• No results found

Deel II: 1968-1978 Verdeeldheid over de Europese partij

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Deel II: 1968-1978 Verdeeldheid over de Europese partij"

Copied!
9
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Deel II: 1968-1978

(2)
(3)

In zijn openingsrede op de partijraad van eind november 1969 in Tilburg be-pleitte kvp-voorzitter A.P.J.M.M. van der Stee de oprichting van een ‘Europe-se Christen-Democratische Partij’. In een resolutie werd vervolgens het partij-bestuur opgeroepen zich hiervoor in te spannen, waarbij in de uiteindelijke formu lering werd toegevoegd dat deze op te richten europartij wel progressief diende te zijn.1Hiermee bevond de kvp zich in het gezelschap van de Belgische cvp, die op haar partijcongres van april 1969 al een soortgelijke verklaring voor de oprichting van een progressieve Europese partij had aangenomen.2Niet alle christen-democraten waren meteen gewonnen voor het idee van een Europese christen-democratische partij. Zo heerste er op de conventsvergadering van de arp in november een wantrouwende stemming aangaande een cdu op Euro-pees niveau – want daar zou het naar de mening van de meeste mannenbroeders toch op uitdraaien. Het vooruitzicht van samenwerking in een grote, door ka-tholieken gedomineerde partij, deed aloude sentimenten van antipapistische aard opleven.3

De oproep van Van der Stee hing samen met het verbeterde klimaat in Euro-pa waar het ging om de reanimatie van het Europese integratieproces. Deze ver-beterde omstandigheden waren in belangrijke mate het gevolg van het aftreden van De Gaulle. In april 1969 had de Franse president een nederlaag geleden bij het referendum over een grondwetsherziening, waaruit hij zijn conclusies had getrokken. Zijn opvolger Georges Pompidou toonde zich inschikkelijker ten aanzien van ‘Europa’. Op de topconferentie van 1 december 1969, gehouden in de Haagse Ridderzaal, wisten de Europese regeringsleiders het vastgelopen schip van de integratie mede daardoor weer enigszins vlot te trekken. Het luidde een nieuwe fase voor het Europees integratieproces in, ook voor luidde trans -nationale partijensamenwerking.4Hoewel er in Den Haag geen vordering werd gemaakt met de democratisering van de Europese Gemeenschap (eg), leidde het gegroeide euro-optimisme al snel weer tot pleidooien voor een direct geko-zen Europees Parlement waarvan tegelijk de (budgettaire) bevoegdheden uit-gebreid moesten worden. Tegen deze achtergrond is het dan ook niet vreemd, dat er begin jaren zeventig gesproken werd over de vorming van Europese po-litieke partijen en dat de interesse van de nationale partijen voor het Europees Parlement en de transnationale partijensamenwerking toenam.

(4)

Toen de kvp-leiders Van der Stee en Schmelzer voorjaar 1970 Rome bezoch-ten, werd met de Italiaanse geestverwanten over de kwestie van de partijvor-ming gesproken. Rumor bepleitte in deze voorzichtigheid: een dergelijke partij zou er naar zijn mening niet anders dan in stappen kunnen komen.5Het aantal voorstanders van de vorming van een Europese politieke partij nam hoe dan ook snel toe. De uit de csu afkomstige Hans August Lücker, sinds maart 1969 voorzitter van de christen-democratische fractie in het Europees Parlement, was een van de pleitbezorgers voor snelle actie. Onder zijn leiding verbeterde de relatie tussen de fractie en de eucd, die tot dan toe nogal te wensen had over-gelaten, sterk.6

Op 27 april 1970 werd in Brussel onder leiding van Lücker en Rumor door de verschillende fractie- en partijvoorzitters van de christen-democratische partijen in de eg-landen gesproken over ontwikkelingen met betrekking tot de Europese integratie. In aanwezigheid van onder andere een Nederlandse delegatie bestaan-de uit bestaan-de europarlementariërs C. Boertien en Westerterp, bestaan-de fractievoorzitters B.W. Biesheuvel en Schmelzer en Equipesecretaris Kleisterlee werd aangedron-gen op verdere democratisering van de Gemeenschap. Om hier als christen-democratische partijen adequaat op te kunnen inspelen werd gepleit voor een be-ter contact tussen de Europese fractie, de eucd en de nationale partijen en hun parlementaire fracties. Met het oog hierop werd de ‘Permanente Conferentie (cd) van de Zes’ ingesteld, die als contactorgaan zou gaan dienen tussen de christen-democratische partijen van de eg-landen, hun parlementaire fracties en de Euro-pese fractie.7Hiermee was tevens het gremium gecreëerd, waar enkele jaren later de vorming van een Europese partij voorbereid zou worden.

Tijdens de studieconferentie van de Equipe te Scheveningen in juni 1970 was het Westerterp, behalve Tweede-Kamerlid ook europarlementariër, die opriep tot de formatie van een Europese christen-democratische partij met het oog op de ook door hem gewenste directe verkiezing van het Europees Parlement. In de Tweede Kamer had hij twee weken eerder een voorstel gedaan om de natio-nale afvaardigingen naar het Europees Parlement direct te kiezen. In feite, zo hield hij de in de Zuid-Hollandse badplaats verzamelde christen-democraten voor, hadden al in 1952 (bij de eerste zitting van de Gemeenschappelijke Verga-dering van de egks) Europese partijen geformeerd moeten worden. Alleen via dergelijke partijen zouden de burgers werkelijk kunnen participeren in de Europese besluitvorming. Ook waren zij, zoals dat ook nationaal het geval was, nodig om geschikte kandidaten voor de Europese volksvertegenwoordiging te kunnen selecteren. Via deze partijen zouden de burgers hun Europese volks-vertegenwoordigers ook weer ter verantwoording kunnen roepen. Westerterp voorzag de oprichting van vijf Europese partijen: een socialistische, een libera-le, een christen-democratische, een communistische en een conservatieve. Van de laatste zouden ook de Franse gaullisten deel moeten uitmaken. De christen-democratische partij diende ook voor Westerterp vooruitstrevend te zijn. Aan-toonbare progressiviteit moest zelfs een van de belangrijkste toelatingscriteria te zijn voor belangstellende nationale partijen.

(5)

csu. Hij achtte het dan ook van belang dat de discussie over de grondslag van de Europese partij vooraf zou gaan aan haar oprichting. Naar zijn mening was de ideologische ‘bloedarmoede’, zoals die door de Nederlanders bij de cdu werd vastgesteld, juist te wijten aan het gegeven, dat zij in 1949 zonder deze voorafgaande reflectie was opgericht, met als gevolg ‘dat men eigenlijk aan het naderhand vormen van wat men noemt een ideologie nooit meer is toegeko-men’. Dat zou op Europees niveau voorkomen moeten worden. Hahn waar-schuwde voor de problemen die het opstellen van een gemeenschappelijk poli-tiek program voor een Europese partij nog met zich mee kon brengen. Immers, ook ten aanzien van het confessionele karakter waren er onder de eucd-partij-en grote verschilleucd-partij-en.8

Westerterps pleidooi voor een partijenfederatie in eg-verband kreeg geen grote weerklank. Al snel werd duidelijk dat niet iedereen hetzelfde dacht over het wenselijke karakter van een dergelijke federatie. Dat bleek Westerterp toen hij bijna een jaar later tijdens een studiebijeenkomst van de Europese christen-democratische fractie zijn pleidooi voor een ‘werkelijke uniforme vooruitstre-vende christen-democratische partij’ herhaalde. Het Duitse fractielid Walter Löhr maakte op deze bijeenkomst duidelijk een ‘volkspartij uit het midden’ te prefereren.9

De scheiding der geesten was minder duidelijk zichtbaar in het Europees Parlement, waar door de christen-democraten doorgaans op pragmatische wij-ze onderling overeenstemming gevonden werd. De Oostenrijker Stirnemann heeft later vastgesteld, dat de cohesie binnen de christen-democratische fractie tijdens de jaren zeventig sterk groeide. Vanzelfsprekend bestonden er bepaalde ‘Gegensätze zwischen lateinischen und germanischen Abgeordneten und einem von der linken bis zur rechten Mitte gehenden politischen Spektrum’, maar de afstand die er bijvoorbeeld later zou bestaan tussen de Duitse en Brit-se sociaal-democraten kwam niet voor.10 Met name de toetreding van de Labour-afgevaardigden in juli 1975 verminderde de eensgezindheid van de so-cialistische fractie, die tot dan toe als ‘the most cohesive of the party groups’ werd gezien. Het was vooral de gemeenschappelijke voorkeur voor een verder-gaande Europese samenwerking die het cement voor de christen-democratische groep vormde, eerder dan de toch wat vage christen-democratische ideologie, zo menen de Britse politicologen Pridham en Pridham. De fractie werd vooral beheerst door een ‘spirit of compromise’, waarbij ook geen plaats was voor dis-cussie over de confessionele grondslag. De Pridhams schrijven dit onder meer toe aan de dominantie van de Italiaanse en Duitse partijen, die zich kenmerkten door een voorkeur voor politiek pragmatisme.11De cohesie gaf de betrokkenen reden tot enig optimisme over de kansen van slagen voor een Europese chris-ten-democratische partij. De inbreng vanuit de eucd, waar het pragmatisme duidelijk minder aanwezig was, zou voor een sterk tegenwicht zorgen.

Dat die Europese partij op haar best een federatief karakter zou krijgen, stond al snel vast. Tijdens een gedachtewisseling tussen cvp en kvp over deze materie in februari 1971 pleitten beide partijen voor toepassing van het katho-lieke subsidiariteitsbeginsel. Dat wilde zeggen dat de nationale partijen hun auto nomie ook organisatorisch zouden behouden. De nieuw op te richten

(6)

Euro pese partij diende slechts ‘die zaken te entameren en te beslissen die alleen op Europees niveau centraal kunnen en moeten worden beslist’. Dat was, van-wege de grote verschillen van inzicht tussen de partijen, ook de enige mogelijk-heid om tot een dergelijke Europese partij te komen. Problematisch achtten de Belgen en de Nederlanders op dat moment ook het ontbreken van een christen-democratische partij in het binnen de eg uiterst belangrijke Frankrijk en de in-terne verdeeldheid in de cdu en de csu. In de prealabele besprekingen over de Europese partij zagen de Nederlanders en Belgen de hoofdrollen weggelegd voor eucd-president Rumor, Europees fractievoorzitter Lücker maar ook voor Hahn. De betrokkenheid van de laatste was gewenst om op ideologisch terrein eensgezindheid te creëren. Wel meenden zowel de Belgen als de Nederlanders dat in het overleg tussen de betrokken partijen uit de eg-landen de ‘hete hang-ijzers’ niet vermeden dienden te worden.12

Chenaux geeft de eer voor het initiatief tot de vorming van een Europese christen-democratische partij vooral aan de Belgische christen-democraten. Het was cvp-voorzitter Houben die in het voorjaar van 1971 – dus kort na het gesprek met de kvp – Rumor over deze materie aanschreef. Allereerst zou de coördinatie tussen de christen-democratische partijen binnen de zes eg-landen verbeterd en vervolgens, in het kader van een algehele democratisering van de eg, een christen-democratische partij opgericht moeten worden:

Nous voulons que l’Europe ait les organes qu’exige la démocratie politique. Les démo-crates-chrétiens doivent sur le plan supranational, remplir pleinement le rôle essentiel qui appartient aux partis politiques dans un régime de démocratie parlementaire politique. Het was voor Houben tevens duidelijk dat gestreefd moest worden naar een christen-democratische partij, en niet naar een amalgaam met andere politieke stromingen.13

Dat vonden a fortiori ook de Nederlanders. Dat de drie christen-democrati-sche partijen in Nederland in deze jaren verwikkeld waren in een heftig debat over grondslag en politieke koers van de nieuw op te richten fusiepartij op natio-naal niveau, heeft onmiskenbaar invloed uitgeoefend op hun rol en inzet op Euro pees niveau. Met name de menings- en cultuurverschillen tussen arp en kvp, vooral over de rol en interpretatie van het christelijk geloof in de politiek, dwon-gen de Nederlanders tot formulering van de uitgangspunten van de christen-demo cratie. Zij namen hiertoe ruim de tijd. Voorjaar 1967 waren vertegenwoor-digers van kvp, arp en chu bijeengekomen voor de eerste vergadering van de ‘Groep van Achttien’, waarbinnen gesproken werd over de mogelijkheden voor het gezamenlijk voeren van een christelijke politiek. De samenwerkingsvorm mocht voor de Nederlanders niet ‘afglijden naar een cdu’. Datzelfde gold voor de Europese partij: ook die moest een herkenbaar christelijk profiel hebben.14

(7)

com-munistische dreiging voor West-Duitsland veel groter dan voor de andere West-Europese landen. Het had vanaf de geboorte van de West-Duitse bonds-republiek geleid tot een harde politiek ten opzichte van het Oostblok. Ook na-dat in het najaar van 1969 de grote coalitie van christen-democraten en socialis-ten onder Kiesinger was afgelost door een socialistisch-liberale combinatie, die meteen de koers van de buitenlandse politiek wijzigde, bleef de lijn van de cdu dezelfde. Gaf de nieuwe bondskanselier Willy Brandt met zijn nieuwe Ostpoli-tik de ruimte voor ontspanning in de gespannen oost-westrelatie en voor toe-nadering tot ‘Moskou’, de christen-democraten bleven grotendeels vasthouden aan de door Adenauer ingeslagen en in de Hallstein-doctrine vastgelegde poli-tiek van ‘Westbindung’ en afwijzing van elk compromis met de communistische erfvijand in het Oosten. Later speelden ook strategische argumenten een rol: de buitenlandse politiek leek de leiding van cdu en csu het meest aangewezen onder werp om de socialistisch-liberale regering, die slechts over een kleine meerderheid in de Bondsdag beschikte, over te laten vallen. Aangezien de West-Europese zusterpartijen – niet alleen de Nederlandse – zich wèl konden vinden in de lijn-Brandt, kwamen cdu en csu in eucd-verband in het begin van de ja-ren zeventig in een lastig parket te verkeja-ren. Ook in de Europese fractie kregen de Duitse christen-democraten geen voet aan de grond. Het onderwerp ver-dween als discussiepunt in eucd-verband echter goeddeels van tafel na de rati-ficatie van de Ostverträge met de Sovjet-Unie en Polen in mei 1972, waarbij de cdu/csu-fractie zich van stemming onthield, en de toetreding van beide Duits-landen tot de Verenigde Naties in september 1973. Het thema speelde dan ook niet meer tijdens de in dit deel centraal staande totstandkoming van de Euro-pese partij.15

Ten slotte liepen de ideeën uiteen over de samenstelling van de op te richten Europese partij. In hun internationale contacten gaven de West-Duitse Uniepar-tijen er blijk van veel meer geïnteresseerd te zijn in nauwe banden met de grote Europese middenpartijen dan met kleinere geestverwante christen-democrati-sche partijen, die in een enkel geval (de Franse christen-democraten) uit het cen-trum van de macht verdwenen waren. De Europese partij hoefde voor cdu en csu dan ook niet op expliciet christen-democratische leest geschoeid te worden.

Schmelzer kreeg eind mei 1971, tijdens een bijeenkomst van christen-demo-cratische politici uit Europa en Latijns-Amerika in het Italiaanse Cernabbio, nog eens een bevestiging van zijn indruk van het christelijk gehalte van de cdu, of liever het gebrek daaraan. Hij vond dat het ‘Christelijk fundament’ van de Duitse zusterpartij vooral ten behoeve van het eigen kader gehandhaafd werd, maar dat dit, om niet te veel potentiële kiezers af te stoten, naar buiten toe zeker niet expliciet uitgedragen zou worden. Dat had, zo waarschuwde Schmelzer, tevens gevolgen voor haar inzet voor de internationale christen-democratische beweging: ‘Strikt elektoraal gezien acht men een wereldwijde Christen-Demo-kratische aktie minder urgent; voor de inzet van de eigen mensen acht men dit echter wel een heel belangrijk instrument.’ De cdubijdrage aan de interna -tionale arbeid stond dus weliswaar niet meteen op de tocht, zo vermoedde Schmel zer, maar de christelijke signatuur was toch niet meer dan een door poli -tiek opportunisme ingegeven façade.

(8)

Op dezelfde bijeenkomst in Italië kon Schmelzer ervaren dat Hahn ook in deze jaren een centrale positie innam. Naar zijn mening was de adjunct-secre-taris-generaal van de eucd en directeur van het Romeinse ‘Instituut’ uitge-groeid tot ‘een vrijwel onmisbare spil in de internationale samenwerking, zowel door de inbreng van zijn visie alsook door de wijze waarop hij, voorzien van een breed vertrouwen bij vele prominente persoonlijkheden, mensen tot elkaar brengt en adviseert’.16 Een jaar eerder had ook toenmalig Equipevoorzitter Kooijmans Hahn betiteld als de ‘heart and brains’ van de eucd.17Bij gelegen-heid van zijn vijfenzestigste verjaardag in het najaar van 1977 zou hij geroemd worden als ‘een politicus van het zuiverste christen-democratische gehalte, een man met een grote vitaliteit, een boeiend optimisme, een schat van ervaringen, grote politieke en ideologische visies en een onafgebroken toewijding’.18

(9)

106 ‘Verslag over het bezoek aan de zetel van de British Conservative Party te Londen – 17-19 april

1967’, in: archief Berghuis 362.

107 Ongetitelde vertrouwelijke notitie van K.J. Hahn over de ontwikkelingen in de eucd, 11-5-1967,

in: archief arp 3-12; Gresch, Transnationale Parteienzusammenarbeit, 90.

108 ‘Procès-verbal de la réunion du Bureau. Bruxelles, le 17 Juin 1967’, in: archief kvp 1143; notulen

da-gelijks bestuur 19-6-1967, in: archief kvp 233.

109 Voor de interne ontwikkeling van de kvp zie: Bornewasser, Katholieke Volkspartij II, deel IV, in het

bijzonder: 19-24.

110 Von der Dunk, ‘Conservatism’, 182. 111 Pridham, ‘Christian democrats’, 338-339.

Noten bij Deel II

1 Stukken partijraad kvp 28/29-11-1969 te Tilburg, in: archief kvp 105.

2 Zie de verwijzing hiernaar in stuk 887/V (‘cvp-congres, 27/28 oktober 1973’), in: archief kvp 1209.

3 Notulen partijconvent 8-11-1969, in: archief arp 95-1241.

4 Van de Meerssche, Van Jalta tot Malta, 128-131; Stammen, Political parties, 20; Pridham en Prid-ham, Transnational party co-operation, 29-30.

5 Notulen Equipe 19-3-1970, in: archief kvp 1170.

6 Hahn en Fugmann, ‘Die Europäische Christlich-Demokratische Union’, 314-315.

7 ‘Conferentie van de christen-democratische partijen en parlementaire fracties van de zes lid-staten der Europese gemeenschappen; Brussel, 27 april 1970’, in: archief arp 4-16; ‘De conferentie van de christen-democratische fracties en partijen van de Zes en de toekomst van de Gemeenschappen. Persconferentie van de heer Lücker, voorzitter van de Christen-democratische fractie van het Euro pees Parlement’, 6-5-1970, in: archief kvp 1206; Christlich-Demokratisches Panorama maart/ april 1970, 48-49; Gresch, Transnationale Parteienzusammenarbeit, 124-130.

8 Th.E. Westerterp, ‘Europese partijvorming. Inleiding, gehouden tijdens de studiedag van de Ne-derlandse Equipe d.d. 20 juni 1970’ en de letterlijke teksten van de voordrachten, in: archief kvp 1241, waarin ook enkele reacties in de Nederlandse pers zijn opgenomen; Kohler en Myrzik, ‘Transnational party links’, 197. Voor de rol van Westerterp als initiator van het wetsontwerp voor rechtstreekse verkiezing van de Nederlandse Europarlementariërs: Camphuis, ‘Voorop in een ach-terhoedegevecht’, 81-89.

9 Pridham en Pridham, ‘Transnational parties II’, 281. De bijdrage van Westerterp in ‘Beknopt ver-slag van de debatten. Studiedagen van de fractie, 5, 6 en 7 mei 1971 in Luxemburg’, mei 1971, in: ar-chief kvp 1079.

10 Stirnemann, ‘Die Internationalen’, 268-269.

11 Pridham en Pridham, ‘Transnational parties I’, 253-258; idem, Transnational party co-operation, 81

en 83.

12 C.F. Kleisterlee, ‘Kort verslag van een bespreking tussen een delegatie van de Christelijke

Volks-partij en een delegatie van de Katholieke VolksVolks-partij te Brussel op maandag 22 februari 1971’, 26-2-1971, in: archief kvp 1271.

13 Houben aan Rumor, 16-3- en 8-4-1971, geciteerd in: Chenaux, ‘Les démocrates chrétiens’, 454;

Ro-bert Houben, ‘Die Bildung einer europäischen christlich-demokratischen Partei’,

Christlich-De-mokratisches Panorama november/december 1972. Zie ook: Houben, ‘Partijvorming’.

14 Zie hiervoor vooral: De groei; Van Wissen, De christen-democratische visie, het citaat staat op 602;

voorts: Verkuil, Een positieve grondhouding; Ten Napel, ‘Een eigen weg’; Zwart, ‘Gods wil’; Kroe-ger en Stam, De rogge, 11-137.

15 Clemens, Reluctant realists; Tiggemann, CDU/CSU; Kleinmann, Geschichte der CDU, 332-338; Gresch, Transnationale Parteienzusammenarbeit, 277-278; de Nederlander 19-5-1972. Voor de op-stelling van kvp, arp en chu zie vooral: Pekelder, Nederland en de DDR, 279-282 en 331-334.

16 W.K.N. Schmelzer, ‘Notitie betreffende een bijeenkomst te Cernobbio, 24/25-5-1971 van

Europe-se en Latijns-AmerikaanEurope-se christen-democraten, o.l.v. Mariano Rumor’, in: archief kvp 171.

17 Afsluitende redevoering van Kooijmans in de transcriptie van de voordrachten op de studiedag van

de Equipe op 20-6-1970 in Scheveningen, in: archief kvp 1241.

18 Kleisterlee aan de dagelijkse besturen van kvp, arp en chu, 5-9-1977, in: archief kvp 255. 19 Hahn, Standplaats Europa, 178-214. Een zelfde oordeel geeft Bosmans, ‘Das Ringen’, 128.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Dat k o n haast niet anders, omdat steeds een beroep was gedaan op de nationale energie, op de nationale waarden en normen en glorie.. Het natio- nalisme en de anti-Duitse

Vooral voor zoogdieren en vogels, onder andere koloniebroeders zoals roeken en reiger- soorten (zie ecoprofiel 14) die hun nesten eveneens in bossen en bosjes maken, zijn

De burgers van de Lid-Staten kunnen voor hun nationale rechter een rechtstreeks beroep doen op vele bepalingen van het Europees recht, hetgeen praktisch gesproken

Zowel de vakcentrale als de partij verlegde haar koers naar het politieke midden, maar omdat deze ontwikkeling nu niet parallel verliep en beide zich onafhankelijker van

Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand,

Wanneer eveneens de administratieve lasten veroorzaakt door het heen en weer gereis tussen Brussel en Straatsburg van enerzijds de papierwinkel en anderzijds de Europarlementariërs

Waren het met name antirevolutionairen en christelijk-historischen die zich inspanden om de eucd uit te breiden met christelijke partijen uit Scandinavië, Hahn deed

'Voor de bescherming van het vertrouwen, gewekt door een niet met de wil van de verklarende partij overeen- stemmende verklaring welke ertoe strekt een gebonden- heid aan