Vraag nr. 146 van 13 maart 1997
van de heer WILFRIED AERS
Leegstaande klaslokalen en nieuwbouw – Beleid Een gemeenschapsschool voert nieuwbouwwerken uit in een wijkafdeling, terwijl in de hoofdschool, gelegen op ongeveer 2 km afstand en binnen dezelfde gemeente, een aantal klaslokalen vrijstaat. 1. Kan dit volgens de huidige regelgeving ?
2. Acht de minister dit verantwoord als wij bij-voorbeeld in de pers vernemen dat volgens de Dienst Infrastructuurwerken van het Gesubsi-dieerd Onderwijs (DIGO) voor 1996 slechts voor 4 miljard dossiers werden goedgekeurd, terwijl de behoeften meer dan 10 miljard bedra-gen ?
Antwoord
1. Artikel 13, §1 van de wet van 29 mei 1959 bepaalt dat slechts een beroep kunnen doen op de door de Vlaamse Gemeenschap aan de Auto-nome raad voor het Gemeenschapsonderwijs (ARGO) of aan DI G O toegekende investe-ringsmiddelen :
– de onderwijsinstellingen, internaten en psy-cho-medisch-sociale centra (PMS) :
a) die beantwoorden aan de criteria van het rationalisatie- en programmatieplan ; b) waarvan de behoeften aan nieuwbouw of
uitbreiding is aangetoond door het niet beschikbaar zijn binnen een bepaalde gebiedsomschrijving van bestaande gebouwen of voorzieningen die geheel of gedeeltelijk op kosten van de V l a a m s e gemeenschap zijn opgericht ;
– de werken die beantwoorden aan de vastge-stelde fysische en financiële normen.
Tot slot wordt in artikel 13, §1 vermeld dat de voorwaarden waaronder de behoefte aan nieuwbouw of uitbreiding kan worden aange-toond evenals de normen, worden vastgelegd door de Vlaamse regering.
Aan het artikel 13 van de schoolpactwet werd uitvoering gegeven door het besluit van de Vlaamse regering van 27 februari 1992
houden-de vaststelling van houden-de regels die houden-de behoefte aan nieuwbouw of uitbreiding bepalen en van de fysische en financiële normen voor de schoolge-bouwen, internaten en PMS-centra.
Wat het al dan niet beschikbaar zijn binnen een bepaalde gebiedsomschrijving van bestaande gebouwen of voorzieningen betreft, v e r m e l d t het normenbesluit het volgende.
– De normen zijn van toepassing op de vesti-gingsplaatsen van de instellingen, centra of internaten waar de werken worden uitge-voerd.
– Volgend gebouw of gebouwencomplex wordt geacht beschikbaar te zijn in de zin van bovenvermeld artikel van de schoolpact-wet :
a) elk gebouw of gebouwencomplex dat vol-ledig onbezet is of door de inrichtende macht binnen een termijn van een school-jaar kan worden vrijgemaakt ;
b) elk gebouw of gebouwencomplex waar-van de lokalen voldoen aan de eisen waar-van bewoonbaarheid en hygiëne, of althans mits tussenkomst van het bevoegd bestuursorgaan van ARGO of DIGO in de vereiste staat kunnen worden gebracht.
– De geografische omschrijving die dient in acht te worden genomen voor het basison-derwijs wordt begrensd door een afstand van 1 km.
2. De verdeling van de middelen voor onroerende investeringen over het gesubsidieerd vrij onder-wijs, het gesubsidieerd officieel onderwijs en het gemeenschapsonderwijs gebeurt naar rato van de vervangingswaarde van de schoolgebouwen in elk net. Deze verdelingswijze is vastgelegd in artikel 17 van het onderwijsdecreet II van 31 juli 1990.
Met uitsluiting van ieder ander orgaan is de ARGO de inrichtende macht van het gemeen-schapsonderwijs en bezit als dusdanig al de bevoegdheden die rechtstreeks of onrecht-streeks noodzakelijk of nuttig zijn voor de uit-oefening ervan. Zo is de Centrale Raad van de ARGO onder meer bevoegd voor het beheer van de gebouwen en de algemene bouwplan-ning en legt de Raad in die hoedanigheid autonoom de prioriteiten vast.
Het toezicht van de Vlaamse regering op de A R G O, zoals dit wordt uitgeoefend door de commissaris van de Vlaamse regering, i s beperkt tot het domein van de wettelijkheid en de financiële orthodoxie.
