• No results found

OPKOMST EN NEERGANG VAN HET FRANS IN NEDERLAND

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "OPKOMST EN NEERGANG VAN HET FRANS IN NEDERLAND"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

41

Levende Talen Magazine 2018|4 genoten werd bekritiseerd (en waarnaar

sommige tijdgenoten anno nu terugver- langen).

‘Komaan, vallen wij met de deur in

’t huis! – Ik ga de beschuldiging op mij laden van de Nederlandsche natie te willen verduitschen, – te “vermoffen”, zou men wellicht voor een jaar of tien gezegd hebben’, schrijft Vitringa op p. 1 van zijn betoog, eraan toevoegend dat zijn land- genoten sedert enkele jaren wat milder over Duitsland oordeelden. Hij doelde waarschijnlijk op de afloop van de Frans–

Duitse oorlog en de oprichting van het tweede Duitse keizerrijk in 1871.

Hij roemde het Pruisische school- systeem en het ontwikkelingsniveau van een brede laag van de Duitse burgerbe- volking, mede dankzij de beschikbaar- heid van een goed aanbod van popu- lairwetenschappelijke literatuur. Zo niet in Nederland. ‘De hoogere niet studee- rende klasse ten onzent heeft weinig degelijke kennis — vele talen en vele wetenschappen in den kortst mogelijken tijd is het rampvolle streven van ons mid- delbaar onderwijs’ (p. 17-18). Daarbij is de traditie om Frans als eerste moderne vreemde taal te onderwijzen contrapro- ductief, vanwege de contrasten met het Nederlands. ‘Welke groote voordelen biedt in dit opzicht het Duitsch aan!

Weinig geheel vreemde woorden behoe- ven hier te worden aangeleerd; (…)’ (p.

30-31).

In vroeger tijden hadden relatief veel leerders van het Frans steun aan vroeg opgedane kennis van het Latijn. Maar die tijden zijn voorbij, aldus Vitringa. Latijn toevoegen aan het al overladen hbs-pro- gramma zou dwaasheid zijn, ondanks de vormende waarde van de studie van het Latijn. Vitringa betoogt:

Heeft de Fransche taal een groot vor- mend nut? Als ik van vormend nut eener taal spreek, bedoel ik het logi- sche element, dat hare vormleer en syntaxis bevatten. Het Fransch is in dit opzicht tamelijk arm. Het behoort

onder de zoogenaamde ‘afgeslepen’

talen. Immers de dochter heeft van hare moeder, het Latijn, weinig anders behouden dan de klanken. De rijke buigingsvormen en de bij uitstek lo- gische syntaxis der Latijnsche taal zijn spoorloos uit het Fransch verdwenen.

(p. 31-32)

(…) de Nederlandsche jongeling leere grondig eene moderne taal, die rijk is aan buigingsvormen en een afgerond stelsel van syntaxis bezit. Het Fransch kan in dit opzicht niet in aanmerking komen. Het Engelsch nog minder. En het Nederlandsch zelf? Zwijgen wij liefst over de grootendeels zoek ge- raakte verbuigingen en vervoegingen, zonder welke eene logische syntaxis onmogelijk is en waarvan bovendien de overblijfselen zelfs in de beschaafde spreektaal zoo grof mogelijk in ’t aan- gezicht worden geslagen. Het Duitsch is de eenige taal, die met grond kan worden aanbevolen om iemand, die de oude talen niet beoefent, inzicht te verschaffen in het logisch samenstel en den systematischen zinnenbouw der taal en om zoodoende als practi- sche oefening in het logisch denken te dienen. (p. 33).

Het is nogal onlogisch hoe Vitringa twee argumenten combineerde: enerzijds de makkelijke toegang tot de Duitse woor- denschat en anderzijds de vormende waarde van de Duitse ‘verbuigingen en vervoegingen’. Veel leraren Duits lieten zich dat geen tweemaal zeggen en pre- senteerden de lastige Duitse grammatica als essentie van hun vak.

Onder de argumenten van het buur- talenmanifest anno 2018 schittert de vor- mende waarde van het bestuderen van de structuur van een taal door afwezig- heid. Niet dat iemand het mist. De tijden zijn veranderd. EK

Literatuur

Vitringa, A.J. (1876). Fransche school en burgerschool.

Deventer: A. ter Gunne.

recensie

De woordspeelse titel Bon ton of boring? lijkt een lichtvoetig boek aan te kondigen, en nergens wordt in deze handelsuitgave ex- pliciet gemeld dat het om een proefschrift gaat, maar dat is het wel degelijk. Op 12 ja- nuari 2018 verdedigde Marjolijn Voogel het aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam.

Zoals het in een proefschrift hoort, bevat het eerste hoofdstuk het theoretische kader met positionering in het onderwijssocio- logische veld; hier vallen vaak de namen Bourdieu, Heilbron en De Swaan. De volgen- de twee hoofdstukken schetsen de opkomst van het Frans in de Lage Landen vanaf de middeleeuwen met als hoogtepunt de acht- tiende eeuw, en de neergang vanaf de Frans- Bataafse tijd met in de negentiende eeuw een groeiende afkeer van ‘verfransing’.

Het onderwijs van het Frans en de positie van Franse publicaties in de uitgeverij wor- den telkens extra belicht. De volgende vier hoofdstukken, pièces de résistance van de studie, behandelen de positie van Frankrijk en het Frans na 1945 in Nederland, res- pectievelijk op politiek en cultureel gebied (hoofdstuk 4), in het (talen)onderwijs op beleidsniveau (hoofdstuk 5) en vanuit het perspectief van docenten (hoofdstuk 6) en in de uitgeverij (hoofdstuk 7).

De auteur windt er geen doekjes om:

het hoogtepunt van de Franse glorie is al lang voorbij, de neergang zette in vanaf de nederlaag van Napoleon, twee eeu- wen geleden. Was het Frans daarvoor nog het ‘Latijn van de moderne tijd’, daar- na verschoof het zwaartepunt naar het Nederlands, dat de nationale staat moest binden, en naar het Duits en het Engels als talen van wetenschap, handel en interna- tionale politiek. Het onderwijs ijlde na en handhaafde nog lang het Frans in de kop- positie, maar de afkalving begon ook daar

Verzameling (mozaïek) van koppen van Duitse (Pruisische) militairen ten tijde van de Frans–Duitse oorlog, ca.1870. Fotograaf: Frantz. Collectie Rijksmuseum Amsterdam

OPKOMST EN NEERGANG VAN HET FRANS IN

NEDERLAND

(2)

42

Levende Talen Magazine 2018|4 al lang geleden. Markant moment was

de afschaffing van kennis van het Frans als toelatingseis voor de hbs in 1919 – in zekere zin het startpunt van het activisme voor het schoolvak Frans.

Brengt Voogel dat honderdjarige acti- visme de doodssteek toe door haar koele beschrijving en documentatie van het hele proces van opkomst en neergang?

Is de hegemonie van het Engels onstuit- baar en de strijd voor het schoolvak Frans een verloren zaak? In haar slothoofdstuk

‘Conclusie: Frans in Nederland, cool of passé?’ houdt de auteur zich op de vlak- te. Ze wijst op het schoolvak Duits, dat net als Frans onder de dominantie van het Engels te lijden heeft, maar ‘in min- dere mate en op een heel andere wijze dan het Frans’ (p. 212). Naast de diverse studies over de Nederlands–Duitse ver- houdingen beveelt ze nader onderzoek naar de positie van de Duitse taal aan.

Terwijl de hegemonie van het Engels zich versterkt, klinken ook tegengelui- den, die doen denken aan de door Voogel beschreven afkeerreacties tegen de ‘ver- fransing’ in de negentiende eeuw. Maar zij zet vraagtekens bij campagnes die het Frans willen promoten als een wereldtaal die zich kan meten met het Engels. Ook is de tijd voorbij dat Frans gepositioneerd kon worden als taal ‘des gens cultivés’ (p.

213). Hoe het schoolvak Frans het best te bevorderen is, heeft ze niet als onder- zoeksvraag gekozen. Het is dus aan de lezer om ter beantwoording van die vraag te kiezen uit de aanknopingspunten die Voogels studie wel degelijk biedt.

Toegankelijkheid

Daarom is het jammer dat de auteur het een breder, niet-academisch lezers- publiek niet op alle punten makkelijk maakt. Weliswaar hanteert ze een lees- bare schrijfstijl, maar zeer lezersonvrien- delijk is het uitbundig gebruik van eind- noten, statussymbool van academische schrijvers. De lezer die bezig is met de hoofdtekst weet niet of de noot alleen verwijst naar een vindplaats of naar een

belangrijke of interessante toevoeging of uitweiding, en moet telkens het lees- proces onderbreken – of op een later mo- ment de eindnoten scannen. Die beslaan in totaal 72 klein gedrukte pagina’s als vergaarbak voor de afgesneden rafel- randjes van de hoofdtekst.

Voogel gebruikt ook bronverwijzin- gen tussen haakjes in de lopende tekst – een goed alternatief omdat ze het leesproces weinig storen, maar wat is de zin ervan als er geen paginanum- mer vermeld wordt? De oorspronkelijke functie is controleerbaarheid: de auteur zuigt een bewering niet uit haar of zijn duim, ziehier waar welke andere auteur dit vastgesteld of geponeerd heeft. Maar controleren of de parafrase of interpre- tatie klopt, is zonder paginanummer meestal onbegonnen werk.

Bronverwijzingen zonder pagina- nummer kunnen verleiden tot onzorg- vuldigheid. Voorbeeld op p. 127: ‘De invoering van de examens nieuwe stijl na de Mammoetwet zou het pleit hebben

beslecht van de grammatica-vertaalme- thode ten gunste van de communicatieve methode van taal leren (Hulshof et al., 2015).’ Dat de door Voogel geformuleerde bewering ergens op de 468 pagina’s van de genoemde publicatie te vinden is, zou ik waarschijnlijk als feit accepteren als ik niet toevallig medeauteur van dat boek was en, nog toevalliger, schrijver van de tekstdelen over het vreemdetalenonderwijs voor en na de Mammoetwet. Ik citeer uit mijn eigen tekst: ‘Het effect van de nieuwe examenprogramma’s [van 1970] op de onderwijspraktijk liep eveneens uiteen.

Conservatief ingestelde diehards onder de docenten konden op vrijwel dezelfde voet doorgaan met een eenzijdig op schriftelijk taalgebruik gericht vreemdetalenonder- wijs volgens de grammatica-vertaalme- thode’ (Hulshof, Kwakernaak & Wilhelm, 2015, p. 379). Verder meen ik in het betreffende hoofdstuk duidelijk beschre- ven te hebben hoe de Mammoetwet het Nederlandse vreemdetalenonderwijs wel in beweging bracht, maar hoe dat leidde tot een audiolinguale periode, die pas in de loop van de jaren tachtig afgelost werd door de communicatieve aanpak.

Gelukkig kloppen de meeste andere verwijzingen naar mij bekend werk beter.

Jammer van kleine onnauwkeurigheden zoals de schrijfwijze van de achternaam van de onderwijsminister van 1939–1945, Gerrit Bolkestein, grootvader van Frits, die ook niet ‘Bolkenstein’ heet.

Maar het loont zeker de moeite om dit boek te raadplegen als rijke bron van informatie over de geschiedenis van het schoolvak Frans en de positie van Franstalige publicaties in de uitgeverij, tegen de achtergrond van de politie- ke en culturele rol van Frankrijk in de Nederlandse perceptie. Een welkome bij- drage aan de beschrijving van de eigen- tijdse onderwijsgeschiedenis. EK

Literatuur

Hulshof, H., Kwakernaak, E., & Wilhelm, F. (2015).

Geschiedenis van het talenonderwijs in Nederland:

Onderwijs in de moderne talen van 1500 tot heden.

Groningen: Passage.

Marjolijn Voogel. (2018). Bon ton of boring? De ontwikkeling van het Frans in onderwijs en uitgeverij in Ne- derland. Amsterdam: Amsterdam University Press. Isbn 978 90 8555 115 7, € 24,99, 314 blz.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

2 Voor het antwoord op een vraag worden door de examinator en door de gecommitteerde scorepunten toegekend, in overeenstemming met het beoordelingsmodel.. Scorepunten zijn

Aangezien je graag je spreekvaardigheid Frans wilt verbeteren en je erg houdt van zingen, ben je van plan om deze zomer een zangcursus in Frankrijk te volgen.. Je hebt op internet

Vino el jefe y me dijo en un tono despectivo y humillante que no tienen personal para eso y que me traería papel para que yo lo hiciera. Decía que él “no estaba

Dit komt omdat de moeder altijd de verzorgende figuur in de ogen van het kind is, maar de vader mag dit ook zijn, ondanks de wat slappe mentaliteit van sommige mannen die vinden

Voor het gehele examen, bestaande uit de onderdelen Leesvaardigheid en Schrijfvaardigheid, heb je 150 minuten, waarbij moet worden opgemerkt dat bij het ontwerpen

Ed van den Akker (gemeente Emmen) uitgewerkt worden zodat de drie studenten van de Hanzehogeschool (Tanja van der Luit, André Biemold en Eddy Posthumus) en 1 student van Stenden

Thus during the Lagrangian correlation time λ−1 of turbulent velocity gradients in the fluid particle’s frame the phoretic particle deviates from the fluid particle by a distance

The Supplier provides services for the Hospital, as described in the Basic Agreement, these services entail the processing of personal data and the parties, through this Addendum,