Marktanalyse vaste en mobiele gespreksafgifte
FTA-MTA-2013
- vragenlijst -
OPTA/AM/2012/202428, september 2012
Openbaar
Inhoudsopgave
1 Inleiding... 2
1.1 Doel en inhoud van deze vragenlijst ... 2
1.2 Verplichting tot antwoorden ... 3
1.3 Vertrouwelijkheid van de antwoorden en verdere procedure ... 4
1.4 Verdere procedure en contactpersoon OPTA ... 4
2 Marktafbakening ... 5
2.1 Vaste en mobiele gespreksafgifte ... 5
2.1.1 Geografische marktafbakening ... 5
2.1.2 067x-, 0800/090x/18xy-nummers en internationaal ... 5
2.1.3 Geografische nummers, 084/087-nummers zonder vervolgdienst, 085-, 088-, 112-, 14xy- en 116xyz-nummers ... 6
2.1.4 Mobiele gespreksafgifte ... 6
2.1.5 0970-nummers ... 7
3 Dominantieanalyse ... 8
3.1 Toetredingsdrempels en potentiële concurrentie ... 9
3.2 Kopersmacht ... 9
3.2.1 Inleiding ... 9
3.2.2 Factoren die de kopersmacht beïnvloeden ... 10
4 Mededingingsproblemen ... 11
4.1 Buitensporig hoge tarieven ... 11
4.2 Gedragingen die de toegang belemmeren ... 12
4.3 Marge-uitholling ... 12
4.4 Prijsdiscriminatie ... 13
5 Verplichtingen ... 14
5.1 Doelstelling van regulering ... 14
5.2 Tariefregulering (tariefplafonds) ... 14
5.2.1 Algemeen ... 14
5.2.2 Verschillende vormen van tariefregulering ... 15
5.3 Toegangsverplichting ... 15
5.4 Non-discriminatieverplichting ... 16
5.5 Algemene transparantieverplichting en referentieaanbod ... 17
5.6 Reguleringskosten ... 17
6 Effecten ... 18
6.1 Effectentoets van de Commissie ... 18
6.2 Effecten op retailprijzen, volumes, winst ... 19
Inleiding
1 Inleiding
1.1 Doel en inhoud van deze vragenlijst
1. Dit document bevat vragen om informatie te krijgen die het college nodig heeft bij de
gecombineerde marktanalyse voor vaste en mobiele gespreksafgifte. Deze marktanalyse ziet op de reguleringsperiode medio 2013 tot medio 2016. Vaste en mobiele gespreksafgifte zijn in de
aanbeveling relevante markten
1(hierna: aanbeveling) van de Europese Commissie (hierna: de Commissie) opgenomen als respectievelijk markt 3 en 7.
22. Deze vragenlijst is in hoofdlijnen gestructureerd langs de stappen van een marktanalyse
(marktafbakening, dominantieanalyse, mededingingsproblemen, verplichtingen en effecten). Om over de gehele marktanalyse vragen te kunnen stellen, wordt er soms voorlopig uitgegaan van bepaalde conclusies met betrekking tot eerdere stappen in de marktanalyse. Dit zijn echter slechts aannames ten behoeve van de vragenlijst. Het college heeft in dit stadium nog geen conclusies getrokken.
3. De meeste vragen zijn generiek voor vaste en mobiele gespreksafgifte gesteld. Indien het
antwoord afhankelijk is van het feit of het vaste of mobiele gespreksafgifte betreft of afhankelijk is van welke specifieke aanbieder(s) het betreft, dan verzoekt het college u dit aan te geven en uw antwoord voor de verschillende situaties te differentiëren.
4. Het college benadrukt dat de analyse betrekking heeft op alle aanbieders van vaste of mobiele gespreksafgifte ongeacht hun grootte of de aard van het bedrijfsmodel. Ook Mobile Virtual Network Operators (MVNOs), Mobile Virtual Network Enablers (MVNEs) of Mobile Virtual Network Aggregators (hierna allen aangeduid als: MVNOs) die gespreksafgifte aanbieden, vallen onder deze analyse. Het college ziet op voorhand geen eigenschappen van deze kleinere aanbieders en aanbieders met een ander bedrijfsmodel, die hun positie voor wat betreft het leveren van gespreksafgifte fundamenteel anders maken dan die van grotere netwerkaanbieders. Kleine aanbieders en aanbieders met een ander bedrijfsmodel zijn in het algemeen wel anders wat betreft hun positie op de onderliggende retailmarkten. Voor hun positie of gespreksafgifte lijkt dit echter niet relevant. Indien er sprake zou zijn van aanmerkelijke marktmacht (hierna: AMM) en potentiële mededingingsproblemen in het algemeen, dan lijkt regulering voor deze kleinere, andere aanbieders ook passend.
1
C(2007) 5406 rev. 1, Aanbeveling relevante markten van de Europese Commissie (PbEG 2007, L344/65).
2
In de voorgaande aanbeveling ging het om de markten 3 en 9.
Inleiding
Aanbeveling van de Europese Commissie
5. De aanbeveling van de Europese Commissie over de regulering van vaste en mobiele
gespreksafgifte tarieven
3(hierna: aanbeveling gespreksafgiftetarieven) speelt een belangrijke rol bij de invulling van eventuele tariefregulering. De status van aanbevelingen is juridisch verankerd in artikel 1.3, tweede en derde lid, van de Tw. Het artikel 1.3, tweede lid, Tw bepaalt: “Het college houdt bij de uitoefening van zijn taken en bevoegdheden rekening met de aanbevelingen van de Commissie […]
als bedoeld in artikel 19, eerste lid van richtlijn nr. 2002/21/EG [kaderrichtlijn] […]”. Artikel 19, eerste lid, van de kaderrichtlijn spreekt van “… zoveel mogelijk rekening houden met die aanbeveling” (“the utmost account”). Artikel 1.3, derde lid, Tw bepaalt dat indien het college geen toepassing geeft aan een dergelijke aanbeveling, hij de Commissie en de Nederlandse Minister van Economische Zaken, Landbouw & Innovatie informeert onder vermelding van redenen.
1.2 Verplichting tot antwoorden
6. Het college heeft de in Tabel 1 genoemde bedrijven aangeschreven met een vordering van de in dit document gevraagde informatie. Dit betreft de partijen met meer dan vijf procent marktaandeel op de retailmarkt voor vaste of mobiele telefonie. Zij zijn verplicht alle vragen in dit document te
beantwoorden, tenzij expliciet is aangegeven dat de vraag facultatief is. Facultatieve vragen zijn aangegeven met de markering: [facultatief].
Markt Bedrijf
Vast, Mobiel KPN Vast, Mobiel Tele2
Vast Ziggo
Vast UPC
Mobiel T-Mobile
Mobiel Vodafone
Tabel 1. Partijen met een verplichting om te antwoorden.
Overige aanbieders van vaste en mobiele afgifte
7. Het college heeft verder alle andere aanbieders van vaste en mobiele gespreksafgifte
aangeschreven. Deze aanbieders zijn opgenomen in Tabel 2. Hoewel deze partijen niet verplicht zijn tot het beantwoorden van de vragen, verzoekt het college deze bedrijven wel de vragen te
beantwoorden. Het college benadrukt dat ook van deze kleinere bedrijven wordt onderzocht of zij AMM hebben voor gespreksafgifte. Ook deze kleinere bedrijven zullen worden gereguleerd indien AMM wordt vastgesteld en regulering passend is.
8. Indien u van mening bent dat er bepaalde bedrijven in de tabel ontbreken, dan verzoekt het college u contact op te nemen met de in randnummer 11 genoemde contactpersoon.
3
Commission Recommendation on the Regulatory Treatment of Fixed and Mobile Termination Rates in the EU, C(2009) 3359
final, 7 mei 2009.
Inleiding
Bedrijf Bedrijf
Algemeen beheer Nederland B.V. Infonet Broadband Services
ACN Europe B.V. Infopact Netwerkdiensten B.V.
Barablu Benelux Ltd Inmo B.V.
Blyk.nl N.V. Intercity Mobile Communications B.V.
BT Nederland N.V. Lancelot B.V.
Budget Phone Company B.V. Lycamobile Netherlands Ltd.
CAIW Diensten B.V. Orange Business Netherlands B.V.
CBizz B.V. Ortel Telecom Internationaal B.V.
Colt Telecom B.V. PLEX Telecom B.V.
Coolwave Communications B.V. RoutIT B.V.
Dean Connect B.V. Scarlet Telecom B.V.
Easynet Nederland B.V. Schiphol Telematics
Edutel B.V. Solcon Internetdiensten B.V.
EDPnet B.V. SpeakUp B.V.
Elephant Talk Communications Teleena Holding B.V.
EspritXB Telio Netherlands B.V.
Global Call B.V. Tismi B.V.
Global-E B.V. U-wiss B.V.
GnTel B.V. Verizon Nederland B.V.
Hilf Telecom B.V. Voiceworks B.V.
Tabel 2. Andere aangeschreven aanbieders.
1.3 Vertrouwelijkheid van de antwoorden en verdere procedure
9. De antwoorden beschouwt het college als openbaar tenzij u expliciet en gemotiveerd aangeeft dat bepaalde informatie bedrijfsvertrouwelijk is. Het college verzoekt u om dit duidelijk te markeren en aan te geven waarom de informatie bedrijfsvertrouwelijk is. Indien (onderdelen van) uw antwoorden vertrouwelijk zijn dan dient naast de vertrouwelijke versie van de antwoorden ook een openbare versie te worden verstrekt.
1.4 Verdere procedure en contactpersoon OPTA
10. Op basis van de antwoorden van deze vragenlijst zal het college de verdere analyse uitvoeren en het ontwerpmarktanalysebesluit nemen. Dat ontwerpbesluit is gepland voor januari 2013. Tussen deze vragenlijst en het ontwerpbesluit zijn geen verdere consultaties en vragenlijsten meer gepland.
Mochten er nog vragen resteren dan zullen die op ad hoc basis nog aan aanbieders worden gesteld.
11. Indien u vragen heeft over deze vragenlijst, dan kunt u contact opnemen met de heer Klaassens
(070 – 315 92 53), e-mail: MA-gespreksafgifte@opta.nl.
Marktafbakening
2 Marktafbakening
12. Dit hoofdstuk bevat de primair aan de marktafbakening gerelateerde vragen.
13. Het college is vooralsnog van mening dat er wat betreft marktafbakening geen significante wijzigingen hebben plaatsgevonden (en ook niet in de komende reguleringsperiode te voorzien zijn) ten opzichte van de voorgaande marktanalyse met betrekking tot vaste en mobiele gespreksafgifte.
2.1 Vaste en mobiele gespreksafgifte
14. Het bestaande marktanalysebesluit voor vaste en mobiele gespreksafgifte
4(FTA-MTA-3b-besluit) onderscheidde de in de ondertaande tabel genoemde relevante productmarkten.
Markt Afzonderlijk
netwerk
5Gereguleerd
a gespreksafgifte op geografische nummers, 084/087-nummers zonder vervolgdienst, 085-, 088- , 112, 14xy- en 116xyz-nummers op een afzonderlijk netwerk
Ja Ja
b gespreksafgifte op 06760-nummers en 067-nummers ten behoeve van internetdiensten en datadiensten, 0800/090x-nummers ten behoeve van vervolgdiensten, 18xy-nummers en afgifte op internationale nummers
Nee Nee
c gespreksafgifte op mobiele nummers (elk afzonderlijk netwerk is een markt) Ja Ja
Tabel 3. In de bestaande marktanalyse afgebakende markten.
2.1.1 Geografische marktafbakening
15. In alle gevallen gaat het om markten voor vaste en mobiele gespreksafgifte in geheel Nederland.
Immers, er waren geen geografische verschillen die vroegen om een afbakening van verschillende geografische markten.
1. Onderschrijft u dat nu en voor de komende reguleringsperiode nog steeds sprake is van afgiftemarkten voor geheel Nederland? Zo nee, waarom niet?
2.1.2 067x-, 0800/090x/18xy-nummers en internationaal
16. Van de in Tabel 3 genoemde markten zijn de onder a en c genoemde markten gereguleerd. De onder b genoemde diensten bevinden zich niet in de markten voor gespreksafgifte op een afzonderlijk netwerk en mede daarom is van die diensten in het bestaande marktanalysebesluit geconcludeerd dat deze effectief concurrerend zijn.
4
OPTA/AM/2012/200203, Marktanalyse vaste en mobiele gespreksafgifte, 2 juli 2012.
5
“Op een afzonderlijk netwerk” geeft aan of de markt beperkt is tot afgifte op het netwerk van één aanbieder of niet.
Marktafbakening
17. Samengevat is de conclusie van effectieve concurrentie gebaseerd op het feit dat er voor bellen naar deze nummers (067x-, 0800/090x/18xy-nummers en internationaal) alternatieven (substituten) zijn die maken dat verschillende aanbieders met elkaar concurreren. Zo concurreren aanbieders van nummers voor internettoegang en toegang tot datadiensten met elkaar op de retaildiensten voor internetinbeltoegang. Gebruikers kunnen daarbij een keuze maken tussen verschillende aanbieders van deze diensten. Dat geldt ook voor informatiediensten: gebruikers kunnen een keuze maken tussen verschillende concurrerende informatienummers. Naast deze substitutie door eindgebruikers kunnen aanbieders met deze nummers (aanbieders van de informatiedienst of internetdienst) ook overstappen op een ander netwerk waarop zij zijn gekoppeld. Dit voorkomt dat de netwerken waarop door aanbieders met deze nummers wordt gekoppeld, een dominante positie krijgen.
618. Voor internationale bestemmingen geldt dat aanbieders op wholesaleniveau een keuze kunnen maken tussen verschillende concurrerende aanbieders die gesprekken naar buitenlandse
bestemmingen routeren. In het voorgaande marktanalysebesluit is de markt voor gespreksafgifte op internationale nummers niet afgebakend omdat het college alleen bevoegd is ten aanzien van gespreksafgifte op aansluitingen in Nederland.
72.1.3 Geografische nummers, 084/087-nummers zonder vervolgdienst, 085-, 088-, 112-, 14xy- en 116xyz-nummers
19. Voor bellen naar geografische, 084/087-nummers zonder vervolgdienst, 085-, 088- en 112-, 14xy-
8en 16xyz-nummers
9bestaat voor de bellende gebruiker nauwelijks een alternatief. Het bellen naar een dergelijk nummer kan niet goed worden vervangen door bellen naar een ander nummer (er is geen substituut). Een nummer uit deze categorie wordt altijd bediend (is altijd aangesloten) op één netwerk. Daarom is in het bestaande marktanalysebesluit geconcludeerd dat ieder afzonderlijk vast netwerk een separate relevante markt is. Op deze markten hebben de aanbieders daarom een marktaandeel van honderd procent.
20. Het college is vooralsnog van mening dat er wat betreft marktafbakening geen significante wijzigingen hebben plaatsgevonden (en ook niet te voorzien zijn) ten opzichte van de voorgaande marktanalyse.
2.1.4 Mobiele gespreksafgifte
21. Het bestaande marktanalysebesluit voor vaste en mobiele gespreksafgifte maakt onderscheid tussen de afzonderlijke relevante wholesalemarkten voor gespreksafgifte op mobiele netwerken in Nederland, alsmede van een afzonderlijke relevante wholesalemarkt voor gespreksafgifte op een mobiel virtueel netwerk in Nederland. Concreet gaat het om markten voor mobiele gespreksafgifte,
6
Het gaat hier om de netwerken die een tussenschakel vormen tussen het netwerk van de eindgebruiker die belt en het netwerk (of het platform) van de aanbieder die de informatiedienst of internetdienst levert.
7
Zie FTA-1 besluit, randnummer 212. OPTA/TN/2005/203467, de wholesalemarkten voor gespreksafgiftediensten op afzonderlijke openbare telefoonnetwerken, verzorgd op een vaste locatie, 21 december 2005.
8
14xy-nummers maken sinds april 2006 onderdeel uit van het nationale nummerplan. 14xy(z)-nummers zijn bedoeld voor bijvoorbeeld gemeentehuizen. In het nummerplan is opgenomen dat er geen kosten voor de informatie in rekening mogen worden gebracht.
9
16xy-nummers zijn nummers met maatschappelijk belang die in heel Europa dezelfde bestemming hebben. 116000 is
bijvoorbeeld een nummer voor vermiste kinderen.
Marktafbakening
ofwel gespreksafgifte op mobiele nummers (06-nummers), op de mobiele netwerken van mobiele netwerkaanbieders en MVNO’s.
22. Evenals bij vaste gespreksafgifte geldt bij mobiele gespreksafgifte dat het bellen naar een bepaalde persoon op een mobiele aansluiting (mobiel nummer) niet kan worden vervangen door een andere dienst (er is geen substituut). Een mobiel nummer wordt altijd bediend door (is altijd
aangesloten op) slechts één netwerk. Het bellen van de betreffende persoon op zijn vaste
telefoonaansluiting is mogelijk voor abonnees met een mobiele en vaste telefoonaansluiting, doch is geen voldoende substituut. Relevant daarbij is dat het bellen naar een vaste aansluiting als alternatief voor bellen naar een mobiele aansluiting vaak het uitstellen van een gesprek vereist tot een moment dat de persoon bereikbaar is op een vaste aansluiting. Ook geldt dat niet alle mobiele abonnees een vaste aansluiting hebben. Daarom is in het bestaande marktanalysebesluit geconcludeerd dat ieder afzonderlijk netwerk een separate relevante markt is. Op deze markten hebben de aanbieders daarom een marktaandeel van honderd procent.
23. Het college is vooralsnog van mening dat er wat betreft marktafbakening geen significante wijzigingen hebben plaatsgevonden (en ook niet binnen de komende reguleringsperiode te voorzien zijn) ten opzichte van de voorgaande vaste marktanalyse. De in het bestaande marktanalysebesluit vastgestelde markten zijn daarom vooralsnog relevant voor de komende reguleringsperiode. Het college gaat er hierbij van uit dat de omstandigheden voor MVNO’s onderling niet wezenlijk zullen verschillen, zodat ook kleinere MVNO’s nadrukkelijk in de marktanalyse worden betrokken.
2. Zijn de concurrentievoorwaarden (en/of de voor marktafbakening relevante factoren) voor gespreksafgifte op vaste of mobiele netwerken gewijzigd sinds de laatste marktanalyse, of zullen die naar uw mening gaan wijzigen in de komende reguleringsperiode? Zo ja, welke wijzigingen hebben zich voorgedaan of gaan zich naar uw mening voordoen, en waarom?
3. Ziet u nu (of in de komende reguleringsperiode) technische of andere ontwikkelingen die zorgen dat een beller (die een gesprek initieert) of zijn aanbieder een alternatief krijgt om een abonnee te bereiken via een ander netwerk dan het netwerk van de aanbieder die de gebelde abonnee bedient? Dit kan bijvoorbeeld gaan om VoIP-toepassingen (zie hiervoor ook onderdeel 3.1).
Zo ja, geef dan een gedetailleerde beschrijving van deze ontwikkelingen en uw visie omtrent de kans dat deze ontwikkelingen zich voordoen en het effect op de concurrentie in de afgiftemarkten.
4. Bent u van mening dat de marktafbakening in het bestaande marktanalysebesluit nog steeds juist is? Zo nee, waarom niet?
2.1.5 0970-nummers
24. In november 2011 heeft de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie besloten dat het Nummerplan telefoon en ISDN-diensten wordt gewijzigd in verband met de invoering van nummers voor elektronische communicatiediensten voor geautomatiseerde toepassingen.
10Voor het verzorgen van een elektronische communicatiedienst voor geautomatiseerde toepassing wordt met
10
Zie Staatscourant 21 november 2011.
Dominantieanalyse
ingang van 1 maart 2013 een nummer uit de reeks 0970 gebruikt.
11De nieuwe Machine to Machine nummerreeks (M2M) 0970 is per 1 december 2011 beschikbaar gesteld.
12Binnen M2M vallen vier categorieën van toepassingen, namelijk Machine to Machine, Machine to Human, Human to Machine en Human to Human.
25. Hoewel M2M-diensten momenteel voornamelijk gebruik maken van mobiele netwerken (06- nummers), is het ook mogelijk dat deze diensten van vaste netwerken gebruik maken. Net als bij de vaste en mobiele nummers waarvan de afgiftetarieven momenteel worden gereguleerd, kan er mogelijk ook bij M2M-diensten via een 0970-nummer sprake zijn van een bottleneck (er is geen substituut).
5. Bent u van mening dat er ook bij M2M-diensten via 0970-nummers sprake kan zijn van een bottleneck? Gelieve uw antwoord te onderbouwen en eventueel voorbeelden aan te dragen.
6. In welke mate wordt er momenteel gebruik gemaakt van M2M-diensten? Hoe zijn de verhoudingen tussen spraak-, data- en SMS-verkeer binnen M2M-diensten? Gelieve hierbij onderscheid te maken tussen Machine to Machine, Machine to Human, Human to Machine en Human to Human.
3 Dominantieanalyse
26. Dit hoofdstuk bevat de primair aan de dominantieanalyse gerelateerde vragen. Het college richt zich op markten voor gespreksafgifte op afzonderlijke vaste en mobiele netwerken. Op deze markten voor afzonderlijke netwerken hebben alle aanbieders een marktaandeel van honderd procent en is toetreding in beginsel niet mogelijk. Dit betekent dat kopersmacht de belangrijkste relevante factor is die aanmerkelijke marktmacht kan voorkomen.
11
Als de 0970-nummerreeks dreigt op te raken, zullen tevens de subreeksen 0971 tot en met 0978 beschikbaar worden gesteld voor M2M-diensten.
12
Voor netwerkinterne diensten zal de nummerreeks 0979 worden gebruikt. Aangezien hier sprake is van M2M-toepassingen
binnen hetzelfde netwerk is er geen sprake van gespreksafgifte. Om deze reden laat het college 0979-nummers verder buiten
beschouwing.
Dominantieanalyse
3.1 Toetredingsdrempels en potentiële concurrentie
27. Het bestaan van toetredingsdrempels tot een relevante markt en het ontbreken van potentiële concurrenten op deze markt zijn omstandigheden die de dominantie van een aanbieder versterken en mede bepalen. Gezien de sterke samenhang van deze criteria in het geval van gespreksafgifte behandelt het college deze criteria hieronder gezamenlijk.
28. Voor gespreksafgifte lijken geen volwaardige substituten op de markt te bestaan. De aanbieder blijft in alle gevallen de enige aanbieder van gespreksafgifte op zijn eigen netwerk. Toetreding tot de relevante markt is niet mogelijk omdat de aanbieder van een telefoonnetwerk de toegang tot zijn eindgebruikers volledig beheerst en alleen hij het spraakverkeer bij deze klanten kan afleveren.
29. De introductie van IP-technologie zou er op termijn mogelijk voor kunnen zorgen dat een eindgebruiker via meerdere aanbieders van gespreksafgifte bereikbaar wordt. Indien een belangrijk deel van de gebruikers een groot deel van de tijd gebruik kan maken van VoIP toepassingen dan zou dat mogelijke invloed kunnen hebben. Dat dit daadwerkelijk op korte termijn op significante schaal gaat gebeuren lijkt echter onwaarschijnlijk. Ondanks de huidige ontwikkeling van VoIP is hier thans in ieder geval nog geen aanwijzing voor. Daarnaast is de vraag zelfs of in een situatie waarin een groot aantal bellers VoIP toepassingen gebruikt, dit een voldoende substituut is voor een via de eigen netwerkaanbieder geleverde telefoniedienst en de daaraan gekoppelde gespreksafgifte. Immers, er blijven ook in die situatie individuele gebruikers die niet bereikbaar zijn via die diensten zodat toegang tot de gebruikers afhankelijk blijft van gespreksafgifte en er lijkt vooralsnog geen effectief mechanisme waardoor de gespreksafgifte dienst naar die gebruikers prijsdruk van VoIP toepassingen zal
ondervinden. Essentieel daarbij is dat voor gebruikers van telefonie waarvan hun aanbieder een afgiftetarief rekent, hun eigen abonnement niet aantrekkelijker wordt ten opzichte van VoIP
toepassingen indien hun aanbieder de afgiftetarieven verlaagt. In die zin is gespreksafgifte op iedere individuele gebruiker (een niveau dat nog lager is dan dat van een afzonderlijk netwerk) de feitelijke bottleneck voor gespreksafgifte.
30. Gelet hierop acht het college het niet aannemelijk dat er binnen de komende reguleringsperiode mogelijkheden bestaan voor andere aanbieders om toe te treden tot de relevante markten voor gespreksafgifte of dat er voor gespreksafgifte sprake is van potentiële concurrentie. Deze factoren beperken de marktmacht van aanbieders dus niet.
7. Onderschrijft u de voorgaande conclusie? Zo nee, geef dan gemotiveerd aan welke
mogelijkheden u ziet voor toetreding en potentiële concurrentie en hoe reëel u die acht. Geef daarbij gemotiveerd aan waarom u de hiervoor gegeven analyse van het college niet onderschrijft.
3.2 Kopersmacht
3.2.1 Inleiding
31. In een klassieke monopoliesituatie, waarbij één verkoper en veel kleine kopers zijn, heeft een
individuele koper geen onderhandelingsmacht en kan de monopolist een monopolieprijs kiezen die ver
boven de efficiënte kosten uitstijgt. Voor afgiftemarkten is echter sprake van een situatie waarin
Dominantieanalyse
verschillende monopolisten bij elkaar afgifte inkopen. Aanbieders zouden in dit geval de dreiging om de afname van afgiftediensten te beperken of eigen afgiftetarieven te verhogen, kunnen gebruiken om bij andere aanbieders een lager afgiftetarief te verkrijgen.
32. Het bestaan van een gezamenlijk belang tussen aanbieders kan ertoe leiden dat een afnemer van afgifte zijn eigen afgiftetarief kan inzetten als onderhandelingsinstrument. In die zin is het bestaan van een gezamenlijk belang van lage afgiftetarieven gerelateerd aan kopersmacht. In het
marktanalysebesluit vaste en mobiele gespreksafgifte concludeerde het college dat het
onwaarschijnlijk is dat in afwezigheid van regulering, aanbieders vanuit een gezamenlijk belang afgiftetarieven op kostenniveau zullen hanteren. De belangrijkste reden hiervoor is dat er asymmetrieën tussen marktpartijen bestaan die de overeenstemming over het afgiftetarief
onwaarschijnlijk maken. Bij een bilaterale onderhandeling tussen aanbieders over afgiftetarieven, zal meestal één van de beide partijen belang hebben bij een hoger afgiftetarief (bijvoorbeeld omdat deze partij meer inkomend verkeer heeft). De aanbieder met het belang in een hoog tarief zal een hoog tarief vragen. Gegeven dat feit zal de andere aanbieder ook een hoog tarief vragen.
8. Zal er in de komende reguleringsperiode een gezamenlijk belang bestaan waarbij alle aanbieders afgiftetarieven op kostenniveau zullen hanteren? Kan dit belang gerealiseerd worden? Noem de factoren die het bestaan van dit gezamenlijk belang volgens u beïnvloeden.
3.2.2 Factoren die de kopersmacht beïnvloeden
33. De kopersmacht van de afnemer van afgifte hangt af van zijn alternatieven ten opzichte van het accepteren van het door de aanbieder voorgestelde afgiftetarief en de mate waarin deze alternatieven tot een betere uitkomst voor de afnemer leiden. Potentiële factoren die hierbij een rol spelen zijn: het:
(1) weigeren van de afname, (2) weigeren van (volledige) betaling, (3) indienen van een geschil bij OPTA, (4) afnemen van afgifte via transit, (5) verhogen van eigen afgiftetarief.
34. In het laatste marktanalysebesluit vaste en mobiele gespreksafgifte concludeerde het college voor alle aanbieders dat kopersmacht van inkopende partijen over het algemeen niet voldoende sterk is om het verhogen van afgiftetarieven boven het competitieve niveau tegen te gaan. De mate van
kopersmacht is onvoldoende om te voorkomen dat aanbieders bovencompetitieve afgiftetarieven kunnen hanteren.
9. Welke veranderingen die kopersmacht beïnvloeden, hebben zich ten opzichte van het laatste marktanalysebesluit voorgedaan?
10. Onderschrijft u dat de mate van kopersmacht onvoldoende is om te voorkomen dat aanbieders
bovencompetitieve afgiftetarieven kunnen hanteren?
Mededingingsproblemen
4 Mededingingsproblemen
35. Dit hoofdstuk behandelt potentiële mededingingsproblemen. Voor een uitgebreide beschrijving van mededingingsproblemen en passende verplichtingen verwijst het college naar de ERG common position over remedies.
1336. Het college komt pas aan de analyse van potentiële mededingingsproblemen toe wanneer dominantie daadwerkelijk is vastgesteld. In het kader van de vraagstelling in dit hoofdstuk wordt er vanuit gegaan dat dit het geval is. Het college beschrijft hier kort enkele mededingingsproblemen die zouden kunnen ontstaan. Het college heeft niet de intentie hiermee een limitatieve opsomming te geven.
4.1 Buitensporig hoge tarieven
37. Eén van de mogelijke potentiele mededingingsproblemen is het risico op buitensporig hoge tarieven. In het huidige besluit heeft het college geconcludeerd dat het aannemelijk is dat aanbieders van vaste en mobiele gespreksafgifte in Nederland in staat zijn buitensporig hoge tarieven te rekenen.
De analyse die tot deze conclusie leidt, kan als volgt worden samengevat:
• aanbieders hebben een monopolie op gespreksafgifte;
• er is onvoldoende kopersmacht en daardoor AMM;
• aanbieders zullen een winstmaximerend tarief hanteren;
• in een monopolie is een winstmaximerend tarief een monopolietarief (definitie);
• een monopolietarief wordt bepaald door de marginale kosten en de prijselasticiteit
14van gespreksafgifte;
• uitgaande van op de voor deze markten reële bandbreedte voor de prijselasticiteit en de reële waarden voor de marginale en totale kosten, ligt een monopolietarief aanzienlijk boven zowel de efficiënte marginale als de efficiënte gemiddelde kostprijs;
• gelet op het vorige punt is er sprake van een risico op buitensporig hoge tarieven.
38. Aangezien vaste en mobiele gespreksafgifte een noodzakelijke bouwsteen vormen voor zowel vaste als mobiele retaildiensten kunnen buitensporig hoge afgiftetarieven leiden tot hogere prijzen voor eindgebruikers. Immers, aanbieders van zowel vaste als mobiele telefonie die gespreksafgifte
13
ERG(06)33, ERG Revised ERG Common Position on the approach to appropriate remedies in the ECNS regulatory framework, mei 2006 www.erg.eu.int/doc/meeting/erg_06_33_remedies_common_position_june_06.pdf.
14
De prijselasticiteit, of nauwkeuriger de prijselasticiteit van de vraag, geeft de procentuele verandering van de gevraagde hoeveelheid (afzet) aan als gevolg van een procentuele prijsverandering van een product of dienst. De prijselasticiteit (of kortweg elasticiteit) geeft dus aan hoe gevoelig de vraag is voor veranderingen in de prijs. In formulevorm: prijselasticiteit = % verandering in de afzet / % verandering in de prijs. Bij een prijselasticiteit van -0,1 zal een toename van de prijs van 10%
resulteren in een afname van de vraag van 1% (10% x -0,1 = -1%). De prijselasticiteit is bij de meeste vormen van de
vraagcurve afhankelijk van de prijs (P) en hoeveelheid (Q). Daarom wordt ook wel gesproken van een puntelasticiteit bij een
specifieke P en Q. Bij een lineaire vraagcurve neemt de elasticiteit bijvoorbeeld toe met de prijs.
Mededingingsproblemen
afnemen en zich geconfronteerd zien met een verhoging van tarieven voor deze diensten, zullen om winstgevend te blijven deze kosten in beginsel deels doorberekenen in hun retailminuuttarieven.
11. Onderschrijft u het voorgaande? Zo nee, waarom niet?
12. Hebben zich op de relevante markten veranderingen voorgedaan waardoor het risico van buitensporig hoge tarieven is gewijzigd ten opzichte van de situatie waarop het laatste marktanalysebesluit is gebaseerd? Zo ja, gelieve uw antwoord toe te lichten.
4.2 Gedragingen die de toegang belemmeren
39. Een mogelijk mededingingsprobleem is het risico op het weigeren van toegang ten behoeve van gespreksafgifte. Met andere woorden: een weigering om gespreksafgifte of de daarvoor benodigde interconnectie (koppeling van netwerken) te leveren. In een ongereguleerde situatie hebben grote aanbieders ten opzichte van kleinere aanbieders een (grotere) prikkel om die toegang te weigeren.
Immers, voor grote aanbieders is de bereikbaarheid van abonnees op kleinere netwerken veel minder een probleem dan andersom. Grote aanbieders zouden hiermee kleinere aanbieders kunnen uitsluiten van de retailmarkten voor vaste telefonie. Echter, gelet op de wettelijke interoperabiliteitsverplichting
15zijn aanbieders van vaste telefonie ook zonder AMM-verplichtingen verplicht om toegang tot
eindgebruikers op hun netwerken, ofwel gespreksafgifte te leveren. Daarom kan van een absolute toegangsweigering in het kader van gespreksafgifte geen sprake zijn. Wel is er voor alle aanbieders ook in aanwezigheid van de interoperabiliteitsverplichting ruimte om de toegang te belemmeren.
Manieren waarop toegang kan worden belemmerd, zijn het achterhouden van informatie door een aanbieder van afgifte, het toepassen van vertragingstechnieken, het hanteren van onbillijke voorwaarden, kwaliteitsdiscriminatie of strategisch productontwerp.
40. In het marktanalysebesluit vaste en mobiele gespreksafgifte concludeerde het college dat er een reëel risico is dat aanbieders van gespreksafgifte dergelijke mededingingsbeperkende gedragingen zullen vertonen. Hiermee kunnen zij de efficiënte toegang tot hun netwerk voor gespreksafgifte belemmeren.
13. Hebben zich op de relevante markten veranderingen voorgedaan waardoor het risico op gedragingen die de toegang belemmeren is gewijzigd ten opzichte van de situatie waarop het laatste marktanalysebesluit is gebaseerd? Zo ja, gelieve uw antwoord toe te lichten.
4.3 Marge-uitholling
41. Er is sprake van marge-uitholling indien een verticaal geïntegreerde aanbieder zijn controle over een dienst die hij levert aan concurrenten op een stroomopwaartse markt, gebruikt om te voorkomen dat deze concurrenten winstgevend kunnen concurreren in de stroomafwaartse markt waarin hij zelf ook actief is. De dominante aanbieder kan dit doen door hoge (wholesale)prijzen, lage retailprijzen of een combinatie van die twee, zodanig dat de efficiënte concurrenten op de stroomafwaartse markt
15
Artikel 6.3, eerste lid, van de Tw en het Besluit interoperabiliteit.
Mededingingsproblemen
geen winst meer kunnen maken. Marge-uitholling is een uitsluitingstrategie. Dat wil zeggen dat het doel van het hanteren van marge-uitholling is om concurrenten van de markt te verdrijven of te marginaliseren. Indien concurrenten als gevolg van marge-uitholling niet in staat zijn om winstgevend te opereren op de stroomafwaartse markt, zullen zij uiteindelijk de markt verlaten en/of nieuwe partijen zullen niet tot de markt toetreden. Het kan ook zijn dat de positie van concurrenten zo verzwakt dat de competitieve druk die ze uitoefenen op de dominante onderneming minder sterk wordt.
42. In het marktanalysebesluit vaste en mobiele gespreksafgifte concludeerde het college dat marge- uitholling als gevolg van te hoge vaste afgiftetarieven een potentieel mededingingsprobleem vormt voor zover het gaat om het hanteren van afgiftetarieven boven een bepaald niveau dat resulteert in marge-uitholling.
14. Hebben zich op de relevante markten veranderingen voorgedaan waardoor het risico op marge- uitholling is gewijzigd ten opzichte van de situatie waarop het laatste marktanalysebesluit is gebaseerd? Zo ja, gelieve uw antwoord toe te lichten.
4.4 Prijsdiscriminatie
43. Prijsdiscriminatie kan vanuit economisch perspectief worden gedefinieerd als verschillen in prijzen voor hetzelfde product of dezelfde dienst, die niet zijn gebaseerd op verschillen in onderliggende kosten, ofwel indien een aanbieder onder gelijke omstandigheden andere tarieven hanteert. Het college beperkt zich in deze vragenlijst tot de vorm van discriminatie waarin sprake is van het
hanteren van verschillende tarieven aan verschillende externe partijen onder gelijke omstandigheden (differentiatie tussen interne en externe tarieven blijft hier buitenbeschouwing
16). In het FTA-MTA-3- besluit heeft het college geconcludeerd dat er geen vormen van prijsdiscriminatie te onderkennen zijn die resulteren in nadelige effecten voor de concurrentie, de eindgebruiker en de welvaart.
Prijsdiscriminatie kan dus wel optreden maar vormt geen mededingingsprobleem.
15. Onderschrijft u het voorgaande? Zo nee, waarom niet?
16. Hebben zich op de relevante markten veranderingen voorgedaan waardoor er een groter risico bestaat op concurrentiebelemmerende prijsdiscriminatie ten opzichte van de situatie waarop het laatste marktanalysebesluit is gebaseerd?
16
Deze vorm van differentiatie wordt voldoende gedekt door het probleem van marge-uitholling (zie onderdeel 4.3).
Verplichtingen
5 Verplichtingen
44. Dit hoofdstuk behandelt de doelstelling van regulering en eventuele passende verplichtingen.
5.1 Doelstelling van regulering
45. In de bestaande marktanalysebesluiten voor vaste en mobiele gespreksafgifte heeft het college geconcludeerd dat er sprake is van de potentiële mededingingsproblemen van leveringsweigering,
17marge-uitholling (alleen voor vaste gespreksafgifte) en buitensporig hoge tarieven. Deze problemen op de wholesalemarkten voor vaste en mobiele gespreksafgifte kunnen nadelige effecten hebben op de concurrentie tussen verschillende aanbieders, bijvoorbeeld voor aanbieders met relatief veel uitgaand en minder inkomend verkeer en voor CPS/WLR-aanbieders (marge-uitholling). Belangrijker is echter een reëel risico op nadelige effecten op de onderliggende retailmarkten voor vaste en mobiele telefonie. Door hoge afgiftetarieven zullen de retailverkeerstarieven (minuuttarieven) naar verwachting stijgen. Ook indien dit effect (deels) wordt gecompenseerd door lagere tarieven voor dienstelementen niet gerelateerd aan verkeer (aansluiting, handsetprijs, etc.) – het waterbedeffect – resteert naar verwachting een nadelig effect voor eindgebruikers in de vorm van een verstoorde retailtariefstructuur (zie onderdeel 6).
46. In de bestaande besluiten is vastgesteld dat het bevorderen van de belangen van eindgebruikers de prioritaire doelstelling is. Immers, het bevorderen van concurrentie op deze markten voor (afgifte op) afzonderlijke netwerken is niet mogelijk. Wel is het belangrijk dat bij de invulling van de regulering wordt voorkomen dat de concurrentieverhoudingen tussen aanbieders niet worden verstoord. Dat laatste resulteert in de doelstelling van een neutrale benadering. Het college acht het van groot belang dat de uit deze analyse mogelijk volgende verplichtingen voor vaste en mobiele aanbieders op
gelijkwaardige en neutrale wijze worden ingevuld.
5.2 Tariefregulering (tariefplafonds)
5.2.1 Algemeen
47. Indien er van wordt uitgegaan dat er een risico is op prijsdiscriminatie (met marge-uitholling en uitsluiting als effecten) en/of een risico op buitensporig hoge tarieven, dan is tariefregulering geschikt en noodzakelijk (en daarmee passend) om deze mededingingsproblemen te adresseren. De
geschiktheid van deze verplichting vraagt naar de mening van het college niet om een nadere toelichting. Wat betreft de noodzakelijkheid geldt dat het college geen lichtere verplichtingen ziet, die deze problemen kunnen voorkomen.
17. [facultatief] Onderschrijft u het voorgaande? Zo nee, welke lichtere verplichtingen ziet u die de genoemde problemen kunnen voorkomen?
17
Plus de daaraan gerelateerde (secundaire) problemen (zoals vertragingstactieken).
Verplichtingen
5.2.2 Verschillende vormen van tariefregulering
48. Indien tariefregulering passend is, zal dat worden ingevuld op basis van de BULRIC methodiek, zoals:
a. Tariefplafonds op basis van de pure BULRIC methodiek die de Commissie aanbeveelt in de aanbeveling gespreksafgiftetarieven en waarbij alleen de incrementele kosten van afgifte worden toegerekend;
b. Tariefplafonds op basis van de plus BULRIC methodiek waarbij ook niet-incrementele kosten proportioneel aan afgifte worden toegerekend.
1849. Het college is van oordeel dat andere kostenmethodieken dan BULRIC minder geschikt zijn gelet op de doelstelling van een gelijkwaardige en concurrentie neutrale benadering van vast en mobiel en ook van vaste en mobiele aanbieders onderling. Deze doelstelling vereist het hanteren van
gelijkwaardige methoden voor vast en mobiel wat niet – of in ieder geval minder goed – kan worden bereikt met andere methodieken.
18. [facultatief] Ziet u meer geschikte opties voor tariefregulering dan de hier genoemde? Zo ja, welke zijn dat en waarom zijn zij naar uw mening meer geschikt?
19. Wanneer het college besluit om voor gespreksafgifte tariefplafonds op basis van de pure BULRIC of plus BULRIC methodiek op te leggen, welke van deze twee kostenmethodieken is dan naar uw mening het meest geschikt en welke invloed hebben beide methodieken volgens u op
concurrentieverhoudingen? Gelieve uw antwoord te beargumenteren.
5.3 Toegangsverplichting
50. In het geval er AMM wordt vastgesteld en tariefregulering is passend, dan lijkt toegangsweigering een potentieel mededingingsprobleem (zie onderdeel 4.2) en lijkt een toegangsverplichting een passende verplichting. Vooralsnog lijkt een invulling van de toegangsverplichting zoals die thans geldt voor vaste gespreksafgifte passend.
51. Hierbij dienen aanbieders van gespreksafgifte te voldoen aan redelijke verzoeken tot toegang. De huidige verplichting houdt in dat aanbieders van gespreksafgifte:
a. toegang verlenen tot netwerkelementen of faciliteiten die noodzakelijk zijn voor het afnemen van gespreksafgifte;
b. deze toegang leveren op maximaal twintig interconnectielocaties voor vaste gespreksafgifte voor PSTN en nieuwe interconnectie tezamen; maximaal vijf interconnectielocaties voor vaste gespreksafgifte voor nieuwe (IP) interconnectie; maximaal vijf interconnnectielocaties voor mobiele gespreksafgifte.
18
Analysys Mason duidt deze methodiek aan als plus BULRAIC om te benadrukken dat de gemiddelde incrementele kosten
van alle diensten worden berekend; met plus BULRIC wordt hier hetzelfde bedoeld als plus BULRIAC, zie Analysys Mason
proposed conceptual approach, blz. 42.
Verplichtingen
c. co-locatie of andere bijbehorende faciliteiten leveren;
d. voorzien in directe interconnectie (in de vorm van een directe fysieke koppeling, op verzoek van toegangsvragende partijen) opdat het netwerk van de toegangsverzoekende partij rechtstreeks gekoppeld kan worden aan het netwerk van de aanbieder van gespreksafgifte, hieronder wordt ook het uitvoeren van testen begrepen;
e. open toegang verlenen tot technische interfaces, protocollen of andere kerntechnologieën die onmisbaar zijn voor de interoperabiliteit.
20. Is de huidige toegangsverplichting naar uw mening passend voor de komende
reguleringsperiode? Zo nee, waarom niet? Welke voorschriften zouden volgens u wel passend zijn?
21. Aan welke partijen leverde u op 1 september 2010 en op 1 september 2012 (directe)
interconnectie voor gespreksafgifte? Geef per partij aan op hoeveel locaties die partij op die data was/is geinterconnecteerd.
22. Welke partijen nemen bij u gespreksafgifte op basis van IP interconnectie af? Welk percentage van de door u geleverde gespreksafgifte wordt afgehandeld op basis van IP interconnectie?
23. [facultatief] Wat is naar uw mening in de komende reguleringsperiode het meest efficiënte netwerkniveau (maximum aantal locaties) voor vaste afgifte en mobiele afgifte (dit aantal kan voor vast en mobiel verschillend zijn)? Licht dit toe. Met het meest efficiënte niveau wordt hier bedoeld het niveau dat voor beide partijen gezamenlijk tot de laagste kosten leidt.
24. [facultatief] Wat is naar uw mening het minimum netwerkniveau (maximum aantal locaties) voor vaste afgifte en mobiele afgifte (dit aantal kan voor vast en mobiel verschillend zijn) dat als verplichting zou moeten worden opgelegd?
5.4 Non-discriminatieverplichting
52. Het college ziet op de markten voor vaste en mobiele gespreksafgifte vooralsnog geen reëel risico op het potentiële mededingingsprobleem van discriminatie in het algemeen en prijsdiscriminatie in het bijzonder (zie onderdeel 4.4 van deze vragenlijst). Vooralsnog lijkt een non-discriminatieverplichting daarom niet aan de orde.
25. [facultatief] Onderschrijft u het voorgaande? Zo nee, waarom niet en welke effecten zou het niet opleggen van die verplichting naar uw mening hebben?
26. [facultatief] Indien u van mening bent dat een non-discriminatieverplichting noodzakelijk is, hoe
dient die in dat geval naar uw mening te worden ingevuld en waarom?
Verplichtingen
27. In hoeverre worden door uw organisatie en andere partijen afgiftetarieven onder de prijsplafonds gehanteerd? In welke situaties gebeurt dit en voor welke partijen?
5.5 Algemene transparantieverplichting en referentieaanbod
53. Een algemene transparantieverplichting en een referentieaanbod ondersteunen de naleving van een toegangsverplichting. In geval een toegangverplicht passend is, lijkt een ondersteunende transparantieverplichting noodzakelijk om beschikbaarheid van de nodige gegevens te waarborgen.
Vooralsnog lijkt in dat geval een invulling van de toegangsverplichting zoals die thans geldt, passend (zie FTA-3-besluit, onderdeel 9.2). Die invulling wordt hier herhaald .
54. Aanbieders van gespreksafgifte dienen de volgende informatie op verzoek van een afnemer te leveren:
a. een overzicht van diensten die de aanbieder van gespreksafgifte kan leveren, met de daarbij behorende voorwaarden (o.a. technische voorwaarden en tarieven);
b. de technische kenmerken en andere eigenschappen van het telefoonnetwerk, voor zover de afnemer deze informatie voor gespreksafgifte en de interconnectie ten behoeve van
gespreksafgifte nodig heeft;
c. een overzicht van alle locaties (interconnectiepunten) waarop toegang kan worden afgenomen;
d. de voorwaarden van betaling en facturering.
55. Daarnaast dienen aanbieders van vaste gespreksafgifte per interconnectielocatie een overzicht te verstrekken van de telefoonnummers die vanuit die interconnectielocatie beschikbaar zijn.
56. Gelet op de nog steeds bijzonder sterke positie van KPN op de retailmarkten voor vaste telefonie, lijkt het vooralsnog noodzakelijk dat KPN de bovengenoemde informatie in een referentieaanbod kenbaar maakt.
28. [facultatief] Is de huidige verplichting naar uw mening passend voor de komende
reguleringsperiode? Zo nee, waarom niet? Welke invulling zou naar uw mening wel passend zijn?
5.6 Reguleringskosten
29. Wat zijn uw totale kosten voor het voldoen aan de huidige aan u opgelegde verplichtingen voor
vaste en/of mobiele gespreksafgifte? Vermeld daarbij alleen de directe kosten voor het voldoen
aan de verplichtingen en niet eventuele indirecte (opportuniteitskosten) door het wegvallen van
inkomsten of kosten voor het reageren op marktanalyses. U wordt verzocht dit waar mogelijk uit te
splitsen naar de verschillende verplichtingen.
Effecten
6 Effecten
57. Als onderdeel van de marktanalyse onderzoekt het college welke effecten van regulering te verwachten zijn. Voor een verdere uitleg van de wijze waarop de effectentoets wordt uitgevoerd, verwijst het college naar hoofdstuk 10 van het FTA-MTA-3-besluit.
58. Hieronder worden vragen gesteld over de verschillende effecten van regulering. Met afkortingen, F2M en M2F wordt respectievelijk verkeer van vast naar mobiel en mobiel naar vast aangeduid.
6.1 Effectentoets van de Commissie
59. De Europese Commissie heeft in het kader van de aanbeveling gespreksafgiftetarieven een kwantitatieve effectentoets uitgevoerd.
19Deze toets bespreken we hier kort. Voor een uitgebreide beschrijving verwijzen we u naar het document van de Commissie. In haar effectentoets hanteert de Commissie de volgende sleutelwaarden:
a. In de mobiele markt leidt een daling van MTA-tarieven tot een daling van mobiele retailtarieven, waarbij de veronderstelde pass-through-rate (de mate waarin de daling van MTA-tarieven in de mobiele retailtarieven doorgegeven wordt) gelijk is aan 0,33 (met alternatieve waarden van 0, 0,66 en 1). Dat leidt vervolgens tot een stijging van mobiele volumes, waarbij de veronderstelde
elasticiteit van de mobiele volumes op -0,5 vastgesteld is (met alternatieve waarden van 0, -0,8 en -1,0);
b. In de vaste markt leidt een daling van de FTA-tarieven tot de daling van de tarieven voor bellen van vast naar mobiel en een stijging van volumes van F2M bellen, waarbij de veronderstelde pass-through-rate gelijk is aan 0,2 (alternatieve waarden 0, 0,5 en 0,8) en de veronderstelde elasticiteit van F2M gelijk is aan: -0,3 (alternatieve waarden 0, -0,4 en -0,6).
60. De toets voorspelt een stijging van consumentensurplus, het producentensurplus (winst) van vaste aanbieders, de totale welvaart en een daling van de winsten van mobiele aanbieders. De Commissie verwacht geen daling van mobiele penetratie als gevolg van eventuele herbalancering van de tarieven. Volgens de Commissie zullen mobiele aanbieders genoeg prikkels blijven hebben om deze eindgebruikers vast te houden.
30. [facultatief] Onderschrijft u de opzet van de effectentoets zoals die door de Europese Commissie uitgevoerd is? Motiveer uw antwoord.
19