Vraag nr. 29
van 30 oktober 2003
van de heer CARL DECALUWE Bodembeheerorganisaties – Toezicht
Artikel 63 van het Vlaams Reglement op de Bo-demsanering (Vlarebo) bepaalt dat de erkenning van bodembeheerorganisaties kan worden ge-schorst of ingetrokken zodra de aflevering van de bodembeheerrapporten niet langer op een onaf-hankelijke wijze zal gebeuren.
1. Volgens welke criteria wordt gewerkt om deze onafhankelijkheid te beoordelen ?
2. Wie is verantwoordelijk voor het toezicht op deze bodembeheerorganisaties ?
3. Hoe wordt de traceerbaarheid van de gronden, van plaats van herkomst tot plaats van gebruik, g e o r g a n i s e e r d , wanneer er straks tientallen bo-dembeheerorganisaties worden erkend ?
Antwoord
1. Voor de beoordeling van de onafhankelijkheid kan vooreerst verwezen worden naar het V l a r e-bo art 63, § 1 : De Vlaamse minister kan te allen tijde de erkenning ( ... ) schorsen (of opheffen) in het geval : . . . 5° bij "een erkende bodembe-h e e r o r g a n i s a t i e, wanneer de onafbodembe-hankelijkbodembe-heid tegenover de betrokkenen bij een project (her-haaldelijk) niet gegarandeerd wordt".
De OVAM werkt momenteel aan een richtlijn in verband met de onafhankelijkheid van erken-de boerken-dembeheerorganistaties tegenover erken-de be-trokkenen bij een project. Deze richtlijn zal worden opgebouwd rekening houdende met de volgende elementen :
– de onverenigbaarheden overeenkomstig arti-kel 20 (Vlarebo) wat de erkende bodemsa-neringsdeskundigen betreft ;
– de representativiteit en de statutaire doel-stellingen van een bodembeheerorganisatie overeenkomstig artikels 58, 2° en 3° (Vlare-bo) ;
– andere regelgeving zoals de wet op de mede-d i n g i n g, mede-de wet op mede-de overheimede-dsopmede-drachten en de normering EN 45011 betreffende de criteria voor certificatie-instellingen.
2. Onverminderd de bevoegdheid van de andere toezichthoudende ambtenaren aangewezen krachtens andere wetten en decreten, o e f e n e n de daartoe door de Vlaamse regering aangewe-zen ambtenaren van OVAM toezicht uit op de uitvoering van de bodemsanering en op de nale-ving van de bepalingen van het bodemsane-ringsdecreet en zijn uitvoeringsbesluiten in het algemeen (artikel 21, § 1 van het bodemsane-ringsdecreet).
De in artikel 21 van het decreet bedoelde toe-zichthoudende ambtenaren van de OVAM wor-d e n , op voorstel van wor-de awor-dministrateur-g e n e r a a l van de OVA M , door de Vlaamse minister aan-g e w e z e n . Deze ambtenaren maken zich bekend door een legitimatiebewijs, ondertekend door de administrateur-generaal van de OVAM (arti-kel 69 van het V l a r e b o ) . Daarnaast kunnen dus ook andere administraties zoals A m i n a l-milieu-inspectie toezicht houden.
3. Eén van de erkenningsvoorwaarden is dat de bodembeheerorganisatie dient te beschikken over een procedure die haar in staat stelt de uit-gegraven bodem waarvoor ze een bodembe-heerrapport aflevert, te traceren (= erkennings-v o o r w a a r d e ) . Een andere erkenningserkennings-voorwaar- erkenningsvoorwaar-de is dat erkenningsvoorwaar-de boerkenningsvoorwaar-dembeheerorganisatie alle bo-dembeheerrapporten gedurende een termijn van vijf jaar in een register moet bijhouden. Deze twee erkenningsvoorwaarden zijn essen-tieel bij de organisatie van de traceerbaarheid. Iedere bodembeheerorganisatie moet zelf de traceerbaarheid van de gronden waarvoor zij bodembeheerrapporten aflevert, o r g a n i s e r e n . Onafhankelijk van het aantal erkende bodem-b e h e e r o r g a n i s a t i e s, wordt de traceerbodem-baarheid van uitgegraven bodem door iedere bodembe-heerorganisatie zelf georganiseerd.
De externe controle zal verlopen via een admi-nistratieve controle en via een controle op het terrein.
De administratieve controle zal verlopen via het register van bodembeheerrapporten. Ieder bo-dembeheerrapport bevat de nodige verwijzin-gen naar het technisch verslag. Indien de uitge-graven bodem getransporteerd wordt, bevat het bodembeheerrapport eveneens verwijzingen naar de transportdocumenten.