Rusthuisbewoners hebben almaar meer hulp nodig
Aantal rusthuisbewoners in Vlaanderen stabiel.
Maar wel steeds meer zorgbehoevende ouderen.
Onvoldoende geld om zorgnood bij te benen.
VAN ONZE REDACTEUR WIM WINCKELMANS
Hoewel het aantal rusthuisbewoners in Vlaanderen de jongste jaren vrij stabiel is gebleven, zet de groeiende nood aan verzorging zich sterk door.
Het aantal ouderen dat hulp nodig heeft bij het wassen, kleden of verplaatsen, blijft maar stijgen. 78 procent van de Vlaamse rusthuisbewoners heeft een
forfait B, C of D. Dat wil zeggen dat ze gedeeltelijk of zwaar zorgbehoevend zijn, of aan dementie lijden.
Dat de rusthuisbevolking de voorbije jaren niet is geëxplodeerd, is te danken aan een omgekeerde evolutie bij de oudere rusthuisbewoners die geen of slechts lichte zorg nodig hebben. Volgens de jongste cijfers, die gaan over de jaren 2009 tot 2014, is hun aantal in vijf jaar tijd bijna gehalveerd. Dat is allicht te danken aan het feit dat zowel deze als de vorige regering zwaar heeft ingezet op de zogenaamde vermaatschappelijking van de zorg, waarbij ouderen zo lang mogelijk thuis worden verzorgd.
Onvoldoende?
De Vlaamse minister van Welzijn, Jo Vandeurzen (CD&V), wijst ook op de gevolgen van de wachtlijsten voor rusthuiskamers. Daardoor is een trend ontstaan om een vrijgekomen kamer bij voorkeur aan zwaardere
zorgbehoevenden toe te kennen. Bovendien proberen ziekenhuizen steeds meer het aantal ligdagen te beperken, zodat oudere patiënten sneller in de
ouderenzorg terechtkomen.
‘Zonder extra middelen zal het personeel nog meer met de chronometer in de hand van kamer naar kamer moeten hollen’
JAN BERTELS
Vlaams parlementslid (SP.A)
Maar Vlaams parlementslid Jan Bertels (SP.A), die de cijfers opvroeg, vindt dat het beleid meer had moeten doen om de toegenomen zorgzwaarte te financieren.
‘De minister blijft maar wijzen op het nieuwe financieringssysteem dat er zou moeten komen. Maar de timing is onduidelijk en in de begroting 2017 is er geen
BRUSSEL
Wie zorgt, leeft langer
‘Intussen komen er slechts duizend bedden bij voor zwaar zorgbehoevende ouderen, een fractie van het aantal dat nodig is. Zonder extra middelen en personeel zullen verpleegkundigen nog meer dan vandaag met de chronometer in de hand van kamer naar kamer moeten hollen.’ Bertels pleit voor een
meerjarenplan waarbij de financiering in vijf jaar tijd de toegenomen zorgzwaarte inloopt.
Een kamer? Dat is dan 1.640 euro per maand
Vandeurzen wijst erop dat er zowel dit als volgend jaar telkens 1.226 erkenningen bijkomen voor de opvang van zorgbehoevende bejaarden, de zogenaamde RVTplaatsen. Tegelijk wordt er bijgebouwd. De minister maakt zich sterk dat het aanbod aan plaatsen in de woonzorg nooit zo sterk groeide als vandaag.
Toch blijft een plaats in het rusthuis erg duur. Uit een grootschalige meting van de dagprijzen die Vandeurzen liet uitvoeren, blijkt dat je voor een verblijf in een Vlaams woonzorgcentrum gemiddeld 1.640 euro per maand betaalt, zonder extra kosten, zoals die voor de dokter, een tvabonnement of de was. De
maandelijkse kosten liggen daarmee al 400 euro hoger dan het gemiddelde werknemerspensioen.
Vandeurzen werkt aan een nieuw financieringsmodel voor de ouderenzorg, gekoppeld aan de zorgzwaarte, waarbij ouderen zelf kunnen beslissen op welke zorg ze een beroep willen doen, de zogenaamde persoonsvolgende financiering.
Wie zorgt, leeft langer
Grootouders die zich van tijd tot over hun kleinkinderen ontfermen, maar evengoed ouderen die af en toe zorgen voor mensen die niet tot hun familie behoren, leven gemiddeld langer dan wie dat niet doet.
Dat blijkt uit een studie van de Universiteit van Basel, vorige week gepubliceerd in het vakblad
‘Evolution and Human Behavior’.
De onderzoekers analyseerden de gegevens van 500 Duitse ouderen tussen de 70 en 103 jaar oud, die gevolgd werden tussen 1990 en 2009. Grootouders die wel eens op de kleinkinderen pasten, werden vergeleken met grootouders die dat niet deden. Er werd ook gekeken naar ouderen die zorgden voor nietverwanten.
De helft van de grootouders die geregeld op de kleinkinderen pasten, leefden nog in 2000, tien jaar nadat ze voor het eerst bevraagd waren. Van de grootouders die niet zorgden voor de kleinkinderen, was de helft al binnen de vijf jaar overleden. Ouderen zonder kinderen die zorgden voor andere mensen binnen hun sociaal netwerk, leefden gemiddeld drie jaar langer dan kinderloze ouderen die dat niet deden.
Het mechanisme achter dit fenomeen is nog niet opgeklaard, maar zorg dragen zit wellicht ingebakken in ons hormonaal systeem en zenuwstelsel. Het levert immers een evolutief voordeel op, als er goed over de genen van nakomelingen (en dus de eigen genen) gewaakt wordt.
De onderzoekers merken op dat het gunstige effect van zorg wellicht alleen opgaat als het geen te grote taak wordt. Eerdere studies hadden al aangetoond dat een groot pakket zorgtaken stress veroorzaakt, wat dan weer ongunstig is voor de gezondheid. (loa)