• No results found

Wiskunde voor 3 vwo

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Wiskunde voor 3 vwo"

Copied!
106
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Wiskunde voor

3 vwo

deel 1, Antwoordenboek

Versie 2013

Samensteller

(2)

bende zoals bedoeld in de hieronder vermelde creative commons licentie.

Het lesmateriaal is met zorg samengesteld en getest. Stichting Math4All aanvaart geen enkele aanspra- kelijkheid voor onjuistheden en/of onvolledigheden in de module. Ook aanvaarden ze geen enkele aansprakelijkheid voor enige schade, voortkomend uit (het gebruik van) dit lesmateriaal

Voor deze module geldt een Creative Commons Naamsvermelding-Niet-commercieel 3.0 Nederland Licentie. (zie http://creativecommons.org/licenses/by/3.0).

Dit lesmateriaal is open, gratis en vrij toegankelijk lesmateriaal afkomstig van www.math4all.nl en is speciaal ontwikkeld voor het vak wiskunde in het voortgezet onderwijs. Het lesmateriaal op de website www.math4all.nl is afgestemd op kerndoelen wiskunde, tussendoelen wiskunde en eindtermen voor de vakken wiskunde A, B en C. Dit lesmateriaal is mediumneutraal ontwikkeld en op diverse manieren te bekijken en te gebruiken. Voor informatie en vragen kunt u contact opnemen via info@math4all.nl.

Ook houden we ons altijd aanbevolen voor suggesties, verbeteringen en/of aanvullingen.

(3)

1 Algebra 3

1.1 Rekenen met variabelen 3 1.2 Breuken 6

1.3 Haakjes 8 1.4 Machten 11 1.5 Wortels 13 1.6 Totaalbeeld 16

2 Vlakke meetkunde 19 2.1 Gelijk of gelijkvormig 19 2.2 Driehoeken 23

2.3 Stelling en bewijs 26 2.4 Vlakke figuren 28 2.5 Vergrotingsfactoren 32 2.6 Totaalbeeld 34

3 Vergelijkingen 36 3.1 Basishandelingen 36 3.2 Terugrekenen 38 3.3 De balansmethode 40 3.4 Ontbinden 45

3.5 Breuken in vergelijkingen 48 3.6 Totaalbeeld 51

4 Lineaire verbanden 54 4.1 Recht evenredig 54 4.2 Lineaire functies 56 4.3 Het hellingsgetal 58 4.4 Lineaire modellen 61 4.5 Totaalbeeld 63

5 Goniometrie 67 5.1 Vectoren 67

5.2 Sinus en cosinus 71 5.3 Hoeken berekenen 73 5.4 Helling en tangens 75 5.5 Rekenen in driehoeken 77 5.6 Totaalbeeld 80

6 Kwadratische verbanden 84 6.1 Kwadratische functies 84 6.2 Nulpunten en top 87

6.3 Kwadratische vergelijkingen 90 6.4 Handig oplossen 94

(4)
(5)

1 Algebra

1.1 Rekenen met variabelen

a

1 6u� + 4u� cm.

b u�2+ 4u�u�

c 6 ⋅ 3 + 4 ⋅ 5 = 38 cm.

d 32+ 4 ⋅ 3 ⋅ 5 = 69 cm2. 2 8 en 3 cm.

a

3 Figuur I: 4u� + 2u� + u� + u� + u� + u� = 6u� + 4u�

Figuur II: 4u� + 4u�

Figuur III: 3u� + u� + 3u� + 3u� = 6u� + 4u�

(6)

b Figuur I: 6 ⋅ 3 + 4 ⋅ 5 = 38 cm.

Figuur II: 4 ⋅ 3 + 4 ⋅ 5 = 29 cm.

Figuur III: 38 cm, want even grote omtrek als figuur I.

c Je hebt dan minder rekenwerk bij het invullen van getallen voor de variabelen.

d Figuur I: u� ⋅ u� + 3 ⋅ u� ⋅ u� = u�2+ 3u�u�

Figuur II: u� ⋅ u� + u� ⋅ u� = u�2+ u�2

Figuur III: 2 ⋅ u� ⋅ u� + u� ⋅ u� + u� ⋅ u� = 2u�2+ u�u� + u�2 e Figuur I: 32+ 3 ⋅ 3 ⋅ 5 = 54 cm2.

Figuur II: 32+ 52= 34 cm2.

Figuur II: 2 ⋅ 32+ 3 ⋅ 5 + 52= 58 cm2. a

4 2u� = u� + u� en 5u� = u� + u� + u� + u� + u�. Als je dit optelt krijg je u� + u� + u� + u� + u� + u� + u� = 7u�.

b Eerst de wisseleigenschap toepassen: 2u� + 5u� + 3u� + 4u� = 2u� + 3u� + 5u� + 4u�. Dan gelijksoortige termen samennemen: 2u� + 3u� = 5u� en 5u� + 4u� = 9u� = u�.

c 18u� + 6u� + 10u� + 4u� = 28u� + 10u�

d 12u� + 6u� + 10u� + 4u� = 26u� + 6u�

e u� + 3u� + 5u� + 8u� + 7u� = 9u� + 8u�

f u�u� + u�2+ 3u�u� + u�2= 4u�u� + 2u�2 a

5 3u� + 12u� + 2u� + 4u� = 7u� + 16u�

b 8u� + u� + 2u� + u� = 10u� + 2u�

c 4u� ⋅ 3u� = 12u�u�

d 4u� ⋅ 3u� + 5u� ⋅ 2u� = 12u�u� + 10u�u� = 22u�u�

e 4u� ⋅ 3u� + 5u� ⋅ 2u� = 12u�u� + 10u�2 f 6u� ⋅ 2u� + 4u� ⋅ u� = 12u�u� + 4u�u� = 16u�u�

a

6 Zie figuur.

b Je ziet het verschil meteen in de figuren. Bovendien is u�2u� = u�u�u� en u�u�2= u�u�u�.

c De oppervlakte van beide rechthoeken is hetzelfde.

a

7 7u� + u� = 8u�

b 2u�u�u� + 8u�u�u� + u�u�u� = 11u�u�u�

c 12u� ⋅ 4u� + 3u�u� = 51u�u�

d 3u�u�2+ 2u�2u� + u�2u� + 4u�u�2= 7u�u�2+ 3u�2u�

e 4u� ⋅ 3u� + 2u� ⋅ u� + u� ⋅ 2u� = 14u�u� + 2u�2 f 2u� ⋅ u� + u� + 4u�2+ 5u� = 6u�2+ 6u�

(7)

a

8 −7u� + −5u� = −12u�

b 35u�2

c 3u� + 2u� + −5u� + 7u� = 5u� + 2u�

d 3 + −7 + 2u� + −5u� = −4 − 3u�

e 4u� ⋅ 2u� − 3u� ⋅ −7u� = 8u�u� − −21u�u� = 29u�u�

f 3u�u� − 5u� ⋅ 2u� + u�u� = 3u�u� + −10u�u� + u�u� = −6u�u�

9 Doen, ga door tot je (vrijwel) geen fouten meer maakt.

a

10 6u� ⋅ 3u� − 3u� ⋅ −4u� = 18u�u� + 12u�u� = 30u�u�

b −5u�u� − 3u� ⋅ −2u� = −5u�u� + 6u�u� = u�u�

c −3 ⋅ −2u� − 6 ⋅ −8u� = 6u� + 48u� = 54u�

d -3−2p−6−8p=-3+-6+-2p+-8p=-9+-10p=-9−10p

e 4abb−ab2b−3aba+2a3b2=4ab2−2ab2+6ab2−3a2b=8ab2−3a2b f abc+2bac−3abc=1abc+2abc−3abc=0

a

11 Je kunt aan beide zijden delen door 2. Dat levert op u� + u� = 11.

b Doen.

c Omdat er bij het vermenigvuldigen van twee gehele getallen minder mogelijkheden zijn, dan bij het optellen van twee getallen.

d 3 en 8.

e Dan moet je gaan inklemmen met behulp van de tabel.

12 Je vindt u� + u� = 76 en u� − u� = 76.

Je kunt nu systematisch gaan zoeken met een tabel.

Maar misschien zie je wel dat uit deze twee formules volgt 2u� = 98. Je vindt dan u� = 49 cm en u� = 17 cm.

a

13 Figuur I:

De omtrek is 6u� + 6u� en de oppervlakte is 2u�2+ 6u�u�.

Figuur II:

De omtrek is 6u� + 6u� en de oppervlakte is 2u�2+ 2u�u� + 2u�2. b Figuur I:

De omtrek is 66 cm en de oppervlakte is 176 cm2. Figuur II:

De omtrek is 66 cm en de oppervlakte is 186 cm2. a

14 7u� + 20u� = 27u�

b 7u� ⋅ 20u� = 140u�2 c 7u� ⋅ 20u� = 140u�u�

d 6u� − u� = 5u�

e 6u� ⋅ −10u�u� = −60u�2u�

f 6u� ⋅ −20u� − 15u� ⋅ −10u� = −120u�2+ 150u�2= 30u�2 g −u� ⋅ 5u� + 3u� ⋅ 2u� = −5u�u� + 6u�u� = u�u�

h −u� ⋅ 5u� + 3u� ⋅ 2u� = −5u�u� + 6u�u� = u�u�

a

15 Eerst herleiden tot −2u�u� en dan substitueren. Je vindt −100.

b Eerst herleiden tot −15u�u�u� en dan substitueren. Je vindt 1500.

c Eerst herleiden tot 9u�u�u� en dan substitueren. Je vindt −900.

d Eerst herleiden tot −26u�u�2 en dan substitueren. Je vindt −1040.

e Eerst herleiden tot 3u� en dan substitueren. Je vindt 30.

(8)

f Eerst herleiden tot 0 en dan ben je meteen klaar.

16 Je vindt u� ⋅ u� = 104 en u� − u� = 5.

Je kunt nu systematisch gaan zoeken met een tabel. Je vindt u� = 13 en u� = 5.

17 Je vindt u� + u� = 118 en u� − u� = 16.

Je vindt dat Kees 67 jaar en Jochum 51 jaar oud is.

a

18 40

b u� = 4u�

c Vanaf nummer 251.

a

19 220

b u� = u� ⋅ (2u� + 2) of u� = 2u�2+ 2u�.

c Maak een tabel. Je vindt dat dit vanaf nummer 22 het geval is.

a

20 130

b u� = u� ⋅ (u� + 3) of u� = u�2+ 3u�.

c Maak een tabel. Je vindt dat dit vanaf nummer 31 het geval is.

1.2 Breuken

a

1 Maak beide breuken eerst gelijknamig.

5

6+34 =1012+129 = 2112. b 5634 =1012129 = 121.

c 56×34 =58 (teller en noemer delen door 3).

d Maak beide breuken eerst gelijknamig.

5

6/34 =1012/129 =109. a

2 Maak beide breuken eerst gelijknamig.

5

u�+3u�=5u�u�u�+3u�u�u�=3u�+5u�u�u�

b 5u�3u�=5u�u�u�3u�u�u�=5u�−3u�u�u�

c 5u�×3u�=15u�u�

d Maak beide breuken eerst gelijknamig.

5

u�/3u�= 5u�u�u�/3u�u�u�=5u�3u�

e Door 0 delen heeft geen betekenis.

a

3 Het KGV van beide noemers is u�u�, dus je krijgt 2u�u�u�en 3u�u�u�.

b 2u�+3u�=2u�u�u�+u�u�3u� =2u�+3u�u�u� , 2u�3u�=u�u�2u�3u�u�u�=2u�−3u�u�u� en 2u�/u�3 =2u�u�u�/3u�u�u�=2u�3u�. c 2u�u�3 =u�u�6 .

a

4 Het KGV van beide noemers is 15u�, dus je krijgt 15u�10 en 15u�9 .

b 3u�2 +5u�3 =15u�10 +15u�9 =15u�19, 3u�25u�3 =15u�1015u�9 =15u�1 en 3u�2 /5u�3 =15u�10/15u�9 =109 . c 3u�25u�3 = 15u�62 =5u�22.

a

5 2u�u�4u� = 2u�.

b 2u�+3u�5 =3u�u�6u� +3u�u�5u� =6u�+5u�3u�u� . c 2u�3u�5 =3u�u�10.

a

6 2u�3 +5u� =2u�u�3u� +10u�2u�u� =10u�+3u�2u�u�

3

2u�5u�= 2u�u�15

(9)

b 2u�3 /5u�=2u�u�3u�/2u�u�10u�=10u�3u�

c 23u� +2u�1 =2u�3 +2u�1 =4u�6u�2+6u�3 =4u�6u�2+3

2

3u� ⋅2u�1 =2u�32u�1 =2u�6u� =13 (je vereenvoudigt de breuk door teller en noemer door u� te delen) d 23u� /2u�1 =2u�3/2u�1 =4u�6u�2/6u�3 =4u�32

a

7 4u�u�2u� +3u�6 =2u�1 +2u�= 2u�1 +2u�4 =2u�5 b −3u�u�u� /2u�u�2 =−3u� /2u�= −1,5

c 2u�u�u�15u�3 = 2u� − 5u�

d 4u�u�2u�6u�3 = 2u� ⋅ 2u� = 4u�u�

8 Oefen jezelf met AlgebraKIT. Daarin kun je ook de antwoorden bekijken en uitleg uitklappen.

a

9 Doen.

b Eerst aan beide zijden van het isgelijkteken door 2 delen geeft u� + u� = 10,7. Vervolgens trek je aan beide zijden van het isgelijkteken u� af en je krijgt u� = 10,7 − u�.

c Aan beide zijden van het isgelijkteken delen door u�. Maar dan moet wel u� ≠ 0.

d Van de variabele u�, omdat je de formules zo hebt geschreven dat je u� makkelijk kunt uitrekenen door waarden van u� in te vullen.

e Maak tabellen en een grafiek. Met inklemmen vind je een snijpunt als u� = 3,2 en dan is u� = 7,5.

a

10 Beide zijden −3u� geeft 2u� = 8 − 3u�.

Beide zijden delen door 2 geeft u� = 4 − 1,5u�.

b Beide zijden −3u� geeft −2u�u� = 8 − 3u�.

Beide zijden delen door −2u� geeft u� =8−3u�−2u�. Dit kun je nog verder herleiden: u� = 8−3u�−2u� =−2u�8−2u�3u� =

−4 u� + 1,5.

c Eerst de linkerzijde herleiden: 3u�u� = 9. Dan beide zijden delen door 3u� en je krijgt u� =3u�9 =3u�. d Beide zijden maal 3u� geeft u� = 27u�. Nu beide zijden verwisselen en delen door 27 en je krijgt u� =27u� =

1 27u�.

11 Neem aan dat de twee diagonalen lengtes hebben van u� cm en u� cm. Vanwege de gegeven oppervlakte is dan u� ⋅ u� = 30 en 2u� + 2u� = 23.

Herschrijf beide formules naar u� = 30u� en u� = 11,5 − u� en teken bijpassende grafieken. Bepaal de snijpunten van beide grafieken.

Je vindt u� = 4 en u� = 7,5 of omgekeerd.

a

12 2u�u� +3u�u� =6u�3u�+3u�u� =7u�3u�

2u�

u� ·3u�u� =2u�3u�22

b 2u�u�3u�u� =6u�3u�3u�u� =5u�3u�

2u�

u� /3u�u� =6u�3u�/3u�u� = 6

c 2u�u� +3u�u� =3u�u�6u�2+3u�u�u�2 = 6u�3u�u�2+u�2

2u�

u� ·3u�u� =2u�u�3u�u� =23 a

13 2u�1 +3u�=2u�u�u� +2u�u�6u� =6u�+u�2u�u�

b 15u�u�3u�12u�4u�2 = 5u� − 3u� = 2u�

c 4u�u� ·2u�3u�2 =u�6 =16u�

d 1u�2u�=u�u�u�2u�u�u�=u�−2u�u�u�

e 6u�/2u�1 =122u�/2u�1 = 12 f 1u�+u�2 =2u�2 +2u�u�2 =2+u�2u�2

(10)

a

14 Eerst herleiden totu�u�6u�3u�5u�= 103u�. Dan beide getallen invullen geeft 109 . b Eerst herleiden:3u�41u�=3u�1.

Dan beide getallen invullen geeft: −112.

c Meteen maar de getallen invullen:1312 = −16. d Eerst herleiden totu�u�2u�/6u�= 13.

Nu hoef je niet eens meer de getallen in te vullen!

a

15 u� =3u�6 =2u�

b u� = 2 −13u�

c 3u� = 1u�⋅ 2u�2= 2u� geeft u� = 23u�.

d 1u�= 2 −1u�=2u�−1u� geeft na gelijknamig makenu�u�u� = u�(2u�−1)u�u� en dus u� = u� (2u� − 1) zodat u� = 2u�−1u� . 16 De formules worden u� − u� = 14 enu�u� = 5.

Deze formules kun je schrijven als u� = u� + 14 en u� = 5u�. Hierbij kun je twee grafieken in één figuur maken. Maar je kunt ook oplossen 5u� = u� + 14. Je vindt u� = 3,5 en u� = 17,5.

a

17 De afstand die heen is gevlogen bedraagt u� km. De terugreis is even lang, ook u� km. Heen doe je daar

u�

900 uur over, terug960u� .

Over 2u� km doe je dus900u� +960u� uur.

Je gemiddelde snelheid is u�2u�

900+960u� km/uur. Dat kun je herleiden tot 2u� /(900u� +960u� ) = 2u�/ (1440016u� +1440015u� ) = 2u� /(1440031u� ) = (28800u�14400)/ (1440031u� ) = 28800u�31u� ≈ 929 km/uur.

b Neem aan dat de lengte van de rit u� km is. Heen doe je daar 100u� uur over, terug 120u� . Over 2u� km doe je dus100u� +120u� uur.

Je gemiddelde snelheid is u�2u�

100+120u� km/uur. Dat kun je herleiden tot 2u� /(100u� +120u� ) = 2u�/ (6006u� +6005u�) = 2u� /(11u�600) =120011 ≈ 109 km/uur.

Zijn daarentegen de tijdsduren van zowel heenreis als terugreis u� uur, dan leg je op de heenreis 120u�

km af en op de terugreis 100u� km. In 2u� uur heb je dan 220u� km afgelegd, dus de gemiddelde snelheid is 220u� /2u� = 110 km/uur.

1.3 Haakjes

a

1 De oppervlakte van een rechthoek van 2 bij 3 + 7 is 2 ⋅ (3 + 7).

Diezelfde rechthoek is te verdelen in twee kleinere, één met een oppervlakte van 2 ⋅ 3 en één met een oppervlakte van 2 ⋅ 7.

Beide oppervlaktes zijn uiteraard hetzelfde.

b Maak een rechthoek van 2 bij 7, waar een rechthoek van 2 bij 3 overheen ligt (met drie zijden op de zijden van de rechthoek van 2 bij 7). Redeneer nu ook met oppervlaktes.

c Doen.

a

2 De oppervlakte van een rechthoek van 2 + 5 bij 3 + 7 is (2 + 5) ⋅ (3 + 7) = 2 ⋅ 3 + 2 ⋅ 7 + 5 ⋅ 3 + 5 ⋅ 7.

Diezelfde rechthoek is te verdelen in vier kleinere, oppervlaktes van 2 ⋅ 3, 2 ⋅ 7, 5 ⋅ 3 en 5 ⋅ 7.

Beide oppervlaktes zijn uiteraard hetzelfde.

b Maak een rechthoek van 5 bij 7, waar een rechthoek van 2 bij 3 overheen ligt (met twee zijden op de zijden van de rechthoek van 5 bij 7). Redeneer weer met oppervlaktes. Denk er om dat de twee rechthoeken van 2 ⋅ 7 en 5 ⋅ 3 elkaar overlappen!

(11)

c Doen.

a

3 Doen.

b Doen.

c u�(u� + 3) = u�2+ 3u�

d u�(2u� − 3) = u�(2u� + −3) = 2u�2+ −3u� = 2u�2− 3u�

e (u� + 5)(2u� − 3) = 2u�2− 3u� + 10u� − 15 = 2u�2+ 7u� − 15 f −(u� − 3) = −1 ⋅ (u� − 3) = −1 ⋅ u� − −1 ⋅ 3 = −u� + 3 a

4 5(u� + 2u�) = 5u� + 10u�

b 5u�(u� − 2u�) = 5u�2− 10u�u�

c (u� + 4)(u� + 5) = u�2+ 9u� + 20 d (2u� − 4)(u� − 5) = 2u�2− 14u� + 20

e 3(2u� + 4) + 5(4 − u�) = 6u� + 12 + 20 − 5u� = u� + 32 f 3(2u� + 4) − (4 − u�) = 6u� + 12 − 4 + u� = 7u� + 8 a

5 De GGD van beide termen is 3.

De ontbinding wordt daarom: 6u� + 9 = 3 ⋅ 2u� + 3 ⋅ 3 = 3 ⋅ (2u� + 3) = 3(2u� + 3).

b De GGD van beide termen is 2u�.

De ontbinding wordt daarom: 8u� − 6u�2= 2u� ⋅ 4 − 2u� ⋅ 3u� = 2u�(4 − 3u�).

c De GGD van alle termen is 2.

De ontbinding wordt daarom: 2u�2− 6u� + 12 = 2 ⋅ u�2− 2 ⋅ 3u� + 2 ⋅ 6 = 2(u�2− 3u� + 6).

d Nee, er is geen GGD van alle termen, dus ontbinden door die GGD buiten haakjes te halen lukt hier niet.

(Nou ja, je kunt een 1 buiten haakjes halen, maar dat is wel erg flauw.)

Je kunt laten zien dat u�2+ 5u� + 6 = (u� + 2)(u� + 3) door links van het isgelijkteken de haakjes uit te werken, of door een rechthoek te tekenen van u� + 2 bij u� + 3.

a

6 2u� + 3(4 − u�) = 2u� + 12 − 3u� = −u� + 12

b (2u� + 3)(u� + 4) = 2u�2+ 8u� + 3u� + 12 = 2u�2+ 11u� + 12 c 4u�(u� − u� + 5) = 4u�2− 4u�u� + 20u�

d 3(2u� − 1)(4 − u�) = 3(8u� − 2u�2− 4 + u�) = 3(−2u�2+ 9u� − 4) = −6u�2+ 27u� − 12 e 2(u�2− 3u�) − u�(2 − u�) = 2u�2− 6u� − 2u� + u�2= 3u�2− 8u�

f (6 − u�) ⋅ −u� + 2(u� − 3) = −6u� + u�2+ 2u� − 6 = u�2− 4u� − 6 a

7 (u� + u�)(u� − u�) = u� ⋅ u� − u� ⋅ u� + u� ⋅ u� − u� ⋅ u� = u�2− u�2

b (u� + u�)2= (u� + u�)(u� + u�) = u� ⋅ u� + u� ⋅ u� + u� ⋅ u� + u� ⋅ u� = u�2+ 2u�u� + u�2 c (u� − 5)(u� + 5) = u�2− 25

d (u� + 10)2= u�2+ 10u� + 100 e (3u� + 1)(1 − 3u�) = 1 − 9u�2 f (2u� − 3)2= 4u�2− 12u� + 9

g (u� + 2)2− (u� − 2)2= u�2+ 4u� + 4 − (u�2− 4u� + 4) = 8u�

h u�(5u� − 4) − (u� − 2)(u� + 2) = 5u�2− 4u� − (u�2− 4) = 4u�2− 4u� + 4

8 Oefen jezelf met AlgebraKIT. Daarin kun je ook de antwoorden bekijken en uitleg uitklappen.

a

9 u�(u� + 1)

b 1u�+u�+11 =u�(u�+1)u�+1 +u�(u�+1)u� =u�(u�+1)2u�+1 c 1u�+u�+11 =2u�+1u�2+u�

a

10 Ja, je kunt altijd zelf kiezen hoe je met mintekens omgaat. Soms ziet het er ‘mooier’ uit als je ze buiten haakjes haalt, soms ook niet.

(12)

b Door bij de gevonden uitdrukking met haakjes de haakjes weer uit te werken. Ga dat bij de ontbindingen in het voorbeeld zelf na.

a

11 6u� + 8u� = 2 ⋅ 3u� + 2 ⋅ 4u� = 2(3u� + 4u�) b 14u�2− 21u� = 7u� ⋅ 2u� − 7u� ⋅ 3 = 7u�(2u� − 3) c −4u�u� − 12u�2+ 6u� = −2u�(2u� + 6u� − 3) d u�2− u� = u�(u� − 1)

e 3u�2+ 16u�u� = u�(3u� + 16u�)

f −12u�2− 6u� + 18 = −6(2u�2+ u� − 3)

12 Oefen jezelf met AlgebraKIT. Daarin kun je ook de antwoorden bekijken en uitleg uitklappen.

a

13 De GGD van alle drie de termen is 1 en dat getal buiten haakjes halen is zinloos, het maakt de uitdruk- king alleen ingewikkelder.

b 2 en 4.

c u�2+ 6u� + 8 = (u� + 2)(u� + 4) d Doen.

a

14 u�2+ 7u� + 12 = (u� + 3)(u� + 4) b u�2+ 12u� + 20 = (u� + 2)(u� + 10) c u�2+ 12u� + 13 = (u� + 1)(u� + 12) d u�2+ 2u� + 1 = (u� + 1)(u� + 1) = (u� + 1)2

e u�2+ 19u� + 90 = (u� + 9)(u� + 10)

f u�2+ 18u� + 81 = (u� + 9)(u� + 9) = (u� + 2)2 a

15 Je kunt dit gemakkelijk laten zien door de haakjes weer uit te werken.

In de tabel zie je alle mogelijkheden om met twee getallen het product −6 te maken. Alleen bij de getallen 6 en −1 is de som 5.

b u�2− 5u� − 6 = (u� − 6)(u� + 1) c u�2− 1u� − 6 = (u� − 3)(u� + 2)

d Voor het product heb je dan maar een beperkt aantal mogelijkheden, voor de som niet.

e u�2− 2u� − 8 = (u� − 4)(u� + 2) f u� = u� + u� en u� = u� ⋅ u�.

g Als p = 0, dan is u� + u� = 0 en dus b = −u�. Nu heb je wel mintekens nodig.

Voorbeeld: u�2+ 0u� − 4 = (u� + 2)(u� − 2).

Als q = 0, dan is u� ⋅ u� = 0 en dus a = 0 of b = 0.

Voorbeeld: u�2+ 5u� + 0 = (u� + 5)(u� + 0). (Hier kon je gemakkelijker een u� buiten haakjes halen.) a

16 u�2− 7u� + 12 = (u� − 3)(u� − 4) b u�2+ 2u� − 48 = (u� + 8)(u� − 6) c u�2− 9 = (u� + 3)(u� − 3) d u�2− 2u� = u�(u� − 9)

e 2u�2+ 16u� + 24 = 2(u�2+ 8u� + 12) = 2(u� + 2)(u� + 6) f 3u�2− 48 = 3(u�2− 16) = 3(u� − 4)(u� + 4)

a

17 2u�(u� + 5) = 2u�2+ 10u�

b 2u� − (u� + 5) = u� − 5

c (2u� − 1)(u� + 5) = 2u�2+ 9u� − 5 d 3(2u� − 1) − 4(u� + 5) = 2u� − 23

e (u� + 5)2= u�2+ 10u� + 25

f (2u� − 1)2− (u� − 5)(u� + 5) = 3u�2− 4u� + 26

(13)

g (2u� + u�)(u� + 5) + 2u�(5 − u�) = u�2+ 20u� + 5u�

h (2u� + u�)2− (u� + 5)2= 4u�2+ 4u�u� − 10u� − 25 a

18 u�−22 +3u�= u�(u�−2)2u� +u�(u�−2)3(u�−2)= u�5u�−62−2u�

b u�−23 +u�+22 =(u�−2)(u�+2)3(u�+2) +(u�−2)(u�+2)2(u�−2) =5u�+2u�2−4

a

19 14u� + 21u� = 7(2u� + 3u�) b 3u�2− 6u�u� = 3u�(u� − 2u�) c −4u�2u� − 4u�u� = −4u�u�(u� + 1) d u�3− 3u�2− u� = u�(u�2− 3u� − 1)

a

20 u�2+ 17u� + 30 = (u� + 2)(u� + 15) b u�2− u� − 12 = (u� − 4)(u� + 3)

c 16 − 10u� + u�2= u�2− 10u� + 16 = (u� − 2)(u� − 8) d u�2− 100 = (u� − 10)(u� + 10)

a

21 12u�2− 8u� = 4u�(3u� − 2) b 6u� − 16 + u�2= (u� + 8)(u� − 2)

c 12u�2− 8 =12(u�2− 16) =12(u� − 4)(u� + 4) d 3u�2− 6u� − 9 = 3(u� − 3)(u� + 1)

e −4u�u� + 8u�u�2= −4u�u�(1 − 2u�)

f 8u� − 16 − u�2= −(u�2− 8u� + 16) = −(u� − 4)2

22 Oefen jezelf met AlgebraKIT. Daarin kun je ook de antwoorden bekijken en uitleg uitklappen.

a

23 u�2m2.

b De breedte wordt u� − 3 m en de lengte wordt u� + 3 m.

c Na aanleg van het fietspad wordt de oppervlakte (u� + 3)(u� − 3) = u�2− 9 m.

d De boer raakt 9 m2land kwijt.

1.4 Machten

a

1 Elk van jouw vijf vrienden stuurt ook weer vijf brieven.

53= 5 ⋅ 5 ⋅ 5 is het aantal brieven dat de vrienden van jouw vrienden versturen.

b 54= 5 ⋅ 5 ⋅ 5 ⋅ 5 = 625

c 54⋅ 52= 5 ⋅ 5 ⋅ 5 ⋅ 5 ⋅ 5 ⋅ 5 = 56

d 56/52= 5 ⋅ 5 ⋅ 5 ⋅ 5 ⋅ 5 ⋅ 5/ (5 ⋅ 5) = 5 ⋅ 5 ⋅ 5 ⋅ 5 ⋅ 5 ⋅ 5 5 5 = 54 a

2 In de vierde ronde 54en in de achtste ronde 58.

b Je bent in de achtste ronde precies twee keer zoveel rondes verder dan in de vierde ronde.

Uitschrijven kan ook: (54)2= (5 ⋅ 5 ⋅ 5 ⋅ 5)2= 5 ⋅ 5 ⋅ 5 ⋅ 5 ⋅ 5 ⋅ 5 ⋅ 5 ⋅ 5 = 58. c (54)6= 524

a

3 510= 9765625, dus bijna 9,8 miljoen euro voor je goede doel!

b Al in de tiende ronde heb je alle Nederlanders en alle Belgen wel gehad. En zelfs als je de hele wereld- bevolking mee wilt laten doen is het al vrij snel gebeurd.

c 510≈ 9,76 ⋅ 106

d 514≈ 6.1 ⋅ 109 en de wereldbevolking is ongeveer 7 miljard mensen. Dus in ronde 14, want in ronde 15 heb je alweer vijf keer zoveel.

a

4 5200/5198= 5200−198= 52= 25

(14)

b 19121⋅(1950)

2

19220 =1912119⋅19220100 =1919221220 = 191= 19 c 50= 53−3= 5533 = 1

d 3−6= 30−6=3306 =316

e (1514)10⋅ 15108/15250= 15140⋅ 15108/ 15250= 15248/15250= 15−2=2251 a

5 u�5⋅ u�2= u�5+2= u�7 b 3u�5⋅ 4u�2= 12u�3 c 3u�5/4u�2=34u�3 d (3u�5)4= 81u�20

e (−2u�3)4⋅ u�3/(−2u�5)3= 16u�15/ (−8u�15) = 2 a

6 4 ⋅ 107m.

b 1 ⋅ 10−9m.

c 1⋅104⋅10−97 = 4 ⋅ 107−−9= 4 ⋅ 1016 a

7 6u�5u�2⋅ 2u�3u� = 12u�8u�4 b 6u�2u�53u�u�2= 3u�2u�

c (4u�)2− 4u�2= 16u�2− 4u�2= 12u�2 d u�3⋅ 2u� + 2(u�u�)2= 2u�3u� + 2u�2u�2

e 8u�3⋅ 2u�u�2− (2u�2u�)2= 16u�4u�2− 4u�4u�2= 12u�4u�2 f 2u�⋅(−2u�)u�2⋅4u�u�3= −16u�u�4u�u�33= −4

a

8 2u�3(1 − 6u�2) = 2u�3− 12u�5

b (u�2− 4)(u�2+ 1) = u�4+ u�2− 4u�2− 1 = u�4− 3u�2− 1 c (u�3− 2)2= u�6− 4u�3+ 4

d 4u�2(u� + 3) − 2u�(u�2− 4) = 4u�3+ 12u�2− 4u�3+ 8u� = 12u�3+ 8u�

e (4 + 3u�2)2− (u�2− 1)(u�2+ 1) = 16 + 24u�2+ 9u�4− u�4+ 1 = 8u�4+ 24u�2+ 17 f (u� + 1)3= (u� + 1)2(u� + 1) = (u�2+ 2u� + 1)(u� + 1) = u�3+ 3u�2+ 3u� + 1 a

9 2u�4+ 6u�3= 2u�3(u� + 3)

b u�2u�3− 4u�3u�5= u�2u�3(1 − 4u�u�2)

c Nu kun je (nadat je de GGD buiten haakjes hebt gehaald) ook nog de som-en-productmethode toepas- sen.

u�3− 4u� = u�(u�2− 4) = u�(u� − 2)(u� + 2)

d 24u�2− 8u�3+ 2u�4= 2u�2(12 − 4u� + u�2) = 2u�2(u�2− 4u� + 12) = 2u�2(u� − 6)(u� + 2) a

10 Loop nu de oplossing van de vier voorbeelden na. Bekijk vooral het werken met de machten van 10.

b u� ⋅ u� = 3,6 ⋅ 1013⋅ 9,0 ⋅ 10−7= 32,4 ⋅ 106= 3,24 ⋅ 107

c u� − u� = 3,6 ⋅ 1013− 1,2 ⋅ 1012= 3,6 ⋅ 1013− 0,12 ⋅ 1013= 3,48 ⋅ 1013 d u�3= (1,2 ⋅ 1012)3= 1,728 ⋅ 1039

e Omdat u� ten opzichte van u� verwaarloosbaar klein is.

a

11 1,5⋅101 8 =23⋅ 10−8≈ 6,7 ⋅ 10−9AE. (Denk er om dat je antwoorden ook in de wetenschappelijke notatie moeten staan en dat veel decimalen of exacte waarden nu onzinnig zijn.)

b 5,2 ⋅ 1,5 ⋅ 108= 7,8 ⋅ 108 c 5,9⋅101,5⋅1098 ≈ 3,9 ⋅ 10 = 39 AE.

d Het licht legt in een jaar ongeveer 365 ⋅ 24 ⋅ 60 ⋅ 60 ⋅ 3 ⋅ 105≈ 9,46 ⋅ 1012km af. Dat is ongeveer 63072 AE.

12 8604⋅2192200 =(23)

60⋅2200

(22)192 =22380384= 2−4=214 =161 a

13 3u�2u�3⋅ −2u�u�2= −6u�3u�5

(15)

b −2u�u�3u�2u�32= −1,5u�u�

c (3u�2)3+ 2u�2⋅ u�3− 2u�2⋅ 5u�4= 17u�6+ 2u�5

d 3u�2(u�u�2− 2u�) − 2u�u�(u�2u� − u�) = 3u�3u�2− 6u�2u� − 2u�3u�2+ 2u�2u� = u�3u�2− 4u�2u�

e (u�3+ 5)2− u�2⋅ u�4= 10u�3+ 25 f 2u�2u�+3u�u�2u�u� 2 =2u�2u�u�2u�+3u�u�2u�u�2 = u� + 1,5u�

g u�5(u�2− 4)(u�2+ 1) = u�5(u�4− 3u�2− 4) = u�9− 3u�7− 4u�5 h 2u�(3u�2)3− 2u�u� ⋅ u�5= 52u�u�6

a

14 12u�6− 18u�3= 6u�3(2u�3− 3)

b 4u�u�3+ 12u�2u� − 4u�u� = 4u�u�(u�2+ 3u� − 1)

c u�5− u�4− 2u�3= u�3(u�2− u� − 2) = u�3(u� − 2)(u� + 1) d 4u� − 8u�2+ 4u�3= 4u�(u�2− 2u� + 1) = 4u�(u� − 1)2

a

15 12 ⋅ 1,66 ⋅ 10−24= 19,92 ⋅ 10−24≈ 1,99 ⋅ 10−23gram.

b Uit ongeveer 1,99⋅1012−23≈ 6,02 ⋅ 1023atomen. (Dit getal is deconstante van Avogadro.) c Allebei ongeveer 6,02 ⋅ 1023atomen.

d Ongeveer 18⋅1,66⋅10103 −24 ≈ 3,35 ⋅ 1025.

16 Oefen jezelf met AlgebraKIT. Daarin kun je ook de antwoorden bekijken en uitleg uitklappen.

a

17 29= 512 b 263.

c Ongeveer 9,22 ⋅ 1018.

d Ongeveer 0,065 ⋅ 9,22 ⋅ 1018= 0,5993 ⋅ 1018≈ 5,99 ⋅ 1017gram en dat is ongeveer 5,99 ⋅ 1014kg.

e Je moet er dan 9,22⋅1016cm3graan in kwijt kunnen. De hoogte wordt dan 9,22⋅1016/25 = 3,60 ⋅ 1015 cm en dat is 3,60 ⋅ 1010km oftwel 36 miljard km.

a

18 1 + 2 + 22+ 23+ 24+ 25+ 26+ 27+ 28+ 29= 1023 b Daar komt ook 1023 uit.

c Stel u� = 1 + 2 + 22+ 23+ ... + 262+ 263, dan is 2u� = 2 + 22+ 23+ ... + 262+ 263+ 264. Daaruit volgt u� = 2u� − u� = 264− 1.

1.5 Wortels

a

1 √10 en dat is ongeveer 3,16.

b De oppervlakte van het vierkant is 40 en dus is elke zijde √40. Maar elke zijde is ook 2√10.

c De oppervlakte van deze rechthoek is √40 ⋅ √10 en die oppervlakte is ook 20 = √400 roosterhokjes.

d Dit is de omtrek van rechthoek 𝐴𝐸𝐹𝐷 op twee manieren opgeschreven.

a

2 √10 en dat is ongeveer 2,15.3

b De inhoud van de kubus is 80 en dus is elke zijde √80. Maar elke zijde is ook 2 ⋅3 √10.3 c De inhoud van deze balk is √80 ⋅3 √10 ⋅3 √10 en die inhoud is ook 20 =3 √8000.3 a

3 √64 = 4, want 43 3= 64.

b √−343 = −4, want (−7)3 3= −343.

c √16 = 2, want 24 4= 16.

d √−16 bestaat niet, want er is geen getal waarvan de vierde macht −16 is.4 e √243 = 3, want 35 5= 243.

a

4 Omdat hij hoort bij het terugrekenen vanuit een kwadraat, dus een tweede macht.

(16)

b Als je bijvoorbeeld u� = −2 neemt, dan zou √4 = −2 en dan krijg je de vervelende situatie dat een vierkant met oppervlakte 4 een zijde van −2 zou kunnen hebben.

c 5√15 − √3 ⋅ √5 = 5√15 − √15 = 4√15 d 4√42

2√3 + 2√2 ⋅ √7 = 2√14 + 2√14 = 4√14 e √48 = √16 ⋅ 3 = 4√3

a

5 Omdat derde machten ook negatief kunnen zijn. Bijvoorbeeld √−64 = −4 omdat (−4)3 3= −64.

b √u�3 6=√u�3 3⋅√u�3 3= u� ⋅ u� = u�2

c 5 ⋅√15 −3 √3 ⋅3 √5 = 5 ⋅3 √15 −3 √15 = 4 ⋅3 √153 d 43√42

23√3 + 2√2 ⋅3 √7 = 23 √14 + 23 √14 = 43 √143 e √128 =3 √64 ⋅ 2 = 43 √23

a

6 Bij oneven waarden van u�. Bijvoorbeeld √−243 = −3 omdat (−3)5 5 = −243, maar √−81 kan niet,4 want er bestaat geen getal waarvan de vierde macht negatief is.

b √u�u� 2u�= √u�u� u�⋅ u�u�= u�2 c u�5

a

7 √12 − √3 = √4 ⋅ 3 − √3 = 2√3 − √3 = √3

b √128 + 2√98 = √64 ⋅ 2 + 2√49 ⋅ 2 = 8√2 + 14√2 = 22√2 c u� ≥ 0

d 3√u�2u� − u�√u� + √2u�2= 3u�√u� − u�√u� + u�√2 = 2u�√u� + u�√2 e √108 − 23 √32 =3 √27 ⋅ 4 − 23 √8 ⋅ 4 = 33 √4 − 43 √4 = −3 √43

f √72u�3 3−√3u� ⋅3 √3u�3 2= √8u�3 3⋅ 9 −√u�3 3⋅ 9 = 2u�√9 − u�3 √9 = u�3 √93 a

8 Volgens de stelling van Pythagoras is de hypothenusa √u�2+ u�2= √2u�2= √u�2⋅ 2 = u�√2.

b Elke zijde van de gelijkzijdige driehoek heeft een lengte van 2u� en met de stelling van Pythagoras vind je dan voor de langste rechthoekszijde √(2u�)2− u�2= √3u�2= u�√3.

a

9 Elk zijvlak is een vierkant van u� bij u�, dus een diagonaal is √u�2+ u�2= √2u�2= √u�2⋅ 2 = u�√2.

b Elk zijvlaksdiagonaal heeft een lengte van u�√2 dus een lichaamsdiagonaal is √(u�√2)2+ u�2 =

√2u�2+ u�2= √3u�2= u�√3.

a

10 2

√3= 2⋅√3

√3⋅√3 =2√33 =23√3 b √2 ⋅ √5 + 5

2√10 = √10 + 5⋅√10

2√10⋅√10 = √10 +5√1020 = √10 + 0,25√10 = 1,25√10 c 2u�

√u�− √14u� = 2u�⋅√u�

√u�⋅√u�12√u� =2u�√u�u�12√u� = 2√u� −12√u� = 112√u�

d u�√4u�+ √u�4 = u� ⋅ 2

√u�+√u�2 = 2u�⋅√u�

√u�⋅√u�+12√u� = 2√u� +12√u� = 212√u�

e 32u�

√u� = 2u�⋅

3√u�2

√u�⋅3 3√u�2= 2u�

3√u�2

u� = 2√u�3 2 f 4u�

√u�3+√u� =4 u�⋅

4√u�

4√u�34√u�+√u� =4 u�

4√u�

u� +√u� =4 √u� +4 √u� = 24 √u�4 a

11 Werk de haakjes uit.

b 2

1+√3= 2(1−√3)

(1+√3)(1−√3)=2−2√3−2 = −1 + √3

c ( 2

1−√3)

2

= ( 2(1+√3)

(1−√3)(1+√3))

2

= (2(1+√3)2 )

2

= (1 + √3)2= 4 + 2√3

12 Oefen jezelf met AlgebraKIT. Daarin kun je ook de antwoorden bekijken en uitleg uitklappen.

a

13 √1024 = 32 want 322= 1024.

b √1024 = 4 want 45 5= 1024 c 10√1024 = 2 want 210= 1024 a

14 √27 +3 √4 ⋅3 √16 = 3 +3 √64 = 3 + 4 = 73

(17)

b √28 + 2√63 = 2√7 + 6√7 = 8√7 c (√6 − 1)2= 6 − 2√6 + 1 = 7 − 2√6 d (√10)4 8= (√10)4 4⋅ (√10)4 4= 10 ⋅ 10 = 100

e 10

√5− √5 = 10√55 − √5 = 2√5 − √5 = √5 f √34+ √12 =12√3 + 2√3 = 212√3

g √5

2−√5= √5(2+√5)

(2−√5)(2+√5)=2√5+5−1 = −2√5 − 5 h 32

√4−√2 =3 2⋅

3√16

4 −√2 =3 12√8 ⋅ 2 −3 √2 =3 √2 −3 √2 = 03 a

15 √34u�2+12u�√3 = 12u�√3 +12u�√3 = u�√3 b 3u�2

√u� − u�√u� = 3u�√u� − u�√u� = 2u�√u�

c √u�4 2u� ⋅√16u�4 2u�3= √16u�4 4u�4= 2u�u�

d 18−2u�

3+√u� =(18−2u�)(3−√u�)

(3+√u�)(3−√u�) = (18−2u�)(3−√u�)

9−u� = 2(3 − √u�) = 6 − 2√u�

a

16 Verhef beide zijden tot de vierde macht en je krijgt (√√u�)4= (√u�)4 4. En (√√u�)4= √√u� ⋅ √√u� ⋅ √√u� ⋅

√√u� = √√u� ⋅ √u� ⋅ √√u� ⋅ √u� = √u� ⋅ √u� = u�, maar ook (√u�)4 4= √u� ⋅4 √u� ⋅4 √u� ⋅4 √u� =4 √u�4 4= u�.

b √u� = √√√u�8

c Beide zijden tot de zesde macht verheffen.

d 12√u�3= √u�4 a

17 Er zijn twee zijvlakken van u� bij 2u� cm. De vier bijbehorende zijvlaksdiagonalen zijn √u�2+ (2u�)2 = u�√5 cm.

Er zijn twee zijvlakken van u� bij 3u� cm. De vier bijbehorende zijvlaksdiagonalen zijn √u�2+ (3u�)2 = u�√10 cm.

Er zijn twee zijvlakken van 2u� bij 3u� cm. De vier bijbehorende zijvlaksdiagonalen zijn √(2u�)2+ (3u�)2= u�√13 cm.

b √u�2+ (2u�)2+ (3u�)2= u�√14 a

18 8, 8 en 8√2 cm.

b 8√2, 8√2 en 16 cm.

c 12√2, 12√2 en 1 cm.

d 4, 8 en 4√3 cm.

e 10, 5 en 5√3 cm.

f 1,12 en12√3 cm.

g 6, 2√3 en 4√3 cm.

a

19 Bereken alle zijden met behulp van de twee tekendriehoeken. Je vindt 𝐵𝐷 = 4√2, 𝐶𝐷 = 4√2, 𝐴𝐷 =

4

3√6 en 𝐴𝐶 =83√6. De totale omtrek is daarom 8 + 4√2 + 4√6.

b 12(4√2 +43√6) ⋅ 4√2 = 16 +83√12 = 16 +163 √3

c Ga na dat de oppervlakte die is gegeven precies169 deel is van de oppervlakte die je bij b hebt gevonden.

Dit betekent dat alle lengtes van deze figuur √169 = 34 deel van de lengtes van de driehoek bij a en b zijn.

Daarom is 𝐵𝐶 = 6.

(18)

1.6 Totaalbeeld

a

1 5u� + 2u� − 3u� − u� = 2u� + u�

b 5u� ⋅ 2u� − 3u� ⋅ −u� = 10u�u� + 3u�u� = 13u�u�

c 2u�1 +2u� =4u�+u�2u�u�

d 2u�1u�+12 =2u�(u�+1)u�+12u�(u�+1)4u� =2u�1−3u�2+2u�

e (u� + 2)(u� + 1) − u�(u� + 1) = u�2+ 3u� + 2 − u�2− u� = 2u� + 2 f 4 − (u� + 2)2= 4 − (u�2+ 4u� + 4) = −u�2− u�

g u�2⋅ (2u�)3− 2u�2⋅ 4u�3= 8u�5− 8u�5= 0

h (u�3− 2)2− u�4(u�2+ 1) = u�6− 4u�3+ 4 − u�6+ u�4= u�4− 4u�3+ 4 a

2 Eerst vereenvoudigen:4u�u�3u�u�3 =4u�32. En nu u� = −6 invullen levert 48 op.

b Eerst haakjes uitwerken en samennemen: 2u�(u� − 1) − 2u�(u� − 1) = 2u�u� − 2u� − 2u�u� + 2u� = −2u� + 2u�.

En nu invullen geeft −20.

c Eerst de breuken optellen: 2u�u�1 +u�u�3 =2u�u�1 +2u�u�6 =2u�u�7 . Nu invullen geeft −487 .

d Eerst haakjes uitwerken en samennemen: (u� + u�)2− (u� − u�)2= 4u�u�.

Invullen geeft −96.

a

3 Dit wordt 4u� − 7 = 2u� en dus u� = 2u� − 3,5

b Eerst haakjes uitwerken geeft u�u� − 2u� = 5 en dat wordt u�u� = 2u� + 5 zodat u� =2u�+5u� = 2 +5u�. c 1u�= 2 −1u� =2u�−1u� geeft u� = 2u�−1u� .

d 2u� = 4(u� + 1) geeft u� = 2u� + 2.

a

4 12u�3u� − 16u�u�2= 4u�u�(3u�2− 4u�) b 12u�3− 4u� = 4u�(3u�2− 1)

c u�2− 2u� − 80 = (u� − 10)(u� + 8)

d 32 + u�2+ 12u� = u�2+ 12u� + 32 = (u� + 4)(u� + 8) e 84 − 2u� − 2u�2= −2(u�2+ u� − 42) = −2(u� + 7)(u� − 6)

f 4u�2− 1 = (2u� − 1)(2u� + 1) a

5 5,4 ⋅ 109+ 3,1 ⋅ 108= 5,4 ⋅ 109+ 0,31 ⋅ 109= 5,71 ⋅ 109 b 5,4 ⋅ 109⋅ 3,1 ⋅ 108= 16,74 ⋅ 1017= 1,674 ⋅ 1018 c 5,4 ⋅ 109⋅ 1,4 ⋅ 10−5= 7,56 ⋅ 104

d 5,4⋅101 9 ≈ 0,185 ⋅ 10−9= 1,85 ⋅ 10−10 a

6 2√21 + 2√3 ⋅ 3√7 = 2√21 + 6√21 = 8√21 b √32764= 34

c √96 − √24 = 4√6 − 2√6 = 2√6 d 4√2

√3 + √2 ⋅ √3 =43√6 + √6 =73√6 e √105 2− 73= √−243 = −35

a

7 5u�2+ 6u� − u�(u� + 3) = 4u�2+ 3u�

b (u�2− 4)(u�2+ 4) − u�3(u� + 1) = 16 − u�3

c 4u�u�2− 2u�2u� + 6u�u� ⋅ 4u� − 6u�u� ⋅ 4u� = 22u�2u� − 20u�u�2 d 4u� − (8 − 4u�) = 8u� − 8

e (u� − 1)2− (u� − 1)(u� + 1) = 2 − 2u�

f (−2u�)3⋅ 3u�2− 6u�u� ⋅ −u�2u� = 0

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

[r]

[r]

 Maak gebruik van de in vraag 9 bewezen gelijkzijdigheid van driehoek BCD.  Toon aan dat de driehoeken CEB en CAD

Vanwege de stelling van de hoek tussen een koorde en een raaklijn geldt.. ∠BDF

In de volgende vraag zoeken we een gelijkzijdige driehoek waarvan A één van de hoekpunten is, waarvan een ander hoekpunt op k ligt en waarvan het derde hoekpunt op m

Wat zijn de positieve en negatieve ervaringen met betrekking tot de oprichting en voortzetting van zorgcoöperaties, vanuit de perspectieven van zorgontvangers, professionele

Dat betekent dat veel mensen in Nederland een ‘liberaal hart’ hebben, maar zich niet officieel aan de VVD verbinden.. De commissie ‘Toekomst van de VVD-structuur’ kijkt hoe

Gebruik je geodriehoek om loodrecht op een zijde de middelloodlijn te tekenen (deze gaat door het middelpunt van de zijde).. Doe dit voor ten minste