• No results found

Indonesië 1947

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Indonesië 1947 "

Copied!
22
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Indonesië 1947

Oóze lezers treffen hieronder een tweetal artikelen aan over de ontwik- keling in Indonesië. Zij zijn geschreven op verzoek van de redactie, om vast te leggen de voornaamste argumenten van de beide hoofdstromin- gen op het in Augustus gehouden buitengewoon Indonesisch congres van de Partij van de Arbeid. De lezers gelieven dus te bedenken, dat deze artikelen niet de bedoeling hebben, in ons blad een discussie te

openen. DE REDACTIE.

Het Indonesische prohleem in een nieuwe phase

Voor ieder, die oprecht wenste, langs vreedzame weg met de Republiek Indonesia tot een gemeenschappelijk aanvaardbare oplossing te komen, was het op 20 Juli aangekondigde besluit van de Regering om tot militairie actie, zij het van beperkt karakter, tegen de, Republiek over te gaan, een ernstige teleurstelling. Daardoor toch bleek, dat het streven om te komen tot een vreedzame oplossing had gefaald; dat voor het overleg, althans tijdelijk, de toepassing van middelen van geweld in de plaats was getreden.

Omtrent de vraag of de' Regering terecht tot de toepassing van militaire maatregelen heeft besloten, lopen de mening,en uiteen. Het Kabinet was, . mede op grond van de adviezen van de Lt. Gouverneur-Generaal en van de Commissie Generaal, eenstemmig tot dit besluit gekomen. Het Bestuur van de Partij van de Arbeid was nagenoeg eenstemmig van oordeel, dat de omstandigheden daartoe noopten. Bij de behandeling van de op 23 Juli in de Tweede Kamer afgelegde regeringsverklaring bleek ook de Kamerfractie, met een' enkele uitzondering, dit standpunt te delen en de actie als noodmaatregel te aanvaarden, hoezeer ook betreurd werd, dat daartoe moest worden overgegaan.

De feiten spraken dan ook een duidelijke taal.

Immers, dank zij de geslaagde onderhandelingen van de Commissie Generaal, was op 14 October 1946 een bestand gesloten en ver- volgens, op 15 November 1946, tussen de Nederlandse en Indonesische delegaties overeenstemming . bereikt omtrent de staatkundige reconstructie van Indonesië.

Besprekingen, na de ondertekening op 25 Maart 1947 van de overeen- komst van Linggadjati, leidden tot overeenstemming ten aanzien Va.ll de regeling van economische onderwerpen; de voorstellen werden echter door de republikeinse Regering te Djocja verworpen.

Tijdens het daarop gevolgde bezoek van de ministers Beel en Jonkman in Indonesië werd besloten nogmaals een ernstige poging te doen om met de Republiek tot overeenstemming te komen t.a.v. de uitwerking van het Linggadjati-accoord. De uitvoerige nota der Commissie Generaal van 27 Me<i was er het gevolg van. Het antwoord daarop was 273

(2)

onbevredigend. De zaak werd, gelijk in de nota van 27 Mei was aan- gekondigd, daarop door de Commissie Generaal verwezen naar de Regering in Den Haag, daar de Commissie Generaal niet meer de moge- lijkheid zag overeenstemming te bereiken. De Nederlandse Regering deed achtereenvolgens tweemaal door tussenkomst van de Luitenant Gouverneur-Generaal nota's aanbieden aan de Regering van de Republiek om te trachten alsnog omtrent de hoofdpunten van het overleg overeenstemming te verkrijgen. Dank zij een nota van de Amerikaanse Regering eerst (eind Juni) en een brief van de Engelse Regering daarna (begin Juli) stemde de Republiek eindelijk in met de voorstellen van Nederlandse zijde op vier van de vijf hoofdpunten: de vorming van een interimregering, de verhouding tot de andere deel- staten, de buitenlandse betrekkingen en regelingen op economisch en financieel gebied. Verschil bleef slechts bestaan met betrekking tot de regeling van de bijzondere politie, aanvankelijk gendarmerie genoemd.

Bovendien begon een alldere factor steeds meer een bedreiging te vormen voor een goede verstandhouding tussen Nederland en de Republiek; een factor, die zich geleidelijk ontwikkelde tot eeh in ernst groeiend gevaar voor het bereiken van overeenstemming; de aan- houdende en toenemende sede schendingen door republikeinse troepen en gewapende benden van het in October 1946 gesloten, eerst in Februari 1947 door de Republiek afgekondigde bestand, gepaard gaande met vijandige propaganda en vernieling en roof van bezittingen van Nederlanders en . andere niet-Indonesiërs. Dientengevolge hadden voortdurend bij de demarcatielijnen gevechten plaats. De toestand in de' bezette plaatsen op Java en Sumatra werd, door onvoldoende voorziening met voedsel uit republikeins gebied, niet het minst ook voor de in en om die plaatsen wonende Indonesiërs, nijpend. Te Semarang werd de waterleiding, gevoed door bronnen op enige afstand ten Zuiden van de plaats gelegen, onklaar gemaakt. De geschiedenis van het vastzetten van de sluizen te Modjokerto, niet ver van Soerabaja, als gevolg waarvan een groot areaal met rijst beplant onder water werd gezet en het gewas dreigde verloren te gaan, vergrootte het aantal conflicten en moeilijkheden. ;Bij de voortzetting van de onderhande- lingen over de voorstellen van 27 Mei werd derhalve van Nederlandse zijde met steeds groter klem de eis gesteld, dat aan deze vijandelijk- heden een ende moest worden gemaakt; dat althans de Regering te Djocja daartoe openlijk opdracht moest' geven. Daarmede zou gepaard gaan een terugtrekken van de troepen van beide zijden van de demarcatielijnen tot een af,stand van 10 km.

Over beide onderwerpen, de laatste waaromtrent toen nog verschil 'van mening bestond - de organisatie van de bijzondere politie en het bevel tot staking van de vijandelijkheden, gepaard gaande met terugtrekking van de' troepen - werd op 15 Juli te Batavia met de Indones,ische delegatie onder leiding van de minister-president van het republikeinse Kabinet, volledige overeenstemming bereikt.

De Regering te Djocja verwierp echter wederom deze voorstellen, niet- tegenstaande door de Lt. Gouverneur-Generaal uitdrukkelijk was medegedeeld, dat bij IlIÎ.e't-aanvaarding van de voorstellen binnen de daarvoor -gestelde, door de Indonesische delegatie aanvaarde termijn, de 274

(3)

n

e

e e t

1

i t

Ned. Indische Regering zich niet langer gebonden zou achten aan het accoord van Linggadjati.

Onder ,die omstandigheden kon bezwaarlijk anders worden gedaan dan de Nederlandse Regering deed om een einde te maken aan een toestand, die voor hen, die zich in de bezette plaatsen bevonden en voor de bewoners van de demarcatie-gebieden of van nabijgelegen streken (men denke o.m. aan Madoera), geleidelijk onhoudbaar was geworden; een toestand bovendien, die een aanfluiting was van het accoord van Linggadjàti. En dit te minder, omdat de houding van' de Regering te Djocja het vertrouwen, dat deze inderdaad op de grondslag vall Linggadjati tot overeenstemming wenste te komen, had ondermijnd.

Besloten werd tot een beperkte militaire actie, welke een politieel karakter zou dragen, d.w.z. niet een actie, die tegen het bestaan zelf van de Republiek zou zijn gericht.

De van republikeinse zijde ondervonden militaire weerstand was gerin~.

Te sterker was de invloed op de 'geestesgesteldheid aan republikeinse zijde, waar ook de leider:s, die het bereiken van overeenstemming met Nederland met ernst hadden nagestreefd, nu met de extreme elementen tegen Nederland samenwerkten. Sterk waren ook de repercussies internationaal.

De aangelegenheid werd door Australië en India VOOr de Veiligheids- raad gebracht. Niettegenstaande.het verweer van Nederlandse zijde, op grond dat het hier een interne aangelegenheid gold, nam de Veiligheids- raad de zaak in behandeling. Eerste gevolg was een op 1 Augustus aangenomen resolutie, waarbij zowel Nederland als de Republiek werden uitgenodigd de vijandelijkheden te staken, door arbitrage of andere vreedzame middelen het geschil te beslechten en aan de Veiligheidsraad van het resultaat mededeling te doen.

De Nederlandse Regering, hoewel de bevoegdheid in deze van de Velig- .heidsraad ontkennende, gaf niettemin opdracht de militaire actie op korte

termijn te doen ophouden. De Regering kon dit te gereder doen, omdat de gestelde militaire doeleinden op 4-5 Augöstus - datum, waarop de actie werd beëindigd - vrijwel bereikt waren. Hier en daar, zoals op de Noordkust van Midden-Java (Pekalongan), werd de actie zelfs verder uitgestrekt, dan aanvankelijk de bedoeling was, om in nood verkerende groepen Chinezen te bevrijden.

De voortgezette behandeling voor de Veiligheidsraad leidde tot de aanneming achtereenvolgens Ivan drie resoluties:

1. een Chinees-Australische resolutie volgens welke de leden van de Veiligheidsraad, die te Batavia door een beroepsconsul zijn vertegen- woordigd, dezen zouden opdragen gezamenlijk een rapport op te s.tellen betreffende de situatie op Java, Madoera en Sumatra;

2. een Amerikaanse resolutie, wilarbij Nederland en de Republiek werden uitgenodigd ieder een lid van de Veiligheidsraad aan te wijzen, die tezamen een derde lid zouden uitnodigen, met hetwelk de twee eerstgenoemde landen een Commis~ie van Drie zouden vormen, teneinde goede diensten aan te bieden voor de regeling van het

~~; I

3. een Australische resolutie, waarbij Nederland en de Republiek 275

(4)

werd,en hevinnerd aan de resolutie van 1 Augustus tot het staken van de vijandelijkheden.

Er is stellig reden voor critiek op de wijze, waarop de Veiligheidsraad de zaak heeft behandeld en de kennelijk onwelw.illende houding van de voorzitter van de Raad jegens de Nederlandse vertegenwoordiger. Tot een gefundeerde bestrijding van het argument van mr. Van Kleffens, dat het in dezen geldt een interne aangelegenheid van Nederland, aangezien de Nederlandse Regering de uiteindelijke verantwoordelijk- heid voor de toestand in Indonesië draagt, zolang de Verenigde Staten van Indonesië nliet zijn tot stanq gekomen, is de Raad niet gekomen.

Door de aangelegenheid echter te behandelen en daarover een aantal resoluties aan te nemen, heeft de Raad in feite zich in deze competent verklaard. Bij de weinig scherpe formulering van verschillende artikelen in het Handvest kunnen voor deze competentie, gezien de weerslag van het conflict met de Republiek o.m. op India" Pakistan, de Arabische landen en op de arbeiders in tal van andere landen, inderdaad goede argumenten worden aangevoerd.

Indien men dit voor ogen houdt en tevens beseft, dat een miskenning van 's Raads uitspraken voor Nederland de meest heilloze gevolgen zou hebben, dan kan het niet twijfelachtig zijn, dat Nederland goed deed zich aan de uitspraken van de Raad te houden. Dit te minder, omdat het denkbeeld van een consullllir rapport, zowel als dat van de aanwijzing van een commissie van drie landen, ontsproten is aan suggesties van Nederlandse zijde. Het zou bovendien het aanzien van Nederland ernstig afbreuk hebben gedaan, wanneer het zich niet bereid had getoond zich inzake de competentie-vraag te richten naar het oordeel van het internationale orgaan, waarvan het zelf deel uitmaakt.

Het doet dan ook enigszins vreemd aan, dat de Regering in de op 23 September in de Tweede Kamer bij monde van de minister-president afgelegde verklaring, na vermelding van het Nederlandse standpunt voor de Veiligheidsraad, zegt: "De Nederlandse Regering had dus, in deze lijn voortdenkend, de behandeling in de Veiligheidsraad kunnen ignoreren en haar weg kunnen kiezen zonder rekening te houden met wat men in Lake Success over deze interne aangelegenheid van het Koninkrijk zou besluiten."

Het is goed, dat de Regering zelf, blijkens de onmiddellijk daarop aansluitende passage van het volgen van deze gedragslijn heeft afgezien.

Krachtens haar verantwoordelijkheid voor de goede orde in Indonesië en in Nederland zal de Regering immers niet kunnen rialaten in haar overwegingen te betrekken de gevolgen van haar optreden in het buitenland en in de Verenigde Naties.

Het optreden van de Veiligheidsraad maakte voorshands ook een einde aan het ernstige verschil van inzicht, dat zich blijkbaar voordeed tussen de Lt. Gouverneur-Generaal en zijn amt"telijke adviseurs enerzijds en het Kabinet anderzijds en, naar men moet aannemen ook in de kring van het Kabinet zelf, over de vraag of de militaire actie moest worden uitgebreid tot de bezetting van Djocja. Gezien de wijze, waarop Republikeinse autoriteiten vanuit Djocja tot vijandigheden en maat- regelen van geweld aanzetten tegen Nederlanders en tegen Indonesiërs, die met de Nederlan,ders samenwerken, de daden van vernieling en

(5)

terreur, ook tegen Chinezen, waren uit een oogpunt van doeltreffend"

politieel optreden hiervoor inderdaad steekhoudende argumenten aan te voeren. Het zou evenwel bezwaarlijk overeen te brengen zijn geweest met het aangekondigde beperkte karakter van de ~ilitaire actie. Het zou, na de bemoeienis van de Veiligheidsraad en de uitnodiging tot staking van de vijandelijkheden, internationaal tot de grootste moeilijkheden hebben geleid. Het zou bovendien de kansen op het verkrijgen van overeenstemming met vertegenwoordigers van de Republiek waarschijn- lijk voor lange tijd vernietigd hebben. Het is daarom goed, dat blijkens de regeringsverklaring van oprukken naar Djocja, bij de huidige stand van zaken, is afgezien. Het bezoek van dr. Van Mook aan Washington zal, naar men mag aannemen, in dit opzicht leerzaam zijn geweest voor de Lt. Gouverneur-generaal.

Wij staan nu in het Indonesische probleem voor een nieuwe phase.

Het rapport der vijf consuls, waarvan het eerste stuk inmiddels is verschenen, kan een belangrijke bijdrage worden ter voorlichting van de wereld over de situatie op Java, Madoera en Sumatra. Het kan daardoor tevens de grondslag vormen om overeenstemming te veJ;krijgen omtrent de middelen, die moeten worden aangewend om de nog steeds voortgaande vijandelijkheden en vernielingen te doen eindigen.

Belangrijker is nog de CommÎlSsie van Drie, bestaande uit een Belg (op

u~tnodiging van Nederland), een Australiër (op uitnodiging van de Republiek) en een Amerikaan, door de twee eerst genoemden daartoe genodigd en die mitsdien waarschijnlijk het voorzitterschap zal bekleden.

De regering is, blijkens de verklaring van 23 September in de Kamer, over de instelling van deze commissie tamelijk terughoudend in haar gevoelens. "De Nederlandse Regering" -.-:. zo wordt daarin gézegd -

"heeft gemeend tegen een uitvoering der beide· resoluties geen over- wegende bezwaren te mogen laten gelden". En zij besluit de verklaring met er op te wijzen, dat de samenwerkin'g met de constructieve elementen in de Republiek nu meer dan ooit geboden is, en " dat de goede diensten van de Veiligheidsraad een ontwikkeling in deze richting kunnen bevorderen".

Het is duidelijk, dat de Commissie van Drie een uiterst belangrijke rol kan spelen in en een gewichtige bijdrage kan leveren tot de oplossing van het Indonesische probleem in een voor Nederland en Indonesië beide aanvaardbare vorm. Een oplossing, die - men moge dit betreuren, doch men kan het bezwaarlijk ontkennen - Nederland zonder internationale medewerking, ten gevolge van de oorlogs- en na-oorlogs-omstandigheden in ons land en in Indonesië, zelfstandig nièi . heeft kunnen tot stand brengen.

Voor het bevorderen van zodanige oplossing is nodig, dat Nederland zijn woord gestand doet en bereid blijft de bepalingen van het accoord van Linggadjati tot richtsnoer te nemen. Dat houdt in de eerste plaats in, dat het ons land niet er om te doen is de Republiek van de kaart te vegen; dat het bereid is en verlangend met de Republiek en de andere deelstaten te komen tot de oprichtmg van de Federatie Indonesië, welke als souvereine democrat'ische staat met Nederland, Suriname cn de Nederlandse Antillen een 'Unie onder de kroon van Oranje zal

(6)

vormen. Het totstandkomen van mogelijke' andere deelstaten dan in de overeenkomst van Linggàdjati' genoemd moet aan niet tijdens de militaire bezetting van Nederlandse zijde worden geforceerd, maar gebonden blijven aan de voorwaarde, dat dit langs democratische weg zal moeten geschieden, als in artikel 4 van de overeenkomst voorzien.

'Voorwaarde voor het welslagen op deze weg is, dat ten spoedigste een einde wordt gemaakt aan de nog voortdurende vijandelijkheden, vernielingen en maatregelen van terreur tegen de tot constructieve, medewerking bereid zijnde Indonesiërs.

Van groot belang zal zijn, dat op zo kort mogelijke termijn het toezicht Op en' de handhaving van orde en veiligheid wordt overgedragen aan burgerlijke politie organen, in samenwerking met de Republiek te orga-

\ niseren. Toezièht op de uitvoering daarvan met medewerking van de Commissie van Drie gedurende de overgangstijd zal tot een goed resultaat belangrijk kunnen bijdragen en mede de 'v'ertrouwens-crisis op dit gebied kunnen doen overwinnen. Het zal de weg vrijmaken tot het brengen van troepen naar gamizoenen en zo spoedig mogelijk tot belangrijke vermindering van de troepen-sterkte, om meer dan één reden dringend gewenst.

Het voornemen van de Regering, reeds kenbaar gemaakt in de nota van de Commissië Generaal' van 27 Mei, tot instelling van een z.g.

interim-regering, waarin vertegenwoor<.iigers van de deelstaten zitting hebben, zal eerst ten volle verwezenlijkt kunnen worden, nadat het overleg en de samenwerking met de Republiek is hersteld. Opk daarom ïs een spoedige hervatting van het contact en van het overleg met de Republielè dringend nodig, . ,

Maar dan zij men van Nederlandse zijde ook bereid de Commissie van Drie niet met terughoudendheid tegemoet te treden of, op grond van prestige-overwegingen, mokkend te aanvaarden, maar in het besef van de waardevolle steun, welke zij kan verlenen, haar te tonen dat ons land ook thans en met haar medewerking verlangend is de nieuwe staatkundige opbouw, voorwaarde voor eigen culturele en economische ontwikkeling van Indonesië, mede tot stand te brengen en blijvend te bevorderen.

A. M. JOEKES

"Rampspoed gehoren" - Rondom de 20ste Juli 1947

De typische propagandisten van de koloniale gedachte, de lieden, die altijd in de weer waren voor sterkere legers en grotere vloten met wier hulp we "ons Indië" zouden moeten verdedigen tegen de mogendheden, die het ons zouden willen ontnemen, hadden een rijmpje, dat de kortst mogelijke formulering gaf van het "waarom" hunner belangstelling voor onze koloniën. Hun slogan was: "Indië verloren; rampspoed geboren."

Ik wil nu niet nagaan hoeveel gelijk ze precies hádden, want de stelling zou te verdedigen zijn dat juist het bezit van koloniale gebieden nood·

lottig is geweest voor de structuur van de Nederlandse economie, en dat onze bourgeoisie, door het voorhanden zijn van deze tropische beleggings- en afzetgebieden, ~en groot deel van haar energie in deze,

(7)

voor haar gemakkelijkste richting heeft gewend, tot nadeel van een gezondere Nederlandse economie en van solide re, schoon minder renderende beleggingen in het buitenland. Tenslotte, het levenspeil in Denemarken, dat geen koloniale gebieden kent, of in Noorwegen, dat ook al niet op die wijze gezegend is, en dat ook verder door de goden der economie niet al te gunstig bedeeld is, was niet van dien aard dat daar meer "rampspoed" bestond dan bij ons.

Maar ik geef toe, dat dergelijke beséhouwingen weinig zin hebben. We hadden die koloniale gebieden nu eenmaal" we hebben ze niet onbewerkt laten liggen, wat pleit voor de energie en voor de bekwaam- heid van onze ondernemersgroepen en van wat er verder daarginds aan het werk was. En er zijn op den duur samenhangen ontstaan die moeilijk verbroken kunnen worden zonder dat de "rampspoed", (die toch al aanwezig is in het Nederland van na de Tweede Wereldoorlog, dat behalve de vernielingen en de onkosten van die vijf jaar, in de eerste plaats zit met het verloren gaan van het Duitse achterland), zonder dat die rampspoed dus nog veel groter zou worden dan ze al is.

Echter "Indië" is al verloren; het is "Indonesië" geworden, een woord dat in die kringen, die ik in de aanhef bedoelde, dan ook nog niet goed uitgesproken kan worden, maar een woord dat een realiteit is geworden, een internationale realiteit zoals vele Nederlanders na de 20ste Juli tot hun verbazing en ontsteltenis gemerkt hebben. De woord- verandering betekent, dat de koloniale periode voorgoed voorbij is, en dat het probleem zich voor die Nederlanders, die beseffen dat er iets in de wereld veranderd is, zó stelt: Hoe behouden we een verbinding met Indonesië, die ons daar grotere mogelijkheden biedt dan een . willekeurig Westers land. Hoe komen we van de koloniale verhouding tot de samenwerkings-verhouding? Waarbij zich van den beginne al dit alternatief voordeed dat wij, juist omdat we die koloniale verhouding hebben gehad, ook de kwade kans liepen, door het willen volharden in die verhouding, grondig alle mogelijkheden voor een toekomstige samenwerking te bederven, en te bereiken dat het woord "Blanda", Hollander, in die gebieden tot een vloek zou ~orden. Of zoals .Wertheim het eens zo voortreffelijk formuleerde: We hebben de kans

te worden, de meest bevoorrechte of de meest gehate natie.

Na de 20ste Juli 1947 hebben de meesten van ons, ook zij die de politiek van bepe,rkt geweld en politionele actie omstreeks die dag onafwendbaar achtten, het gevoel dat we hard op weg zijn om de positie van de meest gehate natie in de Archipel te gaan innemen, zelfs dáár, waar onze troepen nu met gejuich en als bevrijders worden binnengehaald.

Want de vraag is niet of er in .de Republiek ergerlijke toestanden bestonden; die waren er ongetwijfeld, en zijn er nog. De vraag is zelfs niet in hoever de Nederlandse politiek t.a.v. de Republiek heeft bijgedragen tot het ontstaan en verscherpen van ergerlijke en "onhoud- bare" toestanden dat heeft ze ongetwijfeld, en de koloniale samenleving in Batavia, het Nederlandse machtscentrum in Indonesië, heeft niets nagelaten wat de' Republiek in moeiiijkheden en zwakheden te boven

(8)

kon komen. En de regering in Den Haag is nooit in staat geweest, zo ze al ernstig er toe bereid was, Batavia te temmen. Maar ook dat is nog een kwestie van de tweede orde, die alleen daarom van een zo overwegend belang is, omdat ze samenhangt met de kwestie van de eerste orde: Zijn we bereid Indonesië te behandelen als "Indonesië"

en alles na te laten wat aan een herstel van "Indië" zou kunnen doen denken? Of is voor ons Indonesië slechts een woord waarbij we iedere keer als we het, nogal onwillig, spottend, tegenstribbelend, of alleen maar onwennig, uitspreken, eigenlijk een wat veranderd en gemoder- niseerd "Nederlands-Indië" bedoelen? Met andere woorden zijn de troepen, die de Republiek binnengerukt zijn, en die van haar Javaanse gebied thans reeds tweederde hebben bezet, werkelijk orde en rust, of een herstel van de koloniale machtsverhoudingen aan het brengen?

Een herstel Voor zover de machtsverhoudingen in Indonesië zelf, in de wereld en ook in Nederland, waar men dan toch altijd rekening zal moeten houden met de aanwezigheid 'van progressieve krachten, het toelaten?

Ik aarzel niet te' zeggen, dat de 20ste Juli een overwinning der kolonialistische krachten in Nederland is geweest. Een overwinning van Batavia op Den Haag, een overwinning van Gerbrandy-Romme op de Partij van de Arbeid. De heren, die Indië wilden herstellen hebben het gewonnen; maar omdat ze het gewonnen hebben, zal "Indië verloren, rampspoed geboren" het einde van het liedje zijn.

Wat is er rondom die twintigste Juli al niet gepraat over bijzaken, bijzaken, die te moeilijker te vatten zijn, naar mate ze geleerder en plechtstatiger klinken. Al die "handwoorden", . die altijd en overal iedere politiek bederven, omdat ze haar uit de sfeer van het "zaken doen" halen, en haar in de sfeer van prestige en nationale eer en demagogie brengen, zijn ook in deze zaak weer rondgeslingerd, en de èenvoudige bescheiden vraag, die wij Nederlanders als een klein volk en een kleine staat ons hadden dienen te stellen: Hoe 'halen we uit

deze· Indonesische zaak het meeste voor het Nederlandse volk, hoe

komen we er uit met het geringste verlies, hoe maken we in een nieuwe positie de meeste winst; - deze vraag mocht ternauwernood gesteld worden in de gezelschappen, die overliepen van "souvereiniteit", van

"accoord van Linggadjati", van "verdragsschending" en van "verant- woordelijkheden" .

Het zal wel aan mij liggen, dat ik de kwestie van de "souvereiniteit" er een vind waarover wij Nederlanders beter 'deden niet al te veel te praten. We hebben de Archipel in de tijd van de Compagnie bemachtigd, en we hebben haar in de tijd van de Napoleontische oorlogen" aan Engeland verloren, haar nooit terugveroverd, maar terug gekregen bij de genade van de overwinnaars op Napoleon, waartoe wij niet behoorden. Bij de gratie van dê internationaliteit hebben we het gekregen, en in de daarop volgende periode behouden.

We hebben het opnieuw verloren - en hoe verloren - in de oorlog tegen de Japanners, nadat Nederland reeds door de Duitsers was bezet.

(9)

Niet aan onze eigen krachtsinspanning danken we de bevrijding van Nederland. Wij zijn weer een vrij volk, dank zij de ontzettende krachts- inspanning van Engeland, dank zij de geweldige prestaties der Russen, dank zij het ingrijpen van Amerika~ En in de oorlog tegen Japan, zijn de Amerikanen de grote overwinnaars geweest, gesecondeerd door Engelsen en Australiërs. Als men ons niettemin een voorkeurspositie in Indonesië heeft willen geven, dan dienen we te beseffen, dat we die.

in de wereld van het Atlantic Charter en van het Handvest van de UNO, niet aan enig thans internationaal erkend recht danken, noch, dat is wel duidelijk, aan onze macht. We ,danken het aan een verre- gaande internationale welwillendheid, waartegenover van onze kant meer erkentelijkheid behoorde te staan dan de Nederlandse Regering en het Nederlandse volk gewoonlijk tonen.

Het is zeker dat, als een Nederlandse Regering in Juli 1945 verklaard had: "Wij eisen Indië terug, en als we het terug hebben zullen Wf: zelf wel uitmaken wat we er mee doen", dat we het dan niet terug hadden gekregen, maar dat de Amerikanen het, wellicht in samenwerking met de UNO, onder hun beheer hadden genomen. Niettemin, zowel onze Gerbrandy's als onze Romme's, doen alsof ze altijd een dergelijke houding hebben aangenomen, alsof de wereld dit heeft 'aanvaard, en alsof het een schandaal is dat ze thans ophoudt dit te aanvaarden.

Wij hebben Indonesië teruggekregen omdat we beloofd hebben (de bekende verklaring van de Koningin van December 1942, is niet voor niets in het Engels uitgesproken, want het was de voorwaarde voor het verkrijgen van Amerikaans-Engelse steun in de toekomst) het koloniale tijdperk voorgoed af te sluiten, en geen andere verhouding tot de Indonesiërs meer te laten gelden, dan een van "vrijwilligheid".

En dus niet een van militair geweld. Evenmin een van een neo- kolonialisme, waarbij we alle werkelijke machtsposities in handen willen houden, en de Indonesiërs afschepen met marionetten-regeringen en machteloze parlementen. Intussen, overal waar we de kans zagen, dat wil zeggen in de Malinogebieden, hebben we dit neo-kolonialisme tot de werkelijke toestand gemaakt. En de hele strijd tegen de Republiek is in wezen niets anders dan de geséhiedenis van een onafgebroken pogen de Republiek zo murw te maken dat ze zich "vrijwillig" zou laten Malinoseren. Toen het bleek dat ze minder kneedbaar bleek te zijn dan de Soekawati's en de Sultans van Pontianak en dergelijke figtlren uit het oude tijdperk, toen de Sjahrirs, de Sjarifoedins, de Setyadjits en de Soekarno's, weigerden zich tot figuranten van de Nederlander,s te laten maken, toen was de toestand voor de neo- kolonialisten inderdaad "onhoudbaar" geworden, en toen begon de militaire actie tegen de Republiek.

* *

.;0

Als men een andere voorstelling van zaken geeft, dan ontken ik niet dat men ook die andere voorstelling kan construeren en met veel feiten-materiaal aannemelijk kan trachten te maken, maar dan verliest men de kern van de zaak uit het oog en dan gaat men werken met verdragen en met verdragsschendingen, waarover alleen te praten zou

(10)

zijn, als men van Nederlandse kant het verdrag van Linggadjati in zijn wezen had geëerbiedigd. Dit wezen was het "de facto gezag" van de Republiek over Java en Sumatra. Dat wezen was bovendien het behandelen van alle zaken door overleg, en niet ,door militaire middelen.

Juist door dit wezen van Linggadjati werd de Nederlandse scuvereiniteit in öie gebieden, een "souvereiniteit in liquidatie", die op 1 Januari 1949 beëindigd zou zijn, zodat dus ook iedere tussentijdse l'egeling uitdrukking diende te geven aan de verdwijnende Nederlandse souvereiniteit en aan de groeiende Republikeinse en Indonesische souvereiniteit, die op de genoemde datum in de Verenigde Staten van Indonesië volkomen zou zijn, alleen beperkt door de regelingen omtrent de Nederlands-Indonesische Unie. De opvatting dat bij een dergelijke erkende ontwikkelingsgang de Republiek tot die datum géén süuvereini- teit zou hebben, en Nederland nog alle, behoort misschien tot de Rechtsgeleerdheid, maar ongetwijfeld niet tot de politiek. En met politiek hebben we in deze zaak toch werkelijk in de eers.te plaats te maken.

Rondom Linggadjati heeft het debat over de gebeurtenissen van' de 20ste Juli zich voor een groot deel bewogen, en schendingen van die overeenkomst, zowel als schendingen van de wapenstilstand die aan Liriggadjati vooraf was gegaan, heeft men van Nederlandse kant de Republiek verweten. Er is in dit opzicht ongetwijfeld een hele lijst op te stellen, maar al deze zweren op het lichaam van Linggadjati, of van de Republiek, die tenslotte zo erg schenen te zijn dat de "politionele operatie" niet langer uitgesteld kon worden, zijn veroorzaakt door de werkelijke ziekte. Dat was de Nederlandse onwil om Linggadjati ande-rs op te vatten dan als een basis voor een Malino dat de Republiek aan handen en voeten gebonden zou uitleveren aan de kolonialet maat- schappij, die Batavia beheerst en die in Nederland niet slechts door de Gerbrandy's als de toekomst voor Indonesië wordt gezien, maar blijkbaar ook door de Rommes.

Sprekend over verdragsschendingen, vindt men het ,in Nederland heel natuurlijk dat gedurende die hele periode de blokkade van Java en Sumatra (en Madoera) door de Nederlandse vloot is gehandhaafd, waardoor iedere normale economische ontwikkeling van de Republiek belet werd, en de toestand van hoger en ellende werd gehandhaafd, die niet slechts het extremisme voedt, maar die de Nederlanders voort- durend aanleiding geeft om als kampioenen de_r hongerende massa's in de Republiek op te treden. En als die blokkade dan de Republikeinen er toe brengt op hun beurt de door de Nederlanders bezette gebieden (Batavia, Bandoeng, etc.) te blokkeren, dan ontstaat in die gebieden die onhoudbare toestand, die ons dwingt op te rukken om de rijst- gebieden te bezetten, die deze Nederlandse bruggenhoofden van voedsel zouden kunnen voorzien. Iets wat we thans gedaan hebben, en zo royaal dat we en passant twee derden van Java hebben bezet.

Alle schendingen door de Republiek begaan, en alle moeilijkheden in de weg gelegd bij de toepassing van het verdrag van Linggadjati, zinken in het niet bij de onafgebroken Nederlandse acties tot ondermijning der Republiek, zoals die door de Nederlandse geheime dienst, wier politiek adviseur de heer Van der Plas is, werden bedreven. De

(11)

Pasoendan-beweging, gemaakt door de Nederlandse civiele en militaire autoriteiten, is de meest bekende 'en de brutaalste ervan. Maar overal elders waren separatistische en opstandige bewegingen in de maak, onder Madoerezen, Bataks, Atjehers.

Dezelfde Nederlandse autoriteiten, die hun verontwaardiging over de wandaden van de Republiek niet meer kunnen bedwingen en naar het zwaard grijpen, hebben vóór en na Linggadjati geconspireerd tegen de Republiek, met alles en ieder die maar neiging vertoonde verwarring te willen stichten, en de verbindingen der Nederlanders gaan van de extremistische groepen rondom Tan Malakka, tot en met de fanatiekste Mohammedanen uit de Masjoemi, en men vergeet noch Chin.'!se woekeraars, noch Javaanse adelgeslachten, intellectuelen, noch koelies. , Intussen wordt van de Republiek verlangd dat ze daden zal verrichten die alleen mogelijk zijn als men overtuigd is van de goede trouw der

partners. " ,

Het zonderlinge in het hele geval is niet dat de koloniale maatschappij in Batavia, die de ambtenaren en de officieren grotendeels levert, die de berichtgeving beheerst en maakt, dit alles doet, want het is haar natuurlijke wijze van optreden. Het zonderlinge is dat een Partij als de P.v.d.A., die al deze dingen in grote trekken weet en in woord, geschrift en resolutie veroordeelt, zonder er overigens ooit in te slagen iets belangrijks in dit alle,s te veranderen, in korte tijd al dez.e schandalen en schanddaden vergeet, en zich op niet1? anders meer concentreert dan op de onhoudbaarheid van de toestand en de onhandelbaarheid der Republiek. Totaal-overzicht, critische houding.

alles wordt weggevaagd, en de oorlogspsychose komt er voor in de plaats.

* ...

...

In de loop van Mei is het duidelijk, dat de Nederlandse schatkist niet erg lang meer in staat zal zijn, het leger dat op Java aanwezig is, en dat door zijn omvang belangrijk bijgedragen heeft tot het vergroten van het wantrouwen bij, de Republiek, van de zoveel deviezen kostende materialen te voorzien. Over dat leger een enkel woord. De omvang ervan overschreed niet het volgens afspraken geoorloofde. Maar het Engelse leger dat er eerst stond, en dat ongeveer even groot was, bestond grotendeels uit' Indiërs die niet vijandig gezind waren aan de Republiek. Noch de Britse, noch de Indische regering had koloniale plannen t.a.v. Indonesië. En na de eerste maanden van verwarring is het dan ook 'volkomen' rustig geweest overal waar. Britse en Republikeinse soldaten tegenover elkaar lagen. De onrust aan het front begon toen de Nederlandse soldaten de Britten aflosten. Het Neder- landse leger was een blank leger, dat door zijn aanwezigheid de bovenvermelde pogingen tot ondermijning van de Republiek onderstreepte, het had de natuurlijke beledigende houding, die nagenoeg alle blanken in de tropen hebben, de houding van de zelfverzekerde, vaak welwillende, heersers (lees er de soldaten-brieven op na, ook die van socialisten en communisten, ze stinken van rassenverwaandheid), en het was militair van de aanvang af niet op politie-diensten én bescherming van de Nederlan<;ise enclaves, maar op oo~logvoe,ring

283

(12)

ingesteld. Het was dus veel te groot voor een leger dat bij "de geest van Linggadjati" behoorde, en het had, tot nut van de schatkist, en tot het verkrijgen van samenwerking,' op z'n hoogst 50.000 man mogen tellen.

De toestand was dus zó, dat we deze dure militaire en prestige politiek niet langer konden volhouden. Dat er in Batavia van de aanvang af door de Nederlanders met geld is gesmeten, laat ik nu maar terzijde, al zou ook deze zaak een beschouwing waard zijn.

Waar het thans om gaat, is, dat de Nederlanders plotseling haast kregen in omstandigheden, die erg veel geduld nódig maakten en in een land waar het tempo heel traag is, in onderhandelingen met een Republiek, die geen efficiënt apparaat bezit. Zelfs zonder de kwaad- willige koloniale ambtenarij rondom Van Mook, en door hem altijd gehandhaafd met bewuste afkeer van alle werkelijk progressieve figuren, zouden in een dergelijke situatie ongelukken nauwelijks te vermijden zijn geweest. .

Nu begon, met de nota van de Commissie-Generaal van 27 Mei, de zogenaamde "ultimatieve faze". Die eerste nota is opgesteld door de e.G. plus Van Mook, die er de definitieve tekst van vervaardigd heeft en er o.a. de eis omtrent de gendarmerie aan toegevoegd heeft, die het gehele geval nog onaannemelijker maakte dan het al was. En dit zonderlinge staaltje van "samenwerking" tussen de e.G. en Van Mook is niet het enige zonderlinge in deze periode van de oorlogsvoor-

bereiding. .

Ik heb hier opzettelijk het woord "oorlogsvoorbereiding" gebruikt, want in die toestand zijn we dan reeds gekomen. Als Beel en JOnkman in Batavia komen, vóór de nota gereed is, treffen ze daar de algemene opvatting dat de Republiek onwillig is, en dat geweld moet worden ingezet. Wat niet wegneemt dat althans sommige van de Batavianen beweren dat niet zij die opvatting hadden., maar dat Den Haag de geweldsgedachten in het centrum heeft geplaatst. Kennis van de interne geschiedenis leidt voorlopig slechts tot de conclusie dat ieder van de hoofdspelers de schuld üp anderen tracht te gooien.

Wie de Commissie-Generaal geïnspireerd heeft tot die fameuze conclusie dat ze, als het antwoord van de Republiek, dat binnen korte termijn geëist werd, niet bevredigend was, de oplo'ssing van de zaak aan de Nederlandse Regering zou overdragen, en dus zichzelf zou uitschakelen, is me niet duidelijk geworden. Een' goede zet was qit zeker niet, want het betekende de verzwakking van de enige nogal progressieve kracht, die in Batavia aanwezig was, en het overlaten van het veld aan de koloniale groepeTingen.

Maar afgezien hiervan, betekende de nota het begin van een druk op de Republiek waarbij ze gest!!ld werd tussen het zich onderwerpen aan een Nederlandse controle van al haar binnenlandse aangelegenheden (de economie, het interne bestuur, de politie), een controle, die ten dele zou worden uitgeoefend door middel van de Malino-staten die Nederlandse werktuigen zijn - of, het ondergaan van het Nederlandse geweld.

De idee van de samenwerking was voorgoed van de baan, de onder- werping werd geëist. Hierbij maakte men van Nederlandse kant gebruik

(13)

van het verlangen dat in Amerika en Engeland was ontstaan, om zo snel mogelijk, hoe dan ook, de Indonesische gehieden in de wereld- economie in te schakelen, eventueel ten koste van de Republikeinse zelfstandigheid. Er werd dus ook een zeer sterke druk op de Republiek uitgeoefend door Amer~ka en Engeland, maar het verschil tussen die druk en de Nederlandse lag toch hierin, dat van die kant nooit de militaire aantasting van de Republiek in het geding~ werd gebracht, terwijl dit van de Nederlandse kant weldra het enige middel werd waarmee men nog werkte. De opvatting die men in Nederland ingang tracht te doen vinden, dat het bij al deze dingen niet om nieuwe eisen aan de Republiek ging, doch alleen om de eis, dat deze zich aan Linggadjati zou houden, raakt kant noch wal, tenzij men inderdaad Linggadjati altijd heeft opgevat als een ander Malino. Het ging in werkelijkheid, zoals ik reeds zei, om het Malinoseren van de Republiek, en deze verzette zich met alle kracht hiertegen, waarbij de extreme elementen steeds grotere invloed kregen, nu immers de politiek van samen.werking met de Nederlanders, de politiek van Sjahrir, Sjarifoedin en Soekamo, geen enkele verlichting in de positie der Republiek bad gebracht doch alleen maar geleid had tot steeds scherpere eisen der Nederlanders.

Onze politiek heeft de groep, die samenwerking met ons wilde systematisch verzwakt, en ze heeft geleid tot dat toenemen van het extremisme, waarover we ons dan weer beklagen, en dat we als argument gebruiken voor de noodzakelijkheid van het liquideren van de Republiek.

Cl

...

In ieder geval, een maand na de nota van de 27ste Mei, was van uit Den Haag de toestemming tot de opmars tegen de Republiek gegeven, ook al had de P.v.d.A. in haar Partijraadsresolutie van 14 Juli, een hartstochtelijk beroep op beide regeringen gedaan om de zaak langs vreedzame weg op te lossen, en al had zij geëist, dat van Nederlandse kant misstanden zouden worden weggenomen, die de spanning hadden doen ontstaan. De Regering had zich niets gelegen laten liggen aan die socialistische eisen. Ze ging rustig de weg van het geweld op, daarbij gesteund door de meerderheid van de socialistische ministers. Dat het op' 28 Juni toch nog niet tot geweld is gekomen, heeft niets te maken met Nederlandse vredelievendheid, of met socialistische invloed, doch uitsluitend met een Amerikaans ingrijpen, waardoor de Haagse regering de geweldtoepassing uitstelde.

Niet lang overigens, want op 7 Juli zou het tot militaire actie zijn gekomen, indien toen Setyadjit er niet in geslaagd was een zodanige toenadering tot de Nederlandse eisen te verkrijgen dat geweld zelfs in Batavia àl te dwaas scheen. De val van het kabinet Sjahrir had de samenwerkingspolitiek in Djokja niet geschokt.

Sjarifoedin, die premier werd, zette, met steun van Soekarno, dezelfde politiek voort, waarbij het toegeven aan de Nederlandse eisen met de grootste inspanning in Djokja moest worden verkregen, maar in steeds grotere mate verkregen werd, al kostte het tijd en moeite. Begrijpelijk

(14)

,

overigens, want in Djokja wist men alles van de Nederlandse op!nars- bevelen, van het uitvaren van onze vloot etc. In Djokja hoorde men, als men weer een stuk dichter bij Nederland waande te zijn gekomen, hoe Beel in zijn regeringsverklaring van 10 Juli, een dreigende en vijandige toon aansloeg, waartegen ook Logem,ann voor de P.v.d.A. in ' het parlemènt protest aantekende.

Dat bij die voortdurende dreiging, die troepenconcentraties tegen de Republiek, de onrust aan het front toenam, en het aantal schendingen van het bestand groter werd, ligt nogal voor de hand, zoals het ook voor de hand ligt, dat het voornaamste middel 'van verweer dat de militair zwakke Republiek tegen de Nederlanders had, het toepassen van vernielingen, werd voorbereid; iets dat dan voor de Nederlanders weer aanleiding was om die schendingen en vernielingen tot inzet te maken van het uiteindelijk ultimatum.

Van de vijf hoofdeisen der Nederlanders hadden de Republikeinen er intussen vier ingewilligd. De vijfde, die omtrent de gendarmerie, volgens de Nederlandse autoriteiten géén "casus belli", was in bespreking, . en naderde het punt van overeenstemming, terwijl ook het Nederlandse ultimatum om nogmaals bevel te geven tot het "staakt het vuren" in beginsel door de Republiek aanvaard was.

Op 15 Juli was de Republikeinse delegatie in Batavia, bestaande uit Sjarifoedin, Gani, Setyadjit, Leimena, tot volledige overeenstemming met de Nederlanders gekomen, een overeenstemming die in Djokja moest worden bekrachtigd. De Indonesische delegatie heeft ongetwijfeld de tijd die ze nodig zou hebben om deze bekrachtiging te verkrijgen, \ onderschat, maar een Nederlandse regering die werkelijk vrede wilde, zou na een dergelijke principiële aanvaarding, het ultimatieve karakter reeds hebben weggenomen. Ze deed dat niet, en de Indonesiërs waren niet klaar op het vastgestelde moment, smeekten om 24 uur uitstel, kregen dit niet van Van Mook, vroegen om een vliegtuig ten einde nog tijdig invloed in Djokja te kunnen uitoefenen, kregen ook dat niet, en konden dus niet tijdig voldoen aan het Nederlandse ultimatum, dat afliep, en overging in de "beperkte politionele actie". Dat de hoofdschuld hier ligt bij de Nederlandse autoriteiten, staat onomstotelijk vast. Het is een nationale schande, het is een schande voor de Partij van de Arbeid, wier ministers in de Regering niet 'weigerden de verantwoordelijkheid voor deze onnodige en noodlottige actie op zich te nemen.

Men heeft mij gevraagd of ik niet geloof, dat als de Republiek de tijd had gekregen om het ultimatum te aanvaarden en het aanvaard had, dat dan toch weer bij de uitvoering van ultimatum en eisen moeilijk- heden zouden zijn gerezen, omdat de Republiek toch eigenlijk niet de goeder trouw was? Ik geloof iets heel anders. Ik geloof, dat als de Republiek tijdig alles aanvaard had, dat dan door de militairen en ambtenaren in Batavia, nieuwe punten zouden zijn gezocht, om-de Republiek opnieuw in gebreke te stellen, om een rueuw ultimatum te lanceren, om tàch tot het wapengeweld te kunnen overgaan. Batavia wilde de oorlog, en in Nederland wilden al de gezags-verheerlijkers de oorlog. En ook zij, die de Republiek een even grote abnormaliteit op politiek gebied vinden, als ze b.v. in het verleden de E.V.C. een abnormaliteit op vakbewegingsgebied vonden. Dat was ze ongetwijfeld, 286

(15)

en is ze nog, maar op een bepaald moment moest men haar erkennen zoals ze nu eenmaal was. Dezelfde koppigheid en bekrompenheid, die toen aan socialistische kant belette de E.V.C. te nemen zoals ze was, en die tot onnodige conflicten en tot schade voor onze beweging leidde, heeft nu geleid tot een volkomen onnodig conflict met de Republiek en het Indonesische volk.

* >10

*

Hoe dan ook, we kregen de "beperkte politionele actie". waarbij Batavia en Den Haag elkaar wijs maakten, dat er· op die manier een oplossing zou worden verkregen. Men zou zoveel gebieden bezetten dat het dan in de Nederlandse greep zijnde gebied, een in alle opzichten hanteerbaar brok zou zijn, dat niet alleen een behoorlijke economische basis zou verschaffen, maar dat tevens, door de rust en orde, die er zouden heersen een grote aantrekkingskracht op alle gematigde Indonesische nationalisten zou uitoefenen. Men zou tegelijkertijd, door de gebleken Nederlandse kracht, de Republiek voor goed genezen van haar onwilligheid en traagheid aan de onderhande- lingstafel. Alles zou vlot verlopen, men zou geen last van betekenis hebben van de internationaliteit. want de belangrijkste mogendheden waren op de hoogte gebracht, en hadden, zo maakte men zichzelf of ons wijs, hun instemming met de beperkte actie gegeven.

De zaak voor-de UNO brengen, dat was, zeiden de rechtsgeleerden en

"kenners" der buitenlandse politiek, formeel onmogelijk, en het zou, als het toch gebeurde, zo langzaam verlopen dat we intussen al lang klaar zouden zijn met onze politie-actie; en alweer, met een inschikkelijk geworden Republiek, aan de tafel zouden zitten, om "Linggadjati" verder toe te passen.

Dat Batavia dit alles geloofde lijkt me onaanvaardbaar. Wel was men daar op de bekende zelfgenoegzame Nederlandse wijze er van overtuigd dat het .met de internationaliteit niet zo'n vaart zou lopen, maar men kan niet geloofd hebben, dat het in Indonesië zelf zo vlot zou gaan.

Vermoedelijk legde men in gedachte niet de nadruk op het "beperkte"

doch op de "actie", en aanvaardde men de beperking in de vaste overtuiging dat de loop der zaken vanzelf wel zou moeten leiden tot een verdergaande actie, tot de opmars naar Djocja en de liquidatie der Republiek. Maar in Den Haag meende men blijkbaar, dat een beperkte actie mogelijk was en succes kon hebben.

* * *

In de leidende kringen van de P.v.d.A. was men wel doordrongen van de bezwaren, die aan de beperkte actie verbonden waren, maar men beschouwde de toestand als "onhoudbaar". en de politionele actie, als een reële uitweg uit die onhoudbare toestand, als een verdedigbare politiek. De Partijraad van 19 Juli kwam bijeen toen het bevel tot de opmars al gegeven was (al had ze op dat moment geen wetenscha.p hieromtrent, men kon het vermoeden, ·en sprak dit ook uit) en ze vergaderde met de gebrekkige voorlichting, wier onvoldoendheid men 287

(16)

eeI1St kan beseffen als men weet hoe slecht zelfs Den Haag was ingelicht. Niettemin, ze had weinig lust in het aanvaarden van de regeringspolitiek, al heeft ze, onder de hoogste druk gezet, en van nature vol vertrouwen in de personen van haar ministers, kamerleden en leiders, geen "neen" kunnen zeggen.

De schrijver van dit artikel, mede verantwoordelijk voor deze houding van de Partijraad, en dus voor de politiek van de partij z9wel als voor de politiek van de Nederlandse regering, delegeert die verantwoorde- lijkheid voor een politiek die hij altijd bestreden heeft en tegen wier gevolgen hij steeds waarschuwde, maar op wier leiding en toepassing hij nooit enige "invloed heeft kunnen uitoefenen, zonder aarzelen naar de leidende figuren, die 'machtsposities bekleden en dus ook de werkelijk;e verantwoordelijkheid dienen te dragen.

De P.v.d.A. heeft op het bericht, dat de politionele actie begonnen was, een bericht dat de Minister-President op 20 Juli bekend ' maakte, gereageerd met verbijstering, met verslagenheid, en eerst daarna met verontwaardiging. Anders dan het Nederlandse volk, dat de zaak met een vrij grote onverschilligheid heeft opgenomen. en zelfs met een zekere mate van tevredenheid, omdat de voorlichting hier in Nederland al lang de stemming had doen ontstaan dat er met die Indonesiërs toch niet te praten viel, dat het daar ginds een grote janboel was en dat er , dus maar eens moest worden ingegrepen. Opnieuw bleek hoe gemakke- lijk het voor een overheid is het volk een oorlog te laten aanvaarden.

zeker als men de overtuiging heeft dat de tegenstander nagenoeg weerloos is.

In ieder geval, het 'Nederlandse volk heeft geen belangrijke reactie tegen de regeringspolitiek vertoond, ,en het is typerend voor de hele toestand, dat de communisten en de E.V.C. alleen in Amsterdam een grote protestvergadering konden doen slagen, dat hun vergaderingen elders van beperkte omvang waren, en dat van een stakings-actie geen sprake is geweest. Het moet terloops even vastgesteld worden dat, als de P.v.d.A. op háár niveau gefaald heeft, de C.P.N. het nog erger op het hare heeft gedaan.

In de P.v.d.A. kwamen protesten naar voren en was er onder de actieve leden een dergelijk onbehagen, dat de Partijleiding meende een buiten- gewoon congres over de Indonesische kwestie te moeten beleggen.

daarmee tegemoet komend aan een verlangen dat ook bij vele opposanten, of, om de term te gebruiken, die in deze aangelegenheid burgerrecht kreeg, bij vele "bezwaarden" bestond.

'" '" '"

Intussen was de actie in Indonesië begonnen, en terwijl het direct duidelijk werd dat de Republiek niet in staat was tot militaire tegen- stand van formaat, en ook niet van plan was die te beproeven, werd het ook spoedig duidelijk dat de beperkte actie, wat haar geografische omvang betrof, nogal van groot formaat was, en dat niet opheffing van noodtoestanden, maar bezetting van grote gebieden· haar doel scheen

te zijn. .

In de gebieden waar de, toch al zo zwakke, republikeinse macht ineen- 288

(17)

stortte en de Nederlandse nog niet geve~tigd was, deden zich overal de bekende verschijnselen van anarchie en banditisme voor, waarvan Chinezen en Indo's, maar ook zeer veel Indonesiërs h.et slachtoffer werden. Maar van een actieve verwelkoming der Nederlandse

"bevrijders" was nergens in belangrijke mate sprake. Allerminst bij het politiek bewuste deel der bevolking, dat volgens Batavia op die bevrijding gewacht had. In zoverre was de actie dus duidelijk een mislukking. En een mislukking was ze ook, voor zover ze het gewillig maken der Republikeinse voormannen beoogde. Integendeel, ook de meest welwillend gezinden ten aanzien van de samenwerking met Nederland, ja zij zelfs vaak het meest, werden tot onverzoenlijken. De onverzoenlijken werden tot extremisten, en de extremisten tot

"enragés", De invloed van de militaire extremisten en enragés, Soedir- man, Moestopo, Soetomo, nam in Djocja toe, en de invloed van de redelijke figuren nam in dezelfde mate af. Voortzetting van de strijd met Nederland, ook als de hele Republiek bezet zou zijn, guerilla, moord, terrorisme, non-coöperatie, dat werd het program, en volgens dat program werd zowel in de door de Nederlanders bezette gebieden als in de nog onbezette gebieden gewerkt, en werd de politiek van de verschroeide aarde, van vernieling en h~t toegepast.

Het werd duidelijk, dat de pacificatie van de uitgestrekte gebieden, die door de Nederlanders meer omsloten dan bezet waren, heel erg lang zou duren, indien wij al over de nodige troepen beschikten om het te doen, en dat die pacificatie alleen mogelijk zou zijn indien men een politiek van collectieve bestraffing zou gaan toepassen, die het uitmoorden op grote schaal der bevolking zou nodig maken. Het was dus ook duidelijk dat van de voorspiegelingen van Batavia niets terecht kwam. En Batavia reageerde hierop door de schuld te geven aan de

"pesthaard" Djocja, en uitroeiing van die pesthaard, bezetting van Djocja, te eisen.

De regering in Den Haag die plechtig verklaard had dat ze niet van plan was naar Djocja op te rukken, kreeg direct daarna reeds de mededelingen van Batavia dat oprukken noodzakelijk was, omdat anders de onhoudbare toestand, (die immers door de beperkte actie zou worden wegg~nomen), in een ultra-onhoudbare toestand zou overgaan.

00< 00<

00<

Dat was in nog grotere mate het geval toen de reacties van de inter- nationaliteit op de "politionele" daden der Nederlanders merkbaar werden.

Het "politionele", door de Nederlanders bedoeld als verzachting, werd in de wereld direct gevoeld als een huichelarij, en de "beperkte actie"

als een koloniale oorlog, als een herhaling van het Viet-Nam-avontuur.

dat men niet had kunnen of durven verhinderen, maar dat in de wereld als een mislukking wordt beschouwd, zodat een nieuwe editie ervan, begaan door een kleiner land in een belangrijker gebied, nu de Veilig- heidsraad voor het alterJjlatief stelde tot verhindering over te gaan, of zichzelf als een volkomen mislukking te erkennen.

De publieke opinie, de pers, was overal in de wereld tegen het 289

(18)

Nederlands optreden, en Engeland en Amerika, die de Nederlandse regering gewaarschuwd hadden dat ze onder de druk van de publieke opinie tot optreden zouden moeten komen, boden hun "goede diensten"

aan, na hun beleefde, doch zeer duidelijke afkeuring te hebben uit- gesproken. Het Engelse aanbod meende men in Den Haag te kunnen negeren, wat de verhouding tot Engeland zeker niet verbetert, doch het Amerikaanse durfde men niet te weigeren. En de Veiligheidsraad trad in actie met een snelheid die men in Den Haag niet vermoed had, ook al was door onze vertegenwoordigers in het buitenland ernstig gewaarschuwd voor de internationale gevolgen van het wapengeweld. De Veiligheidsraad, Nederland zoveel mogelijk ontziende, besloot niettemin de zaak aan de orde te stellen, veegde de formalistische bezwaren van Van Kleffens weg, nodigde de Republiek uit haar zallk te bepleiten, en verzocht de beide partijen het vuren te staken, iets waaraan de Nederlandse Regel'ing wel gevolg moest 'geven, wilde ze niet direct een internationale actie tegen zich ontketend zien, zelfs al zou die actie dan niet algemeen zijn en voor een belangrijk gedeelte bestaan uit daden van de internationale vakbeweging, die in deze hele aangelegenheid anti-koloniaal reageert, iets waaruit ook de houding van het N.V.V. te verklaren valt, dat critisch tegenover de Nederlandse Regering bleef staan, toen de P.v.d.A. zich als loyale regeringspartij gedroeg.

Terwijl de zaak in de Veiligheidsraad aan de orde was, en een meer omvattende uitspraak het onderwerp was van debatten, waaraan Van Kleffens en Sjahrir deelnamen, en waarbij de Nederlandse vazal-staten Oost-Indonesië en Borneo werden afgewezen, zodat het essentiële verschil tussen de Republiek en de Malino-gebieden duidelijk uit- gesproken werd, moest het Nederlandse volk, en moesten de Neder- landse politieke partijen, deze nieuwe toestand verwerken, en kiezen tussen een dolzinnig uitdagen van de wereld en een erkenning van het feit, dat wij de Indonesische zaak niet kunnen regelen naar eigen welbehagen doch uitsluitend binnen de grenzen .ons door de wereld gesteld.

Dat de Gerbrandy's en Schoutens, opgehitst door dé koloniale maat- schappij in Batavia, en zelf die maatschappij weer ophitsend, het "ons is niets te dol" in hun wapen schreven ligt voor de hand, maar dat een man als professIOr Romme, die de reputatie heeft een scherpzinnig en soepel politicus te zijn, de KVP naar het impossibilisme dreef, en dat de Katholieke ministers eveneens het schip van staat een reprise van de slag in de Javazee Wilden laten geven, dat openhaart een politieke domheid, die doet huiveren voor de toekomst van ons land. De socialistische ministers konden deze politiek van dorps-Van Speyks natuurlijk niet aanvaarden, en in die toestand, waarbij het bestaan van het ministerie Beel uiterst wankel was, waren we, toen het buiten- gewoon congres van de P.v.d.A. op 15 en 16 Aug. gehouden werd.

>I< >I<

'"

Misschien zijn er in het verleden' congressen geweest die politiek maakten; in onze periode registreren ze op zijn hoogst een situatie, en

290

,

(19)

geven aanWIJzmgen die vaak alweer achterhaald zijn nog voor de afgevaardigden van hun vermoeienissen zijn uitgerust.

Zo ziet de schrijver van dit artikel het tenminste, die niet behoorde tot degenen, die· op dit congres hadden aangedrongen, omdat hij te zeeL doordrongen is van de invloed van de partij-managers en van de macht van het partij-apparaat, om te verwachten dat zo'n congres zou afwijken van wat men in de top van de partij dacht en deed.

Zo gezien was het congres een meevaller. Dat de politiek van de partij- leiding werd aangevallen lag voor de hand. Dat meer oppositionelen spraken dan aanhangers van de leiding, behoort ook tot de normale gang van zaken. Dat die aanhangers van de regeringspolitiek zo weinig bijval kregen was opvallend. Dat er voor die regeringspolitiek inzake Indonesië geen spoor van geestdrift was, moest opvallender geacht worden. Dat een redevoering, gehouden door iemand, die voor de gewone afgevaardigden het wezen van de partij verpersoonlijkt, en waarvan de conclusies voor de toekomstige politiek, zoals nadrukkelijk betoogd werd, volkomen samenvielen met die van de "oppositie", dat die rede een ovatie kreeg, van een congres dat uiterst karig was met bijval, dat was wellicht het opvallendst.

Bij een dergelijke stemming kon er geen sprake zijn van een nadrukke- lijke goedkeuring van de politiek van 20 Juli, en moest er een resolutie komen, die in zeer voorzichtige en niet al te duidelijke bewoordingen, zoal niet wees naar een radicale politiek voor de toekomst, dan toch zeer stellrig de politiek van de opmars naar Djocja en de oorlog met de UNO afwees. Dat over de interpretatie dier resolutie direct weer wrijving is ontstaan valt zeer te betreuren, omdat het m.i. wijst op een niet willen erkennen dat de "bezwaarden" meer in de partij betekenen ' dan de leiding vermoed had dat ze zouden betekenen.

Overigens, voor zover men behoefte heeft aan een dergelijke mede- deling, de eenheid van de partij is geen ogenblik in gevaar geweest, want de leidmgerkende dat de gevoerde politiek zeer grote weer- standen kon oproepen, en de bezwaarden zagen in, dat hun optreden slechts politieke zit). kan krijgen, als de partij van de juistheid ervan overtuigd wordt. Dat we misschien binnen enige dagen buiten de regering zouden staan, en gemeenschappelijk de strijd tegen een gevaarlijke politiek zouden moeten voeren, maakte de eenheid tot iets vanzelfsprekends.

Na het congres is dan de kwestie van het al of niet ingaan tegen de wil van de wereld, aan de orde geweest, en de verenigde voorstanders van de mars naar Djocja, in "Indië" en hier, hebben duidelijk kunnen meIiken dat de socialisten niet denken aan een actie, die ons alleen op en tegen de wereld Iaat staan. Hoezeer men ook betoogde dat de toestand weer "onhoudbaar" was en dat we dus niet op een beslissing van de Veiligheidsraad konden wachten, de socialiJSten hebben door- gezet dat er o;p die uitspraak gewacht werd.

Die uitspraak is gekomen, ze bevat een onderzoek door de consuls in Batavia, dat allicht enige weken tijd zal vorderen. Ze bevat bovendien 291

(20)

de instelling van een commissie voor ggede diensten, waarin de Neder- landse regering door België, de Republiek door Australië, vertegenwoor- digd zal zijn, en een derde land door die twee aangewezen zal worden.

Zolang die commissie werkt, kan er geen sprake zijn van een eenzijdig Nederlands optreden. Dat zal het Kabinet, en dat zal ook de heer Romme dienen te begrijpen. Als de toestand ginds "onhoudbaar" is, moet men de consuls en die commissie hiervan overtuigen, maar, welke formulering voor het redden van het gezicht van de opmars-kampioenen men ook moge bedenken, in feite staat het zo, dat we alleen met internationale machtiging tot "daden" kunnen overgaan.

Doch dit alles brengt ons niet uit de rampzalige situatie. We kunnen niet volstaan met Van Mook, als hij hier komt om de opmars te bepleiten, duidelijk te maken dat dit niet aan de orde is en dat hij geen volmacht in die richting krijgt. Want dit is niet méér dan een negatieve politiek. De situátie eist een positieve.

Ze eist'dat we opnieuw met de Republiek aan één tafel komen te zitten.

Maar ze eist óók de erkenning dat dit niet meer kan zonder hulp van de internationaliteit. Ze eist óók het besef dat alle regelingen die in de toekomst nodig zijn, alleen door het actief deelnemen van die inter- nationaliteit kunnen worden toegepast. Dat geldt de Republiek, die een werkelijke regeermacht nodig heeft tegen haar enragés, en die dit niet tot stand kan brengen uit eigen kracht, die het niet wil en kan uitsluitend met Nederlandse hulp, maar die het kan doen en moet doen met internationale hulp. Het geldt ook voor de Nederlanders, die het herstel van de Republiek, de demilitarisatie der thans bezette gebieden; het inschakelen in de Verenigde Staten van Indonesië van de Bataviase en andere bruggehoofden, het tot stand brengen van die souvereine Verenigde Staten, alleen zullen kunnen bereiken met internationale hulp, en met erkenning dat het laatste woord niet meer bij Nederland berust maar bij de internationaliteit.

,

.

Dat is een bittere pil, voor àl die Nederlanders, die Malinosatie en neo-kolonialisme nastreefden. En die bittere pil kan slechts worden geslikt door een bittere strijd te voeren tegen de koloniale samenleving in Indië en tegen de reactionnairen, chauvinisten en provincialen in Nederland.

Of de Regeringsverklaring op voldoende wijze in die richting zal gaan, waag ik te betwijfelen. We zijn totdusver altijd te fangzaam en te laat

gewee~t; we zullen het ook. ditmaal wel zijn. Wat betekent, dat van socialistische kant verdere druk in de progressieve richting moet worden uitgeoefend. En sterkere druk, want we kunnen niet doorgaan met te laat te blijven komen.

Loyale samenwerking van de progressieve IndonesiëTs onder Sjahrir c.s.

met de progressieve Nederlanders in Den Haag en Batavia, en met hulp van de intemationalitèit, kàn tot een oplossing voeren, en, erkennend het feit, dat de tijd van onze politieke macht over Indonesië voorbij is, tot regelingen komen, die ons op economisch en cultureel gebied méér kunnen geven dan we ooit in het verleden gehad hebben.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

bij toepassing van arbeidsbesparende bouwmethoden en de belofte van con- tinuïteit voor het bouwbedrijf kon een belangrijk deel van de onbenutte bouw- capaciteit

Daar worden de eerste ideeën en aanzetten verder toegelicht en kunnen we gezamenlijk onze mening vormen over in ieder geval de inhoudelijke thema's van de strategische agenda,

• de overzichten van de bijdrage van in totaal €4.500 of meer die de partij in het kalendeijaar van één gever heeft ontvangen, met daarbij de gegevens die op grond van artikel

Een jongere heeft een sollicitatiegesprek voor een baan in de bouw, maar hij denkt niet dat hij het gaat volhouden om elke dag om zeven uur ’s ochtends te beginnen: ‘Ik ga al

Dezelfde 14 decentrale OV-autohteiten en het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat werken ook samen in het samenwerkingsverband Nationale Data Openbaar

In onze klas zijn er een aantal leer- lingen die normaal gesproken worden uitgesloten van gemeenschappelijke

Zijn de concurrentievoorwaarden (en/of de voor marktafbakening relevante factoren zoals technologische ontwikkelingen) voor gespreksafgifte op vaste of mobiele netwerken

Op logistiek niveau is de structuur van de organisatie voor verbetering vatbaar. Op dit moment werken de afdelingen te afzonderlijk, terwijl de meeste activiteiten nauw met