• No results found

Canada versus Nederland

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Canada versus Nederland"

Copied!
37
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Masterafstudeerwerkstuk

28-9-2012

Harrie Hulst

Canada versus Nederland

Wie het laatst lacht, lacht het best

Faculteit der Bedrijfskunde & Economische Wetenschappen

Rijksuniversiteit Groningen

Naam:

Harrie Hulst

Studentnummer:

1383337

Telefoon:

06-47209269

E-mail:

harrieh@gmail.com

Opleiding:

Master Accountancy & Controlling

Afstudeerbegeleider:

prof. dr. J.A. van Manen

(2)

Inhoudsopgave

pagina 1 Inleiding 3 1.1 Hoofdvraag 3 1.2 Deelvragen 4 1.3 Methode 4

2

Casus Canada 6 2.1 Inleiding 6

2.2

Financiële crisis in Canada 6

2.3

Achtergrond Canada 7

2.4

Variabelen Canada 9

2.5 Conclusie 11

3

Casus Nederland 12

3.1 Inleiding 12

3.2

Financiële crisis in Nederland 12

3.3 Achtergrond Nederland 14 3.4 Variabelen Nederland 15 3.5 Conclusie 17 4 Vergelijking 18 4.1 Financiële crisis 18

4.2

Achtergrond 18 4.3 Variabelen 18 4.4 Overzicht 22 5 Literatuurbeschouwing 23

5.1

De kredietcrisis 23 5.2 Toezicht 25 5.3 Solvabiliteit 28 5.4 Basel 29 6 Conclusie 33 Literatuuroverzicht 35

(3)

1.

Inleiding

De wereldwijde financiële crisis van 2007-2008 bracht, vooral in 2008, de Nederlandse financiële sector in serieuze problemen. Banken moesten veel afschrijven op hun activa, kregen liquiditeitsproblemen en verloren het vertrouwen van de consument (Adler et al, 2010). Vanuit de Europese Unie besloten de leiders van de verschillende landen om alle noodzakelijke maatregelen te nemen om de stabiliteit van het financiële systeem te waarborgen. Het werd toegestaan om de financiële instanties te steunen om faillissementen te voorkomen en spaartegoeden te beschermen (Guillemineau 2009).

Banken in Nederland kregen vanuit deze maatregelen de mogelijkheid om staatssteun aan te vragen. Een aantal banken heeft toen van deze mogelijkheid gebruik gemaakt. Het Nederlandse deel van het recentelijk gevormde concern Fortis/ABN Amro werd volledig door de overheid

overgenomen. ING groep, SNS bank en Aegon kregen financiële steun van de overheid.

Banken in Canada hebben daarentegen in diezelfde periode maar heel weinig problemen ondervonden en de Canadese overheid heeft geen banken met behulp van staatssteun hoeven redden. Volgens het Internationaal Monetair Fonds (IMF) heeft Canada de wereldwijde financiële crisis beter doorstaan dan de meeste andere westerse landen (IMF 2009). Na de financiële crisis werd Canada internationaal dan ook vaak als voorbeeld gesteld voor de gehele financiële wereld.

De vraag is nu in welk opzicht de situatie in Canada verschilde van de andere westerse landen en voor dit onderzoek dan met name wat het verschil ten opzichte van Nederland was. Waarom weerstond de Canadese financiële sector de financiële crisis beter dan de Nederlandse financiële sector? Waarin verschilt bijvoorbeeld het financiële systeem van Canada ten opzichte van het Nederlandse financiële systeem en zijn er nog andere factoren aan te merken waardoor Canada beter voorbereid was op de financiële crisis dan Nederland?

De relevantie van dit onderzoek is te vinden in het duidelijke verschil in het presteren van twee landen tijdens de wereldwijde financiële crisis. Twee westerse economieën met een grote financiële markt die beiden als sterk te boek stonden maar waarop de financiële crisis zo'n

verschillende impact had. Als voor dit verschil uit het onderzoek een duidelijke reden aan te wijzen is, dan kunnen behalve Nederland ook andere landen hier wellicht iets van leren, zeker de landen die zelf ook grote problemen ondervonden hebben tijdens de financiële crisis. Nederland was niet het enige westerse land dat zo zwaar getroffen werd tijdens de crisis, wereldwijd hebben we de bail-outs kunnen zien. Mochten hiervoor duidelijke redenen aan te wijzen zijn dan kan er aan de hand van de resultaten wellicht een nieuw model worden opgesteld voor de inrichting van een modern financieel systeem in een land. De keuze voor Canada en Nederland als de te

onderzoeken landen komt voort uit het opvallend goed presteren van Canada en de persoonlijke connectie met Nederland.

(4)

1.1

Hoofdvraag

In dit onderzoek worden antwoorden op de hiervoor geschetste vragen gezocht, de hoofdvraag van dit onderzoek luidt:

Wat kunnen redenen geweest zijn waardoor de financiële sector van Canada beter bestand was tegen de financiële crisis dan de financiële sector van Nederland?

1.2

Deelvragen

Om tot een antwoord te komen op deze hoofdvraag zijn de volgende vijf deelvragen opgesteld. De eerste deelvraag behandelt de situatie in Canada.

Hoe heeft Canada de financiële crisis doorstaan en wat karakteriseert de Canadese financiële markt?

De tweede deelvraag beschrijft de Nederlandse situatie.

Hoe heeft Nederland de financiële crisis doorstaan en wat karakteriseert de Nederlandse financiële markt?

De derde deelvraag behandelt de vergelijking van de beide landen.

Waarin was de situatie in Nederland vergelijkbaar met Canada en in welk opzicht verschilde de Nederlandse situatie juist van die van Canada?

Met de vierde deelvraag wordt de relevante literatuur behandeld.

Wat is de literaire basis voor dit onderzoek en wat zegt de literatuur over de gevonden verschillen?

En met de laatste deelvraag wordt een antwoord gezocht op het waarom van het beter presteren van Canada ten opzichte van Nederland.

Welke verschillen waren mogelijk verantwoordelijk voor de betere prestaties van de financiële sector van Canada ten opzichte van die van Nederland?

(5)

1.3

Methode

De kern van dit onderzoek zijn de jaren 2007-2008, die gelden als de jaren van de

financiële crisis. De latere nasleep van deze crisis en de invloed op de rest van de economie wordt hierbij grotendeels buiten beschouwing gelaten. Omdat er in dit onderzoek naar een verklaring wordt gezocht waarom Canada beter door de crisis is geraakt, wordt ook gekeken hoe de situatie was tot net voor de financiële crisis. Daarbij komen ontwikkelingen in de laatste 20 jaar aan bod, zowel binnen beide landen als Europees en internationaal.

Om tot een antwoord op de eerste twee deelvragen te komen worden de twee landen elk aan de hand van een casusonderzoek beschreven. Een casusonderzoek is een

onderzoeksstrategie waarbij de focus ligt op het begrijpen van de dynamieken binnen een enkel kader (Eisenhardt 1989). Casusonderzoek kan zowel een als meerdere casussen bevatten en ook verschillende niveaus van analyse (Yin, 1984). In elk casusonderzoek wordt eerst de situatie tijdens de financiële crisis per land verkend, er wordt vervolgens gekeken naar de achtergrond van het financiële systeem van de landen en als laatste wordt gekeken hoe een aantal variabelen de financiële markt in het betreffende land beschrijven. Er wordt gebruik gemaakt van twee

casusonderzoeken met als kader voor de eerste Canada en voor de tweede Nederland. Eén van de doelen die met casusonderzoek bereikt kan worden is het verzorgen van een beschrijving (Eisenhardt, 1989). Het beschrijven van de landen is ook het doel bij het gebruik van deze

methode in dit onderzoek. Met deze methode kan vrijuit gezocht worden naar informatie, de meest relevante informatie wordt opgenomen in de beschrijving. Voor de informatiewinning wordt onder andere gebruik gemaakt van wetenschappelijke literatuur en andere onderzoeken.

Voor een antwoord op de derde deelvraag worden de beide casusonderzoeken naast elkaar gelegd voor een vergelijking, hierbij wordt gekeken in welke opzichten de beide landen van elkaar verschilden en waarin ze overeenkwamen. Allereerst wordt de situatie tijdens de financiële crisis bekeken. Waarin verschilden de effecten van de financiële crisis op de twee financiële markten van elkaar? Daarna wordt bekeken wat verschilde in de achtergrond van beide landen. Als laatste komen de verschillende variabelen van het financiële systeem van beide landen aan bod en wordt gekeken welke mogelijk van belang waren voor het verschil in presteren van beide landen.

Voor de vierde deelvraag wordt literatuuronderzoek gedaan. In dit deel wordt aan de hand van wetenschappelijke literatuur eerst een algemene beschrijving van de financiële crisis gegeven en vervolgens worden de verschillen die uit de vergelijking naar voren kwamen behandeld.

Voor een antwoord op de laatste deelvraag en daarmee ook op de hoofdvraag wordt in de conclusie bekeken welke van de verschillen tussen beide landen door de literatuur gesteund worden als mogelijk verantwoordelijke factor voor het verschil in prestaties tijdens de financiële crisis tussen Canada en Nederland.

(6)

2.

Casus Canada

2.1

Inleiding

Canada is na de financiële crisis vaak als voorbeeld gesteld voor hoe een financiële sector van een land geregeld behoort te zijn. Maar is Canada wel zo ongeschonden door de crisis gekomen? In deze casus wordt de situatie omtrent de financiële sector van Canada tijdens de financiële crisis van 2007-2008 beschreven. Vervolgens wordt een achtergrond van het Canadese financiële systeem gegeven. Als laatste wordt de Canadese financiële markt aan de hand van een aantal variabelen geanalyseerd.

2.2

Financiële crisis in Canada

Halverwege augustus 2007 werd de kredietcrisis voor het eerst gevoeld door de Canadese financiële markten. De grootste zorgen waren er omtrent de Asset-Backed Commercial Paper (ABCP) markt, omdat deze voor een deel gelinkt was aan de huizenmarkt van de Verenigde Staten. De woningmarkt, met in het bijzonder de subprime hypotheken, was één van de grootste problemen voor de financiële sector in de Verenigde Staten. De ABCP-markt, die tot dan toe als zeer stabiel en veilig werd gezien, was die status op slag kwijt. De ABCP-markt werd zelfs enkele maanden bevroren om te voorkomen dat de markt volledig zou instorten (Chant 2009).

De Bank of Canada (BoC), de centrale bank van Canada, verlaagt in december 2007 het rentetarief naar het laagste niveau in 50 jaar. In een verklaring stelde de BoC voor het eerst dat de Canadese economie in een recessie terecht gekomen was, de BoC sloot op dat moment verdere maatregelen niet uit. Tekenen van de genoemde recessie waren, onder andere, een sterke stijging van de werkloosheid die in deze periode waargenomen werd en een sterk verminderde activiteit op de huizenmarkt. In oktober 2007 zakte de huisverkoop in met maar liefst 14 procent in één maand (Bank of Canada 2009). Daarnaast gaat driekwart van de export van Canada naar de Verenigde Staten, de vraag vanuit de Verenigde Staten zakt weg door de kredietcrisis die daar al eerder en veel harder heeft toegeslagen.

De BoC grijpt vervolgens samen met de Amerikaanse Federal Reserve, de Europese Centrale Bank en de Bank of England in om de kredietcrisis onder controle te krijgen. In december 2007 worden vele miljarden dollars beschikbaar gesteld aan de banken waarbij het vereiste

onderpand verkleind wordt. Op deze manier moet de liquiditeitspositie van de banken verbeterd worden (Pikkarainen 2010). De Bank of Canada pompt in 2007 en 2008 nog op verschillende momenten, na de eerste waarneming van de crisis in Canada, geld in de markt. Het doel is steeds het vergroten van de liquiditeit zodat de banken leningen konden en zouden blijven verstrekken, om zo de rest van de economie niet teveel te laten lijden onder de financiële crisis.

(7)

Het World Economic Forum (WEF) rangschikt de Canadese banken in 2008 als de meest solide ter wereld na een analyse van banken in 133 landen (WEF 2008). Nadat verschillende grote banken in de wereld omvallen worden ook de Canadese banken terughoudender met het

verstrekken van leningen. De financiële crisis heeft de kosten van het geld lenen verhoogd, en ook nadat de Centrale Bank het rentetarief verlaagt, duurt het nog enige tijd voordat de banken deze verlaging doorvoeren naar de consument. Uiteindelijk moet de Canadese regering in oktober 2008 toch nog een keer ingrijpen in de financiële markt. De regering neemt, voor 25 miljard Canadese dollar, hypotheken over van de banken. De minister van Financiën, Jim Flaherty, geeft uitdrukkelijk aan dat het in dit geval niet om een 'bail-out' gaat zoals die in andere westerse landen gezien zijn (Flaherty 2008).

Een laatste teken dat genoemd moet worden met betrekking tot de relatief goede prestaties van Canada, komt van het Internationaal Monetair Fonds (IMF). Volgens het IMF heeft Canada de wereldwijde crisis beter doorstaan dan de meeste andere westerse landen. In 2009 was het economisch herstel het sterkst van G7 landen, en het IMF verwachtte dat Canada in de jaren erna ook de sterkst groeiende economie van de G7 zou hebben (IMF 2010).

2.3

Achtergrond Canada

Voor 1987 was het Canadese financiële systeem gebaseerd op vier pijlers;

handelsbanken, fondsen en kredietverstrekkers, verzekeraars en effectenhandelaren (Brean et al. 2011). In Canada werd het in 1987, door een verandering van de regelgeving, mogelijk voor banken om ook verzekeringsmaatschappijen te bezitten. Binnen een jaar hadden vier van de vijf grote banken een van de vier grote verzekeraars opgekocht, de vijfde bank startte zelf een verzekeringsmaatschappij op (Bordo et al. 2011).

Ondanks deze grote stap van de Canadese banken in een veranderde financiële markt wordt de reden voor het relatieve succes van de Canadese banken nog steeds vooral gezocht in het behouden van de basisprincipes van bankieren. Er worden geen wilde risico’s genomen en de overheid houdt een strenge regelgeving aan. Deze conservatieve houding was in de jaren voor de crisis wellicht wat vreemd, de Canadese banken bleven in die periode ook enigszins achter bij de groei van de financiële markt in vergelijking met de rest van de westerse wereld. Tijdens de financiële crisis heeft deze houding ze waarschijnlijk juist gered.

Canada heeft 14 nationale banken waarvan er zes zeer groot zijn en het volledige land bedienen, dit zijn de Royal Bank of Canada, Toronto Dominion, Scotiabank, Bank of Montreal, CIBC, and National Bank of Canada. Deze zes grootste banken hebben samen 90 procent van de Canadese markt in handen. De Canadese banken hebben de hypotheekcrisis zoals die in de Verenigde Staten plaatsvond voor een groot deel kunnen vermijden, omdat de banken zich aan een aantal standaarden hielden. De banken hielden strengere richtlijnen aan met betrekking tot het

(8)

alleen verstrekken van leningen aan consumenten waarvan de kredietwaardigheid en financiële geschiedenis aan de eisen voldeden. Voor hypotheken gelden richtlijnen waarbij geen hypotheken worden verstrekt als het om meer dan 80 procent van de waarde van het onroerend goed gaat en de klant daarvoor geen verzekering kan of mag afsluiten. Hypotheken zijn over het algemeen niet aftrekbaar van de belasting, dus worden er geen hypotheken afgesloten met als doel een

belastingvoordeel te verkrijgen (Brean et al. 2011).

Een ander voorbeeld van de conservatieve houding van de Canadese banken is dat ze weinig activiteiten ontplooiden op de subprime markt, de banken gingen meer voor de

zogenaamde 'kwaliteitshypotheken'. Eén van de ingebouwde beschermingen van de banken is het verplicht stellen van een verzekering voor klanten die zelf minder dan 20 procent van de waarde zelf inleggen. De subprime hypotheken besloegen daarom slechts een paar procent van het totaal aan hypotheken in Canada (Bordo et al. 2008).

Canada heeft zoals genoemd relatief weinig banken. Er zijn een paar hele grote banken die filialen over het hele land verspreid bezitten. De toezichthouder is daarom ook goed bekend met de banken wat het toezicht vergemakkelijkt. Voor de solvabiliteit van de banken wordt door de toezichthouders een minimumpercentage van 7 procent vereist, de grote Canadese banken zitten daar gemiddeld zelfs nog een stuk boven. Dit vereiste percentage voor de solvabiliteit ligt

overigens al hoger dan dat voor Amerikaanse en Europese banken (Brean et al. 2011). Het Canadese toezicht wordt gedaan door de Office of the Superintendent of Financial Institutions (OSFI). Deze instantie houdt toezicht op zowel de reguliere banken als de

zakenbanken, al opereren die in Canada veelal samen onder één naam. In die zin was de situatie in Canada ook anders dan in bijvoorbeeld de Verenigde Staten waar meer onafhankelijke

zakenbanken waren, waarop het toezicht ook minder goed geregeld was (Herring et al. 2008). Canada heeft zoals genoemd nu al vrij weinig banken, dit hadden er zelfs nog minder kunnen zijn. Eind jaren negentig is aan de orde geweest dat een aantal van de grote banken zouden fuseren zodat er zelfs nog minder banken zouden overblijven. De Canadese banken hoopten op die manier een sterkere positie te creëren op de internationale financiële markt. De Canadese regering heeft deze fusies destijds tegengehouden, omdat ze vond dat de banken in eerste instantie de verantwoordelijkheid hadden om de Canadese markt te bedienen. De regering vond het hierbij niet wenselijk als er te weinig concurrentie op de thuismarkt zou overblijven. Van zes grote banken naar slechts drie nog grotere banken werd ondanks alle argumenten en protesten niet wenselijk geacht (Harris 2004). Door deze blokkade konden de Canadese banken toen geen grote speler worden op de internationale financiële markt. Tien jaar later lijkt deze beslissing zich uit te betalen. Door klein te blijven konden er minder grote risico’s genomen worden, risico’s die later andere grote internationale banken in hun concurrentiestrijd wellicht opgebroken hebben. De Canadese banken die aanvankelijk werden beschouwd als veel te conservatief en wel erg voorzichtig zijn nu op slag het voorbeeld geworden van hoe het wel moet.

(9)

Ondanks dit relatief klein blijven van de Canadese banken gold het 'too big to fail'-argument dat internationaal bij de noodzaak van de verschillende bail-outs werd genoemd ook voor de Canadese banken wel. Volgens internationale standaarden zijn de banken dan wel klein maar voor de nationale markt zijn ze wel zo groot dat ze too big to fail zijn. De Canadese overheid heeft ook al eerder aangegeven het belangrijk te vinden dat de zes banken afzonderlijk blijven bestaan. Het is in Canada alleen nooit zover gekomen dat er dusdanige maatregelen genomen moesten worden.

2.4

Variabelen Canada

In de financiële sector in Canada is er een aantal variabelen aan te duiden die de

Canadese financiële markt beschrijven en die mogelijk invloed hebben gehad op de relatief goede prestaties van de Canadese banken ten opzichte van vergelijkbare industriële landen. In haar vergelijking van Canada met de Verenigde Staten heeft Graham (2010) een aantal variabelen behandeld die daar het verschil leken te maken. De belangrijkste en meest relevante variabelen worden ook voor dit onderzoek gebruikt.

2.4.1 Marktconcentratie

Marktconcentratie wordt gedefinieerd als de mate waarin een klein aantal bedrijven een groot deel van de markt beheersen. In Canada is dit met de banken zeker het geval. De

bankindustrie is, zoals eerder genoemd, in Canada sterk geconcentreerd binnen een beperkt aantal grote banken. De grootste zes banken zijn zoals eerder genoemd de Royal Bank of Canada, Toronto Dominion, Scotiabank, Bank of Montreal, CIBC, and National Bank of Canada. Gezamenlijk houden deze banken 90 procent van de activa van de Canadese banksector. De marktconcentratie maakt deze banken too big to fail, het falen van één bank kan de hele financiële sector van Canada negatief beïnvloeden. De Canadese overheid zal het zover niet willen laten komen.

2.4.2 Kapitaaleisen

Canadese banken houden zich aan hogere kapitaaleisen dan gemiddeld in de westerse financiële wereld. Door deze grotere buffer zijn ze over het algemeen beter bestand tegen mogelijke verliezen. De Canadese kapitaaleisen worden opgelegd door de Office of the

Superintendent of Financial Institutions Canada (OSFI). De kapitaaleisen richten zich aan de ene kant op het gehouden kapitaal in verhouding met het gelopen risico en aan de andere kant op de activa- en kapitaalsamenstelling. De kapitaaleisen in Canada liggen een aantal procent boven de gangbare kapitaaleisen uit de Basel akkoorden (Bordo et al. 2008). De Basel akkoorden worden later nog uitgebreid behandelt.

De kapitaaleisen alleen waren niet de reden van de betere weerstand tegen de financiële crisis voor Canadese banken. Uit onderzoek van het IMF blijkt dat ook de kapitaalstructuur van

(10)

groot belang was. De Canadese banken steunden voor hun kapitaal vooral op deposito's uit reguliere huishoudens (Ratnovski et al, 2009)

2.4.3 Regelgevingsstructuur

In 1987 is in Canada de Office of the Superintendent of Financial Institutions (OSFI) opgericht. Dit is een onafhankelijk orgaan dat moet bijdragen aan de veiligheid en soliditeit van het Canadese financiële systeem. De OSFI overziet en reguleert alle geregistreerde banken,

verzekeringen en kredietverstrekkers (OSFI 2012).

Door de duidelijk vastgelegde volledige verantwoordelijkheid van de OSFI en omdat er maar een paar grote nationale banken zijn, komt de opbouw van het Canadese financiële systeem en de regelgeving heel helder over. Er is een aantal maatregelen die de regelgeving voor het bankwezen in Canada omschrijven. Als eerste is er het duidelijke mandaat voor de enige toezichthouder OSFI die moet zorgen dat de belangen van spaarders en leners beschermd worden, ook tegen het eventueel falen van financiële instellingen. Daarnaast is er de bevoegdheid en verplichting voor onmiddellijk ingrijpen door de toezichthouder bij financiële instellingen die in de problemen zijn geraakt of dreigen te raken.

2.4.4 Belastingbeleid

In verschillende landen worden er belastingvoordelen gegeven op financiële producten om deze zo voor meer consumenten beschikbaar te maken. In Canada wordt dit niet gedaan, omdat de overheid de consumenten niet teveel wil laten lenen. Omdat er in Canada dus geen

belastingvoordeel gegeven wordt op hypotheken, zoals bijvoorbeeld de hypotheekrenteaftrek in Nederland, is er voor de consument een sterkere neiging om de hypotheekschuld af te betalen om zo tot lagere maandlasten te komen. Zonder het genoemde belastingvoordeel op

hypotheekschulden is er in Canada ook minder reden om huizen te kopen als een lucratieve financiële investering. De prijzen zullen hierdoor ook minder hard stijgen.

2.4.5 Monetair beleid

Tijdens de financiële crisis zijn er in Canada geen banken omgevallen. De Bank of Canada heeft echter wel een aantal keer ingegrepen in de financiële markt tussen 2007 en 2009. Deze maatregelen concentreerden zich op zorgen voor voldoende liquide middelen voor de financiële instellingen in Canada om daarmee de Canadese economie als geheel te beschermen (Bank of Canada 2009) Het monetair beleid werd veelal samen met andere westerse landen gecoördineerd. De verschillende maatregelen als financiële injecties en renteverlagingen zijn eerder dit hoofdstuk ter sprake gekomen.

2.4.6 Begroting

De verhouding tussen staatsschuld en Bruto Binnenlands product lag in Canada ruim onder het gemiddelde van de G7 landen. Zelfs na alle maatregelen om de economie te stimuleren tijdens de financiële crisis bleef de staatsschuld onder de 35 procent. Deze gunstige verhouding zorgde

(11)

ervoor dat de genomen maatregelen gefinancierd konden worden zonder al te grote gevolgen voor de nationale economie. Verder herstel van de economie zal ook geen groot probleem hoeven worden door de beperkte noodzaak van invoeren van extra bezuinigingen ten behoeve van een lagere schuldverhouding.

2.5

Conclusie

Canada is niet geheel ongeschonden door de crisis gekomen. In vergelijking met andere westerse banken lijkt Canada het echter wel veel beter gedaan te hebben. Tijdens de crisis hebben de Canadese banken ongeveer 17 miljard Canadese dollars af moeten schrijven, een groot bedrag dat toch in het niet lijkt te vallen bij de bedragen in veel andere landen. En in tegenstelling tot veel andere landen zijn er in Canada geen banken gered door de regering en heeft de regering ook geen belang genomen in een financiële instelling. De overname van de hypotheken was een maatregel om de kredietmarkt te ontlasten en weer op gang te krijgen. De overgenomen hypotheken waren ook niet te vergelijken met de subprime hypotheken zoals die in de Verenigde Staten voor de grootste problemen zorgden. Het in oktober 2008 ingestelde fonds voor overname van hypotheken was in maart 2009 alweer overbodig geworden zonder volledig benut te zijn. In het crisisjaar 2008 leed ook maar één van de zes grootste Canadese banken verlies. Een aantal variabelen vatten de Canadese financiële markt samen. Uit de vergelijking moet blijken of hier een reden ligt voor beter presteren.

(12)

3.

Casus Nederland

3.1

Inleiding

Nederland heeft grote problemen gekend tijdens de financiële crisis. In dit hoofdstuk komt de omvang van de financiële crisis in Nederland aan de orde en de maatregelen die hiertegen vanuit de overheid genomen zijn. Een nadere blik wordt geworpen op de staatssteun aan banken aangezien dat de meest in het oog springende en ingrijpende maatregel is geweest. Verder wordt in dit hoofdstuk aandacht geschonken aan de achtergrond van het Nederlandse financiële systeem waarin de omvang en ontwikkelingen van de laatste twintig jaar aan bod komen. Als laatste komt een aantal variabelen aan bod die het functioneren van de financiële markt van Nederland beschrijven, zoals die ook bij de casus Canada beschreven zijn.

3.2

Financiële crisis in Nederland

De financiële crisis in Nederland is sterk verbonden met Europa. Na vele faillissementen in de Verenigde Staten volgden er ook enkele banken in Europa die hun faillissement moesten aanvragen. Het marktvertrouwen in de Europese financiële sector viel vervolgens weg en Europa moest ingrijpen. In augustus van 2007 deden de Europese centrale banken een eerste

miljardenkapitaalinjectie in de financiële markt, dit was gelijktijdig met een injectie van de centrale bank van de Verenigde Staten. In december 2007 volgde er nogmaals een miljardeninjectie van de Westerse centrale banken in de financiële sector. Na deze injectie leek de financiële crisis voorbij te zijn en keek de Europese financiële sector en daarmee ook de Nederlandse financiële sector weer even hoopvol vooruit.

In september 2008 was ook in Nederland de financiële crisis weer volop terug. Dit werd duidelijk na een gezamenlijke overname door de overheden van de Benelux-landen van het Fortis concern. In oktober was er topoverleg van de leiders van de Europese unie. Uiteindelijk werd besloten dat de lidstaten alle mogelijke en noodzakelijke maatregelen zouden nemen om het financiële systeem van het land en de Europese Unie te redden.

3.2.1 Maatregelen

Tijdens de financiële crisis kwamen de Europese overheden en centrale banken gezamenlijk met een aantal verschillende maatregelen. Deze maatregelen bestonden uit

kapitaalinjecties, uitbreiding van de bankgaranties, staatsovernames, interest-verlagingen en het fuseren van banken werd makkelijker gemaakt. Een aantal maatregelen voor Nederland werd vanuit het oogpunt van de euro centraal genomen en een aantal andere maatregelen werden door de Nederlandse overheid zelf genomen.

(13)

Europese Centrale Bank kwam in 2007 al met grote kapitaalinjecties. Verder kwam de Europese Commissie met een reddingsplan, waarbij elke lidstaat 1 procent van het bruto nationaal inkomen bij moest dragen om de Europese economie te stimuleren. Daarbij moest 170 miljard euro

aangetrokken worden plus dat er nog eens 30 miljard euro uit andere fondsen werd besteed. Samen met latere injecties heeft Europa voor meer dan 800 miljard euro uitgegeven om de geldmarkt weer op gang te krijgen.

In Nederland werd het Nederlandse deel van Fortis overgenomen door de overheid. De toenmalige minister van financiën Wouter Bos gaf ook meteen aan dat de Nederlandse overheid ook andere Nederlandse banken zou redden als dit noodzakelijk zou blijken.

Tijdens een topoverleg van de Europese Unie op 15 en 16 oktober 2008 werd door de EU-leiders een overeenkomst gesloten. De EU-EU-leiders zullen het principe van gezamenlijke actie en inzet ondersteunen om in alle omstandigheden de noodzakelijke maatregelen te nemen. Om de stabiliteit van het financiële systeem te behouden, de belangrijke financiële instanties te steunen, faillissementen te voorkomen en spaartegoeden te beschermen (Guillemineau 2009).

Het draaide bij de beschermingsmaatregelen vooral om de systeembanken, deze banken zijn zo groot dat een eventueel faillissement grote invloed heeft op het gehele financiële systeem van een land. De maatregelen beperkten zich ook niet alleen tot het steunen met geldinjecties, ook het volledige financiële systeem werd gesteund door onderlinge leningen van banken te garanderen. Dit had als doel het vertrouwen tussen de banken te herstellen en van daaruit zou het vertrouwen in de financiële markt ook terug moeten keren. Balkenende zei hierover: “Het geld tussen banken moet weer gaan stromen”. Nederland besloot op dat moment voor 200 miljard euro garant te staan voor de leningen van banken onderling (Hazeu 2011). Verder verklaarde

Balkenende hierover dat het tijd was voor een krachtig signaal, de Nederlandse economie was namelijk zeer gezond. Van de genoemde garantstelling is uiteindelijk 52 miljard euro gebruikt.

3.2.2 Staatssteun aan banken

Op 9 oktober 2008 stelde de Nederlandse overheid 20 miljard euro aan staatssteun beschikbaar voor de versterking van het eigen vermogen van de financiële sector. De ING Groep maakte als eerste bank gebruik van deze regeling met een verzoek tot een kapitaalinjectie van 10 miljard euro. Enkele weken later volgde AEGON met 3 miljard euro en daarna was het de beurt aan SNS REAAL met 750 miljoen euro (Hazeu 2011). Als voorwaarde voor deze staatssteun werd in alle gevallen gesteld dat bestuurders dat jaar geen bonussen mochten ontvangen en dat

eventuele vertrekpremies niet hoger zouden zijn dan een jaarsalaris.

ABN Amro

Vlak voor de aankondiging van de 20 miljard euro aan staatssteun nam de Nederlandse overheid het Nederlandse deel van het recentelijk gefuseerde Fortis over. De Nederlandse staat besteedde 16,8 miljard euro aan de overname van de onderdelen waarvan het voormalige ABN

(14)

AMRO het grootste deel vormde. De Nederlandse staat gaf aan dat het de onderdelen wilde integreren tot een nieuw ABN AMRO en het vervolgens als geheel weer van de hand zou doen.

ING Groep

ING Groep was de eerste bank die aangaf gebruik te willen maken van het steunfonds van de overheid. Halverwege oktober 2008 ontving ING een kapitaalinjectie van 10 miljard euro van de Nederlandse staat. In ruil voor de injectie kreeg de Nederlandse overheid aandelen zonder

stemrecht maar met extra rendement. Voor de aandelen werd een terugkoopregeling getroffen. Eind januari 2009 kreeg ING Groep van de Nederlandse staat ook nog een garantie van 80% voor een pakket Amerikaanse hypotheken met een waarde van 27,7 miljard euro. Deze actie is later afgekeurd door de Europese Commissie omdat het in dit geval om verboden staatssteun zou gaan. Om toch aan de voorwaarden te voldoen beloofde ING Groep om de verzekeringstak af te splitsen van de bank.

Aegon

Na de ING groep deed ook verzekeraar Aegon een beroep op het noodfonds van de Nederlandse staat. De overheid stak 3 miljard euro in de verzekeraar en zou in ruil daarvoor ook twee commissarissen bij het bedrijf benoemen, daarnaast kreeg de Nederlandse staat ook aandelen Aegon en over de kapitaalinjectie werd een rente van 8,5 procent geheven. Ook voor deze aandelen werd een terugkoopregeling getroffen.

Het verzoek om de kapitaalinjectie kwam op het moment dat Aegon bekend maakt een verlies te maken van 350 miljoen euro over het derde kwartaal van 2008. De kapitaalinjectie was bedoeld om de kapitaalpositie te versterken en de AA-rating die het op dat moment nog bezat te kunnen behouden. Aegon voldeed op dat moment nog wel aan de Europese regels voor

solvabiliteit van verzekeraars. Volgens Wouter Bos (2008), Minister van Financiën op dat moment, was de kapitaalinjectie nodig om een gezond bedrijf door moeilijke tijden te helpen.

SNS

De derde en laatste bank die een beroep deed op fonds voor staatssteun is SNS Reaal, de bank en verzekeraar kreeg een kapitaalinjectie van de Nederlandse staat van 750 miljoen euro. De regeling was vergelijkbaar met de eerdere twee banken, de Nederlandse overheid kreeg

waardepapieren van SNS en een rente van 8,5 procent.

3.3

Achtergrond Nederland

Eind jaren 80 vond een periode van deregulering plaats in de financiële markten. Nederland was al voor die periode tot een sterk geconcentreerd en internationaal georiënteerd

bankierssysteem uitgegroeid. Toen de economie in Europa weer opkrabbelde na de recessie in de jaren 80 was Nederland er klaar voor om volop te profiteren van de wereldwijde groei van de

(15)

financiële markt. De pensioenfondsen werden een grote marktspeler en steeds meer buitenlandse banken kwamen naar Amsterdam om zich daar te vestigen en op de beurs te handelen. De

werkgelegenheid in de financiële sector nam tussen 1993 en 2001 met 30% toe (Engelen 2007). Aan deze groei kwam in 2001 een einde na het knappen van de internetzeepbel. De winsten van de Nederlandse banken bestonden daarna steeds meer uit winsten op buitenlandse markten en de pensioenfondsen verplaatsten hun activiteiten ook steeds meer naar het buitenland (Engelen 2010).

Een andere ontwikkeling die grote invloed heeft gehad op het Nederlandse financiële systeem is de invoering van de euro. De invoering van de euro op 1 januari 2002 zorgde ervoor dat de rol van de nationale banken veranderde, het beschermen van de nationale munt verviel als taak. In dezelfde periode was er een opkomst van financiële conglomeraten met financiële

diensten en producten die onder verschillende financiële takken (bank, verzekering en

pensioenfonds) tegelijkertijd vielen. Deze veranderingen op de financiële markt zorgden ervoor dat de Nederlandse wetgeving ook aangepast moest worden. In de oude situatie hield De

Nederlandsche Bank (DNB) toezicht op banken en beleggingsinstellingen. De pensioenfondsen en verzekeraars vielen onder het toezicht van de Pensioen- en Verzekeringskamer (PVK). De

Stichting Toezicht Effectenverkeer (STE) hield het toezicht op de beurs- en effecteninstellingen. Het vervallen van de grenzen tussen de sectoren zorgde voor een herverdeling van de

toezichtstaken. De PVK ging op in de DNB en dit werd de prudentiële toezichthouder voor de financiële markt. De prudentiële toezichthouder houdt zicht op de naleving van financiële

regelgeving. Een nieuwe toezichthouder werd opgericht, de Autoriteit Financiële Markten (AFM). Deze toezichthouder verzorgt het gedragstoezicht voor de hele financiële sector. De wijzigingen in het toezicht werden wettelijk vastgelegd in de Wet op het financieel toezicht (Wft), deze wet trad in werking op 1 januari 2007 (Hazeu 2011).

3.4 Variabelen Nederland

Voor een goed overzicht ten behoeve van de vergelijking worden hier voor de Nederlandse financiële markt dezelfde variabelen behandeld als er in het vorige hoofdstuk voor de Canadese situatie behandeld zijn.

3.4.1 Marktconcentratie

De bankindustrie in Nederland is sterk geconcentreerd binnen een paar grote banken die gezamenlijk ongeveer 90% van de Nederlandse markt beheersen. De vijf grootste financiële conglomeraten in 2007 in Nederland waren ABN AMRO, ING Groep, Rabobank, Fortis en SNS Reaal. Deze marktconcentratie zorgt ervoor dat deze banken voor de Nederlandse financiële sector als too big to fail worden beschouwd. Overigens is het too big to fail argument ook wel gebruikt in landen waar de marktconcentratie veel minder aanwezig was. In Nederland zorgde de

(16)

marktconcentratie ervoor dat deze banken door de overheid in hun voortbestaan werden

gegarandeerd. De Nederlandse overheid argumenteerde dat het omvallen van één van de banken het hele financiële systeem in Nederland in gevaar zou brengen. Aan de eerder genoemde

staatssteun is te zien dat deze garantstelling geen loze toezegging was.

3.4.2 Kapitaaleisen

De Nederlandse banken hielden zich aan de eisen zoals die gesteld zijn in het Basel 2 akkoord. De Nederlandse overheid heeft geen gebruik gemaakt van de optie om zelf strengere aanvullende kapitaaleisen op te leggen (De Nederlandsche Bank 2010). In het literatuurhoofdstuk worden de Basel akkoorden en eisen uitgebreid beschreven.

3.4.3 Regelgevingsstructuur

De regelgevingsstructuur in Nederland bestaat uit twee toezichthouders die onder een specifieke wettelijke basis te werk gaan. De verschillende onderdelen staan hieronder kort beschreven (De Nederlandsche Bank 2010).

Wet financieel toezicht

De wet financieel toezicht wordt omschreven als een principle-based wetgeving. De wetgever kan niet alle mogelijke situaties voorzien en dus ook niet goed beoordelen, door principle-based de grote lijnen te beschrijven blijft er ruimte voor interpretatie. De beide

toezichthouders kunnen de ruimte verder invullen al naargelang zij dit nodig achten. De wet is, zoals eerder genoemd, in 2007 in werking getreden.

Twin Peaks

Het toezicht op de Nederlandse financiële sector wordt door twee instanties uitgevoerd, de DNB verzorgt het prudentiële toezicht en de AFM verzorgt het gedragstoezicht. Deze vorm wordt het twin peaks model genoemd, twee instanties die elk toezicht houden op de volledig financiële sector maar elk vanuit een eigen invalshoek.

DNB

De Nederlandsche Bank is verantwoordelijk voor het prudentiële toezicht op de financiële markt. Het prudentiële toezicht heeft betrekking op het vaststellen van het nakomen van financiële verplichtingen en het voldoen aan de veelal Europese eisen voor liquiditeit en solvabiliteit. De DNB kijkt hiervoor in de boeken van de financiële instellingen met vertrouwelijke informatie die meestal niet openbaar gemaakt wordt.

AFM

De Autoriteit Financiële Markten houdt het gedragstoezicht op de Nederlandse financiële sector. Gedragstoezicht gaat om het beoordelen van het gedrag van de financiële instanties onderling en naar de klant. Het doel is het bewerkstelligen van een zuiver marktproces en voldoende en correcte informatievoorziening door de financiële instelling, alles ter bescherming

(17)

van de belangen van de consument. De AFM is een onafhankelijk bestuursorgaan dat wel verbonden is aan de overheid, het ministerie van Financiën is politiek verantwoordelijk voor de AFM. De AFM is er in het belang van de consument en openbaart, in tegenstelling tot de DNB, de handelingen tegen financiële instellingen juist wel.

3.4.4 Belastingbeleid

In verschillende landen worden er belastingvoordelen gegeven op financiële producten om deze zo voor meer consumenten beschikbaar te maken. In Nederland mag bijvoorbeeld de

hypotheekrente worden afgetrokken van de belasting om op die manier koophuizen aantrekkelijker en betaalbaar te maken voor meer consumenten. De consument is binnen deze regeling ook minder geneigd om de hypotheekschuld af te lossen en blijft dus langer met een schuld zitten. Onroerend goed wordt door deze regeling ook een lucratievere investering.

3.4.5 Monetair beleid

Om het omvallen van de banken te voorkomen heeft de Nederlandsche Bank tussen 2007 en 2009 een aantal keer ingegrepen in de financiële markt. De maatregelen moesten ervoor zorgen dat de liquide middelen op de financiële markt niet opdroogden en werden meestal gezamenlijk met de Europese partners gecoördineerd en uitgevoerd. Voorbeelden van deze verschillende maatregelen zijn eerder in deze casusbeschrijving ter sprake gekomen.

3.4.6 Begroting

Nederland heeft de nationale begroting altijd goed op orde gehad, de verhouding tussen de staatsschuld en het BBP daalde ook tot aan de financiële crisis richting de 45 procent. De

financiële crisis is echter zo hard aangekomen dat dit niet voldoende was om snel economisch herstel te vinden. De verschillende reddingsplannen hebben de begroting ook zwaar onder druk gezet. De 60 procentnorm die als bovengrens gesteld staat is hierdoor ook niet meer behouden. Verdere bezuinigingen om de schuldverhouding weer onder controle te krijgen beperken de mogelijkheden tot snel economisch herstel.

3.5 Conclusie

Nederland heeft grote problemen gekend tijdens de financiële crisis met bail-outs,

garantstellingen en meerdere kapitaalinjecties. De Nederlandse financiële markt heeft in de laatste twintig jaar grote ontwikkelingen doorgemaakt met globalisatie en de vorming van financiële

conglomeraten. Het toezicht is recentelijk, in navolging van de grote ontwikkelingen in de financiële markt, volledig van structuur gewijzigd met nieuwe toezichthouders en herverdelingen van taken. Het Nederlandse financiële systeem is omschreven aan de hand van een aantal variabelen, uit de vergelijking moet blijken of het hierin verschilde van Canada.

(18)

4.

Vergelijking

In dit hoofdstuk worden de twee casusonderzoeken, zoals die in de vorige hoofdstukken beschreven zijn, naast elkaar gelegd voor een vergelijking. Hieruit moet blijken waarin de beide landen van elkaar verschilden en waarin ze overeen kwamen. Bij de verschillen zal later moeten blijken welke van invloed kunnen zijn geweest op de verschillende prestaties.

4.1 Financiële Crisis

Dit onderzoek gaat in op de redenen van het verschil in prestaties tijdens de financiële crisis. In het eerste deel van de casussen is de financiële crisis binnen de beide landen aan bod gekomen. Als deze twee delen naast elkaar gelegd worden blijkt dat Canada zich inderdaad beter door de financiële crisis heeft geslagen. Hoewel beide landen wel problemen hebben gekend is het toch duidelijk dat de problemen in Nederland groter waren. Beide landen grepen in in de financiële markt en kwamen met financiële injecties en garantstellingen, in Nederland waren de ingrepen echter groter in omvang. Het duidelijkste verschil is er bij de staatssteun aan Nederlandse banken die nodig was om de banken te redden waar dat in Canada niet nodig bleek.

4.2

Achtergrond

In de achtergrond van het financiële systeem van beide landen zijn ook een aantal interessante zaken aan de orde gekomen. Zowel in Nederland als in Canada zijn er grote

ontwikkelingen geweest in het financiële systeem. De scheiding tussen de verschillende financiële takken verviel en veel banken kregen ook belangen in deze andere financiële takken. In deze periode van verandering en groei zijn de Nederlandse banken uitgegroeid tot grote internationale financiële conglomeraten, waarbij ze niet beperkt werden door de Nederlandse overheid. De Canadese banken werden in dezelfde periode wel beperkt door de toezichthouder en de regering. Canadese banken werden aan conservatievere eisen gehouden en werden beperkt in het vormen van al te grote financiële conglomeraten.

Een andere grote ontwikkeling voor de Nederlandse financiële sector was de komst van de euro. Het toezicht op het financiële systeem ging op de schop, er kwam een herverdeling van rollen en een nieuwe wettelijke basis voor het toezicht om deze verandering op te vangen. Het Canadese toezicht is onveranderd sinds 1987.

4.3

Variabelen

In de twee casusbeschrijvingen zijn zes variabelen ter sprake gekomen die de financiële markt van de beide landen beschrijven. Per variabele wordt gekeken wat overeenkomt en wat

(19)

verschilt tussen beide landen.

Marktconcentratie

De Canadese financiële markt is met maar zes grote banken als zeer geconcentreerd te beschouwen. De Nederlandse financiële markt verschilt hierin maar weinig van de Canadese situatie, de Nederlandse financiële markt wordt ook beheerst door slechts een beperkt aantal hele grote banken. Hierin zal het verschil tussen het falen van de Nederlandse financiële markt en het relatieve succes van de Canadese markt waarschijnlijk niet zitten. In beide gevallen zijn de banken voor de financiële stabiliteit van de thuismarkt ook 'too big to fail', dus een argumentatie dat 'too big to fail' een reden was voor de crisis gaat in deze vergelijking ook niet op.

Kapitaaleisen

De Canadese banken houden hoge schuldratio's aan in vergelijking met veel andere westerse landen, dit is omdat OSFI hogere eisen stelt aan deze schuldratio's dan de Basel 2 eisen zoals die in Nederland gelden. De ratio zoals opgelegd door de OSFI is dat de totale activa 20 keer zoveel mogen zijn als het risicoloze kapitaal. De Canadese banken zijn geneigd zelfs nog

conservatiever te handelen (Harris 2009). De eisen zijn niet alleen strenger op het gebied van ratio's, de OSFI houdt ook strengere standaarden aan met betrekking tot de hoogte van de schuld, de omvang van securitisatie en de beperking van 'off balance vehicles'. Hierdoor kon Canada de zeepbellen in de onroerend goed hypotheken en exotische financiële instrumenten vermijden (Bordo et al. 2011).

Voordat Basel I in 1988 geïntroduceerd werd, waren er geen expliciete kapitaaleisen voor de banken. In 1988 introduceerde Basel I de Risk Weighted Asset (RWA) benadering met een minimum kapitaaleis van 8%. Canada hanteerde aanvankelijk ook deze 8%-eis maar verhoogde deze in 2000 naar 10%, Nederland behield de originele kapitaaleis. Naast deze minimum kapitaal-RWA vereiste introduceerde Basel I ook een maximum voor de schuldratio op de balans, dit is gemeten met de ratio tussen het totaal aan activa en het aandelenkapitaal (Guidara et al. 2011). Voor de Canadese banken ligt de ratio, zoals genoemd, begrenst op 20 en deze ligt daarmee hoger dan de in Nederland gehanteerde eisen. Deze hogere kapitaaleis wordt gezien als een belangrijke reden dat de Canadese banksector beter bestand was tegen de financiële crisis (Dickson 2009).

Voor de genoemde RWA-benadering vereist Basel van internationaal actieve banken een Tier1 kapitaal van minimaal 4% en het totaal kapitaal moet voor 8% uit risk-weighted activa bestaan (IMF). Nederland hanteerde voor de banken deze Basel standaarden. Canada heeft significant hogere eisen met een minimum van 7% aan Tier1 kapitaal en een totaal risk-weighted kapitaal van 10% (Graham 2010). De Basel akkoorden en vereisten worden verder uitgelegd in het

literatuurhoofdstuk.

De andere eisen voor Canadese banken ten opzichte van de Basel akkoorden en dus ten opzichte van Nederland komen voort uit het idee van de OSFI dat het meten van risico niet een

(20)

precies gebeuren is. De kapitaaleisen worden met het nieuwe Basel akkoord risico-afhankelijk gemaakt, hoger risico betekent dan hogere eisen. De Canadese OSFI houdt vast aan de schuldratio om een objectievere meting te hebben die dan naast de Basel eisen geldt (Dickson 2009). Daarnaast zorgen de beperkingen op de schuldratio ervoor dat banken hun balans minder uitbreiden door het overmatig toevoegen van laag risico kapitaal volgens Basel normen. En het vermindert hiermee ook de procyclische reacties in het financiële systeem (Bordeleau et al. 2009).

Regelgevingsstructuur

De regelgevingsstructuur is heel verschillend ingericht in Canada en Nederland. Nederland heeft hiervoor vrij recentelijk een 'twin peaks'-model ingevoerd voor het toezicht op de financiële wereld. Hierbij is het toezicht gescheiden tussen toezicht op de bedrijfsvoering en prudentieel toezicht. De Nederlandsche Bank doet het prudentiële toezicht voor de hele financiële sector en de Autoriteit Financiële Markten (AFM) draagt de verantwoordelijkheid voor het toezicht op de

bedrijfsvoering in de hele financiële sector (Herring et al. 2008). In Canada is al sinds 1987 het toezicht op banken en verzekeringsmaatschappijen geïntegreerd in de Office of the

Superintendent of Financial Institutions (OSFI). De OSFI nam het toezicht in 1987 over van de Inspector General of Banks en de Superintendent of Insurance en werd de regelgever van alle financiële instanties zoals trustmaatschappijen, pensioenfondsen, verzekeringen en banken. De Bank of Canada reguleert geen individuele financiële instanties noch houdt het enige vorm van toezicht op financiële instanties (Bordo et al. 2011).

De OSFI inspecteert de banken regelmatig en verzoekt hen voortdurend om meer informatie. In deze aanpak verschilt de OSFI van de meeste andere westerse landen waaronder ook Nederland. Het toezicht van de OSFI is principle-based zoals ook in Nederland het geval is. De regulators vertrouwen hierbij op het management van de bank, op specialistische rapporten en op risico gebaseerde beoordelingen, regelgeving wordt hierop gebaseerd en richtlijnen worden hiervoor uitgezet. Baserend op de 'principles' vertrouwd de OSFI op de interne audit om te beoordelen of het management effectief is, mocht dit niet het geval zijn dan grijpt de OSFI in en repareert het gevonden probleem (Prifti 2011). Het Nederlandse model werkt met een prudentieel toezichthouder, de DNB, die de boeken inziet en daar mogelijke problemen aanpakt en de

gedragstoezichthouder, de AFM. De DNB is hierbij een toezichthouder die meer achter de schermen werkt en de AFM publiceert de werkzaamheden juist.

De OSFI eist van de financiële instanties dat ze aan alle voorgeschreven eisen met betrekking tot voldoende en kwalitatief goed kapitaal, schuldratio's en risiconiveaus voldoen. De Canadese banken gaan daarin voorop in vergelijking met alle andere banken ter wereld waaronder ook Nederland. Zoals bij de kapitaaleisen al genoemd, heeft de OSFI eisen opgesteld die boven de algemene internationale eisen liggen en ook de eisen voor de kwaliteit van het kapitaal zijn strenger. De OSFI bepaalt of een bank genoeg en kwalitatief goed genoeg kapitaal bezit om solvabel te blijven (Prifti 2011). De Nederlandse toezichthouders toetsen de banken aan de

(21)

geldende Basel normen, de Basel normen worden in het volgende hoofdstuk uitgebreid behandeld.

Belastingbeleid

Belastingvoordeel op financiële producten maakt deze producten makkelijker beschikbaar voor meer consumenten, het kan echter ook zorgen voor een risico voor deze consumenten doordat ze meer lenen dan verstandig is waarna de term overkreditering van toepassing wordt. In Nederland bestaat er zo'n voordeel op hypotheken, de aftrek van de hypotheekrente zorgt ervoor dat aflossen geen prioriteit is en de consument lang met de hypotheekschuld blijft zitten. Dit is geen probleem als er nog economische voorspoed is, maar in een economische crisis kan dit wel voor problemen zorgen. In Canada wordt dit voordeel niet gegeven, de Canadese consument zal dus meer geneigd zijn om de hypotheek af te lossen waardoor de Canadese consumenten een gemiddeld lagere schuld per huishouden hebben.

In Nederland is er na de financiële crisis ook een crisis op de huizenmarkt ontstaan. Het lijkt er echter op dat de financiële crisis als oorzaak van de crisis op de woningmarkt aan te wijzen is en niet andersom. Het verschil in belastingbeleid heeft er wellicht voor gezorgd dat er in Canada geen crisis op de woningmarkt is ontstaan, maar dat is een onderwerp voor een ander onderzoek. Er is geen aanwijzing dat dit als reden aan te wijzen is voor het verschil in het presteren in de financiële crisis in algemene zin.

Monetair beleid

Beide landen hebben tijdens de financiële crisis ingegrepen in de financiële markt. De maatregelen richtten zich op het zorgen voor voldoende liquide middelen voor financiële

instellingen om zo de rest van de economie niet mee te slepen in de crisis. Beide landen hebben ook middelen ter beschikking gesteld als garantstelling voor de banken, deze middelen zijn in beide landen niet volledig gebruikt. De omvang van de ingrepen van de Nederlandse overheid waren groter dan die van Canada. Dit verschil in ingrijpen is echter een bewijs van het feit dat Canada beter door de financiële crisis is gekomen. Het is geen reden voor het verschil in presteren.

Begroting

Beide landen hadden voor de financiële crisis hun nationale begroting goed op orde, Canada had overigens wel een betere verhouding tussen staatsschuld en BBP. De verschillende ingrepen hebben in beide landen de begroting onder druk gezet. In Nederland heeft dat ertoe geleid dat de verhouding boven de 60%-norm is gestegen, Canada had een betere startpositie en daar steeg het percentage door de maatregelen naar ongeveer 35%.

Hoewel Canada wel een betere uitgangspositie had wat betreft de nationale begroting, hadden beide landen hun begroting goed op orde. De begroting kan daarom niet als oorzaak van het verschil in de omvang van de financiële crisis aangewezen worden. De grotere omvang van de financiële crisis in Nederland heeft daar de begroting echter dusdanig onder druk gezet dat het

(22)

herstel van de economie moeizamer ging en dat de financiële crisis er een langere nasleep kreeg. Omdat de begroting niet zozeer een verschil gemaakt heeft tijdens de financiële crisis maar meer in de nasleep en het herstel ervan, wordt de begroting voor de rest van dit onderzoek niet verder behandeld. De invloed van de begroting is overigens wel een interessant onderwerp voor verder onderzoek.

4.4 Overzicht

De derde deelvraag behandelde het verschil tussen Canada en Nederland. Voor een goed overzicht worden de onderdelen uit deze vergelijking op een rij gezet met daarbij aangegeven of er een verschil is en of het verder nog behandelt wordt.

Verschil Mogelijk van invloed Verder uitwerken

Financiële crisis Ja n.v.t n.v.t

Achtergrond Ja Misschien Nee

Marktconcentratie Nee Nee Nee

Kapitaaleisen Ja Ja Ja

Regelgevingsstructuur Ja Ja Ja

Belastingbeleid Ja Nee Nee

Monetair beleid Nee Nee Nee

Begroting Ja Nee Nee

Uit de vergelijking is zoals te zien een aantal verschillen naar voren genomen. Niet alle verschillen worden in dit onderzoek nog verder uitgewerkt omdat niet van alle verschillen een invloed te verwachten is in het verschil in presteren.

(23)

5.

Literatuurbeschouwing

Deze literatuurbeschouwing is in vier onderdelen verdeeld. Het eerste deel behandelt het algemene kader van de kredietcrisis van 2007-2008 als basis voor dit onderzoek. De volgende delen komen voort uit de vergelijking, het tweede deel behandelt daarom literatuur met betrekking tot het toezicht op banken, het derde deel gaat over solvabiliteitseisen en het vierde deel

beschouwt de rol van Basel.

5.1

De Kredietcrisis

In dit hoofdstuk wordt de kredietcrisis van 2007-2008 behandeld als kader voor dit

onderzoek. Dit onderdeel is van minder belang voor de vergelijking, het is echter wel belangrijk om dit als achtergrond voor het onderzoek te beschrijven.

5.1.1 Chronologie kredietcrisis

Voor een goed begrip van het verloop en de omvang van de kredietcrisis van 2007-2008 is hier eerst een kort chronologisch overzicht met daarin een aantal van de belangrijkste

gebeurtenissen uit de financiële crisis zoals die in de tijdlijn van Guillén (2009) staan beschreven.

Juni 2007: Twee hedgefondsen van Bear Stearns, een Amerikaanse zakenbank, storten in door beleggingen in risicovolle hypotheken.

Augustus 2007: Europa wordt ook geraakt nadat het Franse BNP Paribas drie fondsen sluit met als reden een tekort aan liquide middelen binnen de markt. Een direct gevolg van de Amerikaanse problemen.

De centrale banken van Europa, Canada en de Verenigde Staten doen een eerste miljarden kapitaalinjectie in de markt.

September 2007: In Groot-Brittannië komt de hypotheekbank Northern Rock in de

problemen door een tekort aan liquide middelen. De Bank of England grijpt in en verstrekt een noodkrediet.

Oktober 2007: Verschillende banken zoals Merrill Lynch, Citigroup UBS en Deutsche Bank moeten miljarden afschrijven.

December 2007: Westerse centrale banken besluiten samen om miljarden in de financiële sector te steken.

Januari 2008: Bank of America neemt Countrywide over.

Februari 2008: Het eerder ook al in de problemen gekomen Northern Rock wordt overgenomen door de Britse overheid.

(24)

Maart 2008: Een andere bank die al eerder in de problemen was, Bear Stearns, wordt met behulp van overheidsgeld overgenomen door JPMorgan Chase.

De verschillende overheden en financiële instanties zien verbetering en tijdelijk wordt het einde van de financiële crisis voorspeld, het einde lijkt in zicht. Het bleek echter nog maar het begin te zijn.

September 2008: Twee bekende namen van de financiële crisis, de hypotheekbanken Freddie Mac en Fannie Mae, worden door de Amerikaanse overheid overgenomen. Lehmann Brothers vraagt faillissement aan.

In Nederland wordt de financiële crisis ook duidelijk zichtbaar na de gezamenlijke staatsovername door de Benelux-landen van Fortis.

Oktober 2008: Overeenkomst leiders van de Europese Unie om gezamenlijk de noodzakelijke maatregelen te treffen om het financiële systeem te redden.

5.1.2 Begin van de financiële crisis in de Verenigde Staten

2007 en 2008 waren de belangrijke jaren van de financiële crisis en het begon allemaal in de Verenigde Staten. De huizenmarkt stortte in 2007 in en veel banken die in de business van risicovolle hypotheken zaten moesten zwaar afschrijven op deze hypotheken. Het financiële systeem bleek onder deze omstandigheden fragiel, met als gevolg dat verschillende van deze banken niet meer op eigen kracht konden voortbestaan. Ook op de beurs kwamen de banken door de gebeurtenissen in zwaar weer terecht. Tussen oktober 2007 en oktober 2008 verloren de banken veel waarde (Brunnermeier 2009).

5.1.3 Overgang naar Europa

Het eerste teken dat ook Europa meegetrokken zou worden in de crisis kwam in Duitsland met de IKB in juli 2007, waarna het eerste overheidsingrijpen noodzakelijk bleek te zijn. IKB was, na al meer dan 50 faillissementen in de Verenigde Staten, de eerste Europese bank die zichzelf niet meer overeind kon houden. Een maand later was Frankrijk ook aan de beurt met de

problemen bij BNP Paribas. Het marktvertrouwen viel vervolgens weg en de financiële crisis sloeg vol toe in Europa. Northern Rock in het Verenigd Koninkrijk was de volgende bank in de problemen en moest gesteund worden de Bank of England (Brunnermeier 2009).

5.1.4 Internationale maatregelen tijdens de financiële crisis

Tijdens de financiële crisis kwamen de internationale overheden en centrale banken met een aantal verschillende maatregelen. De maatregelen bestonden uit kapitaalinjecties, uitbreiding van de bankgaranties, staatsovernames, interestverlagingen en het samengaan van banken werd eenvoudiger gemaakt (Vickers 2008).

In de Verenigde Staten werden door het ministerie van financiën miljarden dollars in de financiële sector geïnjecteerd. Interbancaire leningen werden gegarandeerd door de overheid. De

(25)

twee grote hypotheekbanken Fannie Mae en Freddie Mac werden door de overheid overgenomen, het ging hier wel om een slechts tijdelijk overname.

De reactie in Europa werd veelal centraal bepaald. De Europese Centrale Bank kwam in 2007 al met grote kapitaalinjecties. Verder kwam de Europese Commissie met een reddingsplan waarbij elke lidstaat 1 procent van het bruto nationaal inkomen bij moest dragen om de Europese economie te stimuleren. Daarbij moest 170 miljard euro aangetrokken worden plus dat er nog eens 30 miljard euro uit fondsen werd besteed. Samen met later injecties heeft Europa voor meer dan 800 miljard euro uitgegeven om de geldmarkt weer op gang te krijgen. In 2008 besluiten de EU-leiders om alle noodzakelijke maatregelen te nemen die nodig geacht worden om de financiële markt te beschermen.

5.1.5 Conclusie

Het eerste deel van de vierde deelvraag behandelt de basis van dit onderzoek, de financiële crisis. Hier is duidelijk geworden dat de financiële crisis een wereldwijd fenomeen is geweest en dat de verschillende landen elkaar beïnvloeden. Die invloed is te zien in het domino- effect tijdens de financiële crisis en het gezamenlijk coördineren van de te nemen maatregelen.

5.2 Toezicht

In de casusbeschrijvingen van zowel Canada als Nederland is het toezicht uitgebreid aan bod gekomen. Het verschil in het toezicht tussen beide landen is de enkele toezichthouder OSFI in Canada en het duale toezicht in Nederland door de DNB en AFM. In dit hoofdstuk worden de motivaties voor het toezichthouden behandeld. Vervolgens komen ontwikkelingen in de financiële markten, die ook het toezicht beïnvloed hebben, aan bod. Als laatste worden de argumenten met betrekking tot de enkele versus de meerdere toezichthouders behandeld, hieruit moet blijken of deze factor mogelijk aan te wijzen is als reden voor het verschil in prestaties tussen Canada en Nederland.

5.2.1 Waarom toezicht?

Volgens Benink et al. (2005) is er in de huidige tijd een algemene overeenstemming over de noodzakelijkheid van het reguleren van en toezichthouden op financiële instanties en markten. Het doel hierbij is het beschermen van het financiële systeem tegen systeemrisico's en het

beschermen van consumenten die zelf niet in staat zijn zichzelf te beschermen door een gebrek aan de benodigde informatie. Een andere reden voor het reguleren van de financiële markt is meer politiek gerelateerd. Goedkopere en makkelijkere financiering voor overheden wordt door

regulering mogelijk gemaakt, daarnaast kan de overheid al naar gelang de politieke voorkeuren de ontwikkelingen in niet financiële sectoren aansturen.

(26)

het eigen nationale financiële systeem weleens ten koste kan gaan van het verzekeren van de veiligheid en stabiliteit van het financiële systeem. Dat terwijl het financiële systeem met name binnen Europa sterk met elkaar verbonden is.

5.2.2 Conglomeraten

Dierick (2004) beschrijft hoe in de laatste jaren alle financiële diensten steeds vaak door één groep geleverd worden. In december 2002 is daarom het Financial Conglomerates Directive aangenomen, dit directive behandelt het toezicht op verschillende financiële diensten binnen één groep. Het Financial Conglomerates Directive is gebaseerd op de ideeën van het Joint Forum. Het Joint Forum is een groep experts van het Basel Committee on Banking Supervision, de

International Organization of Securities Commissions en de International Association of Insurance Supervisors. Het Joint Forum heeft een aantal aanbevelingen gedaan voor onder andere toezicht en kapitaaleisen (Joint Forum 1999).

De meerderheid van banken en verzekeringen in de Europese Unie is onderdeel van een overkoepelende bankverzekeraarsgroep. Om met de vervaging van de grenzen tussen de verschillende financiële diensten om te gaan, in regulering en in toezicht, worden binnen Europa op nationaal niveau steeds meer samenwerkende commissies opgericht door de verschillende toezichthouders. Een aantal landen is zelfs overgegaan op één financiële toezichthouder voor de volledige sector (Dierick, 2004).

De groeiende rol van financiële conglomeraten is een belangrijk onderwerp geweest bij het hervormen van de structuur van het toezicht. Van daaruit is ook het idee gekomen voor het

instellen van één enkele toezichthouder die, onafhankelijk van de centrale bank, het toezicht houdt op de volledige financiële markt. Het invoeren van een geïntegreerde financieel toezichthouder begon binnen Europa in Scandinavië. De grootste stap kwam echter toen in 1997 het Verenigd Koninkrijk erop overging met de invoering van de Financial Services Authority (FSA). Verschillende landen volgden dit voorbeeld. In Nederland blijft de centrale bank een belangrijke rol spelen en wordt zelfs deels verantwoordelijk voor het toezicht op verzekeraars. In landen die niet over gegaan zijn op een enkele toezichthouder zijn wel verschillende maatregelen getroffen om de samenwerking en informatiedeling tussen de verschillende toezichthouders te vergroten (Dierick, 2004).

5.2.3 Enkele versus meerdere toezichthouders

Barth et al. (2002) geeft aan dat verschillende redenen worden aangedragen waarom een enkele toezichthouder beter is dan meerdere toezichthouders. Een enkele toezichthouder kan beter zijn in het begrijpen en beoordelen van banken die in meerdere financiële diensten actief zijn. En één grote toezichthouder kan waarschijnlijk goedkoper opereren dan meerdere kleinere

toezichthouders. Een enkele toezichthouder voorkomt ook dubbel werk in het toezicht en daarmee de kosten voor de banken (Abrams en Taylor 2001).

(27)

Het hebben van meerdere toezichthouders kan volgens een aantal andere onderzoeken ook voordelen hebben. Door de verschillende werkwijzes van de verschillende toezichthouders kan er meer informatie vrijkomen dan anders vrijgekomen zou zijn (Llewellyn 1999). Meerdere toezichthouders hebben ook minder het risico van inefficiënt en inflexibel worden of teveel macht naar zich toe trekken (Llewellyn 1999; Abrams en Taylor 2001).

De rol van de centrale banken in het toezicht is volgens Barth et al. (2002) ook ter discussie komen te staan. In verschillende landen is de toezichthoudende rol zelfs weggenomen bij de centrale bank. De vraag hierbij is of het niet belangrijk is voor de centrale bank om voldoende informatie te hebben over solvabiliteit en liquiditeit om haar werk, als zijnde het laatste redmiddel, goed te kunnen uitvoeren. Het tijdig verkrijgen van informatie zou vooral van waarde zijn in een financiële crisis, het voorkomen en verlichten van een crisis zou het beste bereikt worden als de centrale bank het toezicht houdt (Abrams en Taylor 2001).

Het onderzoek van Barth et al. (2002) laat verder zien dat in landen met meerdere toezichthouders voor de banken de kapitaalratio's lager liggen en het liquiditeitsrisico hoger is. Meerdere toezichthouders verslechtert daarmee de corporate governance van de banken. In landen waar de centrale bank ook het toezicht op de banken houdt, hebben de banken meer onrendabele leningen. Een meer gefocuste toezichthouder zou dan beter zijn in het monitoren en beheersen van banken.

Traditioneel hebben de meeste landen hun regulering en toezicht op de financiële markt echter altijd verdeeld over verschillende instanties zoals het ministerie, de centrale bank en gespecialiseerde toezichthouders. In hun artikel over geïntegreerd toezicht geven De Luna Martinez et al (2003) een aantal argumenten weer waarom één toezichthouder beter zou zijn of waarom juist niet. De voordelen zijn onder andere het toezichthouden op financiële conglomeraten als geconsolideerd geheel in plaats van de losse onderdelen, beter monitoren van zaken die het hele financiële systeem treffen en hierop snel kunnen reageren en een eenduidige benadering van regulering en toezicht voor het hele financiële systeem. De tegenargumenten wijzen op de periode van overgang waarin slechter toezicht wordt gehouden, door het niet herkennen van de unieke karakteristieken van de verschillende financiële takken kan het toezicht minder effectief zijn en er zijn ook andere mogelijkheden om betere informatiedeling en samenwerking te bevorderen tussen toezichthouders.

Bij de discussie over één of meerder toezichthouders suggereren R. Abrams en M. Taylor (2000) dat een effectieve structuur van toezichthouders een afspiegeling moet zijn van de structuur van financiële markt waarop toezicht gehouden wordt. De Luna Martinez et al (2003) geven verder nog aan dat een aantal problemen die zich voordoen bij het toezicht door meerdere organisaties verminderd kan worden door het toezicht toe te wijzen aan één toezichthouder. Problemen waar zij op doelen zijn willekeur in regelgeving, gaten in regulering en toezicht, gebrek aan communicatie tussen toezichthouders en minder aansprakelijkheid van de toezichthouders.

(28)

5.2.4 Conclusie

De vierde deelvraag behandelt de verschillen. Het eerste verschil was te zien in de invulling van het toezicht. De verschillende literatuur laat zien dat het verschil in toezicht in potentie een reden is voor het verschil in prestaties.

5.3

Solvabiliteit

Uit de casusbeschrijvingen van Canada en Nederland en de daaropvolgende vergelijking blijkt dat in Canada hogere eisen gesteld werden aan de solvabiliteit dan in Nederland. In dit hoofdstuk wordt beschreven waarom er solvabiliteitseisen gesteld worden en wat argumenten kunnen zijn om deze eisen hoger of juist lager te stellen. Hieruit moet blijken of de eisen met betrekking tot solvabiliteit een reden geweest kan zijn voor de verschillen in de prestaties van Canada en Nederland tijdens de financiële crisis.

5.3.1 Het nut van solvabiliteit

De regelgeving omtrent solvabiliteit is erop gericht om er voor te zorgen dat de activa van banken in ieder geval voor een deel uit risicoloze activa bestaat. Het doel hierbij is het verminderen van de kans op insolvabiliteit van de bank en het beschermen van de spaarders (Momota et al, 2004).

Momota et al. (2004) geven verder aan dat de interactie tussen de bank en de spaarder er één is waarbij de bank het rentetarief bepaalt en spaargeld aanneemt. De spaarder gaat er vanuit dat de rente een gegarandeerde waarde is. De bank verdeelt de eigen gelden en de geleende gelden tussen risicoloze en risicovolle investeringen om zo een maximaal nut te creëren. Door de beperkte aansprakelijkheid van de banken is het ook voor spaarders niet volledig risicoloos om het geld in handen van de bank te geven. Om dit risico te verlagen worden er regels gesteld voor de minimale solvabiliteit van de banken.

Onderzocht is of deze solvabiliteitsregelgeving de spaarder wel echt beter af maakt en wat de effecten zijn op de winst van de banken en op de omvang van de investeringen in risicovolle projecten in de economie. Uit het onderzoek blijkt dat de verwachte winst van de bank altijd afneemt door de solvabiliteitsregelgeving en voor de spaarder wordt het nut niet standaard vergroot door de regelgeving (Momota et al. 2004).

5.3.2 Kapitaal

Benink en Wihlborg (2002) geven aan dat aandeelhouderskapitaal in banken drie belangrijke functies heeft. Ten eerste is het kapitaal een buffer tegen onverwachte verliezen die een faillissement kunnen veroorzaken. Ten tweede zorgt eigen vermogen voor een stimulans voor het management om de risico's te beheersen in het belang van de aandeelhouders. Ten derde zorgt een voldoende groot eigen vermogen ervoor dat vermogensverstrekkers meer vertrouwen

(29)

hebben in de bank.

Het Basel akkoord uit 1988 zette het niveau van de kapitaaleisen op 8% van de private sector. Het Basel comité heeft een nieuw akkoord voorgesteld waarbij de kapitaaleisen afhankelijk zijn van het risiconiveau van de activa die de bank in bezit heeft. Volgens de regelgevers is de rol van de kapitaaleisen het reduceren van de waarschijnlijkheid dat banken omvallen. Het gaat om bescherming van de kleine investeerders en de ongewenste systeemeffecten bij bank

faillissementen. Aan de andere kant kunnen te hoge kapitaaleisen efficiency-kosten voor de financiële sector met zich meebrengen. In het ideale scenario is er een perfecte balans tussen deze twee factoren. Jackson et al. (2002) laten in hun onderzoek zien wat solvabiliteitseisen betekenen voor de waarschijnlijkheid dat banken één volgend jaar overleven. Voor de eisen zoals gesteld in het Basel akkoord van 1988 ligt de waarschijnlijkheid tussen de 99% en de 99,9%.

Het Basel akkoord van 1988 heeft het minimaal vereiste kapitaal ten opzichte van de private sector leningen zoals genoemd gesteld op 8%, daarvan moet 4% eigen vermogen of reserves zijn en de rest mag uit achtergestelde leningen of provisies bestaan. Uit het onderzoek van Jackson et al.(2002) blijkt dat de grote banken een hogere solvabiliteit aanhouden dan vereist. Mogelijke reden voor dit hogere niveau is het creëren van een buffer ten opzichte van het vereiste niveau om te voorkomen dat de bank een keer onverwacht onder het vereiste niveau zakt. Een andere reden kan het aanboren van nieuwe markten zijn waarvoor een hogere rating noodzakelijk is.

Verschillende bankvertegenwoordigers hebben aangegeven dat het volgende Basel akkoord (Basel 2) de minimum kapitaaleisen moest laten vallen omdat deze zorgen voor inefficiëntie van de markt. Jackson et al. (2002) suggereert dat de bankautoriteiten rekening moeten houden met de kans dat door het verlagen van de kapitaaleisen van grote banken deze banken een slechtere indruk maken op de markt, zelfs al is het kapitaal hoger dan bij de oude Basel eis. Een mindere markttoegang kan voor grote banken een probleem zijn voor de overlevingskansen. Een hogere kapitaaleis dan die van het Basel akkoord 1988 kan zelfs

noodzakelijk zijn om al eerder in te zien dat ingegrepen moet worden voor de problemen te groot worden.

5.3.3 Conclusie

Het tweede verschil met betrekking tot de vierde deelvraag betreft de solvabiliteit. De literatuur wijst uit dat een verschil in solvabiliteit het succes van banken kan beïnvloeden.

5.4

Basel

Basel komt een aantal keer aan bod in de casusbeschrijvingen van Canada en Nederland en bij de solvabiliteitseisen. Beide landen behoren tot de grote groep landen die zich voor hun financiële markt laten leiden door de regels en richtlijnen van Basel. Canada heeft, in tegenstelling

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

trendberekening kan enkel gebeuren op basis van gegevens van het project ‘Algemene Broedvogels Vlaanderen’ dat in 2007 werd opgestart en gecoördineerd wordt door INBO en

De slag die heeft vier uur geduurt Daar nog geen Hollands Bloed om treurt Schep moet ‘t is ons meer gebeurt, De Leeuw is niet vervaart, Heeft nog krullen in zyn staart.. hier op

Bij de groep van scholen met de minste dyslexieverklaringen zien we een beperkt aantal leerlingen (10 procent) die door een directe invloed van de ouders mogelijk ten onrechte

Met deze verkenning hopen we lessen te trekken voor (nieuwe) politieke partijen, maar ook over de algemene aantrekkingskracht van de lokale politiek: Veel inwoners

Dit komt doordat de professionalisering van de omroep, zoals het werken met professioneel opgeleide journalisten en het hebben van meer geld en middelen, er ten dele voor zorgt dat

Voor sommige instrumenten zijn voldoende alternatieven – zo hoeft een beperkt aantal mondelinge vragen in de meeste gevallen niet te betekenen dat raadsleden niet aan hun

Naast de relatie tussen coaching en competentieontwikkeling in het algemeen wordt in de literatuur ook gerapporteerd over onderzoek naar de relaties tussen de vier dimensies

Concreet betekent dit dat anno 2002 de vrouwen die samenwonen met een partner maar (nog) geen kinderen hebben de meest actieve onder de Vlaamse vrouwen (25-39 jaar) zijn: 87% van