• No results found

b. Bijlage definitieve bestuursovereenkomst Versnelling

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "b. Bijlage definitieve bestuursovereenkomst Versnelling"

Copied!
21
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

BESTUURSOVEREENKOMST

EERSTE STAP TRANSITIE JEUGDZORG ZUIDOOST-BRABANT

De Eerste stap transitie jeugdzorg – ook wel aangeduid met de Versnelling – houdt in dat de Colleges van B&W in een regio, vooruitlopend op de transitie jeugdzorg, van Gedeputeerde Staten al de verantwoordelijkheid overnemen over het enkelvoudig ambulante deel van de jeugdzorg.

Partijen bij deze overeenkomst zijn:

1. De provincie Noord-Brabant als rechtspersoon en Gedeputeerde Staten van Noord- Brabant, voor zover het de bestuursbevoegdheid betreft rechtsgeldig vertegenwoordigd door de gedeputeerde, mevrouw drs. S.C. van Haaften-Harkema, gemachtigd door de Commissaris van de Koning bij besluit van 8 oktober 2013, handelend ter uitvoering van het besluit van Gedeputeerde Staten d.d. 8 oktober 2013, verder te noemen

‘Gedeputeerde Staten’;

2. De gemeenten in de regio Zuidoost-Brabant, hierna te noemen ‘Gemeenten’

a. Gemeente Asten rechtsgeldig vertegenwoordigd door wethouder de heer J.C.M.

Huijsmans, handelend ter uitvoering van het besluit van het College van Burgemeester en Wethouders (Asten, ………2013);

b. Gemeente Bergeijk rechtsgeldig vertegenwoordigd door wethouder mevrouw J.M.M. Tils, handelend ter uitvoering van het besluit van het College van Burgemeester en Wethouders (Bergeijk, …….2013);

c. Gemeente Best rechtsgeldig vertegenwoordigd door wethouder de heer Th.J.C.

Reijnders, handelend ter uitvoering van het besluit van het College van Burgemeester en Wethouders (Best, ………2013);

d. Gemeente Bladel rechtsgeldig vertegenwoordigd door wethouder mevrouw J.

Veldhuizen, handelend ter uitvoering van het besluit van het College van Burgemeester en Wethouders (Bladel, ….2013);

e. Gemeente Cranendonck rechtsgeldig vertegenwoordigd door wethouder de heer F.W.P. Strik, handelend ter uitvoering van het besluit van het College van

Burgemeester en Wethouders (Cranendonck, …….. 2013);

f. Gemeente Deurne rechtsgeldig vertegenwoordigd door wethouder de heer J.P.

Ragetlie, handelend ter uitvoering van het besluit van het College van Burgemeester en Wethouders (Deurne, ………2013);

g. Gemeente Eersel rechtsgeldig vertegenwoordigd door wethouder mevrouw M.T.L. van der Hamsvoord-Huijbers, handelend ter uitvoering van het besluit van het College van Burgemeester en Wethouders (Eersel, ……. 2013);

h. Gemeente Eindhoven rechtsgeldig vertegenwoordigd door wethouder mevrouw L. Scholten, handelend ter uitvoering van het besluit van het College van

Burgemeester en Wethouders (Eindhoven, ……….. 2013);

(2)

2

i. Gemeente Geldrop-Mierlo rechtsgeldig vertegenwoordigd door wethouder de heer A.D.M. Steenbakkers, handelend ter uitvoering van het besluit van het College van Burgemeester en Wethouders (Geldrop-Mierlo, ……..2013);

j. Gemeente Gemert-Bakel rechtsgeldig vertegenwoordigd door wethouder de heer J.M.A. Bevers, handelend ter uitvoering van het besluit van het College van

Burgemeester en Wethouders (Gemert-Bakel, ……..2013);

k. Gemeente Heeze-Leende rechtsgeldig vertegenwoordigd door wethouder mevrouw W. van der Rijt, handelend ter uitvoering van het besluit van het College van Burgemeester en Wethouders (Heeze-Leende, ……2013);

l. Gemeente Helmond rechtsgeldig vertegenwoordigd door wethouder mevrouw M.M. de Leeuw-Jongejans , handelend ter uitvoering van het besluit van het College van Burgemeester en Wethouders (Helmond, …….2013);

m. Gemeente Laarbeek rechtsgeldig vertegenwoordigd door wethouder de heer J.H.C.M. Briels, handelend ter uitvoering van het besluit van het College van Burgemeester en Wethouders (Laarbeek, ………2013);

n. Gemeente Nuenen rechtsgeldig vertegenwoordigd door wethouder de heer J.M.

Ebberink, handelend ter uitvoering van het besluit van het College van Burgemeester en Wethouders (Nuenen, ……..2013);

o. Gemeente Oirschot rechtsgeldig vertegenwoordigd door wethouder de heer W.T.H. Evers, handelend ter uitvoering van het besluit van het College van Burgemeester en Wethouders (Oirschot, …..2013);

p. Gemeente Reusel-De Mierden rechtsgeldig vertegenwoordigd door wethouder de heer F.A.J.M. Wouters, handelend ter uitvoering van het besluit van het College van Burgemeester en Wethouders (Reusel-De Mierden, ……2013);

q. Gemeente Someren rechtsgeldig vertegenwoordigd door wethouder de heer T.C.W. Maas, handelend ter uitvoering van het besluit van het College van Burgemeester en Wethouders (Someren ………2013);

r. Gemeente Son en Breugel rechtsgeldig vertegenwoordigd door wethouder de heer J.P. Frenken, handelend ter uitvoering van het besluit van het College van Burgemeester en Wethouders (Son en Breugel, ……..2013);

s. Gemeente Valkenswaard rechtsgeldig vertegenwoordigd door wethouder de heer M.T.G.M. Wijnen, handelend ter uitvoering van het besluit van het College van Burgemeester en Wethouders (Valkenswaard, ……2013).

t. Gemeente Veldhoven rechtsgeldig vertegenwoordigd door wethouder mevrouw C.E.P. van der Weijden-van Brakel, handelend ter uitvoering van het besluit van het College van Burgemeester en Wethouders (Veldhoven, ………2013);

u. Gemeente Waalre rechtsgeldig vertegenwoordigd door wethouder mevrouw H.

Balk-Lampe, handelend ter uitvoering van het besluit van het College van Burgemeester en Wethouders (Waalre, ……..2013);

Samen te noemen ‘partijen’;

(3)

3

Overwegende:

Dat in het kader van de door de Regering voorgenomen transitie van de jeugdzorg van de provincies naar de gemeenten met ingang van 1 januari 2015, door de Gemeenten overleg is gevoerd met Gedeputeerde Staten;

- Dat dit overleg betrekking heeft gehad op het streven naar continuïteit van zorg voor, en veiligheid van de Brabantse jeugdigen, aan wie jeugdzorg dient te worden verleend, ook in de periode tot aan de genoemde transitie;

- Dat Gedeputeerde Staten en de Gemeenten in de aanloop naar de transitie streven naar ruimte voor gemeenten voor zorgvernieuwing en om ervaring op te doen met hun nieuwe visie, taak en organisatiestructuur op het gebied van zorg voor jeugd;

- Dat dit overleg heeft geleid tot de “Eerste stap transitie” in de regio Zuidoost-Brabant, bestaande uit afspraken tussen de hiervoor genoemde 21 gemeenten;

- Dat de provincie hierover overleg heeft gevoerd met de Ministeries van

Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en Veiligheid en Justitie (VenJ) en de Inspectie Jeugdzorg;

- Dat Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant (BJZ) en de twee regionale jeugdzorgaanbieders die door Gedeputeerde Staten worden gesubsidieerd voor de uitvoering van de jeugdzorg, de zorgvernieuwing zullen realiseren;

- Dat in ieder van de betrokken gemeenten de gemeenteraden zijn geïnformeerd over de hiervoor genoemde ontwikkelingen.

Uitgangspunten:

- Gedeputeerde Staten is gehouden uitvoering te geven aan haar taken op basis van de Wet op de jeugdzorg en daarop gebaseerde (uitvoerings-)regelingen, partijen

genoegzaam bekend;

- Deze overeenkomst is ingekaderd door voornoemde wet- en regelgeving en jurisprudentie en deze zijn ook uitgangspunt voor de door Gemeenten, voor zover noodzakelijk, in mandaat te nemen besluiten;

- Partijen maken gebruik van experimenteerruimte om ambulante jeugdzorg zonder indicatiebesluit en op vernieuwende wijze te leveren, onder voorwaarde dat BJZ de veiligheids- en risicotaxatie controleert. Deze ruimte wordt geboden in het

‘Afsprakenkader aanpak en financiering jeugdzorg’ van het Rijk en het Interprovinciaal overleg (11 november 2009), dat is gecontinueerd via het Landelijk Beleidskader Jeugdzorg 2013-2015;

- Partijen zullen zich inspannen om op basis van transparantie, begrip en vertrouwen te komen tot een effectieve en efficiënte invulling door gemeenten van hun aandeel in de jeugdzorg in de periode tot aan de invoering van de wet die komt in plaats van de thans geldende Wet op de jeugdzorg.

(4)

4

Gezien al het voorgaande zijn partijen als volgt overeengekomen:

Artikel 1: Begripsbepalingen

1. Enkelvoudig ambulante jeugdzorg:

Alle ambulante jeugdzorg die een cliënt ontvangt, met uitzondering van ambulante jeugdzorg die gekoppeld is aan een jeugdzorgvorm met verblijf (24 uurs-, deeltijdverblijf of pleegzorg) of die wordt geboden in crisissituaties. Enkelvoudig ambulante jeugdzorg kan bestaan uit enkele ambulante trajecten gelijktijdig of opeenvolgend. De zorg kan gericht zijn op de jeugdige, op ouders, stiefouders of anderen die de jeugdige in hun gezin verzorgen en opvoeden en vindt plaats in diens omgeving.

2. Wachtlijst enkelvoudig ambulante jeugdzorg:

Het aantal unieke cliënten dat langer dan 9 weken na aanmelding voor enkelvoudig ambulante zorg wacht op zorg, en welke geen andere vorm van jeugdhulp ontvangen.

3. Trekkingsrecht:

De capaciteit aan enkelvoudig ambulante jeugdzorg waar een gemeente zeggenschap over krijgt. Dit betreft een percentage per gemeente van de totale regionale capaciteit van de door de provincie gesubsidieerde enkelvoudig ambulante jeugdzorg.

4. Regio, subregio en gemeenten:

Sub a) De regio Zuidoost-Brabant bestaat uit 21 gemeenten. Deze zijn verdeeld over één gemeente en vijf subregio’s:

· De Peel: Helmond, Deurne, Asten, Someren, Laarbeek, Gemert-Bakel;

· De Kempengemeenten: Bergeijk, Bladel, Eersel, en Reusel-De Mierden;

· A2 gemeenten: Cranendonck, Heeze-Leende en Valkenswaard;

· Dommelvallei plus; Son en Breugel, Geldrop-Mierlo, Nuenen en Waalre;

· Best, Oirschot en Veldhoven;

· Eindhoven;

Sub b) In zoverre er geen formele subregio’s worden benoemd of zijn vastgesteld worden de in het voorgaande lid genoemde samenwerkingsverbanden van gemeenten voor deze overeenkomst als zodanig aangemerkt.

5. Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG):

Het CJG is een samenwerkingsverband van ketenpartners, werkend onder regie van de gemeente. Het CJG kan per gemeente/subregio een andere verschijningsvorm hebben en van samenstelling verschillen.

6. Het generalistenteam:

De generalist wordt beschreven als een professional die samen met het gezin naar alle levensdomeinen kijkt, samen met het gezin een gezinsplan opstelt, de in te zetten zorg samen met het gezin regisseert en deze (gedeeltelijk) zelf uitvoert. De generalist wordt ook wel de expert van het gewone leven genoemd en is erop gericht om mensen te ondersteunen bij het normale leven of het herstel daarvan. De generalist werkt altijd in een team van generalisten.

(5)

5

7. Gezinsplan:

Het college van B&W bepaalt vooraf welke zorgverlenende professional samen met het gezin het gezinsplan opstelt. Binnen het gezinsplan, gebaseerd op de eigen

mogelijkheden van het gezin, wordt de inzet van enkelvoudig ambulante jeugdzorg opgenomen en de doelen die daarmee bereikt gaan worden.

8. Portefeuillehoudersoverleg Zorg en Welzijn (POHO):

Bestuurlijk overleg van de wethouders jeugd van de gemeenten in de regio Zuidoost- Brabant en de Gedeputeerde jeugd van de provincie Noord-Brabant.

9. Gemeente van herkomst van een jeugdige:

Wat betreft de financiering wordt in deze overeenkomst het woonplaatsbeginsel gehanteerd zoals opgenomen in de nieuwe Jeugdwet (concept). Dit houdt in dat de gemeente waar de gezagdrager van het kind conform de GBA is ingeschreven,

verantwoordelijk is voor het financieren van de zorg. De gezagdrager zal in de meeste gevallen één (of beide) ouders zijn. Indien het kind onder het gezag staat van een voogd geldt de woonplaats van degene die voorafgaand aan de voogdij door de instelling het gezag had over de jeugdige.

10. Eerste stap transitie:

Deze eerste stap houdt in dat de Colleges van B&W de verantwoordelijkheid krijgen voor de inzet van het onderdeel enkelvoudig ambulante jeugdzorg, binnen het kader van de subsidies die de provincie hiervoor verleent aan twee jeugdzorginstellingen als bedoeld onder artikel 2, eerste lid, van deze overeenkomst, in de regio Zuidoost-Brabant.

11. Vier partijen overleg:

Een overlegorgaan met vertegenwoordigers van gemeenten, provincie, zorgaanbieders en Bureau Jeugdzorg, die de stand van zaken m.b.t de versnelling monitort en zo nodig kan bijsturen.

Artikel 2: Sturing zorgaanbieders

1. Gedeputeerde Staten subsidiëren op grond van de Subsidieverordening Jeugdbeleid Noord-Brabant 2009 en de Subsidieregeling Jeugdbeleid Noord-Brabant 2009 de

volgende twee jeugdzorgaanbieders in Zuidoost-Brabant voor de uitvoering enkelvoudig ambulante jeugdzorg: Stichting Combinatie Jeugdzorg en Stichting Bijzonder Jeugdwerk Brabant.

2. Gedeputeerde Staten zullen bij de subsidiebeschikkingen voor 2014 aan voornoemde jeugdzorgaanbieders aangeven dat zij voor het onderdeel enkelvoudig ambulante jeugdzorg verplicht zijn om gehoor te geven aan de wensen van gemeenten betreffende de wijze waarop de enkelvoudig ambulante jeugdzorg wordt ingezet. Het budget per zorgaanbieder, voor het onderdeel enkelvoudig ambulante jeugdzorg, wordt door Gedeputeerde Staten in de beschikking aan zorgaanbieders vastgelegd.

(6)

6

3. Gedeputeerde Staten verlenen aan de Gemeenten, met ingang van 27 november 2013 mandaat als bedoeld in artikel 10:4 van de Algemene wet bestuursrecht, tot het maken van bindende afspraken met de hiervoor genoemde jeugdzorgaanbieders over het verlenen van jeugdzorg vanaf 1 januari 2014, voor zover het enkelvoudig ambulante jeugdzorg betreft. Het mandaatbesluit is aan deze overeenkomst gehecht.

4. Gemeenten en Gedeputeerde Staten spreken af dat er geen wachtlijst zal ontstaan voor cliënten die enkelvoudig ambulante zorg ontvangen via het traject van de rechter, Jeugdreclassering, Jeugdbescherming of AMK/Zorgmeldingen. Indien hier toch sprake van is, zal een deel van de trekkingsrechten per gemeente worden ingezet om deze wachtlijst op te lossen. Dit zal ten koste gaan van het enkelvoudige ambulante deel, dat in het vrijwillige kader wordt ingezet. Bovenstaande afspraak wordt gemaakt op de voorwaarde dat er op 31 december 2013 geen sprake is van een wachtlijst.

5. Gemeenten werken samen met één gemeente en vijf subregio’s als bedoeld in artikel 1.3, van deze overeenkomst, bij het maken van afspraken met de twee

jeugdzorgaanbieders. Het subsidiedeel dat iedere gemeente of subregio kan invullen, bestaat uit de som van de trekkingsrechten van de gemeenten in de subregio. De afspraken van de gemeenten met de jeugdzorgaanbieders voor 2014, zijn uiterlijk 1 december 2013 aangeleverd bij Gedeputeerde Staten.

Artikel 3: Toegang tot enkelvoudig ambulante jeugdzorg

1. De toegang tot enkelvoudig ambulante jeugdzorg zal plaatsvinden op grond van een gezinsplan, waarin is aangegeven waarom de inzet van enkelvoudig ambulante jeugdzorg voor de jeugdige wenselijk is. In geval er enkelvoudig ambulante jeugdzorg via een gezinsplan wordt ingezet, zal door Bureau Jeugdzorg worden gecontroleerd of de veiligheids- en risicotaxatie voldoende is uitgevoerd.

2. De toegang tot enkelvoudig ambulante jeugdzorg blijft geïndiceerd worden op grond van een indicatiebesluit van Bureau Jeugdzorg, wanneer het gaat om zorg in het kader van jeugdbescherming of jeugdreclassering of wanneer het gaat om zorg naar aanleiding van een zorgmelding bij Bureau Jeugdzorg of een melding bij het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK). Omdat de Wet op de jeugdzorg in 2014 nog steeds van kracht is, kan een zorgverlenende professional naar Bureau Jeugdzorg doorverwijzen, wanneer een jeugdige of diens ouders een recht op zorg willen.

3. In geval van een uitspraak van een rechter in een echtscheidingszaak, waarbij

verplichte omgangsbegeleiding wordt opgelegd, als vorm van enkelvoudig ambulante jeugdzorg, is de uitspraak van de rechter voldoende voor toegang tot deze zorg.

4. De uitvoering van enkelvoudig ambulante zorg door een door Gedeputeerde Staten gesubsidieerde jeugdzorgaanbieder op grond van een gezinsplan betreft een subsidiabele activiteit als bedoeld in de Subsidieverordening jeugdbeleid Noord- Brabant 2009.

(7)

7

Artikel 4: Maximale capaciteit enkelvoudig ambulante jeugdzorg

1. De maximale capaciteit van de beschikbare enkelvoudig ambulante jeugdzorg in de regio Zuidoost-Brabant wordt bepaald door de omvang van de door Gedeputeerde Staten gesubsidieerde enkelvoudig ambulante jeugdzorg bij de twee jeugdzorgaanbieders als bedoeld onder artikel 2:1 in Zuidoost-Brabant.

2. De gemeente van herkomst van een jeugdige heeft de verantwoordelijkheid dat een jeugdige die gebruik mag maken van enkelvoudig ambulante jeugdzorg, deze zorg kan ontvangen. Dit geldt ook voor jeugdigen die zijn gestart met een traject enkelvoudig ambulante jeugdzorg voor 1 januari 2014, welk traject op 1 januari 2014 nog niet is afgerond. Gemeenten komen overeen dat ze de beschikbare capaciteit enkelvoudig ambulante jeugdzorg niet overschrijden.

3. De trekkingsrechten binnen de vijf subregio’s worden gebundeld, waardoor er op subregionaal niveau solidariteit en verevening zal zijn. Mocht er in de loop van het jaar aanleiding zijn om tussen gemeenten of subregio’s te verevenen, dan doet iedere gemeente of subregio hiervoor een voorstel in het 4-partijenoverleg, als bedoeld in artikel 7, en leggen het besluit voor aan het Portefeuillehouders Overleg.

4. Indien gedurende de looptijd van deze bestuursovereenkomst blijkt dat de vraag naar zorg zodanig wijzigt dat minder enkelvoudig ambulante jeugdzorg nodig is en meer verblijf (in combinatie met ambulante jeugdzorg) of omgekeerd, dan treden

Gedeputeerde Staten en Gemeenten met elkaar in overleg of een budgettaire

verschuiving nodig is, dit in het kader van hun gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het functioneren van de jeugdzorg in de regio Zuidoost-Brabant.

Artikel 5. Uitvoeringsbepalingen

1. De inhoudelijke gang van zaken betreffende de inzet van enkelvoudig ambulante jeugdzorg vindt plaats op grond van een door partijen, in samenwerking met Bureau Jeugdzorg en jeugdzorgaanbieders als bedoeld onder artikel 2:1, opgesteld

uitwerkingsvoorstel ‘Inzet enkelvoudig ambulante jeugdzorg’ dat voor 1 december 2013 is afgerond.

2. Het College van B&W bepaalt vooraf welke organisatie of organisaties een vaste

contactpersoon leveren voor ieder kind dat enkelvoudig ambulante jeugdzorg ontvangt op basis van een gezinsplan. Deze contactpersoon is de casusverantwoordelijke, die tot taak heeft het volgen van de verleende zorg, het bijstaan van de jeugdige of diens opvoeders bij vragen omtrent de inhoud van deze zorg, alsmede de evaluatie van deze zorg. Deze taken worden uitgevoerd door Bureau Jeugdzorg, wanneer de enkelvoudig ambulante jeugdzorg wordt uitgevoerd op grond van een indicatiebesluit van Bureau Jeugdzorg.

(8)

8

Artikel 6: Registratie en monitoringgegevens

1. Per gemeente of subregio wordt geregistreerd hoeveel uren ambulante jeugdzorg worden opgenomen in de gezinsplannen.

2. Gemeenten en Gedeputeerde Staten spreken met jeugdzorgaanbieders als bedoeld onder artikel 2:1, BJZ en CJG/Generalistenteam af welk van de partijen maandelijks de onderstaande monitoringgegevens aanlevert.

· Productieontwikkeling, jeugdigen in zorg;

· In- en uitstroom;

· Wachtlijsten en wachttijden;

· Prestatie-indicatoren zoals doelrealisatie, cliënttevredenheid, reden beëindiging zorg;

3. Ten aanzien van wettelijk vereiste verantwoordingsgegevens richting het Rijk, maken Gedeputeerde Staten en Gemeenten afspraken over wie de relevante gegevens met betrekking tot enkelvoudig ambulante jeugdzorg vastlegt en aan Gedeputeerde Staten verstrekt.

Artikel 7: Het 4-partijenoverleg

1. Voor de duur van de Eerste stap transitie wordt aan het bestaande regionale 4- partijenoverleg ‘de eerste stap transitie’ als een vast agendapunt toegevoegd.

2. Het 4-partijenoverleg heeft tot taak:

a) de afspraken over, en uitvoering van de eerste stap transitie te monitoren op grond van criteria opgenomen in artikel 6.2;

b) knelpunten als gevolg van de eerste stap transitie te signaleren, op te lossen of via het POHO ter besluitvorming te agenderen voor het college van B&W van de deelnemende gemeenten;

c) Per kwartaal de resultaten en ervaringen als gevolg van de eerste stap transitie te evalueren en kennis hierover te verspreiden;

3. Het 4-partijenoverleg rapporteert de voortgang van de Eerste stap transitie aan het POHO;

4. Het 4-partijenoverleg bestaat uit één of twee wethouder(s), ambtelijk

vertegenwoordigers vanuit de subregio’s, de provincie en vertegenwoordigers van Bureau Jeugdzorg en de twee jeugdzorgaanbieders als bedoeld onder artikel 2, eerste lid, van deze overeenkomst;

5. De wethouder is de voorzitter van het 4-partijenoverleg.

(9)

9

6. Het 4-partijenoverleg komt minimaal vier maal per jaar bijeen, tenzij de ontwikkelingen aanleiding geven voor extra overleg.

Artikel 8: Calamiteiten en geschillen

1. Partijen stellen een Communicatie Protocol bij Calamiteiten vast (zie Bijlage c) waarin de rollen van Gemeenten en van Gedeputeerde Staten bij gelegenheid van calamiteiten worden vastgelegd op zodanige wijze dat de Gemeenten enerzijds hun

verantwoordelijkheid kunnen waarmaken en anderzijds Gedeputeerde Staten hun verantwoordelijkheid als mandaatgever niet uit de weg gaan.

2. In geval van een geschil over de inhoud, strekking of uitvoering van deze overeenkomst wordt eerst en vooral getracht dit op ambtelijk niveau tot een oplossing te brengen.

Mocht dat niet slagen dan wordt de kwestie naar het POHO getild. Partijen komen overeen dat als dat niet leidt tot een oplossing de knoop wordt doorgehakt door Gedeputeerde Staten als eindverantwoordelijke volgens de Wet op de jeugdzorg.

3. Deze bestuursovereenkomst beoogt geen in rechte bindende bepalingen.

Artikel 9: Slotbepaling

In alle gevallen waarin deze overeenkomst niet voorziet, treden partijen met elkaar in overleg. Dit wordt gemeld en/of geagendeerd tijdens de eerstvolgende bijeenkomst van het 4-partijenoverleg, als bedoeld in artikel 7 van deze bestuursovereenkomst.

Artikel 10: Inwerkingtreding en beëindiging

Deze overeenkomst treedt in werking, respectievelijk wordt geacht in werking te zijn getreden op 27 november 2013. Deze overeenkomst eindigt op het moment dat de nieuwe Jeugdwet, die in de plaats komt van de Wet op de jeugdzorg, in werking treedt, dan wel zoveel eerder als door partijen wordt overeengekomen.

Artikel 11: Aangehechte stukken

De volgende stukken zijn aan deze overeenkomst gehecht:

a. Mandaatbesluit ten behoeve van Eerste stap transitie jeugdzorg Zuidoost-Brabant;

b. Trekkingsrechten per gemeente;

c. Communicatie Protocol bij Calamiteiten.

(10)

10

Aldus opgemaakt in 22-voud en getekend te Eindhoven op 27 november 2013 1. Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Namens deze

Mevrouw S.C. van Haaften-Harkema, gedeputeerde

2. De Gemeenten Namens de gemeente Asten

De heer J.C.M. Huijsmans, wethouder

Namens de gemeente Bergeijk Mevrouw J.M.M. Tils, wethouder

Namens de gemeente Best

De heer Th.J.C. Reijnders, wethouder

Namens de gemeente Bladel Mevrouw J. Veldhuizen, wethouder

Namens de gemeente Cranendonck De heer F.W.P. Strik, wethouder

Namens de gemeente Deurne De heer J.P. Ragetlie, wethouder

(11)

11

Namens de gemeente Eersel

Mevrouw M.T.L. van der Hamsvoord-Huijbers, wethouder

Namens de gemeente Eindhoven Mevrouw L. Scholten, wethouder

Namens de gemeente Geldrop-Mierlo De heer A.D.M. Steenbakkers, wethouder

Namens de gemeente Gemert-Bakel De heer J.M.A. Bevers, wethouder

Namens de gemeente Heeze-Leende Mevrouw W. van der Rijt, wethouder

Namens de gemeente Helmond

Mevrouw M.M. de Leeuw-Jongejans, wethouder

Namens de gemeente Laarbeek De heer J.H.C.M. Briels, wethouder

Namens de gemeente Nuenen De heer J.M. Ebberink, wethouder

(12)

12

Namens de gemeente Oirschot De heer W.T.H. Evers, wethouder

Namens de gemeente Reusel-De Mierden De heer F.A.J.M. Wouters, wethouder

Namens de gemeente Someren De heer T.C.W. Maas, wethouder

Namens de gemeente Son en Breugel de heer J.P. Frenken, wethouder

Namens de gemeente Valkenswaard De heer M.T.G.M. Wijnen, wethouder

Namens de gemeente Veldhoven

Mevrouw C.E.P. van der Weijden-van Brakel, wethouder

Namens de gemeente Waalre

Mevrouw H. Balk-Lampe, wethouder

(13)

BIJLAGE a. Mandaatbesluit ten behoeve van Eerste stap transitie jeugdzorg Zuidoost- Brabant

(14)

Besluit

Onderwerp

Mandaatbesluit aan Colleges van Burgemeester en Wethouders van gemeenten in Zuidoost-Brabant betreffende eerste stap transitie jeugdzorg

Brabantlaan 1 Postbus 90151

5200 MC ’s-Hertogenbosch Telefoon (073) 681 28 12 Fax (073) 614 11 15 info@brabant.nl www.brabant.nl Bank ING 67.45.60.043

*3269346*

Nummer

Directie

Sociale en Culturele Ontwikkeling

Het provinciehuis is vanaf het centraal station bereik- baar met stadsbus, lijn 61 en 64, halte Provinciehuis of met de treintaxi.

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Gelet op artikel 41, vijfde lid, van de Wet op de jeugdzorg;

Gelet op artikel 2, tweede lid, en artikel 3, derde lid, van de Subsidieverordening jeugdbeleid Noord-Brabant 2009;

Gelet op artikel 21 van de Subsidieregeling jeugdbeleid Noord-Brabant 2009 Gelet op artikel 10:4 van de Algemene wet bestuursrecht;

Overwegende dat Provinciale Staten op 5 juni 2009 de Subsidieverordening Jeugdbeleid Noord-Brabant 2009 hebben vastgesteld;

Overwegende dat Gedeputeerde Staten als uitwerking daarvan op 21 juli 2009 de Subsidieregeling jeugdbeleid Noord-Brabant 2009 hebben vastgesteld;

Overwegende dat in het kader van de door de Regering voorgenomen transitie van de jeugdzorg van de provincie naar de gemeenten door na te melden Colleges van Burgemeester en Wethouders van gemeenten uitvoerig overleg is gevoerd met Gedeputeerde Staten;

(15)

2/5 Nummer

Overwegende dat voornoemd overleg heeft geleid tot zodanige

overeenstemming dat de colleges van genoemde gemeenten onder elkaar evenals met Gedeputeerde Staten zijn gekomen tot een bestuursovereenkomst, waarvan afschrift door aanhechting aan dit besluit daarvan deel uitmaakt

Besluiten:

I

Mandaat te verlenen aan Colleges van Burgemeester en Wethouders van na te melden gemeenten, als bedoeld in artikel 10:4 van de Algemene wet

bestuursrecht tot het nemen van besluiten, op welke wijze de provinciale subsidies in de regio Zuidoost-Brabant voor de uitvoering van enkelvoudige ambulante jeugdzorg worden ingezet voor jeugdigen uit hun gemeenten, onder de condities als omschreven in de aan dit besluit aangehechte

bestuursovereenkomst;

II

Voornoemd mandaat betreft de Colleges van Burgemeester en Wethouders van de volgende gemeenten:

· Asten

· Bergeijk

· Best

· Bladel

· Cranendonck

· Deurne

· Eersel

· Eindhoven

· Geldrop-Mierlo

· Gemert-Bakel

· Heeze-Leende

· Helmond

· Laarbeek

· Nuenen

· Oirschot

· Reusel-De Mierden

· Someren

· Son en Breugel

· Valkenswaard

· Veldhoven

· Waalre

(16)

3/5 Nummer

III

Dit besluit mee te delen aan na te melden instellingen:

· Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant;

· Stichting Combinatie Jeugdzorg;

· Stichting Bijzonder Jeugdwerk Brabant;

‘s-Hertogenbosch, 8 oktober 2013

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,

Voorzitter Secretaris

Toelichting bij het mandaatbesluit ex artikel 10:4 aan Colleges van Burgemeester en Wethouders van gemeenten in Zuidoost-Brabant

De regering heeft op aandringen van de Tweede Kamer der Staten Generaal stappen genomen om te komen tot de decentralisatie van de jeugdzorg van de provincie naar de gemeenten. In dat verband wordt dit najaar het concept van de nieuwe Jeugdwet door de Tweede en Eerste Kamer behandeld. Los daarvan heeft Gedeputeerde Staten het initiatief genomen om de gemeenten in de regio Zuidoost-Brabant, de mogelijkheid te bieden jeugdzorg zonder indicatie van Bureau Jeugdzorg te verlenen aan jeugdigen die daar behoefte aan hebben. Een en ander om de transitie van de jeugdzorg van provincie naar gemeenten actief te ondersteunen. Het is immers van groot belang voor de jeugdigen die het aangaat, dat er enerzijds continuïteit van zorg is en anderzijds de

zorgvernieuwing als gevolg van en in verband met de transitie ook een kans krijgt.

In dat verband is er uitvoerig overleg geïnitieerd met gemeenten op ambtelijk en bestuurlijk niveau, waarbij zowel Bureau Jeugdzorg als de betreffende jeugdzorginstellingen zijn betrokken.

Om deze Eerste stap transitie ook een formele grondslag te geven mandateert het College van Gedeputeerde Staten aan de betreffende Colleges van

(17)

4/5 Nummer

Burgemeester en Wethouders zijn bevoegdheid ter zake de invulling van het door Gedeputeerde Staten aan de betreffende jeugdzorginstellingen verleende subsidie voor enkelvoudige ambulante jeugdzorg. Omdat het ook gaat om

‘boter bij de vis’ is besloten de deelnemende colleges te voorzien van een trekkingsrecht op het aandeel in het subsidie dat door GS is verleend aan de betreffende jeugdzorginstellingen, voor zover het ieder der colleges betreft. Dat is weergegeven in een bijlage bij de bestuursovereenkomst die door de

betreffende colleges tezamen met het College van Gedeputeerde Staten is gesloten. De overeenkomst biedt het kader waarbinnen de betrokken partijen de uitoefening van het verleende mandaat gestalte kunnen geven.

(18)

5/5 Nummer

Bezwaar

Bezwaren tegen dit besluit kunnen binnen zes weken na de bekendmaking van dit besluit worden ingediend bij:

Het college van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant Secretariaat van de hoor- en adviescommissie

Postbus 90151

5200 MC 's-Hertogenbosch

Wij verzoeken u om op de linkerbovenhoek van de envelop het woord

"bezwaarschrift" te vermelden.

Voor meer informatie over de behandeling van bezwaarschriften verwijzen wij u naar www.brabant.nl/rechtsmiddelen.

Het secretariaat van de hoor- en adviescommissie is bereikbaar op telefoonnummer (073) 680 83 04, faxnummer (073) 680 76 16.

Voorlopige voorziening

Bovenstaand besluit treedt in werking, ook al wordt een bezwaarschrift ingediend. Het is daarom mogelijk om gelijktijdig met of na het indienen van een bezwaarschrift een zogenaamde “voorlopige voorziening” te vragen bij:

Voorzieningenrechter van de Arrondissementsrechtbank ’s-Hertogenbosch, sector Bestuursrecht, Postbus 90125, 5200 MA ’s-Hertogenbosch.

Een voorlopige voorziening is in feite het nemen van een tijdelijke maatregel, bijvoorbeeld het schorsen van het besluit gedurende de tijd die nodig is om de bezwaren te behandelen en daarop een besluit te nemen. Voorwaarde om zo’n voorlopige voorziening te vragen is, dat er sprake is van spoedeisend belang.

Voor het vragen van een voorlopige voorziening is griffierecht verschuldigd.

(19)

BIJLAGE b. Trekkingsrechten per gemeente GEMEENTEN IN REGIO

ZUIDOOST

PERCENTAGE PER GEMEENTE T.O.V. REGIOBUDGET ENKELVOUDIG

AMBULANTE JEUGDZORG

Asten 1,8%

Bergeijk 2,0%

Best 3,5%

Bladel 1,8%

Cranendonck 3,7%

Deurne 5,5%

Eersel 1,7%

Eindhoven 29,0%

Geldrop-Mierlo 4,8%

Gemert-Bakel 3,0%

Heeze-Leende 1,4%

Helmond 18,6%

Laarbeek 2,6%

Nuenen 2,6%

Oirschot 1,6%

Reusel-De Mierden 1,2%

Someren 1,8%

Son en Breugel 1,9%

Valkenwaard 3,9%

Veldhoven 5,9%

Waalre 1,6%

Totaal 100,0%

(20)

BIJLAGE c. Communicatie Protocol bij Calamiteiten

COMMUNICATIE PROTOCOL BIJ CALAMITEITEN EX ARTIKEL 8, eerste lid, BESTUURSOVEREENKOMST

EERSTE STAP TRANSITIE JEUGDZORG ZUIDOOST-BRABANT

Partijen bij dit protocol zijn de partijen genoemd in het opschrift van de

bestuursovereenkomst ‘Eerste Stap transitie jeugdzorg Zuidoost-Brabant’ (27 november 2013). Hierna te noemen ‘de bestuursovereenkomst’.

In artikel 8, eerste lid, van de bestuursovereenkomst is voorzien in een protocol

calamiteiten. Door aanhechting aan de bestuursovereenkomst maakt dit protocol daarvan deel uit.

Onder calamiteit wordt in dit protocol verstaan:

Een niet-beoogde of onverwachte gebeurtenis, die betrekking heeft op de kwaliteit van de jeugdzorg en die tot ernstig schadelijk gevolg voor of de dood van een jeugdige of een ouder heeft geleid.

Ingeval van een calamiteit waarbij een jeugdige of ouder, als bedoeld in de Wet op de jeugdzorg, is betrokken, afkomstig uit een van de Gemeenten, worden de volgende procedures gevolgd:

A. De gemeente uit welke de jeugdige of de ouder afkomstig is wordt direct geïnformeerd door de jeugdzorgaanbieder via de beleidsmedewerker Jeugd van de gemeente. De gemeente informeert Gedeputeerde Staten over de calamiteit.

B. Indien er sprake is van een jeugdige aan wie zorg wordt verleend door een van de twee jeugdzorgaanbieders genoemd in de bestuursovereenkomst (artikel 2:1), gelden de regelingen die in en voor die instellingen zijn vastgesteld met betrekking tot calamiteiten.

C. De volgende procedure wordt gevolgd:

1. Directe melding van de calamiteit door de gemeente bij Gedeputeerde Staten (via de Programmamanager jeugd van de provincie) en bij Bureau Jeugdzorg (via de directeur van de vestiging Zuidoost);

2. De gemeente poogt actief de zaak zelf op te lossen;

3. De gemeente aarzelt niet de hulp van Gedeputeerde Staten in te roepen (via de Programmamanager jeugd provincie);

4. Gemeenten en Gedeputeerde Staten staan elkaar bestuurlijk en ambtelijk bij om de zaak op te lossen;

5. Gemeenten en Gedeputeerde Staten spreken onderling af hoe wordt omgegaan met de communicatie over de kwestie.

D. Indien de calamiteit is opgelost wordt er in het vier-partijenoverleg, als bedoeld in artikel 7 van de Bestuursovereenkomst, geëvalueerd en vastgelegd wat er van is geleerd. Deze informatie wordt gedeeld met alle betrokkenen.

In alle gevallen van calamiteiten wordt er een zodanige rapportage opgemaakt dat de Inspectie voor de Jeugdzorg, naast de melding van de calamiteit ook kennis kan nemen

(21)

van de wijze waarop de calamiteit is aangepakt. Voor de rapportage wordt uitgegaan van de thans daarvoor geldende voorschriften en formulieren.

E. In gevallen waarin dit protocol niet voorziet wordt bestuurlijk en ambtelijk naar bevind van zaken gehandeld.

F. Indien daartoe aanleiding wordt gevonden op grond van opgedane ervaring kan dit protocol worden aangepast zonder dat aanpassing van de bestuursovereenkomst nodig is.

G. Indien op grond van de uitvoering van dit protocol geschillen ontstaan is de geschillenregeling van de bestuursovereenkomst van toepassing.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In deze folder leest u wat er van een contactpersoon verwacht wordt, wat zijn taken kunnen zijn en wat de voordelen kunnen zijn voor u en voor uw verzorging in het ziekenhuis..

Er zijn boeken, rapporten, inventarisaties, tijdschriften, posters, diaseries, dvd’s, cd’s, leskisten en leskoffers, lespakketten, lessuggesties, ontdekdozen, werkbladen,

Een wetgevingsmaatregel als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel c en e, en derde lid, AVG, moet duidelijk en nauwkeurig zijn, en de toepassing daarvan moet voorspelbaar

Voor de woonkosten geldt in de periode van 1 oktober 2020 tot en met 31 maart 2021 dat ze in verhouding verminderd worden met het aantal dagen dagondersteuning of het aantal nachten

Mogelijkheden zijn direct langs de Koppel waar wat bomen worden gekapt voor de uitritten van de woningen, en voor de verbreding van de weg, en langs de watergang ten oosten van

Derde aanleiding voor wijziging van de bestaande gemeenschappelijke regeling is het gegeven dat de rijksmiddelen voor “geweld in afhankelijkheidsrelaties” (GIA) slechts voor een deel

De risicoreservering voor de korte spooronderdoorgang, het dorpsplan, elke afwegingsvariant en de westvariant met gesloten Tuindorpweg 2018 zijn vastgesteld op 20%, omdat

Is er nog verbinding met de jongere Wat is grootste knelpunt voor de school Wat is het engagement van de school Wat zijn de verwachtingen naar het traject