• No results found

Voorontwerp-bestemmingsplan-Noordoosthoek-Hoornse-Meer-Bijlagenbundel.pdf PDF, 9.68 mb

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Voorontwerp-bestemmingsplan-Noordoosthoek-Hoornse-Meer-Bijlagenbundel.pdf PDF, 9.68 mb"

Copied!
116
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Bijlagen 3, 4 en 5 bij de toelichting van

bestemmingsplan Noordoosthoek Hoornse Meer

 Bijlage 3: Quickscan natuurtoets

 Bijlage 4: Indicatief bodemonderzoek

 Bijlage 5: Akoestisch onderzoek

(2)
(3)

Bijlage 3: Quickscan natuurtoets

(4)

Quickscan n

Inventarisatie en beoordeling in het kader van

in opdracht van Grontmij Nederland

- definitief -

ecogr oen adv ies

Quickscan natuurtoets waterconnectie Hampshire Groningen

Inventarisatie en beoordeling in het kader van natuurwetwetgeving en -beleid

waterconnectie

(5)

e c o l o g i s c h o n d e r z o e k & n a t u u r o n t w i k k e l i n g

Colofon

Titel Quickscan

Subtitel Inventarisatie en beoordeling in het kader van natuurwetgeving en

Projectcode 13 Status definitief Datum 27 juni 2013

Auteur(s) Drs. I. (Iwan) Veeman Eindredactie Drs. I. Veeman Veldonderzoek Drs. I. (Iwan)

Opdrachtgever Grontmij Nederland

© EcoGroen Advies (2013)

Alles uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt

Veeman, I. (2013). Quickscan kader van natuurwetgeving en

ecogroen advies

e c o g r o e n a d v i e s i s e e n o n a f h a n k e l i j k a d v i e s - e n i n g e n i e u r s b u r e a u

g e s p e c i a l i s e e r d i n

e c o l o g i s c h o n d e r z o e k & n a t u u r o n t w i k k e l i n g

Emmastraat 16, 8011 AG Zwolle 038 423 64 64

www.ecogroen.nl

Quickscan natuurtoets waterconnectie Hampshire Groningen Inventarisatie en beoordeling in het kader van natuurwetgeving en

13-260 definitief 27 juni 2013

Drs. I. (Iwan) Veeman Drs. I. Veeman Drs. I. (Iwan) Veeman

Grontmij Nederland

Alles uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt, mits onder vermelding van bron en status:

Quickscan natuurtoets waterconnectie Hampshire Groningen. Inventarisatie en beoordeling in het kader van natuurwetgeving en -beleid. Rapport 13-260. EcoGroen Advies BV, Zwolle.

ecogroen advies

waterconnectie Hampshire Groningen

Inventarisatie en beoordeling in het kader van natuurwetgeving en -beleid

mits onder vermelding van bron en status:

Inventarisatie en beoordeling in het

(6)

ecogroen advies

Inhoud

Samenvatting

1 Inleiding ... 1

1.1 Aanleiding en doelstelling van dit onderzoek ... 1

1.2 Huidige situatie en voorgenomen ontwikkelingen ... 1

1.3 Algemene opzet onderzoek ... 2

2 Gebiedsbescherming ... 3

2.1 Natuurbeschermingswet ... 3

2.2 Ecologische hoofdstructuur ... 3

2.3 Eindconclusies gebiedsbescherming ... 3

3 Flora- en faunawet ... 4

3.1 Onderzoeksmethode ... 4

3.2 Flora ... 4

3.3 Vleermuizen ... 5

3.4 Grondgebonden zoogdieren ... 6

3.5 Broedvogels ... 6

3.6 Vissen ... 7

3.6 Amfibieen ... 9

3.6 Overige soortgroepen ... 9

3.7 Eindconclusies Flora- en faunawet ... 9

4 Geraadpleegde bronnen ... 10

Bijlagen

Bijlage 1 Samenvatting natuurwetgeving

Bijlage 2 Plankaart

Bijlage 3 Inventarisatiekaart Kleine modderkruiper

(7)

ecogroen advies

Samenvatting

 Aa nl ei d i n g e n d oe lst el l i n g va n d i t o n der z oek

In opdracht van Grontmij Nederland heeft EcoGroen Advies BV een quickscan natuurtoets uitgevoerd in verband met de beoogde aanpassing van het buitengebied rond het Hampshire hotel nabij het Hoornse meer in Groningen. Daartoe heeft in juni 2013 veldonderzoek plaatsgevonden.

De Flora- en faunawet, Natuurbeschermingswet 1998 en het EHS-beleid verplichten vooraf te toetsen of ruimtelijke ingrepen of activiteiten niet conflicteren met aanwezige beschermde plant- en

diersoorten en habitats.

 Hu i di g e si t ua t ie en vo o r ge n o me n on t wi kke l i ng en

Er zijn plannen om het Hampshire hotel aantrekkelijker te maken, door een betere connectie te creëren met het nabijgelegen Hoornse meer. Om het Hoornse meer tot aan het hotel te brengen, zal een deel van het tussenliggende gebied moeten worden vergraven. Daarbij is kap van bomen aan de orde en zal de bestaande oever worden vergraven.

 Effec t be o or de l i n g Besc h erm de ge bi ed en

De plannen vinden plaats op ruime afstand van Natura 2000-gebieden en de EHS. Negatieve effecten op beschermde natuurgebieden zijn niet aan de orde.

 Effec t be o or de l i n g Besc h erm de so o r te n

Binnen het plangebied zijn broedvogels aanwezig en ook de beschermde vissoort Kleine modderkruiper. Bovendien wordt het water en aangrenzend bos gebruikt door vleermuizen als foerageergebied. Met deze waarden dient rekening te worden gehouden.

Om broedvogels te ontzien dient te worden gewerkt buiten het broedseizoen van de aanwezige vogelsoorten. Voor vleermuizen (en overige fauna) is het belangrijk de nachtelijke verlichting op het terrein beperkt te houden. Voor Kleine modderkruiper geldt dat werkzaamheden in de oever buiten de kwetsbare voortplantingsperiode plaats dienen te vinden, bij voorkeur tussen 15 juli en 1

november. De precieze werkwijze ten aanzien van Kleine modderkruiper dient te worden vastgelegd in een ecologisch werkprotocol. Door te werken binnen de voorwaarden van een goedgekeurde

gedragscode hoeft er in deze situatie geen ontheffing te worden aangevraagd.

(8)

ecogroen advies

Quickscan natuurtoets waterconnectie Hampshire Groningen

1

1 Inleiding

1.1 AANLEIDING EN DOELSTELLING VAN DIT ONDERZOEK

In opdracht van Grontmij Nederland heeft EcoGroen Advies BV een quickscan natuurtoets uitgevoerd in verband met de beoogde uitbreiding van het Hoornse meer tot aan het Hampshire hotel te Groningen.

De Flora- en faunawet, Natuurbeschermingswet 1998 en het EHS-beleid verplichten vooraf te toetsen of ruimtelijke ingrepen of activiteiten niet conflicteren met aanwezige beschermde plant- en

diersoorten en habitats. In het voorliggende onderzoek vindt, ten behoeve van de onderbouwing van de ruimtelijke planvorming, een toetsing plaats aan de Flora- en faunawet en gebiedsgerichte natuurbescherming. Een toelichting op de genoemde wetgeving is gegeven in bijlage 1.

1.2 HUIDIGE SITUATIE EN VOORGENOMEN ONTWIKKELINGEN

Er zijn plannen om het Hampshire hotel aantrekkelijker te maken, door een betere connectie te realiseren met het nabijgelegen Hoornse meer. Op dit moment ligt het hotel wat verscholen achter bos en grasland. Door het creëren van een open water verbinding zal de uitstraling van het hotel meer op het water en watersport gericht zijn. Om deze plannen te realiseren zal een deel van het

tussenliggende gebied moeten worden vergraven, waarbij ook kap van bomen aan de orde is (zie plankaart bijlage 2).

Figuur 1.1 Ligging plangebied (omlijnd).

Klik hier als u tekst wilt invoeren.

(9)

ecogroen advies

Quickscan natuurtoets waterconnectie Hampshire Groningen

2 1.3 ALGEMENE OPZET ONDERZOEK

De voorliggende quickscan natuurtoets is gebaseerd op één locatiebezoek, bekende

verspreidingsgegevens (zie hoofdstuk 4 Geraadpleegde bronnen) en ecologische principes. Uit de verzamelde informatie volgt een korte beschrijving van de verwachte effecten van de ruimtelijke ingreep op beschermde gebieden (hoofdstuk 2) en soorten (hoofdstuk 3). Daarnaast is beschreven welke mitigerende (verzachtende of inpassings-) maatregelen eventueel nodig zijn om overtreding van de Flora- en faunawet te voorkomen. Indien aanvullend onderzoek nodig is, is dit ook aangegeven.

(10)

ecogroen advies

Quickscan natuurtoets waterconnectie Hampshire Groningen

3

2 Gebiedsbescherming

2.1 NATUURBESCHERMINGSWET

In de Natuurbeschermingswet 1998 is de bescherming van Vogel- en Habitatrichtlijngebieden (Natura 2000-gebieden) en Beschermde Natuurmonumenten ondergebracht. Beoordeeld dient te worden of ingrepen / activiteiten in of in de nabijheid van deze gebieden significant negatieve effecten kunnen hebben op de aangewezen waarden en instandhoudingsdoelen van deze gebieden.

Het dichtst bij de onderzoekslocaties gelegen Natura 2000-gebied ‘Zuidlaardermeergebied’ is gelegen op ongeveer 4 kilometer afstand. Het gebied bestaat uit het Zuidlaardermeer met zijn omringende oeverlanden en een deel van de polders ten noorden en noordwesten van het meer, waarin ook een deel van het Foxholstermeer en het Drentse Diep zijn gelegen.

Porseleinhoen, Rietzanger en Roerdomp zijn soorten waarvoor instandhoudingdoelen zijn opgesteld.

Ook zijn voor enkele niet broedvogelsoorten instandhoudingsdoelen opgesteld, namelijk Smient, Slobeend, Toendrarietgans, Kolgans en Kleine zwaan.

Aangezien de onderzoekslocatie op grote afstand ligt van het Natura 2000-gebied Zuidlaardermeer, kan fysieke aantasting op broedgebied van aangemelde soorten worden uitgesloten. Gezien de lokale aard van de werkzaamheden zullen de beoogde plannen ook geen verstorende werkzaamheden tot gevolg hebben. Ook wordt geen belangrijk foerageergebied voor aangemelde vogelsoorten aangetast.

Negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen van het Zuidlaardermeer (of andere Natura-2000 gebieden) zijn dan ook niet aan de orde.

2.2 ECOLOGISCHE HOOFDSTRUCTUUR

De bescherming van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) komt voort uit de Structuurvisie

Infrastructuur en Ruimte. Voor nieuwe ontwikkelingen binnen de groene contouren van de EHS geldt een ‘nee, tenzij’- afweging. Dit houdt kortweg in dat significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS niet toegestaan is, tenzij er sprake is van het ontbreken van reële alternatieven en redenen van groot openbaar belang. Wanneer niet teruggevallen kan worden op het tenzij-gedeelte van het beschermingskader, zal aangetoond moeten worden dat door de plannen de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS niet significant aangetast worden.

Het plangebied ligt op ruime afstand (> 1 kilometer) van het meest nabijgelegen EHS-gebied langs het Paterswoldsemeer. Effecten op de EHS zijn niet aan de orde.

2.3 EINDCONCLUSIES GEBIEDSBESCHERMING

De plannen hebben geen schade aan Natura 2000-gebieden of EHS tot gevolg. Een vervolgtraject in het kader van de gebiedsgerichte natuurbescherming is dan ook niet noodzakelijk.

Klik hier als u tekst wilt invoeren.

(11)

ecogroen advies

Quickscan natuurtoets waterconnectie Hampshire Groningen

4

3 Flora- en faunawet

De Flora- en faunawet verplicht om bij ruimtelijke ingrepen of andere nieuwe activiteiten, na te gaan of er negatieve effecten kunnen optreden op exemplaren of het leefgebied van beschermde plant- en diersoorten. Optredende negatieve effecten dienen zo veel mogelijk vermeden of geminimaliseerd te worden. Voor schade aan strikt beschermde soorten kan het noodzakelijk zijn om een ontheffing aan te vragen bij de Dienst Regelingen van het Ministerie van Economische Zaken en bovendien compensatie te realiseren voor verlies van leefgebied of groei- of verblijfplaatsen.

3.1 ONDERZOEKSMETHODE

Voorliggende ecologische beoordeling is gebaseerd op een locatiebezoek op 20 juni 2013. Tijdens het veldbezoek is aandacht besteed aan de beschermde soorten binnen de Flora- en faunawet en vooral aan de juridisch zwaarder beschermde soorten (tabel 2- en 3-soorten). Als onderdeel van het veldwerk is het water in de aanwezige en te vergraven oevers bemonsterd met een steeknet. In combinatie met de terreingesteldheid, bekende verspreidingsgegevens (zie Hoofdstuk 4 Geraadpleegde bronnen) en expert judgement is vervolgens een uitspraak gedaan over mogelijk aanwezige beschermde soorten.

In onderstaande paragrafen worden de onderzochte soortengroepen beschreven die in het plangebied en de directe omgeving zijn aangetroffen en te verwachten.

3.2 FLORA

Het te vergraven grasland wordt intensief gemaaid en kent een lage soortenvariatie met soorten als Madelief, Smalle weegbree, Kruipende boterbloem en Gewone paardenbloem. De oevers van de te vergraven uitloper van het Hoornse meer zijn weliswaar beschoeid, maar rijk begroeid. Hier staan typische oeverplanten als Harig wilgenroosje, Gele lis, Blauw glidkruid, Echte valeriaan, Riet en een aantal fraaie pollen Pluimzegge (zie figuur 3.1). Het overige deel van het plangebied bestaat uit bomen als Gewone es, Zwarte els, Wilde lijsterbes, Zachte berk en Gewone vlier met in de ondergroei onder andere Fluitenkruid, Hulst, Look-zonder-look, Kleefkruid, Gewone braam en Hondsdraf. Beschermde plantensoorten of soorten van de Rode Lijst zijn tijdens het veldbezoek niet aangetroffen in het onderzoeksgebied en deze worden op basis van de aangetroffen biotopen ook niet verwacht. Het nemen van verplichte vervolgstappen voor de soortgroep flora is in deze situatie dan ook niet aan de orde. Wel is te overwegen om een deel van de oevervegetatie - bijvoorbeeld de grote pollen Pluimzegge - te sparen en te verwerken in de nieuw te realiseren oevers.

Klik hier als u tekst wilt invoeren.

(12)

ecogroen advies

Quickscan natuurtoets waterconnectie Hampshire Groningen

5

Figuur 3.1 Beeld van de rijk begroeide oever.

3.3 VLEERMUIZEN

Het leefgebied van de strikt beschermde vleermuizen (Ff-wet tabel 3 en HR bijlage IV) bestaat uit (vaste) verblijfplaatsen, vliegroutes en foerageergebieden (zie ook kader 3.1). Onderstaand worden deze onderdelen ten opzichte van de planlocatie nader besproken.

Kader 3.1 Vleermuizen

Het leefgebied van vleermuizen bestaat uit verblijfplaatsen, vliegroutes en foerageergebied. Van deze drie onderdelen genieten verblijfplaatsen de hoogste bescherming. Verblijfplaatsen bevinden zich in donkere en voor vleermuizen bereikbare ruimten in bomen, huizen, kelders et cetera en kunnen aanwezig zijn in de vorm van kraamkolonies/

zomerverblijven, baltslocaties/ paarverblijven en winterverblijven.

Voor hun oriëntatie tijdens de trek van en naar hun verblijfplaats en foerageergebieden gebruiken vleermuizen veelal jaren lang dezelfde structuren. Vanwege dit traditiegetrouwe gedrag van vleermuizen vormen bepaalde lijnvormige structuren (bijvoorbeeld rijen woningen, watergangen en bomenrijen) een belangrijk onderdeel van een vliegroute.

Wanneer alternatieve structuren ontbreken zijn dergelijke structuren ‘onmisbaar’ en zodoende beschermd.

Locaties waar insecten aanwezig zijn, bijvoorbeeld langs randen van bossen, bomenrijen of boven water zijn van belang als foerageergebied voor vleermuizen. Foerageergebied van vleermuizen geniet binnen de Flora- en faunawetgeving echter geen juridische bescherming, tenzij het onmisbaar is voor het voortbestaan van een populatie.

P o t e n t i ë l e v a s t e v e r b l i j f p l a a t s e n

De bomen in het plangebied zijn geïnspecteerd op voor vleermuizen geschikte holten. Deze zijn in het plangebied niet aangetroffen en er zijn zodoende geen verblijfplaatsen van boombewonende vleermuizen te verwachten. Bebouwing ontbreekt, waardoor tevens geen verblijfplaatsen van gebouwbewonende soorten te verwachten zijn.

(13)

ecogroen advies

Quickscan natuurtoets waterconnectie Hampshire Groningen

6

P o t e n t i ë l e v l i e g r o u t e s e n f o e r a g e e r g e b i e d e n

Met de realisatie van de plannen gaan geen onmisbare vliegroutes van vleermuizen verloren, omdat belangrijke lijnvormige structuren ontbreken. Ondanks de beoogde kap blijven in de omgeving voldoende opgaande en lijnvormige elementen aanwezig die als geleiding voor vleermuizen kunnen dienen, zoals onder andere de oude loop van de Drentse Aa met begeleidende boselementen.

Naar verwachting worden met name het water en bos in het plangebied als foerageergebied gebruikt door vleermuizen. De plannen hebben naar verwachting echter geen negatieve effecten op

foeragerende vleermuizen omdat deze ook na de inrichting gebruik kunnen blijven maken van het gebied. Er blijft een voor vleermuizen aantrekkelijke combinatie van water, oevers en bos voorhanden.

Wel is het wenselijk de nachtelijke verlichting op het terrein beperkt te houden zodat de duisternis zoveel mogelijk gewaarborgd is. De meeste vleermuizen zijn gebaat bij duisternis in hun

foerageergebied. In kader 3.2 is hierover enige informatie opgenomen.

Kader 3.2 Vleermuizen en verlichting

Vleermuizen zijn als nachtactieve dieren ingesteld op het leven in het donker. Zij kunnen op verschillende manier verstoord worden door kunstlicht. Zo kunnen vliegroutes en foerageergebieden ongeschikt worden door kunstlicht. Om lichtverstoring te voorkomen zijn diverse oplossingen denkbaar zoals het toepassen van marterverlichting, het aanpassen van de lichtintensiteit of het beperken van de hoeveelheid verlichting. Marterverlichting verstrooid niet naar de omgeving, maar verlicht lokaal de grond. Een betere oplossing is echter het toepassen van zogeheten ‘Amber verlichting’. Uit een in 2010 uitgevoerd veldexperiment van de Zoogdiervereniging en LEDexpert, blijkt dat het kleurspectrum van de Amber ledlamp lichtgevoelige vleermuizen niet te verstoren, terwijl ‘groen’ licht en wit licht duidelijk verstorend werken (http://www.zoogdiervereniging.nl/node/1145).

3.4 GRONDGEBONDEN ZOOGDIEREN

In het plangebied zijn verblijfplaatsen van een aantal algemene kleine grondgebonden

zoogdiersoorten te verwachten, namelijk Veldmuis, Bosmuis, Aardmuis, Rosse woelmuis, Bosspitsmuis (spec.), Huisspitsmuis en Egel. Wegens het ontbreken van geschikt biotoop van zwaarder beschermde soorten (zoals Waterspitsmuis) kunnen vaste verblijfplaatsen van zwaarder beschermde zoogdieren worden uitgesloten.

Bij de werkzaamheden kunnen exemplaren en verblijfplaatsen van enkele laag beschermde zoogdieren verloren gaan. Voor laag beschermde kleine zoogdieren van tabel 1 geldt automatisch vrijstelling van de verbodsartikelen uit de Flora- en faunawet, waardoor het nemen van

vervolgstappen voor deze zoogdieren niet aan de orde is. Schade aan de algemene en laag

beschermde zoogdieren kan echter geminimaliseerd worden door werkzaamheden zoveel mogelijk uit te voeren buiten de voortplantingsperiode (maart-augustus). De minst schadelijke periode is

september-november (mits vorstvrij).

3.5 BROEDVOGELS

Aangezien dit onderzoek een quickscan betreft, is geen volledige broedvogelinventarisatie uitgevoerd.

Op basis van veldwaarnemingen, de terreingesteldheid, bekende verspreidingsgegevens en expert judgement is echter wel een goede uitspraak te doen over de te verwachten soorten.

(14)

ecogroen advies

Quickscan natuurtoets waterconnectie Hampshire Groningen

7

B r o e d v o g e l s m e t j a a r r o n d b e s c h e r m d e n e s t p l a a t s e n

Van veel broedvogels zijn nesten alleen gedurende het broedseizoen beschermd. Nestlocaties kunnen dan buiten het broedseizoen zonder overtreding van de Flora- en faunawet verwijderd worden. Voor een aantal broedvogelsoorten geldt echter dat de nestlocaties inclusief de functionele omgeving jaarrond beschermd zijn (zie kader 3.1).

Kader 3.1 Broedvogels met jaarrond beschermde nestplaatsen

Onder jaarrond beschermde nesten van broedvogels wordt verstaan: in functie zijnde nesten van de Ooievaar, Boomvalk, Buizerd, Havik, Ransuil, Roek, Wespendief, Zwarte wouw, Slechtvalk, Sperwer, Steenuil, Kerkuil, Oehoe, Gierzwaluw, Grote gele kwikstaart en Huismus. Voor sommige andere soorten geldt dat de nesten jaarrond beschermd zijn als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen.

Tijdens het onderzoek is extra aandacht uitgegaan naar exemplaren, sporen en/of nesten van genoemde soorten. Binnen de invloedsfeer van de plannen zijn hierbij geen jaarrond beschermde nestplaatsen van vogels aangetroffen. Een vervolgtraject in het kader van de Flora- en faunawet is voor broedvogels met jaarrond beschermde nestplaatsen dan ook niet noodzakelijk.

O v e r i g e b r o e d v o g e l s

Tijdens het veldbezoek zijn met name broedindicerende waarnemingen van vogels van bos en struweel gedaan. Het betreft onder ander algemene soorten als Winterkoning, Fitis, Houtduif, Tjiftjaf, Zwartkop, Merel en Vink, maar ook de Rode Lijstsoort Matkop. Mogelijk dat in de oever van het Hoornse meer ook watervogels als Fuut, Meerkoet, Wilde eend en Waterhoen tot broeden komen.

Alle broedvogels zijn gedurende hun broedseizoen beschermd en mogen in deze periode niet verstoord of geschaad worden. Als broedseizoen wordt gehanteerd: periode van nestbouw, periode van broeden en de periode dat de jongen op het nest gevoerd worden. Voor verstoring tijdens de broedseizoen van een vogel wordt geen ontheffing verleend. Indien op een locatie geen

broedende/nestelende vogels aanwezig zijn, mag het aanwezige geschikte broedbiotoop ook tijdens het broedseizoen verwijderd worden. Voor de meeste soorten kan de periode tussen half maart en half juli worden aangehouden als broedseizoen. Soorten als Houtduif kunnen echter tot respectievelijk in augustus, augustus en november nog broedend worden aangetroffen.

3.6 VISSEN

In enkele nabijgelegen kilometer- en uurhokken wordt melding gemaakt van beschermde vissoorten (Ravon en Brouwer et al. 2008). Het betreft hier de middelhoog beschermde Kleine modderkruiper en Rivierdonderpad (beiden FFW tabel 2) en de strikt beschermde Bittervoorn (FFW tabel 3). Bovendien heeft het Waterschap Noorderzijlvest in het kader van de visstandmonitoring in 2008 een

visonderzoek uitgevoerd in het Paterswoldsemeer. Hierbij is alleen de middelhoog beschermde Rivierdonderpad aangetroffen. Tijdens het veldonderzoek is extra aandacht uitgegaan naar de vissen in de te vergraven oever. Daarbij zijn verschillende vissen als Blankvoorn, Snoek, Zeelt, Pos en Brasem gevangen en net buiten het plangebied tevens de beschermde Kleine modderkruiper. Verder viel op dat er in de oever veel jonge vis rondzwemt. De combinatie van ondiepte en een beschutte ligging maakt de oever tot een goede schuilplek.

R i v i e r d o n d e r p a d

Rivierdonderpad (FFW tabel 2) is tijdens het veldbezoek niet aangetroffen. Daarnaast ontbreekt bovendien geschikt leefgebied (stenig substraat) voor de soort op de onderzoekslocaties. De soort wordt zodoende ook niet verwacht binnen de invloedsfeer van de beoogde werkzaamheden.

(15)

ecogroen advies

Quickscan natuurtoets waterconnectie Hampshire Groningen

8

B i t t e r v o o r n

Tijdens het veldonderzoek is Bittervoorn (FFW tabel 3) niet aangetroffen. Vangsten van deze soort zijn in de regio Groningen/Drenthe schaars (Brouwer et al. 2008). Ook tijdens de in 2008 door het

Waterschap Noorderzijlvest in het aangelegen Paterswoldsemeer uitgevoerde visstandmonitoring is geen Bittervoorn aangetroffen. In het plangebied werd tijdens het veldwerk overigens wel de voor Bittervoorn belangrijke zoetwatermossel aangetroffen. Op basis van het intensieve onderzoek en bekende waarnemingen wordt Bittervoorn niet verwacht binnen de invloedsfeer van de beoogde werkzaamheden, maar er zijn ogenschijnlijk wel potenties.

K l e i n e m o d d e r k r u i p e r

Tijdens het veldonderzoek zijn twee adulte Kleine modderkruipers (FFW tabel 2) aangetroffen in een ondiepe uitsparing in de oever. Hoewel de vangstlocatie een stukje buiten het te vergraven deel van de oever ligt, kunnen we er vanuit gaan dat deze soort ook binnen het plangebied voorkomt. Binnen het plangebied is namelijk geschikt leefgebied aanwezig in de vorm van weelderige oeverbegroeiing en diverse ondiepe plekken.

Figuur 3.1 Eén van de twee gevangen Kleine modderkuipers, een voor deze soort zeldzaam fors exemplaar overigens.

Als gevolg van de geplande maatregelen en specifiek het vergaven van de oever (tijdelijk) zal leefgebied van Kleine modderkruiper aangetast worden. Voor ruimtelijke ingrepen geldt voor tabel 2 soort Kleine modderkruiper een vrijstelling, mits gewerkt wordt volgens de randvoorwaarden uit de Gedragscode voor Waterschappen (Unie van Waterschappen 2012). Wanneer de juiste mitigerende maatregelen worden genomen zal de functionaliteit van het leefgebied van Kleine modderkruiper gegarandeerd blijven en is het aanvragen van een ontheffing annex artikel 75 niet nodig.

Voor deze soort zijn de volgende maatregelen gangbaar, enigszins afhankelijk van de precieze werkwijze:

 Uitvoering bij voorkeur in de minst kwetsbare periode tussen 15 juli en 1 november (buiten de voortplantingsperiode en periode van winterrust);

 Ter plaatse van de werkzaamheden dienen de aanwezige Kleine modderkruipers te worden wegvangen voorafgaand aan de werkzaamheden en teruggeplaatst in geschikte biotopen in de omgeving;

 Eventueel vrijkomend materiaal (slib en planten) controleren op aanwezigheid van Kleine modderkruiper en ander vis. Aangetroffen exemplaren dienen elders te worden uitgezet, op een locatie waar geen werkzaamheden (meer) plaatsvinden;

(16)

ecogroen advies

Quickscan natuurtoets waterconnectie Hampshire Groningen

9

 Het vangen van beschermde dieren en het elders terugplaatsen dient plaats te vinden onder begeleiding van en op aanwijzing van een ecologisch deskundig persoon met kennis van de betreffende soort.

Het is in deze situatie verder aan te bevelen om het graafwerk voor het nieuwe water eerst te verrichten en pas bij afronding ervan de connectie te maken met het Hoornsemeer. Zo wordt

voorkomen dat er onnodig veel vertroebeling en verstoring optreedt in de bestaande plas. De precieze werkwijze ten aanzien van Kleine modderkruiper dient voorafgaand aan het werk te worden

vastgelegd in een zogeheten ecologisch werkprotocol (met logboek) zodat aantoonbaar zorgvuldig wordt gewerkt. Mogelijk kunnen er natuurvriendelijke oevers worden gerealiseerd.

3.7 AMFIBIEEN

Ten tijde van het veldbezoek zijn - behalve een aantal Bruine kikkers - geen amfibieën aangetroffen. In de aanwezige wateren is (beperkt) voortplanting van enkele algemene soorten te verwachten, zoals Bastaardkikker, Meerkikker, Bruine kikker, Gewone pad en Kleine watersalamander. De talrijke aanwezigheid van vis in het Hoornse meer beperkt de mogelijkheden voor amfibieën, omdat deze eieren en (jonge kikkers) als prooi hebben. De waterbodem en de strooisellaag in de aanwezige boselementen vormen overwinteringsgebied voor genoemde laag beschermde soorten.

Geschikte voortplantingswateren voor strikt beschermde amfibieën - zoals de rond Groningen bekende Poelkikker - ontbreken in en in de nabijheid van de onderzoekslocatie. Overwintering van zwaarder beschermde soorten binnen de onderzoekslocaties is daardoor ook uit te sluiten.

Bij ruimtelijke ingrepen geldt automatisch vrijstelling van de verbodsartikelen van de Flora- en faunawet voor laag beschermde amfibieënsoorten. Het nemen van vervolgstappen voor de soortgroep amfibieën in deze situatie zodoende niet aan de orde. Effecten op overwinterende amfibieën kunnen - mits de planning van de werkzaamheden dit toelaat - geminimaliseerd worden door de werkzaamheden uit te voeren buiten de overwinteringsperiode van amfibieën die globaal loopt van november t/m maart.

3.8 OVERIGE SOORTGROEPEN

Reptielen (alle soorten zwaarder beschermd: Ff-wet tabel 2/3) en zwaarder beschermde soorten uit soortgroep ongewervelden zijn tijdens het veldonderzoek niet aangetroffen en worden niet verwacht.

Eventuele vervolgstappen zijn hier voor deze soortgroepen niet aan de orde.

3.9 EINDCONCLUSIES FLORA- EN FAUNAWET

Bij de planning van de werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen van vogels (zie paragraaf 3.5). Verder is aandacht gevraagd voor de aanwezigheid van de beschermde Kleine modderkruiper in de wateroever, met ook daar de nadruk op een goede planning. Aanpak ten aanzien van Kleine modderkuiper dient te worden verwoord in een ecologisch werkprotocol, passend binnen de aanpak zoals beschreven in een goedgekeurde gedragscode. Verder is wenselijk de nachtelijke verlichting op het terrein beperkt te houden ten behoeve van foeragerende vleermuizen (zie paragraaf 3.3).

(17)

ecogroen advies

Quickscan natuurtoets waterconnectie Hampshire Groningen

1 0

4 Geraadpleegde bronnen

L i t e r a t u u r

Bekker J.P, P. Twisk en A. Diepenbeek (2010). Veldgids Europese zoogdieren. Uitgegeven door de KNNV en VZZ.

Broekhuizen S., B. Hoekstra, V. van Laar, C. Smeenk, J.B.M. Thissen (1992). Atlas van de Nederlandse zoogdieren.

KNNV Uitgeverij, Utrecht.

Brouwer T., B. Crombaghs, A. Dijkstra, A.J. Scheper en P.P. Schollema (2008). Vissenatlas Groningen Drenthe:

Verspreiding van zoetwatervissen in Groningen en Drenthe in de periode 1980-2007. Boekbinderij De Ruijter bv, Zwolle.

Dienst Regelingen (2009). Aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten ontheffing Flora- en faunawet ruimtelijke ingreep.

Ministerie van LNV (2004). Besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit TRCJZ/2004/5727, houdende vaststelling van rode lijsten flora en fauna.

Ministerie van LNV (2007) Spelregels EHS; beleidskader voor compensatiebeginsel, EHS-saldobenadering en herbegrenzen EHS. Ministeries van LNV, VROM en de Provincies.

Ministerie van LNV (2009). Besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 28 augustus 2009, 25344, houdende vaststelling van geactualiseerde Rode lijsten flora en fauna.

Ministerie van I&M (2012). Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Drukkerij Ando, Den Haag.

Unie van Waterschappen (2012). Gedragscode Flora- en Faunawet voor waterschappen. Goedgekeurd door het Ministerie van Economische zaken, Landbouw en Innovatie op 6 februari 2012. Unie van

Waterschappen.

I n t e r n e t

Provincie Groningen (www.provinciegroningen.nl).

Ravon.nl (website met soortinformatie over reptielen, amfibieën en vissen) Telmee.nl (website met soortenwaarnemingen in Nederland)

Waarneming.nl (website met soortenwaarnemingen in Nederland) Zoogdieratlas.nl (website met zoogdierwaarnemingen in Nederland)

http://www.synbiosys.alterra.nl/natura2000 (kaartmachine Natura 2000 - gebieden Ministerie van EZ) Klik hier als u tekst wilt invoeren.

(18)

ecogroen advies

Bijlagen

(19)

Bijlage 1: Samenvatting natuurwetgeving

Flora- en faunawet I n l e i d i n g

Sinds 1 april 2002 is de Flora- en faunawet van kracht. Onder de Flora- en faunawet zijn ongeveer 500 soorten in Nederland aangewezen als beschermde dier- of plantensoort. De doelstelling van de wet is de bescherming en het behoud van de gunstige staat van instandhouding van in het wild levende plant- en diersoorten. Het uitgangspunt van de wet is `nee, tenzij`. Dit betekent dat activiteiten met een schadelijk effect op beschermde soorten in principe verboden zijn.

De Flora- en faunawet kent een groot aantal verbodsbepalingen die samenhangen met ruimtelijke ingrepen, plannen en projecten. Zo is het verboden beschermde inheemse planten te plukken of te beschadigen en geldt voor beschermde dieren een verbod op het doden, verwonden en opzettelijk verontrusten. Ook is het verboden nesten, holen of andere

voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde inheemse dieren te beschadigen of te verstoren of eieren te rapen of te vernielen. De verbodsbepalingen betreffende planten op hun groeiplaats zijn opgenomen in artikel 8. De verbodsbepalingen betreffende dieren in hun natuurlijke leefomgeving zijn vermeld in artikel 9 tot en met 12.

Van het verbod op schadelijke handelingen (`nee`) kan onder voorwaarden (`tenzij`) worden afgeweken, met een ontheffing of vrijstelling. Het verlenen hiervan is de bevoegdheid van de minister van Economische Zaken, Landbouw &

Innovatie (EL&I), of, in geval van beheer en schadebestrijding, van gedeputeerde staten van de provincies.

B e s c h e r m d e d i e r - e n p l a n t e n s o o r t e n

Beschermde inheemse planten- en diersoorten zijn bij algemene maatregel van bestuur aangewezen. Het zijn soorten die van nature in Nederland voorkomen en die in hun voortbestaan worden bedreigd of het gevaar lopen in hun voortbestaan te worden bedreigd. Ook zijn soorten aangewezen die niet noodzakelijkerwijs in hun voortbestaan worden bedreigd, maar wel bescherming genieten ter voorkoming van overmatige benutting.

De volgende diersoorten zijn beschermd volgens de Flora- en faunawet:

 Alle van nature in Nederland voorkomende soorten zoogdieren, met uitzondering van gedomesticeerde dieren en met uitzondering van de zwarte rat, de bruine rat en de huismuis;

 Alle van nature op het Europese grondgebied van de Lidstaten van de Europese Unie voorkomende soorten vogels met uitzondering van gedomesticeerde vogels;

 Alle van nature in Nederland voorkomende soorten amfibieën en reptielen;

 Alle van nature in Nederland voorkomende soorten vissen, met uitzondering van de soorten waarop de Visserijwet 1963 van toepassing is;

 Een aantal ongewervelden (onder andere insecten, libellen en kevers) die in hun voortbestaan bedreigd zijn of het gevaar lopen in hun voortbestaan te worden bedreigd.

Er zijn drie beschermingsregimes van kracht, mede afhankelijk van de zeldzaamheid van de soort en de status in Europese richtlijnen. Van licht naar zwaar beschermd zijn de soorten opgenomen op Tabel 1, 2 of 3. Voor vogels gelden specifieke eisen, met name tijdens het broedseizoen. Bij ruimtelijke ingrepen geldt automatisch vrijstelling voor soorten van Tabel 1 waardoor de meeste aandacht gevraagd is voor soorten van Tabel 2/3 en voor vogels.

W i j z e v a n t o e t s i n g e n b e o o r d e l i n g

Gaat u een ruimtelijke ingreep uitvoeren, zijn beschermde soorten aanwezig en is er sprake van overtreding van een verbodsbepaling uit de Flora- en faunawet, dan dient u een ontheffingsaanvraag in te dienen bij Dienst Regelingen. Hierbij worden de volgende vragen gesteld:

 In welke mate wordt de functionaliteit van de voortplantings- en/of vaste rust- en verblijfplaats aangetast?

 Is er een bij wet genoemd belang? (behalve bij Tabel 2-soorten)

 Is er een andere bevredigende oplossing? (behalve bij Tabel 2-soorten)

 Komt de gunstige staat van instandhouding niet in gevaar?

Dienst Regelingen beoordeelt of het bij wet genoemd belang zwaarder weegt dan het overtreden van de

verbodsbepaling(en). Voor Tabel 2-soorten gelden minder zware eisen en kan een door het ministerie goedgekeurde gedragscode ook uitkomst bieden. De gedragscode moet wel van toepassing zijn op uw activiteit en u moet kunnen aantonen dat u precies zo werkt als in de gedragscode staat. Voor Bijlage 1-soorten uit Tabel 3 krijgt u alleen ontheffing

(20)

wanneer sprake is van een bij wet genoemd belang. Bij een ruimtelijke ingreep betreft het meestal één van de onderstaande vier belangen:

 Bescherming van flora en fauna (b)

 Volksgezondheid of openbare veiligheid (d)

 Dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en voor het milieu wezenlijke gunstige effecten (e)

 Uitvoering van werkzaamheden in het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling (j)

Voor vogels en soorten van bijlage IV van de Habitatrichtlijn geldt dat u alleen ontheffing kunt krijgen op grond van een bij wet genoemd belang uit respectievelijk de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn.

R o d e l i j s t e n

Los van de Flora- en faunawet heeft de toenmalige Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit ter uitvoering van de bepalingen in artikelen 1 en 3 van het Verdrag van Bern een aantal Rode Lijsten voor bedreigde en kwetsbare soorten dieren en planten gepubliceerd1. Voor soorten van de Rode Lijsten heeft de overheid zich verplicht onderzoek en werkzaamheden te bevorderen die nodig zijn voor bescherming en beheer. Het voorkomen van een soort op de Rode Lijst heeft geen wettelijke beschermingsstatus tot gevolg. Opname op de Rode Lijst zegt alleen iets over de zeldzaamheid en populatieontwikkelingen van de betreffende soorten.

N a t u u r b e s c h e r m i n g s w e t 1 9 9 8

Op 1 oktober 2005 is de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998 in werking getreden. De Natuurbeschermingswet heeft betrekking op Natura 2000 gebieden in Nederland en verankert een deel van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn in de nationale wetgeving. Natura 2000 bestaat uit een netwerk van Europese natuurgebieden. Het vormt de basis van het Europese natuurbeleid. Natura 2000 is gericht op de instandhouding en ontwikkeling van soorten en ecosystemen die voor Europa belangrijk zijn.

Nederland regelt aan de hand van een vergunningenstelsel de zorgvuldige afweging rond projecten die gevolgen kunnen hebben voor Natura 2000-gebieden. Deze vergunningen worden verleend door de provincies of door de Minister van EL&I.

Daarnaast stelt Nederland voor al haar Natura 2000-gebieden beheerplannen op waarin de te beschermen waarden, de zogeheten instandhoudingdoelen, nader worden uitgewerkt in ruimte, tijd en omvang.

In voorgaand wettelijk kader zijn alleen de meest relevante onderdelen van de wetgeving vereenvoudigd weergegeven. Aan deze tekst kunnen derhalve geen rechten worden ontleend. Voor meer achtergronden en de oorspronkelijke wetsteksten kunt u terecht op www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/natuur en op www.drloket.nl.

1 Besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van TRCJZ/2004/5727, houdende vaststelling van rode lijsten flora en fauna en Besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 28 augustus 2009, 25344, houdende vaststelling van geactualiseerde Rode lijsten flora en fauna.

(21)

Bijlage 2: Plankaart

(22)

Bijlage 3: Inventarisatiekaart Kleine modderkruiper

(23)

Bijlage 4: Indicatief bodemonderzoek

(24)

Notitie

Referentienummer Datum Kenmerk

329919 25 juli 2013 329919

Betreft

Bevindingen indicatief onderzoek bodemmilieu

Geachte,

Voor het project ‘Uitbreidings Hoornsemeer’ is een indicatief onderzoek verricht naar de bodem- kwaliteit, op de posities zoals weergegeven op de bijgevoegde veldschets.

De resultaten van dit indicatief onderzoek zijn inmiddels bekend, met deze notitie leggen we de bevindingen vast.

Doel van het onderzoek is met een gerinige onderzoeksinspanning een indicatie te krijgen van een eventuele bodemverontreiniging. Tevens wordt een beeld verkregen van de hergebruiksmo- gelijkheden van de vrijkomende grond.

Beschrijving veld- en laboratoriumonderzoek

Het veldwerk is verricht op 13 juni 2013 is door dhr. A. Westerhoek van ‘Het Veldwerkbureau B.V.’. De werkzaamheden zijn uitgevoerd onder procescertificaat SIKB BRL 2000 en het protocol 2001 (waarvoor de uitvoerende persoon gecertificeerd is).

Het veldonderzoek heeft bestaan uit de volgende werkzaamheden:

• het uitvoeren van een visuele terreininspectie;

• het uitvoeren van in totaal 10 handboringen waarvan boringen tot circa 3 à 5 m –mv;

• het zintuiglijk beoordelen van het bij de boringen vrijkomende bodemmateriaal op bodemkun- dige eigenschappen en op eventueel aanwezige verontreinigingskenmerken, inclusief eventu- ele asbestverdachte materialen;

• het nemen van monsters van het bij de boringen vrijkomende bodemmateriaal. De monstertra- jecten zijn weergegeven aan de rechterzijde van de boorprofielen in bijlage 2;

In totaal zijn 5 grond(meng)monsters geanalyseerd in het milieulaboratorium van ALcontrol labo- ratories. Een overzicht van de verrichte analyses is weergegeven in tabel 3.1. Alle grond (meng)monsters zijn voorbehandeld conform de AS3000. Analyse heeft plaatsgevonden op een breed stoffenpakket.

De analyseresultaten (opgenomen als bijlage 3) zijn getoetst aan het Besluit bodemkwaliteit en de Wet bodembescherming. De toetsingresultaten zijn opgenomen als bijlage 4.

(25)

Referentienummer Pagina

329919 2 van 6

Bevindingen

Uit de analyseresultaten blijkt dat ten hoogste zeer licht verhoogde gehalten voorkomen. Voor toepassing elders zal naar verwachting alle grond voldoen aan de kwaliteitsklasse ‘Achtergrond- waarde’ uit het Besluit bodemkwaliteit.

De grond kan ons inziens overeenkomstig het gemeentelijke bodembeleid elders worden toege- past, er is geen aanleiding om te veronderstellen dat zich nabij de boringen een geval van veront- reinigingen bevindt.

Disclaimer

Bodemonderzoek wordt in beginsel steekproefsgewijs uitgevoerd. Ondanks het feit dat Grontmij Nederland B.V. bij de uitvoering van deze werkzaamheden aansluit bij landelijke kwaliteitsrichtlij- nen en regelgeving, maakt het steekproefsgewijze karakter van het onderzoek het niet mogelijk om garanties af te geven ten aanzien van een eventueel beschreven verontreinigingsituatie.

Grontmij Nederland B.V. accepteert dan ook geen aansprakelijkheid ten aanzien van mogelijke beslissingen die de opdrachtgever of derden naar aanleiding van het door Grontmij Nederland B.V. uitgevoerde bodemonderzoek nemen.

Hoogachtend,

Mark Bosloper

Adviseur bodem en milieu

(26)

Referentienummer

329919

Bijlage 1

Veldtekening ligging boorpunten

(27)
(28)

Referentienummer

329919

Bijlage 2

Boorprofielen en verklaringenblad

(29)

Projectnummer: 329919

Projectnaam: Uitbreiding Hoornsemeer

Schaal (A4): 1: 50 Pagina: 1 van 3 Boring: B01

X-coördinaat: 233413,76 Y-coördinaat: 578280,61 Datum: 13-6-2013 Boormeester: Ate Westerhoek

0

50

100

150

200

250

300

1

32

4

5

6

7

gras

13

Klei, sterk siltig, zwak humeus, resten zand, geen olie-water reactie, bruin, Edelmanboor

-37

Veen, mineraalarm, resten zand, geen olie-water reactie, bruin, Edelmanboor

-77

Klei, sterk zandig, roest, geen olie-water reactie, bruin, Edelmanboor

-87

Veen, mineraalarm, geen olie-water reactie, bruin, Edelmanboor, ongeroerd

-237

Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, geen olie-water reactie, bruin, Edelmanboor

-287

Boring: B02

X-coördinaat: 233500,54 Y-coördinaat: 578291,8 Datum: 13-6-2013 Boormeester: Ate Westerhoek

0

50

100

150

200

250

300

350

400

1

2

3

4

5

6

7

gras

25

Zand, matig fijn, sterk siltig, matig humeus, resten puin, geen olie-water reactie, beige, Edelmanboor

-55

Veen, mineraalarm, resten zand, geen olie-water reactie, Edelmanboor

-115

Veen, mineraalarm, resten zand, zwakke olie-water reactie, bruin, Edelmanboor, verwerkt t/m 180

-155

Veen, mineraalarm, geen olie-water reactie, bruin, Edelmanboor, ongeoerd

-265

Klei, sterk siltig, laagjes veen, geen olie-water reactie, bruinblauw, Edelmanboor

-335

Zand, zeer fijn, matig siltig, matig humeus, geen olie-water reactie, bruin, Edelmanboor

-355

Zand, zeer fijn, matig siltig, resten wortels, geen olie-water reactie, beige, Edelmanboor

-375

Boring: B03

X-coördinaat: 233530,7 Y-coördinaat: 578326,14 Datum: 13-6-2013 Boormeester: Ate Westerhoek

0

50

100

150

200

250

300

350

1

2

3

4

5

6

7

8

gras

34

Klei, sterk siltig, matig humeus, resten zand, resten puin, geen olie-water reactie, bruin, Edelmanboor

-6

Klei, sterk siltig, zwak humeus, resten puin, geen olie-water reactie, grijsbruin, Edelmanboor

-81

Klei, sterk siltig, brokken veen, resten zand, geen olie-water reactie, bruinblauw, Edelmanboor, geroerd t/m 2,70m

-236

Veen, zwak kleiïg, geen olie-water reactie, bruin, Guts, ongeroerd

-326

Boring: B04

X-coördinaat: 233562,16 Y-coördinaat: 578343,06 Datum: 13-6-2013 Boormeester: Ate Westerhoek

0

50

100

150

200

250

300

350

1

2

3

4

5

6

7

8

gras

36

Klei, sterk siltig, matig humeus, resten zand, geen olie-water reactie, bruin, Edelmanboor

-14

Zand, matig fijn, sterk siltig, geen olie-water reactie, beige, Edelmanboor

-44

Klei, sterk siltig, sporen slib, resten zand, geen olie-water reactie, blauw, Edelmanboor, geroerd tot 2,55m

-219

Veen, mineraalarm, geen olie-water reactie, bruin, Edelmanboor, ongeroerd

-274

Veen, sterk kleiïg, geen olie-water reactie, bruin, Guts

-339

(30)

Projectnummer: 329919

Projectnaam: Uitbreiding Hoornsemeer

Schaal (A4): 1: 50 Pagina: 2 van 3 Boring: B05

X-coördinaat: 233576,25 Y-coördinaat: 578306,85 Datum: 13-6-2013 Boormeester: Ate Westerhoek

0

50

100

150

200

250

300

350

400

1

2

3

4

5

6

7

8

9

gras

53

Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, resten veen, geen olie-water reactie, geelbruin, Edelmanboor

-67

Veen, mineraalarm, resten zand, geen olie-water reactie, geelbruin, Edelmanboor, geroerd t/m 3,05m

-252

Veen, mineraalarm, geen olie-water reactie, bruin, Edelmanboor, ongeroerd

-287

Klei, sterk siltig, sterk humeus, geen olie-water reactie, grijsbruin, Guts, ongeroerd

-347

Boring: B06

X-coördinaat: 233640,89 Y-coördinaat: 578406,31 Datum: 13-6-2013 Boormeester: Ate Westerhoek

0

50

100

150

200

250

300

1

2

3

4

5

6

7

braak

-30

Klei, sterk siltig, matig humeus, bruin, Edelmanboor

-65

Klei, matig siltig, zwak humeus, blauwbruin, Edelmanboor

-160

Veen, mineraalarm, bruin, Edelmanboor

-250

Veen, sterk kleiïg, bruin, Edelmanboor

-330

Boring: B07

X-coördinaat: 233634,72 Y-coördinaat: 578352,78 Datum: 13-6-2013 Boormeester: Ate Westerhoek

0

50

100

150

200

250

300

1

2

3

4

5

6

gras

-58

Klei, sterk zandig, sterk humeus, sporen puin, resten klei, bruin, Edelmanboor

-133

Veen, mineraalarm, bruin, Edelmanboor

-248

Veen, sterk kleiïg, bruin, Edelmanboor

-323

Veen, mineraalarm, bruin, Edelmanboor

-348

Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, bruin, Edelmanboor

-358

Boring: B08

X-coördinaat: 233674,26 Y-coördinaat: 578350,84 Datum: 13-6-2013 Boormeester: Ate Westerhoek

0

50

100

150

200

250

300

1

2

3

4

5

6

7

8

9

gras

-37

Zand, zeer fijn, matig siltig, sterk humeus, zwartbruin, Edelmanboor

-72

Klei, matig siltig, resten veen, grijsbruin, Edelmanboor

-97

Veen, mineraalarm, bruin, Edelmanboor

-122

Klei, sterk siltig, sterk humeus, sporen puin, bruin, Edelmanboor

-147

Veen, mineraalarm, bruin, Edelmanboor

-172

Veen, sterk kleiïg, grijsbruin, Edelmanboor

-302

Klei, sterk zandig, matig humeus, bruin, Edelmanboor

-337

(31)

Projectnummer: 329919

Projectnaam: Uitbreiding Hoornsemeer

Schaal (A4): 1: 50 Pagina: 3 van 3 Boring: B09

X-coördinaat: 233686,49 Y-coördinaat: 578449,52 Datum: 13-6-2013 Boormeester: Ate Westerhoek

0

50

100

150

200

250

300

350

400

1

2

3

4

5

6

7

braak

-62

Klei, sterk siltig, matig humeus, bruin, Edelmanboor

-77

Klei, matig siltig, zwak humeus, zwak roesthoudend, grijsbruin, Edelmanboor

-127

Klei, sterk siltig, blauw, Edelmanboor, slap

-182

Veen, mineraalarm, bruin, Edelmanboor

-352

Klei, sterk siltig, sterk plantenhoudend, grijsblauw, Edelmanboor, slap

-462

Boring: B10

X-coördinaat: 233449,64 Y-coördinaat: 578314,07 Datum: 13-6-2013 Boormeester: Ate Westerhoek

0

50

100

150

200

250

300

1

2

3

4

5

6

7

8

9

gras

65

Klei, sterk siltig, matig humeus, geen olie-water reactie, bruin, Edelmanboor

20

Zand, matig fijn, zwak siltig, geen olie-water reactie, beige, Edelmanboor

-5

Klei, sterk siltig, resten slib, brokken veen, zwakke olie-water reactie, blauwbruin, Edelmanboor

-35

Klei, sterk siltig, zwak roesthoudend, laagjes zand, geen olie-water reactie, blauw, Edelmanboor, ongeroerd

-155

Veen, mineraalarm, geen olie-water reactie, bruin, Edelmanboor

-190

Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, resten wortels, geen olie-water reactie, bruin, Edelmanboor

-210

Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, resten planten, geen olie-water reactie, bruin, Edelmanboor

-235

(32)

grind

Grind, siltig

Grind, zwak zandig

Grind, matig zandig

Grind, sterk zandig

Grind, uiterst zandig

zand

Zand, kleiïg

Zand, zwak siltig

Zand, matig siltig

Zand, sterk siltig

Zand, uiterst siltig

veen

Veen, mineraalarm

Veen, zwak kleiïg

Veen, sterk kleiïg

Veen, zwak zandig

Veen, sterk zandig

klei

Klei, zwak siltig

Klei, matig siltig

Klei, sterk siltig

Klei, uiterst siltig

Klei, zwak zandig

Klei, matig zandig

Klei, sterk zandig

leem

Leem, zwak zandig

Leem, sterk zandig

overige toevoegingen zwak humeus

matig humeus

sterk humeus

zwak grindig

matig grindig

sterk grindig

geen zwakke matige sterke uiterste

olie

geen olie-water reactie zwakke olie-water reactie matige olie-water reactie sterke olie-water reactie uiterste olie-water reactie

p.i.d.-waarde

>0

>1

>10

>100

>1000

>10000

geroerd monster

ongeroerd monster

volumering

bijzonder bestanddeel

Gemiddeld hoogste grondwaterstand grondwaterstand

Gemiddeld laagste grondwaterstand

slib

water

filter

bentoniet afdichting hoogste grondwaterstand gemiddelde grondwaterstand laagste grondwaterstand

(33)

Referentienummer

329919

Bijlage 3

Analyseresultaten ALcontrol laboratories

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Bij matig en zwaar beschermde soorten zijn mitigerende maat- regelen van toepassing als effecten van de gewenste ontwikkeling niet uitgesloten kunnen worden.. Dit betekent dat

de in tabel 2.17e en 2.17f aangegeven waarden binnen in- of aanpandige gevoelige gebouwen niet gelden indien de gebruiker van deze gevoelige gebouwen geen toestemming geeft voor

Het rustige karakter van de noordoosthoek van het Hoornse Meer wordt aangetast door toenemende recreatie, aanlegsteigers en verhuur van boten, kans op lawaaioverlast door het

Deze bestaan uit een faunatunnel onder het nieuwe terras door, en extra ondersteunende beplanting (zodat binnen het plangebied nog extra groen wordt gerealiseerd) op de boulevard

Allende

Uit de bijlage figuren 2 en 3 is op te maken dat door deze opzet de meeste geluidshinder richting het centrum beperkt blijft en dat sportcentrum Kardinge ook als demping van het

bebouwingsstructuur van De Wijert-Zuid, die wordt afgewisseld door lage eengezinswoningen en hogere woonflats voor ouderen, waaronder de nabijgelegen hoge Zuiderflat, waaraan

Vorig jaar heeft u raad gelijk met het bestemmingsplan Noordoosthoek Hoornse Meer ingestemd met de Boom Effect .Analyse (BEA).. Naast een omgevingsvergunning bij de gemeente