• No results found

Natuur.focus 2014-2 Van Meikever naar aprilkever en weer terug

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Natuur.focus 2014-2 Van Meikever naar aprilkever en weer terug"

Copied!
4
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

a b

c d e

f

g h

Vleermuizen gaan achteruit i

in Vlaanderen Nachtvlinders tussen Brugge en Gent

Natuur.focus

V L A A M S D R I E M A A N D E L I J K S T I J D S C H R I F T O V E R N A T U U R S T U D I E & - B E H E E R – J U N I 2 0 1 4 – J A A R G A N G 1 3 – N U M M E R 2

V E R S C H I J N T I N MA A R T, J U N I, S E P T E M B E R E N D E C E M B E R

Tien jaar monitoring van waterbloei

Afgiftekantoor 9099 Gent X

P209602

Toelating – gesloten verpakking Retouradres: Natuurpunt,

Coxiestraat 11, 2800 Mechelen

(2)

Beheer.focus

Wat brengt het gefaseerd

maaibeheer aan de E17-parking in Waasmunster voor dagvlinders?

De E17-parking in Waasmunster is gelegen aan een diepe uitgraving van de pleistocene zandrug van de Vlaamse vallei.

Op deze taluds ontwikkelde zich vanaf de aanleg in 1968 een rijke schakering aan kleinere heideveldjes. Tussen de Struik- hei, Brem en Gaspeldoorn vestigden zich tal van zeldzame insectensoorten die gebonden zijn aan schrale en warme mili- eus. Door een gebrek aan een aangepast maai- en kapbeheer nam de verbossing echter toe. In 2011 is dan ook gestart met een gefaseerd maaibeheer en het plaatselijk afplaggen om de heide-elementen en geassocieerde insectenfauna terug te brengen. Een intense samenwerking tussen de gemeente Waasmunster, het Regionaal Landschap Schelde-Durme, het Agentschap Wegen en Verkeer (AWV) en Natuurpunt Studie maakte dit mogelijk.

Doorheen dit gebied loop ik sinds een kleine tien jaar een wekelijkse vlinderroute. Het terug openmaken van het ter- rein leidde van meet af aan tot een overduidelijke terugkeer van typische graslandvlinders. Zo werden in 2013 enkele nieuwelingen waargenomen: Hooibeestje, Eikenpage, Oranje luzernevlinder en Landkaartje. Verder werden sinds 2011 on- geveer jaarlijks het Bruin blauwtje, Gehakkelde aurelia, Bruine daguil, Kleine vos en Groot dikkopje vastgesteld. Samengevat worden sinds de start van het gefaseerd maaien per telbeurt maximaal acht soorten vastgesteld ten opzichte van drie er- voor, worden er op jaarbasis maximaal 17 soorten waargeno- men tegenover amper 6-10 voorheen, en klopt het gemiddeld aantal vlinders per telbeurt af op 13 ten opzichte van 2 tot 4 in de jaren voor het gefaseerd maaien. Deze gunstige evalu- atie van het maaibeheer in Waasmunter zorgt ervoor dat AWV ook op andere locaties, zoals de E17-parking in Gentbrugge, zal starten met een vergelijkbaar beheer ten voordele van in- secten.

Ortwin Hoffmann (ortwin.hoffmann@skynet.be)

Biodiversiteit

Van Meikever naar aprilkever en weer terug

Www.waarnemingen.be bevat dag na dag een grotere schat aan natuurinformatie. Vooral in een tijd van snelle en verras- sende veranderingen is dat nuttig om zaken te kunnen dui- den. Op basis van waarnemingen.be kunnen we het verschij- nen en verdwijnen van soorten in de loop van het jaar goed documenteren.

Na een reeks van twintig jaar met abnormaal zachte winters volgde de record-warme lente van 2007 en de record-warme winter van 2007-2008. Toen maakte men er zich vrolijk over dat de Meikever aan het veranderen was in een aprilkever.

Voor de toenmalige minister met klimaat in de portfolio

mocht het zelfs een februarikever worden, zolang hij maar bleef vliegen. Pas eind april 2008 gingen we van start met waarnemingen.be. Die uitzonderlijke timing van Meikevers ging toen dus net verloren in de opstart van het systeem. In- tussen kregen we vijf winters op rij met normale temperatu- ren. Maar dan na mekaar: het tweede koudste voorjaar (2013) en de tweede zachtste winter ooit gevolgd door de derde warmste lente (2014). Op 9 maart 2014 kregen we de vroegste warme dag (>20°C) ooit. Terwijl in het voorjaar van 2013 de winter maar niet wilde wijken (met nog 18 dagen met vorst in maart, waarvan tien in de laatste decade en nog zes in april), kwam de winter 2013-2014 er gewoon niet. Bovendien waren maart en april 2014 uitzonderlijk warm, zonnig en droog, zo- dat het contrast met vorig jaar moeilijk groter kon zijn. Zulke verschillen hebben grote gevolgen op het tijdschema van groei en bloei in de natuur (fenologie) die in het voorjaar vooral reageert op veranderingen in temperatuur en licht. Wat doet dat met een Meikever die normaal al in het najaar ont- popt en onder de grond zijn beurt afwacht om precies op ‘het juiste tijdstip’ boven te komen voor een kort maar krachtig leven tussen het net ontloken, nog zachte bladgroen? Er zijn meerdere voorspellingsmodellen die op basis van de som van de temperaturen dag na dag vanaf 1 maart tot op een paar dagen na de start van het vliegseizoen van Meikevers kunnen voorspellen (Wagenhoff et al. 2014). We kunnen dus verwach- ten dat de vliegperiodes tussen 2013 en 2014 sterk verschil- lend waren, maar hoeveel bedroeg het verschil?

Eerst zetten we alle 3.965 waarnemingen van in totaal 23.258 Meikevers uit Vlaanderen en Brussel gemeld aan waarnemin- gen.be de afgelopen zes jaar op een rijtje. Gemiddeld vlogen Meikevers (de afgelopen zes jaar) vooral tussen half april en half mei (83% van alle gemelde dieren), met de meerderheid (60%) in mei (Figuur 1a). Er zijn echter jaarlijks meldingen vanaf half maart en tot eind juni, maar in onbeduidende aan- tallen. De curve verloopt doorgaans asymmetrisch, met een vrij plotse piek en een langzamer wegebben van de aantallen.

De parking langs de E17 in Waasmunster. (foto: Ortwin Hoffmann)

Natuur.focus juni 2014

85

Nieuws & Trends

(3)

De twee pieken in Figuur 1a, met een dipje in de tweede week van mei, zijn vooral het gevolg van het samentellen van jaren met sterk verschillende vliegperiodes (enerzijds april, ander- zijds half mei). In de koude lente van 2013 werden ze weer helemaal achteruitgezet tot echte Meikevers, met een vlieg- piek in de derde en laatste week van mei (Figuur 1b) en zelfs nog 343 kevers gemeld na 31 mei. Alhoewel er in 2014 wel degelijk nog enkele Meikevers werden gemeld tot einde mei (34 na 19 mei), viel de vliegperiode vooral in de tweede helft van april (Figuur 1c): een kleine maand vroeger dus dan het jaar ervoor. In april 2013 werden maar vier Meikevers gemeld via waarnemingen.be (0,1% van de waarnemingen). In april 2014 waren er dat 3.018 (70% van alle waarnemingen). De vliegpiek viel in 2013 zelfs pas na half mei (vanaf 19 mei). In 2014 viel de vliegpiek in april. De curven geven ook aan dat een vroeg seizoen met warm weer zorgt voor een korte, maar krachtige vliegperiode (en dan afgelopen), terwijl een laat en koud jaar zorgt voor een verlate en langere vliegperiode. Het is dus helemaal niet zo dat Meikevers als ze vroeger kunnen

beginnen vliegen ook langer vliegen, integendeel zelfs. Wel- licht komt dit omdat de wijfjes voor de groei en het rijpen van de eieren ook afhankelijk zijn van de temperatuur, waardoor alles bij een koud jaar dus wat langer gaat duren.

Alle waarnemingen zomaar ongecorrigeerd op een hoopje borstelen zou echter risico’s kunnen hebben, bv. in verband met de zoekinspanning en het meldingsgedrag van waarne- mers: werd er elke dag even hard naar Meikevers gezocht?

Of zijn waarnemers meer actief op zwoele avonden? Melden waarnemers steeds consequent al de Meikevers die ze aan- treffen? Of melden ze enkel de allervroegste of een paar van

Meikever (foto: Marc Herremans) Figuur 1. Verdeling per standaardweek van het aantal aan waarnemingen.

be gemelde Meikevers: (a) 2009-2014, (b) 2013 en (c) 2014.

Figuur 2. Verdeling per standaardweek van het aantal Meikevers gevangen als bijvangst in lichtvallen voor nachtvlinders: (a) 2013 en (b) 2014.

3.000 4.000 5.000 6.000

Aantal Meikevers

(a) 2009-2014 samen

0 1.000 2.000

27 maart 3 april 10 april 17 april 24 april 1 mei 8 mei 15 mei 22 mei 29 mei 5 juni 12 juni 19 juni

A

600 800 1.000 1.200 1.400

Aantal Meikevers

(b) 2013

0 200 400

27 maart 3 april 10 april 17 april 24 april 1 mei 8 mei 15 mei 22 mei 29 mei 5 juni 12 juni 19 juni

A

1.000 1.500 2.000 2.500

Aantal Meikevers

(c) 2014

0 500

27 maart 3 april 10 april 17 april 24 april 1 mei 8 mei 15 mei 22 mei 29 mei 5 juni 12 juni 19 juni

A

15 20 25 30 35

Meikevers per lichtbak per nacht

(a) 2013

0 5 10

27 maart 3 april 10 april 17 april 24 april 1 mei 8 mei 15 mei 22 mei 29 mei 5 juni 12 juni 19 juni

Aantal M

10 15 20 25

eikevers per lichtbak per nacht

(b) 2014

0 5

27 maart 3 april 10 april 17 april 24 april 1 mei 8 mei 15 mei 22 mei 29 mei 5 juni 12 juni 19 juni

Aantal Me

86

juni 2014 Natuur.focus

Nieuws & Trends

(4)

de eerste en de laatste, maar minder of geen meer tussenin wanneer de soort ‘gewoon’ is?

Daarom vergelijken we deze ruwe cijfers met de bijvangsten van Meikevers in het nachtvlindermeetnet. Meikevers laten zich namelijk gemakkelijk monitoren op basis van vangsten met een lichtval (zie bv. Wagenhoff et al. 2014). Vooral de zwervende mannetjes laten zich makkelijk door licht aanlok- ken. Met de meetnetgegevens weten we precies wie op welke nachten op een vaste plaats een lichtbak plaatste om nacht- vlinders te vangen én wie alle Meikevers die daarin belandden nauwkeurig telde en meldde: 24 waarnemers voldoen aan die criteria en samen waren ze in 2013-2014 goed voor 30-40%

van alle gemelde Meikevers. De grafieken voor 2013 (Figuur 2a) op basis van de systematische gegevens geven een bijna identiek patroon aan als dat op basis van de ongecorrigeerde gegevens (Figuur 1b). Voor het vroege jaar 2014 is er wel een klein verschil: de losse waarnemingen geven een veel groter belang aan voor de laatste week van april, terwijl de gestan- daardiseerde vangsten eerder begin mei als piek aangeven.

Men zou kunnen denken dat dit een aanwijzing is dat waarne- mers in een vroeg jaar selectief meer de vroege gevallen mel- den: het ‘waaw, al een Meikever’-effect, dat wel speelt in april, maar minder of niet meer in mei. Maar in feite bedraagt het verschil in de mediaan tussen beide reeksen gegevens in 2014 maar drie dagen, wat geen invloed heeft op de vaststelling dat de fenologie tussen beide jaren bijna een maand verschilt.

Het verschil valt bovendien samen met een uitzonderlijk grote vanginspanning van de nachtvlindervangers, die 17 vallen opstelden in de nacht van 30 april naar 1 mei: het was immers een verlofdag en de warmste dag en nacht van de week. De nachten ervoor en erna werden maximaal 1 tot 6 en één keer een maximum van 9 vallen opgesteld; de vanginspanning in het meetnet is m.a.w. ook duidelijk niet gelijkmatig verdeeld.

Als er meer vallen gezet worden, zullen er daar zeker ook meerdere tussen gezeten hebben die wat meer inspanning vragen en op wat moeilijkere plaatsen meer in de natuur ge- legen zijn. Die warmere nacht werd dan (niet zo toevallig) ook een pieknacht voor het zwermen van mannetjes Meikever.

Streven naar een zo constant en consequent mogelijk mel- dingsgedrag en naar een stabiele of minstens gekende zoekinspanning blijft dus belangrijk bij het verzamelen en gebruik van losse waarnemingen! Streeplijstjes met alle waar- genomen én niet waargenomen soorten en aantallen zijn daar een goede methode voor (maar niet of amper van toe- passing op kevers) en mobiel invoeren van meer waarnemin- gen is een andere benadering die beter bruikbare gegevens oplevert.

Marc Herremans (marc.herremans@natuurpunt.be), Wim Veraghtert (wim.veraghtert@natuurpunt.be) &

Karin Gielen (karin.gielen@natuurpunt.be) Natuurpunt Studie

Referentie

Wagenhoff E., Blum R. & Delb H. 2014. Spring phenology of Cockchafers (Melolontha spp.) in forest of south-western Germany: results of 3 year study on adult emergence, swar- ming flights and oogenesis from 2009 to 2011. Journal of Forest Science 60(4): 154-165.

http://81.0.228.28/publicFiles/120882.pdf 

Insecten spelen zelf dokter en apotheker

Insecten hebben als ‘vieze beestjes’ hun reputatie bij het grote publiek tegen. Toch blijven ze vriend en vijand verbazen. Mis- schien moet het adjectief ‘vies’ helemaal afgevoerd worden.

Enkele recente studies leverden immers overtuigend bewijs voor hun vermogen tot zelfgenezing (Abbott 2014). Geen hocus pocus-aanpak maar efficiënte farmacie op basis van natuurgeneeskunde. Dat zieke mensapen specifieke kruiden eten is gekend, maar dat ook insecten tot helende praktijken overgaan doet links en rechts toch wel een mond openvallen.

Wetenschappers hanteren drie klassieke criteria om beslui- ten te trekken over het vermogen tot zelfgenezing. Ten eer- ste moet het dier in kwestie de actieve substantie zelf actief opzoeken en gebruiken; toevallige contacten tellen niet. Ten tweede moet de substantie werkzaam zijn tegen een of meer- dere ziektekiemen of parasieten. En ten derde moet het effect op de parasiet de conditie, overleving of voortplanting van het dier ten goede komen. Recent werd daar een criterium aan toegevoegd. De actieve substantie moet een negatief effect hebben wanneer het door een gezond dier wordt ge- bruikt. Het moet met andere woorden ‘kostelijk’ zijn. De sterk- ste bewijzen zijn die van zgn. therapeutische zelfgenezing.

Dat wil zeggen dat de substantie alleen wordt gebruikt nadat het dier besmet is door een parasiet.

De meest overtuigende gevallen onder de insecten, die aan alle criteria beantwoorden, zijn momenteel te vinden bij een Amerikaanse beervlinder Grammia incorrupta, meerdere uilen- soorten Spodoptera sp., een fruitvlieg Drosophila melanogaster en de Monarchvlinder Danaus plexippus. Beervlinders en ui- len zijn nachtvlinders. Honingbijen vormen mogelijk ook een voorbeeld (Abbott 2014). Na bepaalde schimmelinfecties gaan bijen op zoek naar resine, een actieve stof die ze in naaldbo- men vinden en die aantoonbaar helpt tegen zulke parasieten.

Of het een algemeen fenomeen bij insecten is, weten we nog niet. Wel blijkt uit de eerste balans dat dit vermogen in erg verschillende orden wordt gevonden. Bovendien kan het zo- wel in het larvaal als in het volwassen levensstadium worden vastgesteld en kunnen de voordelen beperkt zijn tot het in- sect zelf of kunnen ook de nakomelingen er baat bij hebben.

Om dit fascinerend fenomeen beter in kaart te brengen bin- nen de erg diverse wereld van de insecten wacht onderzoe- kers nog veel boeiend studiewerk.

Sommige insecten blijken zichzelf te genezen wanneer ze een infectie oplopen. Dat werd ondermeer getoond bij een Amerikaanse beervlinder, familie van de Grote beer Arctia caja die je hier ziet. (foto: Marc Herremans)

Natuur.focus juni 2014

87

Nieuws & Trends

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Voorstel: Motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp De raad van de gemeente Asten in vergadering bijeen d.d... • Dat Staatssecretaris Teeven onlangs is gekomen met

Wethouder Martens zegt ten aanzien van de ingeschrevenen voor bouwgrond dat er een lijstje zal worden samengesteld. De fractie PGA/PvdA wil een geactualiseerde woningbouwmonitor

25 februari 2014, Motie gemeenteraad Halderberge: Inzake afkeuring schalie- of steenkoolgas;c. 6 maart 2014, Vereniging van Contractanten

Presentatie Transities Sociaal Domein: Regionaal Beleidskader WMO (Wethouder Huijsmans, info: p.baudoin@asten.nl).. Positionering van minimaregelingen, bijzondere bijstand

Op grond van de door u verstrekte gegevens onderschrijven wij de in uw aanmelding uitgevoerde toetsing van de voorgenomen werken en uw overwegingen met betrekking tot de te

Pieterspolder, Nieuw Olzendepolder bij ons college aangemeld, met het verzoek om na te gaan of voor de uitvoering van de beoogde werken een milieueffectrapport (MER) dient te

Nu wordt een ontwerp van samenwerkingsakkoord tussen het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschap houdende uitvoering van het Samenwerkingsakkoord van 23 mei 2013 tussen het Waalse

BEKENDMAKING ALLEENRECHT VERWERKING HUISHOUDELIJK AFVAL Op 4 maart 2014 heeft het college van burgemeester en wethouders van Uithoorn besloten een uitsluitend recht te verlenen