerjarenplannen in de derde wereld zelf.

Wel zou het aan een aantal voorwaarden moe- ten voldoen:

1 Onderzoek naar de daarvan afgeleide techno- logische meest wenselijke inbreng.

2 Het daarbij rekening houden met een over-

79/5 drs. B. Beumer

schot aan arbeidskrachten in de derde wereld- landen.

3 Een energietoepassing die tot een zo beperkt mogelijke afhankelijkheid leidt.

4 Een zorgvuldige studie van daaruit voortvloei- ende ecologische effecten.

5 Afspraken omtrent het benodigde exportdeel van de te ontwikkelen produktie (prijzen, mini- mum afzet).

6 Overdracht van de bij de gewenste ontwikke- ling behorende kennis en opleidingsfaciliteiten (ook daarvan zijn in de Westerse wereld over- schotten aanwezig).

7 Voldoende financieringsfaciliteiten die niet tot een voortijdige belasting van het project leiden, zodat het onvoldoende kansen krijgt. (De we- reldbank heeft als handicap, dat de bestaande rendementeisen te zeer inspelen op grootscha- ligheid en exportnoodzaak.)

Voordeel zou zijn: een gecoördineerde ontwikke- ling, die het meest aansluit bij de allereerst te benutten ontwikkelingsmogelijkheden. Sterker accent op zelfvoorzieningsgraad dan op produk- tie voor de export. Een beïnvloeding van techni- sche ontwikkelingen die meer afgeleid zijn van regionale behoeften.

Uiteraard kan als bezwaar worden aangevoerd dat het er op lijkt, alsof minder hoogwaardige technische mogelijkheden dan eerder voor de Westerse industrielanden gereserveerd zouden blijven, de verdeling daarvan eenzijdig zou blij- ven. Wellicht dat hiervoor binnen het plankader, aansluitende toepassingsmogelijkheden kunnen worden opgenomen zodat een wederzijdse plattelands/meer-industriële ontwikkeling versterking zou kunnen optreden.

Kenmerkend zou zijn dat het uitgangspunt min- der sterk is gelegen in de op ons welvaartsni- veau (en de groei daarvan!) en technische ont- wikkelingsgraad/scholingsgraad afgestemde in- vesteringen, maar meer primair bepaald wordt door dezelfde grootheden daar.

Een daarop gerichte samenwerking van bedrij- ven, sociale partners en overheden in ontwikke- lingslanden zou op korte termijn moeten worden voorbereid. Ik zou mij kunnen voorstellen dat het Europees Parlement daartoe voorbereidingen ontwikkelt, ook gelet op de programma's van de politieke partijen.

Daarmee zou dan ook inhoud gegeven kunnen worden aan de nadruk, die de ontwikkelingssa- menwerking in het programma van de Europese

(12)

Europa in christen-democratisch perspectief

Volkspartij krijgt en niet in het minst ook in de Nederlandse campagne.

Europa zal in de komende jaren meer perspec- tieven moeten bieden voor de meest achterge- stelden in de wereld. Haar bestaansrecht zal er mede van afhankelijk zijn. Dat zal ook opgaan voor de christen-democratie. Wellicht moet het zelfs als meetlat voor haar geldigheid worden beschouwd. Het leek mij daarom relevant dit element uit het programma nader te belichten.

9 Slot

De Europese gedachte leidt al een lang leven.

Na eeuwen heeft het een begin van concrete vormgeving gekregen.

De toenemende mondiale verwevenheid vraagt ook om meer gezaghebbende bestuurlijke orde- ning voor meer evenwicht in de ontwikkelingen.

Hoe dat evenwicht wordt bepaald hangt niet het minst af van politieke keuzen en de mogelijkhe- den die tot gelding te brengen.

Voorzover dat meer gecoördineerd zou moeten

drs. B. Beumer

gebeuren ontbreken nog voldoende duidelijke en competente organen. Bij de ontwikkeling daar- van zullen de uitgangspunten van de rechtsstaat doorslaggevend moeten zijn. Een internationale rechtsorde is doel.

De christen-democratie kan daaraan naar haar oorsprong en aard een belangrijke bijdrage leve- ren. Een ordening op Europees niveau kan een belangrijke stap zijn.

Het zal er daarbij met name om moeten gaan alle beslissingen (met name ook die op econo- misch en technologisch gebied, die het maat- schappelijk leven zo ingrijpend bepalen) te waar- merken door de toets van recht (solidariteit) en rentmeesterschap. Waar processen zich geïso- leerd daarvan voltrokken - de hele Europese geschiedenis is er een bewijs van - ontstaan kortsluitingen, verloor de gerechtigheid het van de overmacht, werd een materialistische levens- instelling kenmerkend.

Vanuit haar wortels gedacht moet de christen- democratie andere, door haar gekende wegen, inslaan.

Op die vernieuwing wordt gewacht.

(13)

Sleutelen aan het welzijnsbeleid

Sleutelen aan het welzijnsbeleid

door

drs. P. van Harberden drs. R. Lafaille

~ prof. dr. J. A. Stalpers 1 Ter Inleiding

Het rommelt weer op het welzijnserf. Voor de zoveelste maal staat het welzijnswerk onder zware druk. Van boven af zijn er de bestuurlijke reorganisatie (decentralisatie), de financiële be- heersing alsook de herverkaveling van het veld (ordening, harmonisatie), van onderuit het parti- cipatievraagstuk, de rol van vrijwilligers, de cliën- tenrechten en twijfels over de kwaliteit van het werk, terwijl van buitenaf druk wordt uitgeoe- fend vanuit zelfhulpgroepen en belangenbeharti- gingsorganisaties. En of dit alles nog niet ge- noeg is, wordt van het welzijnswerk gevraagd op volle toeren te draaien om de toenemende tekorten van ons economisch systeem op te vangen.

Een nieuwe koersbepaling is noodzakelijk, maar waarop moet het beleid bij zoveel druk en bewe- ging worden afgesteld? Is in een dergelijke si- tuatie een herbezinning op de uitgangspunten niet dringend geboden? Het is onze overtuiging dat in de huidige koers van het beleid moet wor- den bijgesteld.

Deze gedachte zullen we in deze bijdrage uit- werken. Daartoe zal een historische schets wor- den gemaakt van de relatie tussen welzijnswerk en welzijnsbeleid, waarin de ontwikkeling van het welzijnswerk vanaf het charitatieve tijdvak

79/5 drs. P. van Harberden/drs. R. Lafaille/prof. dr. J.

A. Stalpers

van de liberale rechtsstaat naar de huidige ver- zorgingsstaat zal worden gevolgd.'

Vervolgens zal de huidige toestand worden ge- taxeerd en worden bouwstenen aangedragen voor het welzijnsbeleid van morgen.

2 Ten tijde van de nachtwakersstaat

Ruim een eeuw geleden, in 1870, maakte mi- nister Fock in de toelichting op de nieuwe ar- menwet duidelijk dat de armenzorg - de oud- ste vorm van welzijnswerk - niet past in het takenpakket van de overheid. 'De zorg voor de armen is een zedelijke, geen burgerlijke plicht, zodat nakoming daarvan niet op den weg van den Staat ligt. De uitoefening van de liefdadig- heid moet worden overgelaten aan de Kerk en aan de bijzondere personen en instellingen'. Al- dus verwoordt deze liberale bewindsman zeer duidelijk de toenmaals dominante visie op de staat. Thans spreekt men van de liberale rechts- staat of de nachtwakersstaat. Het behoorde tot de taak van de overheid om het economische en het maatschappelijke leven te vrijwaren van sto- rende invloeden van binnenuit en van buitenaf.

1. Beknopte versie van de inleidende tekst van Van Harber- den in het kader van de cursus Welzijnsbeleid en -planning' (1978).

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De vraag naar de verhouding tussen kerk en staat in de Orthodoxe wereld behoort vaak tot de kern van het politieke debat en van de theologische bekommernissen in de betrokken

Sommige andere respondenten verzetten zich dan weer tegen deze praktijk zolang ze niet officieel toegelaten is en vragen aandacht te hebben voor het

In eerste instantie wordt de Kerk gevormd door hen die geloven in de Heerschappij van God zoals die in Jezus verschijnt; het zijn mensen die zich vanuit dit

In die zin is de Bergrede een enorme uitdaging waar niemand ooit aan toe komt (cf. je vijand beminnen; twee mijl met iemand meegaan, zeventig keer vergeven…). Als je die

Het gezin wordt niet alleen opgeroepen om de hedendaagse problemen aan te pakken, maar het gezin wordt vooral door God geroepen om zich altijd opnieuw bewust te worden van

Naarmate een toenemend aantal christelijke leiders hun volgelingen naar deze mystieke spiritualiteit drijven, waarbij een woord of frase wordt herhaald tot de staat van stilte

Romeinen 16:17, Judas 3 en gelijkaardige geboden, worden gewoonlijk genegeerd door populaire evangelische sprekers, maar ze zullen niet genegeerd worden bij de rechterstoel

o Geen universitair of theologisch vereiste scholing voor kerkelijke ambten.. o Geen daartoe