• No results found

Maatschappijleer vmbo GL-TL

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Maatschappijleer vmbo GL-TL"

Copied!
15
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Oefenexamen Staatsexamen VMBO GL/TL

2018

Nederl

Maatschappijleer 1 (gemeenschappelijk deel)

Tijdvak 1 Dinsdag 8 mei 13.30 – 15.00 uur

College-examen schriftelijk

(2)

1p 1 Is elk probleem een maatschappelijk probleem? Vul de volgende zin aan.

We spreken van een maatschappelijk probleem, wanneer …………

A alleen jijzelf en je familie ermee te maken hebben.

B veel mensen ermee te maken hebben.

C de overheid er niets aan kan doen.

D iedereen het eens is over de oplossing.

2p 2 Zeg van onderstaande zinnen of het persoonlijke of maatschappelijke problemen zijn. Antwoord met de letter P of M.

a De scooter van Wesley is gestolen.

b In de binnenstad van Amersfoort zijn het afgelopen jaar veel scooters gestolen. c In de provincie Groningen zijn in een groot aantal huizen scheuren ontstaan door

aardbevingen, ten gevolge van de gaswinning.

d Een Nederlandse skiër is in Oostenrijk omgekomen door een lawine.

1p 3 Welke omschrijving past het beste bij het begrip ‘socialisatie’?

A Het proces waarbij iemand alleen onbewust, de waarden, normen en andere cultuurkenmerken van zijn groep krijgt aangeleerd.

B Het proces waarbij iemand, bewust en onbewust, de waarden, normen en andere cultuurkenmerken van zijn groep krijgt aangeleerd.

C Het proces waarbij iemand, bewust en onbewust, de waarden, normen, maar geen cultuurkenmerken van zijn groep krijgt aangeleerd.

D Het proces waarbij iemand nooit onbewust, de waarden, normen en andere cultuurkenmerken van zijn groep krijgt aangeleerd.

Tekst 1

Uit: De Volkskrant, woensdag 24 augustus 2016. * Vlegels is een ouderwetse naam voor jongeren. 1p 4 Gebruik tekst 1.

Een aantal onderwerpen in dit artikel gaan over typisch Nederlandse dingen. Dit zijn allemaal kenmerken van de Nederlandse ……….. Welk woord moet er op het stippellijntje?

A cultuur.

B monocultuur.

C subcultuur.

D tegencultuur.

Grijze horden

Alleen ‘De gulden terug!’ ontbreekt nog, iedereen in het ziekenfonds, de AOW weer naar 65, gratis een lieve verzorgende aan je bed. Op straat praten mensen weer ge-woon Nederlands en in elke wijk banjert een oom agent die de vlegels* vriendelijk maar streng in de gaten houdt. Een knus en fatsoenlijk Nederland, waar jongeren in de tram opstaan voor ouderen. Rampen kunnen ons overvallen, dat houd je niet tegen, maar de staat zal ons opvangen op een zacht verend kussen. Wie wil dat niet?

(3)

1p 5 De manier waarop jongeren elkaar op school begroeten, bijvoorbeeld door een ‘boks’, is

een voorbeeld van ………

Welk woord moet er op het stippellijntje?

A een afwijkend gedrag.

B een groepsnorm.

C een fatsoensnorm.

D een waarde.

1p 6 Een voorbeeld van een waarde is:

A gastvrijheid. B groeten. C rechts houden. D een hand geven.

Tekst 2

Uit: Leeuwarder Courant donderdag 20 oktober 2017.

1p 7 Gebruik tekst 2.

Welk voorbeeld van een waarde is er in de tekst te vinden?

A Gevolgen

B Veiligheid

C Waterpeil

D Er is geen voorbeeld van een waarde in de tekst te vinden.

1p 8 Uit welk waarde komt de norm ‘Je mag niet liegen’ voort? A Eerlijkheid

B Gastvrijheid

C Gelijkheid

D Minderwaardigheid

Natuurbelang boven veiligheid

De natuurorganisaties, gesteund door de provincies Friesland en Groningen, willen een proef doen om twee jaar achtereen het waterpeil in het Lauwersmeer in het vroege voorjaar gedurende zes weken 40 centimeter te verhogen.

Provincies en natuurorganisaties hebben echter geen oog voor de gevolgen van deze proef voor burgers en de bedrijven en stellen het natuurbelang centraal. De kennis en taken rond het waterbeheer liggen voor het Lauwersmeer bij het waterschap Noorderzijlvest en de mensen daar zijn ook verantwoordelijk voor het verstandig beheer van water.

(4)

2p 9 Aangeboren of aangeleerd.

Gaan de onderstaande stellingen over aangeboren of aangeleerde verschijnselen? Antwoord ‘aangeboren’ of ‘aangeleerd’.

a Je komt een vreemde tegen.

Je stelt je aan hem/haar voor.

b Je favoriete voetbalclub maakt een doelpunt.

Je juicht.

c De meeste inwoners van Italië hebben donker haar. d Je ziet een lichtflits.

In een reflex knipper je met je ogen.

1p 10 Welke omschrijving past bij het begrip ‘identificatie’?

A Het vergroten van gevoelens van eigenwaarde door gelijkstelling met een persoon waar je tegenop kijkt.

B Het vergroten van gevoelens van eigenwaarde door het nadoen van een persoon waar je tegenop kijkt.

C Het vergroten van gevoelens van eigenwaarde door je identiteitsbewijs te laten zien.

D Geen van de antwoorden is juist.

1p 11 Kinderen zien thuis hun ouders bezig, bijvoorbeeld: klusjes in huis doen, de auto

wassen, de vaatwasser uithalen, enz. Kinderen leren door hun ouders na te doen. Hoe noemen wij dit verschijnsel?

A Imitatie

B Dwanghandelingen

C Associatie

D Geen van de antwoorden is juist.

1p 12 Wat is de juiste omschrijving van het begrip ‘subcultuur’?

A Cultuur die de meeste invloed heeft op de samenleving, vaak van de meerderheid van de bevolking.

B Cultuur die totaal afwijkt van de cultuur van de meerderheid van de bevolking.

C Cultuur die in bepaalde opzichten afwijkt van de overheersende cultuur.

D Cultuur van andere volken.

2p 13 Zijn de volgende beweringen juist of onjuist?

Antwoord met juist of onjuist.

a Een krant is geen cultuuruiting van een land.

b De cultuur van een land valt onder andere af te lezen aan de muziek. c Hiphoppers vormen een subcultuur.

d Jongerenculturen zijn een soort dominante cultuur.

2p 14 Zijn de volgende beweringen juist of onjuist?

Antwoord met juist of onjuist.

a Op school vindt nooit selectie op niveau plaats.

b Op school vindt overdracht van normen en waarden plaats. c Onderwijs is niet belangrijk voor de ontwikkeling van kinderen. d Op school vindt bijna geen cultuuroverdracht plaats.

(5)

1p 15 Als kinderen een beroemde sporter imiteren, dan:

A hebben de kinderen bepaald gedrag geleerd van de sporter.

B worden ze niet door de sporter beïnvloed.

C is de sociale ongelijkheid compleet.

D is de tv-uitzending geslaagd.

Tekst 3

Uit: Algemeen Dagblad 30 maart 2017 1p 16 Gebruik tekst 3.

In de tekst zie je een voorbeeld van ……….

A maatregelen die zijn bedoeld om leerlingen bewust te maken van het nut van een agenda, een etui en een passer.

B maatregelen die zijn bedoeld ter bevordering van de kantoorboekhandel.

C maatregelen die zijn bedoeld voor het verbeteren van de positie van zwakke groepen in de samenleving.

D maatregelen doe zijn bedoeld voor het verbeteren van de inhoud van schooltassen.

Gevulde schooltassen voor Stichting Leergeld

AMERSFOORT/NIJKERK Stichting Leergeld Amersfoort, die kinderen op

de armoedegrens ondersteunt bij schoolkosten, begint een sponsorproject voor gevulde schooltassen.

Samen met kantoorartikelenleverancier Office1 wil Stichting Leergeld komend schooljaar brugklassers helpen aan een schooltas met schoolspullen. Van agenda tot etui en van passer tot liniaal.

(6)

Tekst 4

Uit: de Volkskrant vrijdag 30 september 2016. 1p 17 Gebruik tekst 4.

Welke stelling(en) is/zijn juist?

Stelling I: De loonkloof uit de tekst zal de sociale verschillen vergroten. Stelling II: De loonkloof uit de tekst zal de sociale verschillen verkleinen.

A Stelling I is juist, stelling II is onjuist.

B Stelling I is onjuist, stelling II is juist.

C Stelling I en II zijn beide juist.

D Stelling I en II zijn beide onjuist.

2p 18 Zijn de volgende beweringen juist of onjuist?

Antwoord met juist of onjuist.

a Tot de hoogste laag op de maatschappelijke ladder behoren directeuren van

grote bedrijven.

b Het milieu waar iemand vandaan komt heeft invloed op sociale ongelijkheid. c Etnische afkomst heeft geen invloed op je positie op de maatschappelijke ladder. d Door het halen van diploma’s verhoog je je kans om te stijgen op de

maatschappelijke ladder.

1p 19 Welke omschrijving past bij het begrip ‘sociale mobiliteit’? A Het alleen kunnen dalen op de maatschappelijke ladder.

B Het alleen kunnen stijgen op de maatschappelijke ladder.

C Het kunnen stijgen of dalen op de maatschappelijke ladder.

D Het, op je scooter, naar je vrienden kunnen gaan.

1p 20 Sommige mensen hebben een hoog inkomen, omdat ze een goede baan hebben.

Andere mensen hebben een laag inkomen, omdat ze leven van een uitkering. Dit is een voorbeeld van ………. ongelijkheid.

Welk woord moet er op het stippellijntje?

A internationale

B religieuze

C politieke

D sociale

Loonkloof top en werkvloer groeit

De financiele sector kent de grootste loonkloof: de baas verdient

ruim dertien keer meer dan de gewone werknemer. Over de hele

linie groeit het verschil tussen top en werknemers.

AMSTERDAM De loonkloof in Nederland is de afgelopen jaren verder opgelopen.

In doorsnee verdiende de top in 2015 ruim zes keer zo veel als de werkvloer; te-gen bijna vijf keer een jaar eerder. In de financiele sector (met ondermeer de ban-ken) kregen de best betaalden zefs ruim dertien keer meer dan de gewone werk-nemers.

(7)

1p 21 Welke stelling(en) is/zijn juist?

Stelling I: Wanneer iemand aangenomen wordt in een hogere functie, is er sprake van sociale mobiliteit.

Stelling II: Wanneer iemand parttime werkt, heeft hij of zij geen maatschappelijke positie.

A Stelling I is juist, stelling II is onjuist.

B Stelling I is onjuist, stelling II is juist.

C Stelling I en II zijn beide juist.

D Stelling I en II zijn beide onjuist.

1p 22 Welke omschrijving past het beste bij het begrip ‘individuele’ belangen? A Belangen die alleen voor vreemdelingen gelden.

B Belangen die alleen voor één persoon gelden.

C Belangen die voor groepen personen gelden.

D Belangen die voor iedereen gelden.

1p 23 Wanneer bij een sollicitatie, bij gelijke geschiktheid, de voorkeur wordt gegeven aan een

sollicitant met een migratieachtergrond, spreken we van ……… Vul het ontbrekende woord in.

A discriminatie

B internalisatie

C positieve actie

D socialisatie

1p 24 De volgende twee stellingen gaan over het verschijnsel status.

Welke stelling(en) is/zijn juist?

Stelling l: Je status wordt mede bepaald door het werk dat je doet. Stelling II: Een lage status zegt niets over je maatschappelijke positie.

A Stelling I is juist, stelling II is onjuist.

B Stelling I is onjuist, stelling II is juist.

C Stelling I en II zijn beide juist.

D Stelling I en II zijn beide onjuist.

1p 25 Het stijgen of dalen op de maatschappelijke ladder heeft het meest te maken met:

A sociale contacten.

B sociale gelijkheid.

C socialiserende institutie.

(8)

1p 26 Wat is een actiegroep?

A Een organisatie die gericht is op belangenbehartiging. Deze organisatie zal altijd blijven bestaan, want de belangen van de groep zullen altijd behartigd moeten

worden.

B Een organisatie die erop gericht is deel te nemen aan verkiezingen. De

organisatie zal altijd blijven bestaan, want er zullen altijd mensen zijn die dezelfde idealen koesteren.

C Een samenwerkingsverband van mensen die niet lui zijn. De organisatie zal op een gegeven moment ophouden te bestaan, want in de toekomst zal iedereen actief worden.

D Een samenwerkingsverband van personen dat zich richt op een bepaald doel. De organisatie zal opgeheven worden wanneer het doel bereikt is.

2p 27 Zijn de volgende beweringen juist of onjuist?

Antwoord met juist of onjuist.

a De vereniging ‘Geen windturbines in Soest’ is voorbeeld van een actiegroep. b Het aanpakken van de problemen in de zorg is een collectief belang.

c Een bekende actiegroep is de ANWB.

d VVD, CDA en D66 zijn voorbeelden van belangenorganisaties.

Tekst 5

Uit: Algemeen Dagblad 3 april 2017. 1p 28 Gebruik tekst 5.

Welk soort organisatie is Wakker Dier?

A Een politieke partij.

B Een kerkelijke organisatie.

C Een actiegroep.

D Geen van de antwoorden is goed.

Wakker Dier in opstand tegen slacht biokoeien

AMSTERDAM Wakker dier komt met een online condoleanceregister ‘voor de

on-eerlijke dood van zesduizend biologische melkkoeien’. Daarnaast vraagt het

vandaag met een paginagrote rouwadvertentie aandacht voor het lot van biologische koeien.

Die worden volgens de stichting ten onrechte naar de slacht gebracht, als onderdeel van een vorig jaar afgesproken pakket maatregelen om de Nederlandse veestapel terug te dringen met ongeveer 160.000 koeien. Die maatregelen zijn genomen omdat de melkveesector na het verdwijnen van het melkquotum, in 2015, fors is gaan uitbreiden.

In de bewuste rouwadvertentie ‘gedenkt’ Wakker Dier zes koeien. Een van de rouw-teksten: ‘Met veel verdriet hebben we kennis genomen van de slacht van Rikie 65.’ Over Guurtje 11: ‘Zij is een van de biologische melkkoeien die letterlijk slachtoffer is van het kabinetsbeleid.’

(9)

1p 29 Wat zijn ongeschreven regels?

A Regels die alleen in de grondwet staan.

B Regels die de overheid je oplegt.

C Regels die niet formeel zijn vastgelegd.

D Regels die vastgelegd zijn in wetten.

1p 30 Welke omschrijving past bij het begrip macht?

A Iemand anders iets laten doen of verbieden, soms tegen de wil of het belang van die ander in.

B Iemand anders iets laten doen of verbieden, waarmee de ander akkoord gaat.

C Het gezag dat iemand uitstraalt, terwijl hij of zij niet in staat is een ander iets te verbieden.

D Geen van de antwoorden is juist.

1p 31 Welke omschrijving past bij het begrip gezag?

A Wanneer macht van een persoon of het leiden van een groep door anderen aanvaard wordt.

B Wanneer macht van een persoon gebaseerd is op regels en wetten.

C Wanneer macht van een persoon of het leiden van een groep door anderen niet aanvaard wordt.

D Geen van de antwoorden is juist.

1p 32 Welke omschrijving past bij het begrip informele macht? A Macht die berust op aandacht.

B Macht die berust op opvoeding.

C Macht die berust op regels en wetten.

D Macht die niet berust op regels, maar op invloed.

1p 33 Vul de zin aan.

Formele macht………

A is gebaseerd op geweld.

B is officieel vastgelegd in de wet of een reglement.

C noemen we ook wel invloed.

D wil zeggen alle normen bij elkaar.

1p 34 Welk machtsmiddel gebruiken de leden van de vakbonden FNV en CNV om

hun doel te bereiken, wanneer zij gaan staken?

A Aantal

B Kennis

C Positie

(10)

1p 36 Een oogarts adviseert een vrouw haar ogen te laten laseren. Ogen laseren kan ook

verkeerd aflopen. Toch neemt de vrouw het advies aan en besluit een operatie te laten uitvoeren. Welk machtsmiddel gebruikt de oogarts om zijn advies kracht bij te zetten?

A Aanzien

B Geld

C Geweld

D Kennis

2p 37 Zijn de volgende beweringen juist of onjuist?

Antwoord met juist of onjuist.

a Politieagenten hebben alleen informele macht.

b Kennis is geen machtsmiddel.

c Voetbaltrainers gebruiken geen machtsmiddelen.

d Leraren hebben weinig formele macht, maar wel gezag.

1p 38 Iemand een hand geven wanneer je die persoon tegenkomt is een voorbeeld van………. A een geschreven regel.

B een ongeschreven regel.

C een wettelijke regel.

D Geen van de antwoorden is juist.

Tekst 6

Naar: De Volkskrant 21 december 2016. 1p 39 Gebruik tekst 6.

Bij welke politieke stroming past deze tekst het best?

A Christendemocratie

B Extreem rechts

C Liberalisme

D Socialisme

Asscher zet voor zijn partij linksere koers uit.

Lodewijk Asscher wil met een ‘aangescherpt’ partijprogramma de verkiezin-gen in. In een brief aan de leden stelt hij vandaag voor meer geld vrij te ma-ken voor zorg en lagere inkomens door extra belasting te heffen bij bedrijven en grootverdieners.

(11)

Tekst 7

Naar: de Volkskrant 12 september 2016. 3p 40 Gebruik tekst 7.

In deze tekst wordt besproken waarom iemand op welke partij gaat

stemmen. Op elk stippellijntje hoort de naam van een politieke partij. Elke partij hoort bij een politieke stroming. Welke politieke stroming hoort op welk stippellijntje?

Bij 1 hoort: A christendemocratie B extreem rechts C liberalisme D socialisme Bij 2 hoort: A christendemocratie B extreem rechts C liberalisme D socialisme Bij 3 hoort: A christendemocratie B extreem rechts C liberalisme D socialisme

Waarom stemt iemand op een partij?

Oppositiepartijen SP en CDA zijn prima voorgesorteerd voor de komende verkiezin-gen in maart 2017. De redenen waarom Nederlanders op die partijen stemmen, zijn meteen ook de belangrijkste onderwerpen voor alle kiezers. Dat blijkt uit kiezerson-derzoek van I&O Research.

Gezondheidszorg is het onderwerp waarvoor bijna de helft van de kiezers naar het stemhokje gaat. Gevolgd door het wat ongrijpbare 'normen en waarden' - het thema voor CDA-stemmers. Onderwijs is het onderwerp waarmee D66 meer kiezers aan zich weet te binden dan andere partijen. Bij de ……1……. zijn dat 'sociale voorzie-ningen', bij de ……2……. economie, bij de PVV immigratie en asielproblematiek en bij GroenLinks duurzaamheid en milieu.

Bij het minst belangrijke onderwerp om op een partij te stemmen, zijn ook duidelijke verschillen. 'Religieuze zaken' vinden ……3…….. belangrijk, PvdA, D66 en Groen-Links totaal niet. Dat trio is dan weer geporteerd van 'kunst/cultuur', wat VVD, PVV en SP dan weer niet kan boeien. Natuur motiveert de GroenLinks-stemmer zeer, maar de PVV-kiezer totaal niet.

(12)

2p 42 Zijn de volgende beweringen juist of onjuist?

Antwoord met juist of onjuist.

a Socialisten zijn tegen forse verlaging van de uitkeringen.

b Liberalen vinden dat de overheid minder regels voor het bedrijfsleven moet maken.

c Volgens Christendemocraten is het gezin een onbelangrijk onderdeel van de sa-menleving.

d Socialisten vinden dat invloed van de overheid in de samenleving zo klein mogelijk moet zijn.

1p 43 Welk begrip past bij de omschrijving ‘staatsvorm waarin een persoon of een kleine

groep de macht heeft’?

A Aristocratie

B Democratie

C Dictatuur

D Oligarchie

1p 44 Welke omschrijving past bij de Nederlandse democratie?

A Staatsvorm met een, door de koning aangewezen, staatshoofd.

B Staatsvorm waarbij de burgers indirect inspraak hebben op de besluiten van de regering.

C Staatsvorm waarbij de burgers geen enkele inspraak hebben op de besluiten van de regering.

D Staatsvorm met een dictator aan het hoofd.

2p 45 Zijn de volgende beweringen juist of onjuist?

Antwoord met juist of onjuist.

a Nederland is een dictatuur.

b In arme landen komen geen democratieën voor.

c Nederland heeft meerdere grondwetten.

d Een belangrijk grondrecht is vrijheid van godsdienst.

1p 46 Welk waarde past het beste bij de politieke stroming sociaaldemocratie? A Gelijkheid

B Harmonie

C Huislijkheid

D Vrijheid

1p 47 Vul de zin aan.

In de Grondwet staat onder andere dat je……….

A auto mag rijden als je 21 bent.

B geen alcohol mag drinken onder 18 jaar.

C leerplichtig bent.

D vrijheid van meningsuiting hebt.

1p 48 Welk begrip past het best bij een dictatuur?

A Censuur

B Parlement

C Rechtsstaat

(13)

1p 49 Hieronder staan twee stellingen.

Stelling I: Topsporters komen vaak op televisie en daardoor hebben zij veel macht. Stelling II: Van een voetbaltrainer kan je veel leren en daardoor heeft hij veel gezag.

A Stelling I is juist, stelling II is onjuist.

B Stelling I is onjuist en stelling II is juist.

C Stelling I en II zin beide juist.

D Stelling I en II zijn beide onjuist.

1p 50 Mensen krijgen veel informatie via verschillende massamedia zoals televisie, kranten,

radio, internet, enz. Ze nemen echter niet alles waar. Welk begrip hoort bij dit verschijnsel? A Agendatheorie B Injectienaaldtheorie C Politieke vorming D Selectieve waarneming Tekst 8

Uit: de Volkskrant 19 mei 2017. 1p 51 Gebruik tekst 8.

Van welke wet is het recht op gelijke behandeling een onderdeel?

A De grondwet

‘Verbod op hoofddoek mag niet’

Werknemers kunnen zich, als ze een hoofdoek willen dragen, beroepen op het recht op gelijke behandeling en vrijheid van godsdienst. De werkgever, aan de an-dere kant, heeft het recht om zich te beroepen op de neutraliteit en onafhankelijk-heid van zijn organisatie.

Het Europees Hof van Justitie, de hoogste rechtbank in de Europese Unie, oordeelde in 2016 dat van werknemers mag worden geëist dat ze ‘neutraal’ op het werk verschijnen. Het gaat met name om beroepen waarbij ‘contact met de klant’ belangrijk is. Als een werkgever in het bedrijfsreglement vastlegt dat het zichtbaar dragen van ‘enig politiek, filosofisch of religieus teken’ op de werkvloer is verbo-den, dan is volgens het Hof geen sprake van directe ………..

‘Een werkgever moet dan wel goed onderbouwen waarom neutraliteit voor een organisatie zo belangrijk is’.

“In het belang van zijn gezag dient een ………. een

neu-trale houding uit te sneu-tralen”

(14)

1p 52 Gebruik tekst 8. Welk woord past het best op het eerste stippellijntje? A behandeling

B discriminatie

C religie

D verdediging

1p 53 Gebruik tekst 8. Welk woord past het minst op het tweede stippellijntje? A bouwvakker

B gemeenteambtenaar

C politieagent

D treinconducteur

2p 54 Zijn de volgende beweringen juist of onjuist?

Antwoord met juist of onjuist.

a Het NOS journaal is meestal subjectief.

b Berichten op het internet zijn altijd objectief.

c In kranten staan alleen maar feiten.

d Het is een feit dat internet mensen enorm beïnvloedt.

2p 55 Zijn de volgende beweringen juist of onjuist?

Antwoord met juist of onjuist.

a Het vak techniek op school versterkt het man-vrouwrolpatroon.

b Roldoorbreking wordt minder wanneer mannen vrouwentaken op zich nemen. c In het bedrijfsleven zitten minder vrouwen dan mannen in de topfuncties. d Televisiereclame draagt nooit bij aan een traditioneel man-vrouwbeeld.

Tekst 9

Uit: De Volkskrant dinsdag 13 december 2016. 1p 56 Gebruik tekst 9.

In dit artikel is sprake van een bepaald gedrag. Dit gedrag kan als volgt omschreven worden: gedrag wat van iemand verwacht wordt op grond van zijn of haar

rol binnen een groep of binnen de samenleving. Welk begrip past hierbij?

A Ouderschapspatroon

B Rolpatroon

C Stereotype

D Vooroordeel

Het wordt gewoon: vader zorgt een dag voor de kinderen

Het percentage mannen dat ouderschapsverlof opneemt is in tien jaar

verdubbeld. De helft van de jonge vaders zorgt een deel van de week.

‘Mijn zoon geniet en ik vind het prachtig’.

Een dag per week voor de kinderen zorgen wordt voor jonge vaders steeds gewo-ner. Van de verse vaders heeft de helft een dag per week de baby onder zijn hoede.

(15)

Tekst 10

Uit: de Volkskrant woensdag 11 januari 2017. 1p 57 Gebruik tekst 10.

Welke van de volgende beweringen over deze tekst is juist?

A Er is in deze tekst sprake van discriminatie.

B Er is in deze tekst sprake van typisch vrouwenwerk.

C Er is in deze tekst sprake van positieve actie.

D Er is in deze tekst sprake van vooroordelen over vrouwen.

1p 58 ‘Willemijn heeft geen verstand van voetbal’, want zij is een meisje.

Vul de zin aan. Dit is een…………

A feit, want het is wetenschappelijk bewezen.

B mening, want het berust op feiten.

C vooroordeel, wanneer je Willemijn niet kent.

D vorm van indoctrinatie.

2p 59 Zijn de volgende beweringen juist of onjuist?

Antwoord met juist of onjuist.

a Als je zegt dat alle Belgen dom zijn is dat geen voorbeeld van stereotypering.

b Wanneer een vrouw wordt afgewezen voor de functie van buschauffeur, omdat zij vrouw is, is dat een voorbeeld van discriminatie.

c Het is een voorbeeld van positieve discriminatie, wanneer iemand met een donkere huidskleur de voorkeur krijgt bij een sollicitatie.

d Vooroordelen leiden vaak tot discriminatie.

1p 60 Welk begrip past het beste bij de onderstaande omschrijving?

Het niet terecht anders behandelen van een of meerdere personen op grond van eigenschappen die niet ter zake doen.

A Discriminatie

B Socialisatie

C Stereotypering

D Vooroordeel

Kabinet: 100 vrouwen erbij als hoogleraar

De Nederlandse universiteiten moeten eind dit jaar honderd vrouwelijke hoogleraren meer in dienst hebben dan nu. Minister Jet Bussemaker van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap stelt 5 miljoen euro beschikbaar om geschikte vrouwelijke universitair hoofddocenten de komende vijf jaar aan te stellen als hoogleraar. Daarna gaan de universiteiten de nieuwe leerstoelen zelf financieren.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Wat was het uitgangspunt van de VVD, van fraktie en bewindslieden voor de discussie zowel in het kabinet, als in de Kamer.. Een discussie overigens, die belast was met een

Men kan berekenen hoeveel ton azijnzuur tenminste moet worden ingekocht voor de acetylering van deze hoeveelheid hout, volgens het Titan Wood proces.. 5p 13 Bereken hoeveel

- beschrijven dat het gedrag van mensen bepaald kan worden door de subcultuur (uitleggen welke rol de waarden en normen in een subcultuur spelen bij het gedrag van mensen).. de

3 De gecommitteerde beoordeelt het werk zo spoedig mogelijk en past de beoordelingsnormen en de regels voor het bepalen van de score toe die zijn gegeven door het College

3.9 indien een kandidaat op grond van een algemeen geldende woordbetekenis, zoals bijvoorbeeld vermeld in een woordenboek, een antwoord geeft dat vakinhoudelijk onjuist is, worden

3.5 indien meer dan één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, worden uitsluitend de eerstgegeven antwoorden beoordeeld, tot maximaal

Maar..., als men het spel moet spelen met mensen die niet kunnen tellen, moet je iemand hebben die het aantal ogen leest en dicteert hoeveel stapjes een pion mag zetten.

De inhoud van het boek Overtuigende Teksten lijkt niet altijd even relevant als het gaat om het interpreteren en beoordelen van persuasieve teksten die gericht zijn op het