• No results found

HET AMBT VAN SCHOUT VAN DE

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "HET AMBT VAN SCHOUT VAN DE "

Copied!
25
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Het Land Van Herle

BIJ HET AFTREDEN VAN

DRS. F.L. AUGUSTUS ALS VOORZITTER VAN 'HET LAND VAN HERLE'

We moeten teruggaan tot het jaar 1976 om het begin van de loopbaan als voor- zitter van Louis Augustus te traceren.

Na het overlijden van drs. L.E.M.A. van Hommerich (3-12-1976) bestond er geen enkele twijfel aan diens opvolging. De heer Augustus nam dan ook enthousiast alle taken op zich, dat wil zeggen als voorzitter van het. bestuur van de stich- ting, als voorzitter van de werkgroep en als voorzitter van de redactie. Bovendien werd hij op 16 februari 1977 ook nog tot voorzitter van de kring Heerlen van het L.G.O.G. gekozen.

Dat deze bundeling van taken een zware opgave was, bleek toen op 10 sep-

tember 1995 door de heer Augustus seri- eus over aftreden werd gesproken en er dus een opvolger gezocht moest worden.

De werkzaamheden werden daarbij ge- splitst in die zin dat de heer drs. S.

Broers de stichting en de werkgroep on- der zijn vleugels gaat nemen en de heer R. Braad de redactie zal gaan leiden.

Wie, op welke manièr dan ook, in de voorbije twintig jaar met de heer Au- gustus in contact kwam, in verband met geschiedschrijving in het algemeen of Het Land van Herle in het bijzonder, ontkwam niet aan de indruk dat men met een bevlogen man te maken had.

Men kon hem bij wijze van spreken mid-

De aftredende voorzitter L. Augustus (rechts) en zijn echtgenote, bij de overhandiging van een

cadeau door de nieuwe voorman van Het Land van Herle, S. Broers. · 127

(2)

Het Land Van Herle

den in de nacht wakker maken om te informeren naar de juistheid van een bepaald historisch gegeven. Ook wist hij elke maand opnieuw een spreker vol- doende enthousiast te maken om een spreekbeurt te houden in de werkgroep en steeds weer prikkelde hij anderen tot archiefonderzoek en publicaties. Een an- der punt, waarop zijn opvolger als voor- zitter in de werkgroep wees tijdens de afscheidsspeech, was de vaderlijke en beminnelijke manier waarop hij bijeen- komsten zo gemoedelijk en plezierig liet verlopen.

Met het nodige elan (lees: felheid) verdedigde hij zijn standpunt over bij- voorbeeld de achtergronden van de zogenaamde 'bokkerijdersbenden' of be- paalde bestuurlijke en juridische praktij- ken in Kerkrade en wijde omgeving. Hij zorgde er ook altijd voor een dusdanig diepgaand historisch onderzoek te ver- richten dat hij niet alleen gerichte vragen kon stellen aan anderen, maar ook zelf met nieuwe en verhelderende gezichts- punten kon komen.

Belangrijk, en een voorbeeld voor anderen, is ook dat de heer Augustus zijn bevindingen op papier wilde en durfde zetten, zodat er in ruime kring van geprofiteerd kan worden. Met name de nieuwe uitgave van de Annales Rodenses, die hij samen met de heer Jamar verzorgd heeft, mag niet onver-

meld blijven. Deze uitgave is inmiddels zo goed als drukklaar. Het is een groot project geworden. Deze publicatie heeft al voor haar verschijnen bij heel wat his- torici en anderen voor spanning, ver- wachtingen en nieuw lees- en denkwerk gezorgd. Wij hopen met hem dat het werk spoedig zal verschijnen.

Zoals gezegd, zijn verdiensten voor de lokale en regionale geschiedschrijving zijn heel aanzienlijk. Veel belangrijker is nog zijn werk als motor achter publica- ties van anderen, waarvoor hij de 'Denkanstösse' heeft geleverd. Vooral door zijn lezingen heeft hij dit effect bereikt. Tijdens de viering van het 50- jarig bestaan van Het Land van Herle op 8 april1995 bleek nog eens heel duidelijk hoe bekend de heer Augustus als 'onze' voorzitter was. Menig bestuurder of politicus zou jaloers zijn op de naamsbe- kendheid die hij heeft!

Gelukkig zal hij zijn archiefonderzoek en publicatie-arbeid blijven voortzetten.

Mogelijk biedt het feit dat hij thans 'ver- lost' is van enkele verantwoordelijkhe- den nog meer armslag voor ander werk.

Wij wensen hem enige 'rust' toe, maar blijven op hem rekenen. Terecht is de heer Augustus bij zijn afscheid benoemd tot ere-voorzitter.

Namens de redactie, M. van der Wijst

(3)

Het Land Van Herle

M. VAN DIJK

HET AMBT VAN SCHOUT VAN DE

HOOFDSCHEPENBANK HEERLEN IN DE ACHTTIENDE EEUW

Een schets van taken en bevoegdheden. 1

De hoofdschepenbank Heerlen, met aan het hoofd het college van schout en sche- penen en de vergadering van meest- geërfden, is reeds zeer oud en bestond reeds in de veertiende eeuw. Mogelijk is de hoofdschepenbank Heerlen rond 1364 opgericht als onderdeel van het Brabant- se Land van Valkenburg. Oudtijds waren de schouten ambtsdragers ('officiers') die, namens de landsheer of een lokale heer, belast waren met de zorg voor het bestuur en de (civiele) rechtspleging in hun ressort. Dit rechtsgebied kon zowel een stad zijn als een heerlijkheid, am- bacht of schepenbank. De Heerlense schout nu was de 'civile officier' van de hoofdschepenbank Heerlen. Het crimi- nele officie, het ambt belast met de ver- volging van ernstige strafbare feiten, werd uitgeoefend door de (hoog)dros- saard als 'crimineel officier'. In de overi- ge drie hoofdschepenbanken van het Land van Valkenburg, te weten Beek, Meerssen en Klimmen, werd het civiele officie bediend door de voogd van het land; deze hoofdschepenbanken kenden dus geen eigen schout. Overigens was dit niet het enige waardoor het Land van Herle zich onderscheidde: het bezat tevens de (vage) status van "vrijheid" en de schepenstoel had, in tegenstelling tot de overige drie hoofdschepenbanken, het recht om zware misdrijven ("crimi- nele zaken") te berechten en doodvon- nissen uit te spreken. De schout en sche- penen van Heerlen oefenden een aantal van hun bevoegdheden niet alleen uit

over het uitgestrekte rechtsgebied Heer- len (Heerlen, Voerendaal, Schaesberg, Nieuwenhagen en tot 1388 Hoensbroek), maar ook over de (onder)banken Bruns- sum (met Schinveld en Jabeek) en Oirs- beek (met Amstenrade, Merkelbeek en Bingelrade). Samen vormden zij het kwartier Heerlen, dat met de kwartieren Meerssen, Klimmen en Beek (alle ook bestaande uit een hoofdbank met ander- banken) en het (hoofd)stadje Valkenburg het Land van Valkenburg vormde. Mede op basis van dit aanzienlijk rechtsgebied werd de schout, lesamen met de dros- saard, de voogd en de stadhouder van de lenen, gerekend tot de 'hoofdofficiers' van het oude Land van Valkenburg.

In de loop der eeuwen zijn in deze bestuurlijke organisatie ingrijpende ver- anderingen opgetreden. De band tussen de hoofdbank Heerlen en de onderge- rechten Brunssum en Oirsbeek is in de jaren 1558 en 1559 grotendeels beëin- digd. Oirsbeek werd op 16 februari 1558 tot heerlijkheid verheven en verpand, Brunssum werd op 27 januari 1559 tot hoge heerlijkheid verheven. De heerlijk- heidsrechten kwamen in handen van Werner Huyn van Amstenrade.2 De ou- de bestuurlijke en gerechtelijke banden met de schepenbank Heerlen werden opgeheven, enkel voor wat betreft de be- de bleef de regering in Brussel het kwar- tier nog steeds als een eenheid zien.

Deze zelfstandigheid maakte ook dat de Heerlense schout niet langer be-

voegdheden kon uitoefenen in de onder- 129

(4)

Het Land Van Herle

banken. Sinds 1662 viel de hoofdsche- penbank Heerlen krachtens het Partage- tractaat (betreffende de verdeling van Overmaas tussen Spanje aan de Repu- bliek) onder de soevereiniteit van de Staten-Generaal. Dit hoogste regerings- college van de Republiek handhaafde in grote lijnen de oude bestuursstructuren in Staats-Valkenburg en Heerlen.

Taken en bevoegdheden

A.L. Pélerin, stadspensionaris van Maas- tricht en luitenant-voogd van de Staatse partage van het Land van Valkenburg van 1775 tot 1794, omschreef in zijn inte- ressante 'Beschrijvinge van het Staats- land van Overmaze ... en het Land van Valkenburg in 't bijzonder .. .' het civiele officie als volgt: "De officier, die de voor- zitter is (van het schepencollege, MvD), maand de rechters tot goede administra- tie van justitie, geeft agt dat de zaaken volgens wetten en reglementen worden behandelt, doet de nodige convocatien, doch heeft geene concludeerende stem;

geeft de provisien van justitie, als arres- ten, verbotten, sommatien enz., heeft het opzigt der politie (openbaar bestuur, MvD) in 't generaal, en zorgd dat de ordonnantien, wetten en placaten wor- den achtervolgd." 3 Indien we nu een nadere functieomschrijving van het Heerlense schoutambt trachten te geven, kunnen we drie deelfuncties onderschei- den. Deze deelfuncties vindt men op treffende wijze verwoord in de achttien- de-eeuwse akten van aanstelling van de- ze functionarissen: zij werden aangesteld tot "officier, schouthen schatheffer".

Met 'officier' werden de gerechtelijke taken van de schout als gerechtsofficier aangeduid. Hij was verantwoordelijk voor de criminaliteitsbestrijding, de handhaving van de openbare orde en de rechtspleging. Hij presideerde het sche- pengerecht in criminele, boetstraffelijke

en civiele rechtszaken en maande de schepenen recht te spreken. Nadat de schepenen het recht in materiële zin had- den 'gevonden' droeg de schout (mede) de zorg voor de tenuitvoerlegging.

Bij de berechting van de "criminele saecken" speelde de schout slechts een bescheiden rol. Als voorzitter van het schepengerecht was hij aanwezig bij de zittingen en veelal ook bij de verhoren, al dan niet onder tortuur. De gerechtelij- ke vervolging werd verzorgd door de 'criminele officier', de drossaard. Nadat de schepenrechters het vonnis hadden geformuleerd sprak de schout dit vonnis uit. Bij de tenuitvoerlegging van de straf- fen en de terechtstellingen zag hij toe op een correcte gang van zaken.

De Heerlense schout trad ambtshalve op als aanklager in boetstraffelijke za- ken, waarmee de lichte delicten en over- tredingen worden bedoeld. Om in mo- derne termen te spreken: als een soort van Officier van Justitie stelde hij gerech- telijke vervolging in tegen verdachten van een bepaalde categorie van (lichte) strafbare feiten.

Met de term schout werd vooral gedoeld op de hoedanigheid van voor- zitter van het bestuur van de hoofdsche- penbank. Dit college van schout en sche- penen had de verantwoordelijkheid voor het bestuur en bevoegdheden op het ter- rein van openbare werken en financiën, en het toezicht op gebouwen en wonin- gen, wegen en waterlopen, behoeftige zieken en armen, op handel en nijver- heid en dergelijke. De schout was tevens de 'president' van de belangrijke "banck- vergaderingen". Op deze vergaderingen kwamen de schepenen, de secretaris, de beide burgemeesters en een aantal van de "principaelst geërffdens" (de meest- geërfden of belangrijkste grondbezit- ters), na convocatie door en onder het voorzitterschap van de schout, bijeen om beslissingen te nemen inzake het bestuur

(5)

en de financiële huishouding van de bank. Mede op grond van deze hoeda- nigheid vindt men de schout ook wel aangeduid als "praesident" van de hoofdschepenbank en was hij na de

Het Land Van Herle

Tevens was de schout hoofd van politie:

hij commandeerde in de achttiende eeuw een corps van circa acht "bank- booden".5 Ook was hij hoofdverant- woordelijke voor de in de rotten of wij-

Landschap met banpaal; ets van Rembrandt, uit 1650. Deze ban-of limietpaal bevond zich aan één van de uitvalswegen van de stad Amsterdam. Dergelijke palen markeerden de grenzen van een rechtsgebied.

Aantasting door een rechtsofficier of bestuurder van een andere rechtskring kon leiden tot hooglopende conflicten. (foto: Amsterdams Historisch Museum)

(hoog)-drossaard en de voogd-leenstad- houder - de ambten van voogd en leen- stadhouder werden vanaf de zestiende eeuw door één persoon uitgeoefend - de belangrijkste ambtsdrager in het Staatse Land van Valkenburg. Hij had dan ook ambtshalve zitting in de statenvergade- ring van het (staatse) Land van Valken- burg, maar hij had geen stem.

Wat betreft het dagelijks bestuur van de schepenbank speelde de schout een hoofdrol, en wel in samenwerking met de beide bankscommissarissen. De beide commissarissen werden gekozen op de banksvergadering, en wel één uit het col- lege van schepenen, en één uit de geërf- den. Over het functioneren van deze commisarissen en het dagelijks bestuur in Heerlen en de overige Overmaasse schepenbanken is helaas nog weinig bekend4

ken functionerende 'burgerwachten'. Deze weerbare mannen waren bij toer- beurt verplicht, onder toezicht van de rottemeesters en burgemeesters, hand- en spandiensten te verrichten ten behoe- ve van de ingezetenen, vooral die van de eigen wijk of rotte. Zij waren onder andere belast met de brandbestrijding, assistentie bij arrestaties, de bewaking van gedetineerden, en het lopen van patrouilles en nachtwachten. In de archiefstukken worden zij "scutten" of

"schutten" genoemd. Dat is ook de reden dat zij in het verleden op grote schaal zijn aangezien voor die andere

"schutten", de leden ('sjötte') van de plaatselijke schutterij. Zo gebeurde het dat in de loop der tijd aan de platte- landsschutterijen aktiviteiten en presta- ties werden toegeschreven die zij waar-

schijnlijk nooit, zeker niet in de Nieuwe 131

(6)

Het Land Van Herle

Een gerechtsvoorzitter met de gerechtsroede en twee rechters of schepenen nemen een getuigenverklaring onder ede af. (Houtsnede uit: Die Bambergische Ha/s- gerichtsodnung, Mainz 1508)

Tijd (16de-18de eeuw), hebben verricht.6 De schout was, althans formeel, tevens verantwoordelijk voor de belas- tinginning in het Land van Herle: hij was de 'schatheffer' of 'collecteur'. Over- igens vervulde de bediener van het schautsambt deze taak vrijwel nooit zelf, maar werd deze (deel)functie uitbesteed aan een speciaal daartoe gecommitteerde belastinginner. Mogelijk hebben de laat- middeleeuwse schouten wel als schat- heffer opgetreden, maar is het later de gewoonte geworden om de belastingin- ning te gunnen aan een notabele en gegoede ingezetene, die daartoe door de geërfden werd aangewezen.

Niet alle Heerlense schouten waren tevens titulair collecteur: er zijn meerde- re schouten wier commissie niét de belastinginning omvatte. Het boven- staande houdt verband met een merk- waardig probleem: de geringe betrouw- baarheid van de commissiebrieven van de Heerlense schouten. Zeer vele akten van benoeming reppen bijvoorbeeld van

het collecteurschap en de rekenplicht van de schouten, terwijl vele schouten juist niet optraden als collecteur en er over het bestaan van Heerlense schauts- rekeningen uit de thans bekende archi- valia niets bekend is. Voor wat betreft de aanstellingsbrieven uit de zeventiende en achttiende eeuw lijken beide elemen- ten dan ook een anachronisme. Schreven klerken wellicht oudere formulieren over zonder acht te slaan op de daad- werkelijke ambtsuitoefening van de functionaris?

Als 'civile officier' kende de schout ook taken en bevoegdheden op het ter- rein van de zogeheten "lage" jurisdictie:

de rechtspraak in privaatrechtelijke ge- schillen betreffende koop, huur, pacht, geldvorderingen en dergelijke. Ook rekent men hiertoe de zogeheten vrijwil- lige rechtspraak: het opstellen en passe- ren van akten van rechtshandelingen be- treffende onroerend goed, tienden en grondrenten, uiterste willen, boedel- scheidingen enzovoort, en de inschrij- ving in het 'gichtregister' (transportre- gister; de voorloper van hedendaagse openbare registers als het kadaster en huwelijksgoederenregister), de inschrij- ving van notariële afschriften, alsmede de behandeling van verzoekschriften van velerlei aard, doch meestal de aan- stelling van voogden over personen betreffende. De actieve betrokkenheid van de schout was in deze overigens veelal beperkt tot het presideren van de gerechtsfunctionarissen en het (mede) dragen van verantwoordelijkheid voor een correcte gang van zaken.

Boetstraffelijke competentie

Van belang voor het schoutambt zijn ook de bevoegdheden van de twee collegae of, zo men wil, concurrenten van de schout: de beide (andere) hoofdofficieren van het Land van Valkenburg, de hoog-

(7)

Het Land Van Herle

drossaard en de voogd. Waar de be- voegdheden van de ene officier begon, eindigde die van de andere ambtsdrager, en omgekeerd, met alle (financiële) ge- volgen vandien. De ambtsdragers putten de inkomsten uit hun functie namelijk voor een deel uit vacatiegelden (inkom- sten uit ambtelijke verrichtingen), delen van geldboeten en het uitbaten van pri- vileges; de schout van Heerlen zelfs voor meer dan 70%. Verkorting van rechten door de ene gerechtsofficier betekende machts- en inkomstenverlies voor een andere officier.

Onder andere de schout Jacobus Quartier heeft tussen de jaren 1697 en 1717 verbitterde, maar zeer informatieve rechtszaken gevoerd inzake de onderlin- ge competentieafbakening. In direct ver- band met deze bevoegdheidsgeschillen

staat de, de schout toekomende, zogehe- ten boetstraffelijke jurisdictie: het recht om verdachten van kleine delicten en overtredingen te vervolgen, door de schepenen te doen berechten, en de geld- boeten te innen. De andere civiele ge- rechtsofficier, de voogd, kon namelijk in Heerlen ook bepaalde rechten en bevoegdheden doen gelden. Bovendien had de drossaard de bevoegdheid de cri- minele zaken voor de Heerlense sche- penrechters te brengen. Maar waar lag de grens tussen de verschillende be- voegdheden van de schout en de voogd in de schepenbank Heerlen? En waar hield bijvoorbeeld de criminele compe- tentie van de drossaard op en begon de bevoegdheid in civiele zaken van de schout? Kortom, de obscure taakverde- lingen tussen deze ambtsdragers was

3uffb~t1 gn"Oonbtat

":ttYI gtbctJ

iDit

bon mhtm wibcrffrdi(tt )lt.hifcrblinbm n"rtm Lcbm.

Eeuwen lang was de rechtspraak onderwerp van spot en hoon. Op deze houtsnede uit 1510

zien we een gerechtsofficier en vier oordeelvinders, afgebeeld met blinddoek en narrenkap. 133

(8)

Het Land Van Herle

een bijna voortdurende bron van irrita- ties en geschillen. Dit gold te meer wan- neer de heren officieren elkaar niet mochten.

Zo hebben de competentieconflicten tussen schout Quartier en de drossaard Willem Bentinck, heer van Diepenheim, die zijnerzijds trachtte de bevoegdheden van de civiele officieren te beknotten, in 1716 geleid tot een belangwekkende uit- spraak van de Raad van Brabant inzake de afbakening van de civiele of 'middel- bare' competentie van de Heerlense schout en de criminele of 'hoge' compe- tentie van de (hoog)drossaard van het Land van Valkenburg.7 De uitspraak is niet enkel van belang voor de hoofdbank Heerlen, maar ook voor de andere sche- penbanken in het Staatse Land van Valkenburg. In 1713 was drossaard Wil- lem Bentinck ook in conflict geraakt met de voogd, baron Van Gendt, over diens civiele competentie in de overige hoofd- banken. Ook deze kwestie werd voor de Raad van Brabant gebracht, maar het is niet tot een definitieve uitspraak geko- men. De beide hoge officies hebben zich sedertdien gevoegd naar het onderstaan- de vonnis in de zaak Willem Bentinck, drossaard, versus Jacobus Quartier, schout van Heerlen, omdat, zoals we hebben gezien, de justitiële bevoegdhe- den van de voogd en de schout groten- deels overeenkwamen.

De civiele competentie van de schout strekte zich blijkens de uitspraak uit over de gerechtelijke vervolging van

"mindere soorten van delicten en forfau- ten". Een belangrijke categorie vormde het toebrengen van vormen van lichame- lijk letsel, geen keurwonde zijnde of toe- gebracht met voorbedachte rade ("ver- radelijck"), en lichte vormen van on- rechtmatige daad of belediging ("inju- rien non atroces"). Ook het in gebreke blijven bij het aanbrengen van strafbare feiten, het laten ijken van maten en

gewichten en bij het afleggen van getui- genverklaringen kon worden bestraft.

De raadslieden (advocaten en procu- reurs), die zich niet hielden aan de voor de gerechtsprocedures geldende voor- schriften, konden rekenen op een boete.

Schending van de openbare orde op de openbare wegen, het zich verzetten tegen gerechtelijke beslagleggingen, het schenken van alcoholische dranken bui- ten de daarvoor bestemde uren, het belemmeren van een waardige viering van zondagen, kerkelijke feestdagen en bededagen door het verrichten van ar- beid, winkelnering, koophandel of sport en spel tijdens de kerkdiensten: dit alles kon door de civiele officier voor het ge- recht worden aangebracht en vervolgd.

Ook het schutten van loslopend vee en het vorderen van de schutboeten viel onder de verantwoordelijkheid van de schout. Zij die in gebreke bleven inzake hun onderhoudsplichten aan "dijcken, kaden, wegen, straten en wateringen", konden rekenen op een boete van de schout. Hetzelfde gold voor zij die op vastenavond, nieuwjaar, Driekoningen en tijdens de kermissen en andere feest- dagen met spel en zang, met venten, met het onbevoegd geven van toneelvoor- stellingen ("kamerspeelders") en met goocheltrucs of kansspelen ("tafelspeel- ders"), de openbare orde verstoorden.

Van belang is ook de competentie van de civiele officier inzake de veelvuldig voorkomende gevallen van messetrekke- rij en andere vormen van vechtpartijen en ruzies ("smeijten, slaen en andere ongebondentheden"). De opsomming van de "mindere soorten van delicten en forfauten die tot de civile jurisdictie behooren" eindigt met een negatieve omschrijving van de restcategorie: " ... de calanges en bekeuringen en boetens wegens alle andere cleijne mesuses en overtredingen tot de hooge off criminele jurisdictie niet specterende".

(9)

Het vonnis eindigt met twee korte, maar niet oninteressante alinea's. Ten eerste wordt er verwezen naar de con- clusie van de memorie van gedaagde, de Heerlense schout. Hierin stelt de schout dat hem één derde van de boeten toe- komt. Of hiermee enkel de boetstraffelij- ke, of ook de criminele boeten mee wor- den bedoeld, is niet duidelijk. Partijen dienen te compareren voor twee gecom- mitteerde raadsheren ter fine van akkoord. Helaas is niet bekend wat ter comparitie is besloten. Bovendien, in het geval er tussen partijen wederom een geschil zou ontstaan over de criminele en civiele competentie, dan kunnen zij dit geschil, voorzien van een korte instructie, aan de Raad voorleggen. De Raad zal hierop, buiten (langdurig en kostbaar) proces, een beslissing nemen.

Mr. Pieter Bort

Uit het vonnis blijkt niet hoe het tot stand is gekomen, of uit welke jurispru- dentie en/ of rechtsgeleerde literatuur de raadsheren hebben geput. Enig onder- zoek bracht echter aan het licht dat het belangrijkste bestanddeel van het von- nis, de omschrijving van de criminele en civiele jurisdicties, ontleend is aan een populaire verhandeling van de Holland- se jurist mr. Pieter Bort (1615-1674), bij leven een succesvol advocaat aan het Hof van Holland. Niet enkel behandelt het tractaat een zelfde problematiek als het vonnis, vele zinsneden zijn er vrijwel letterlijk aan ontleend. Het betreft het 'Tractaet van Hooge ende Ambachts- Heerlykheyt, mitsgaders van derselver Gevolgh", opgenomen in Borts verza- meld werks. Meer in het bijzonder het tweede hoofdstuk "Van Hooge, Middele en Laege Jurisdictie in 't gemeen", dat onderverdeeld is in 40 paragrafen. Hier- in geeft Bort een nadere beschrijving van de drie jurisdicties, ontleend aan de doe-

Het Land Van Herle

Een voogd met twee kinderen voor het gerecht. Hout- snede (uit: Joost de Damhoudere, Praxis Rerum Cri- minalium, Antwerpen 1554)

trine, het Romeins recht en de jurispru- dentie, ter staving van de voor zijn betoog belangrijke conclusie: "dat Juris- dictie seer bequamelijck met de moderne Schrijvers oock kan -Nerden afgedeelt in Criminele ende Civile Jurisdictie, welcke afdeelinge seer wel op onse gewoonte past, volgens welcke uyt kracht van hare Titulen ende Brieven van Investiture, de Hooge ofte Hals-Heeren de Criminele Jurisdictie, en de Ambachts-Heeren (ee- nige weynige uytgesondert, die alleen Laege Jurisdictie hebben) de Civile, dat beide Middele ende Laege Jurisdictie competeert". Het belangrijkste bestand- deel van de "Middele Jurisdictie", die

(10)

Het Land Van Herle

Scene uit een gerechtszitting, einde 18de eeuw. (Kupferstichkabinet München)

wordt besproken in de paragrafen 16-33, wordt gevormd door de vervolging van boetstraffelijke zaken: "Deselve bemoeyt zich voor eerst met de bestraffinge, mulcteringe ende correctie van alle civile ofte kleyne mezusen, tot de Hooge Jurisdictie niet behoorende" (par. 17). Tot de middelbare jurisdictie rekent Bort verder het dagelijks bestuur over het res- sort (par. 18, 21), het opstellen van aller- hande keuren en reglementen (par. 20, 24), het toezicht op weeskinderen en hun goederen (par. 19), het schutten van vee (par. 22), het schouwen van "Dijcken, Kaden, Wegen ende Straten" (par. 23) en een aantal bevoegdheden op het terrein van civiele zaken (par. 30-32). Bort baseert de door hem geschetste civiele jurisdictie, en vooral ook het onder- scheid tussen de criminele en de boet-

straffelijke delicten, mede op oudere rechtspraak (par. 40-44). Zo verwijst hij naar een uitspraak van de Brusselse Raad van Brabant inzake de competen- tieverdeling tussen de hoogschout van 's-Hertogenbosch (crimineel) enerzijds en de kwartierschout van de Meierij (civiel) anderzijds. Uitgebereid citeert P.

Bort het belangwekkende vonnis van het Hof van Holland (d.d. 5 november 1632) in de zaak van Wynant Jansz van der Eist, schout van Rijswijk en impetrant, contra Cornelis Adriaensz Grooteling, baljuw van Rijswijk, waarin de civiele jurisdictie van de schout, incluis diens boetstraffelijke competentie, uitgebreid ter sprake komt. Opmerkelijk is dat ook hier de schout een claim legt op één derde deel van de criminele geldboeten, evenals de Heerlense schout (zie hierbo-

(11)

ven) lijkt te hebben gedaan.

De overwegend 'Hollandse' doctrine en jurisprudentie, waaruit door de raadsheren van de Staatse Raad van Brabant en de Landen van Overmaze voor het 'Heerlense' vonnis van 1716 is geput, verklaart ook enkele merkwaardi- ge zinsneden. Zo konden de Caumer- beek en de Geleenbeek, de twee belang- rijkste 'waterwegen' in het Land van Heerlen, in de wintertijd weliswaar voor de nodige overlast zorgen, maar "Dij- eken" en "Kaden" zal men niet vinden.

Ook over kolven, kaatsen en/ of kloot- schieten is uit de Heerlense archivalia niets bekend, laat staan over de eventu- ele populariteit van deze behendigheids- spelen.

De schout als rechter

Tot slot zij vermeld dat de schout ook een rechtsprekende bevoegdheid kende, en wel inzake geschillen rond de koop van levensmiddelen. Deze vorm van alleenrechtspraak werd de schout toege- kend om bij kleine geschillen de ingeze- tenen niet op te zadelen met hoge pro- ceskosten.

In mei 1664 deed de schout Johan van der Schuer een daartoe strekkend voor- stel aan het schepengerecht "Sijnde bij de Hr. schouteth geproponeert, dat alsoo

Woordenlijst:

adjudiceren: in rechte toekennen.

attentaeten: overtredingen van een gerechtelijk ge- of verbod.

calmtges: aanklachten.

contraventeurs: overtreders.

de plano: buiten gerecht.

forfauten: wandaden, misdrijven.

impetrant: 'verkrijger van rechtsingang', de proces- partij die optreedt na inwilliging door de rechter van een inleidend verzoek daartoe.

infligeren: (aan)slaan, toebrengen.

Het Land Van Herle

toeschei de ingesetenen op d' een ende d'ander hebbende te pretenderen, soo veur leverantie van bier, broet en andere eedt waeren ... dat daer over, in cas van proces geschapen, wegens groote onkos- ten te weesen tot bederff van de voors.

luyden, en dat voor desen gebrui jekelijek is geweest, alle kleine saecken te laeten ter dispositie van de Heer schouteth ... "

De schepenen stemden in met de propo- sitie, maar bepaalden dat de eis de somma van 25 gulden niet te boven mocht gaan: " ... is goet gevonden, en verstaen alsulcke en diergeJijeken saec- ken, de Hr. schouteth voorkomende, daervan te mogen disponeren, mits den heijs niet excederende boven de vijffent- wintich gulden licht geit, waertoe den hr. schouteth mits. desen wordt geautori- seert"9.

Hoe deze geschillenbeslechting er in de praktijk heeft uitgezien, is niet duide- lijk. Mogelijk dienden de eisende en de verwerende partij voor de schout te ver- schijnen. Hier lichtte de eiser mondeling zijn eis toe en toonde zijn bewijsmateri- aal. De gedaagde voerde mondeling ver- weer, waarna de schout zijn vonnis uit- sprak; beroep tegen diens uitspraak was waarschijnlijk niet mogelijk. Of de schout voor zijn rechtsprekende aktivi- teit een vergoeding mocht bedingen, is niet bekend.

kerckgebod: (gerechtelijke) openbare afkondiging in of aan de kerk.

keurwonde: bij verordening (keur) vastgestelde groot- te en ernst van een wond of verwonding, waarbij de gerechtelijke vervolging van de dader aan de rechts- officier voor criminele zaken toeviel

mesusen: misbruiken, overtredingen.

mulcteringe: het opleggen van een geldboete, be- straffing.

profanatie: ontheiliging.

taalluyden: praktizijns, rechtskundig adviseurs.

(12)

Het Land Van Herle

Noten:

1. De inhoud van dit artikel is ontleend aan M.

van Dijk, De schout van de vrijheid en hoofd- schepenbank Heerlen. Een rechtshistorisch on- derzoek naar een "byzondere" functionaris in het Land van Valkenburg (1662-1794) (onuitg.

doctoraalscriptie Utrecht 1991). Hier vindt de geïnteresseerde lezer nadere informatie en annotatie. Wij hopen een aangepaste versie van deze studie binnen afzienbare tijd in boekvorm te laten verschijnen. Aan het einde van de tekst is een verklarende woordenlijst opgenomen, waarin (oude) juridische termen, die niet in een goed woordenboek zijn te vinden, worden ver- klaard. De verklaringen zijn voornamelijk ont- leend aan E. Algra en H.R.W. Gokkel, Fockema Andreae's juridisch woordenboek. Alphen a/d Rijn 19906, en F.L. Kersteman, Practicyns woor- denboekje, of Verzameling van meest alle de woorden in de rechtskunde gebruykelyk. Dor- drecht 1785 (fotomech. herdruk Groningen 1988).

2. Zie M.j.H.A. Schrijnemakers, Heren van Bruns- sum uit het geslacht Huyn van Amstenrade en Geleen van 1559 tot 1621, in: Heren van Bruns- sum, Heren in Brunssum (Bron van Brunsham 1) 15-23, voorailS en 17.

3. A.L. Pélerin, Beschrijvinge van het Staats land van Overmaze in 't generael en van het land van Valkenburg in 't bijzonder, met betrekking tot desselfs regeering en politique toestand.

Ingeleid en uitgegeven door G.D. Franquinet, in: Annales de la Société Historque et Archéo- logique à Maestricht, I (1854-1855), 46.

4. nadere informatie over het (dagelijks) bestuur van Heerlen vinden we in de voorlopige inven- tarisnummers 1-4 van het administratief ge- deelte van het Archief van de schepenbank Heerlen (SAH).

Vooral de drie notulenboeken van de banksver- gaderingen (inv.nrs. 2-4), lopend van 1738-1795, vormen een ware Fundgrube en verdienen een nader onderzoek.

5. SAH, Archief Schepenbank Heerlen, admin.

ged., voorlopig inv.nr. 102, bevat een interessan- te, gedrukte instructie voor deze "politieagen- ten", getiteld: 'Instructie voor de Banks-Bodens, ingevolge Haar Hoog Moogende Placaat van den 2. Mey 1777., gearresteert by Commissaris- sen uit de respective Hoofd-Banken en Banken 's Lands van Valkenburg', gedateerd 3 septem- ber 1777.

6. Zie voor deze kwestie ook M. van Dijk, De Schutterije van Heerle. De geschiedenis van de broederschap en schutterij St. Sebastianus Heer- len, deel!: van de late middeleeuwen (1484)"tot aan de Franse Tijd (1794), Heerlen 1994,48-52.

7. De tekst van de uitspraak, met enig begelei- dend commentaar, werd gepubliceerd door J.

Jamar, Bevoegdheid in criminele en civiele za- ken in de hoofdbank Heerlen, 18de eeuw, in:

Msg 106 (1987) 114-120.

8. P. Bort, Tractaet Hooge ende Ambachts-heerlyk- heyt, mitsgaders van derselver Gevolgh. Deze verhandeling is als deel IV opgenomen in diens verzameld werk: Alle de Wercken ... begrepen in ses Tractaten. ln de bibliotheek van de Raad van Brabant was een exemplaar van de eerste druk van het verzameld werk (Arnout Leers, 's- Gravenhage 1681) aanwezig; men vergelijke F.W.M. De Koning-Klaassen en R.W.G. Lom- barts, Catalogus van de Bibliotheek van de Staatse Raad van Brabant, in: De Staatse Raad van Brabant en Landen van Overmaze in twee- de termijn, onder redactie van Th.E.A. Bosman, ).P.A. Coopmans en B.C.M. jacobs, Assen/

Maastricht 1989, 85 nr. 6. De Stadsbibliotheek Maastricht bezit een exemplaar van de tweede druk van Borts verzameld werk (Leiden 1702), dat door de auteur is geraadpleegd.

9. SAH, Archief Schepenbank Heerlen, civiele rol dl. 4 1663-1664 (= LvO 6084), 208-209. "Licht gelt" is een aanduiding voor de Maastrichtse koers, in tegenstelling tot de 'zwaardere' (hoge- re) Hollandse koers.

(13)

Het Land Van Herle

M. VAN DIJK

EEN PORTRET VAN }.O.C. VAN

HEECKEREN, SCHOUT VAN HEERLEN

In 1786 vervaardigd door J.F.A. Tlschbeln

Tijdens een onderzoek naar het schout- ambt van de hoofdschepenbank Heerlen ontdekte ik dat van één van de achttien- de-eeuwse bekleders van het ambt, J.D.C. van Heeckeren, een portret be- kend is. Het betreft een schilderij, olie- verf op doek, met een hoogte van 120 centimeter en een breedte van 95 centi- meter, gesigneerd door J.F.A. Tischbein en gedateerd 1786. Het schilderij, dat van een grote artistieke kwaliteit is en in goede staat verkeert, is afkomstig uit particulier bezit. Het doek bevindt zich thans in bruikleen bij de Stichting Vrien- den der Geldersche KasteeJen en hangt in kasteel Zypendael in de gemeente Amhem.1 In deze bijdrage gaan wij na- der in op de portretschilder J.A.F. Tisch- bein en op de persoon van de geportret- teerde Van Heeckeren.

Johann Friedrich August Tischbein De familie Tischbein, afkomstig uit Hessen, telde in de achttiende en negen- tiende eeuw een zestiental min of meer beroemde schilders.2 De meeste bekende is wellicht de "Goethe-Tischbein" Wil- helm, een neef van Johann Friedrich.

Wilhelm reisde met Goethe naar Italië en schilderde onder andere het bekende schilderij "Goethe in der Campagna", dat zich thans bevindt in het Städtisches Museum in Frankfurt. Reizen was overi- gens een economische noodzaak voor veel schilders, zeker voor de portrettis- ten: zij begaven zich van opdrachtgever

naar opdrachtgever en van rijke stad naar koninklijk hof. Johann Friedrichs vader bijvoorbeeld was in Nederland geen onbekende. In 1735 had deze, als eerste buitenlandse kunstenaar die zich in de Franse portretstijl bekwaamde, Willem IV geportretteerd. Deze opdracht had vader Tischbein, die de protectie genoot van de landgraaf van Hessen- Kassei, verkregen door bemiddeling van Willerus moeder, een Hessische prinses.

Bij een tweede bezoek aan ons land in 1750 werd Maastricht aangedaan, alwaar Johann Friedrich August werd geboren.

Pas in 1765 keerde de vijftienjarige Jo- hann naar Kassei terug. In 1770 verkreeg de talentvolle jongeman de protectie én een jaargeld van Fürst Friedrich von Waldeck und Pyrmont. Vervolgens maakte hij langdurige studiereizen naar onder andere Parijs en Italië. In 1780 keerde hij naar Duitsland terug, alwaar hij hofschilder werd van Fürst Friedrich Von Waldeck und Pyrmont.

In 1781 volgde een eerste bezoek aan de Republiek, waar hij tevergeefs pro- beerde een opdracht aan het hof te ver- krijgen. In 1786 keerde hij terug naar Den Haag, nu met aanzienlijk meer suc- ces. Zijn portret van de baron Van Heeckeren stamt uit dit jaar. Mogelijk is in deze tijd ook het portret van de Maastrichtse regent Willem Hendrik van Panhuys (1734-1808) ontstaan.3 De vier- de periode die Tischbein in Nederland doorbracht, zijn verblijf van 1791-1794 in Amsterdam, was zijn meest succesvolle

(14)

Het Land Van Herle

periode. In 1794 verliet Johann Friedrich echter overhaast de Republiek omdat hij als overtuigd royalist bang was voor een Franse invasie.

Baron Jacob Derk Carel van Heeckeren (van Keil)

Deze invloedrijke Gelderse edelman werd op 31 oktober 1730 geboren in Zutphen en overleed aldaar op 11 juli 1795.4 Van Heeckeren studeerde van 11 november 1750 tot een niet nader be- kend tijdstip rechten te Leiden. Hij werd eind 1752 beschreven in de ridderschap van Zutphen, en huwde op 20 november van datzelfde jaar met Johanna Juliana van Wassenaer.

Hij bekleedde vele ambten. Zo was hij onder andere schout van de stad Zut- phen en landdrost van het graafschap Zutphen, hoogbaljuw van Sluis, gecom- mitteerde ter Staten-Generaal en lid van de Raad van State. Van Heeckeren was tevens een vooraanstaand lid van de hofhouding van prins Willem V: hij was kamerheer en vanaf medio 1780 opper- stalmeester.

Waarschijnlijk fungeerde Van Heeck- eren in de hoge staatscolleges als speci- aal gecommitteerde inzake de stad Maastricht en de Landen van Overmaas en vertoefde hij in die hoedanigheid regelmatig in het Overmaasse. Zo ver- vulde hij zeker ook één keer de belang- rijke functie van commissaris-deciseur van Staatse zijde in de tweeherige, Luiks-Brabantse stad Maastricht. Na de verovering van Maastricht in 1632 was de Staten-Generaal immers de koning van Spanje in zijn hoedanigheid van her- tog van Brabant opgevolgd als heer van de stad Maastricht. Deze commissaris- sen, de gevolmachtigden van de heren Hoog Mogenden in 's Gravenhage, ken- den belangrijke bestuurlijke, rechtspre- kende en wetgevende bevoegdheden, en

waren belast met het oppertoezicht over de stedelijke instellingen en het finan- cieel beheer. De heren commissarissen- deciseurs genoten veel aanzien, voerden de titel "Edelmogenden" en werden in Maastricht met grote praal binnenge- haald. Interessant is dat zij ook door de ingezetenen van Staats-Overmaas, waar- onder Heerlen, werden benaderd met hun klachten en kwesties inzake bestuur en rechtspraak; de commissarissen-deci- seurs verzamelden de informatie uit hun ressort en adviseerden de Staten-Gene- raal over de te volgen handelwijze.5 De familie Van Heeckeren behoorde overi- gens - het zal na het bovenstaande niet verbazen - tesamen met bijvoorbeeld de Bentincks en de Schimmelpennincks tot de machtigste families in de achttiende- eeuwse Republiek der Verenigde Provin- ciën.6

Hoe en wanneer precies Van Heeckeren in het bezit is gekomen van het ambt van schout van Heerlen, en wat hij er voor heeft moeten betalen, is niet duidelijk; ongetwijfeld is hierover in de archieven van de Staten-Generaal en de Raad van State in het Algemeen Rijks- archief in Den Haag nog menig interes- sant gegeven te vinden. In 1756 wordt Van Heeckeren voor het eerst als schout van de hoofdschepenbank Heerlen ge- noemd, maar mogelijk had hij het ambt toen al langer in zijn bezit. De inval van de Franse troepen in 1794 en de bestuur- lijke hervormingen van de Franse bezet- ter in 1795 maakten aan de oude be- stuursvormen in Overmaas, zoals sche- penbank en schoutambt, een einde.

Overigens bediende Jacob Derk Care!

baron van Heeckeren het schoutambt niet zelf; hij was een 'schout-titularis'.7 In de praktijk werd de functie vervuld door andere bestuurders, die door Van Heeckeren waren gevolmachtigd en werden aangeduid als 'vice-schout' of 'luitenant-schout'. Dit waren achtereen-

(15)

Het Land Van Herle

]acob Derk Care/ van Heeckeren (1730-1795), schout van Heerlen. Olieverf op doek door ].F.A. Tisch- bein, 1786. Particulier bezit. (Foto: Iconografisch Bureau 's Gravenhage, neg.nr. B1050)

(16)

Het Land Van Herle

142

volgens de Overmaasse regenten mr.

A.J.J. Vignon, mr. J.W. Heldevier en J.H.

Lamberts. Adriaan J.J. Vignon, luitenant- schout van 1741 tot 1770, was waar- schijnlijk de bouwer van het huis Mee- zenbroek, dat rond 1750 werd gebouwd op de fundamenten van het oude kas- teel. De gefortuneerde mr. Johan Willem Heldevier was een schoonzoon van A.J.J.

Vignon. In zijn carrière bekleedde deze orangist ook de functies van schepen van Maastricht en luitenant-drossaard van Staats-Valkenburg. Opmerkelijk is dat hij in 1792 tevens werd aangeduid als "Lt. HoogDrossard der Vrijheijd en Hoofdbancke Heerlen". Er zijn nog an- dere aanwijzingen dat het ambt van (lui- tenant-)drossaard van Staats-Valkenburg in de tweede helft van de achttiende

Noten:

1. Tischbein. Een reizend portrettist in Neder- land. Tentoonstellingscatalogus, Utrecht 1987, catalogusnummer 35 op pagina 59.

2. De informatie over Tischbein en zijn famillie is afkomstig uit: Tischbein. Een reizend portrettist in Nederland, 11-17.

3. Tischbein. Een reizend portrettist in Nederland, catalogusnr. 70 op pagina 72: pastel, 64x47 cen- timeter, verblijfplaats onbekend. Van Panhuys was onder andere schepen van Maastricht en rentmeester-generaal der domeinen en geestelij- ke goederen in de Landen van Overmaas.

4. De gegevens betreffende J.D.C. van Heeckeren zijn ontleend aan Nieuw Nederlands Biogra- fisch Woordenboek, Vlll, Leiden 1933, 725 en R. W.A.M. Cleverens, Het geslacht Van Heecke- ren. Z.p. z.j., 17-22.

5. Th.J. van Rensch, De rechtspraak van de Commissarissen-Decideurs te Maastricht, in:

Hoven en Banken in Noord en Zuid, onder redactie van B.C.M. Jacobs en P.L. Nève (Brabantse Rechtshistorische Reeks 7), Assen 1994, 39-63, vooral 51 en 59. Het waren vooral

eeuw (tijdelijk?) is gesplitst in een 'Heerlens deel' en een deelfunctie voor de rest van Staats-Valkenburg. Mogelijk is deze onderverdeling geschied naar aanleiding van de troebelen tijdens de 'Bokkerijdersperiode' van de jaren 1770- 1774, waarin de tekortkomingen van het strafrechtsysteem in (Staats-)Overmaas op pijnlijke wijze aan het daglicht kwa- men en door de verantwoordelijke ambtsdragers hervormingen werden nagestreefd.8 Joost Hendrik Lamberts, advocaat en procureur in Heerlen, is in zijn bestuurlijke loopbaan ook schepen van Klimmen en Valkenburg geweest.

Zijn belangrijkste ambt, dat van vice- schout van Heerlen, heeft hij slechts korte tijd kunnen vervullen: van decem- ber 1792 tot 1795.

leden van de Staten-Generaal die volgens een bepaald rooster tussen de verschillende gewes- ten, eens in de twee jaar naar Maastricht wer- den gezonden. In welke jaren Van Heeckeren in Maastricht werd ingehaald is (nog) niet bekend.

6. Vergelijk bijvoorbeeld Sirnon Schama, Patriots and Liberators. Revolution in the Netherlands 1780-1813. London 19922,77.

7. De gegevens betreffende het Heerlense schout- ambt zijn, tenzij anders vermeld, ontleend aan M. van Dijk, De schout van de vrijheid en hoofdschepenbank Heerlen. Een rechtshisto- risch onderzoek naar een 'byzondere' funciona- ris in het land van Valkenburg (1662 -1794), Heerlen 1991 (onuitgegeven doctoraalscriptie RU Utrecht).

8. Zie bijvoorbeeld de correspondentie van luite- nant-voogd Pélérin in )os. Habets, Ambtelijke brieven en andere bescheiden over de bokken- rijders in het Staatsch land van Overmaas, 1775- 1782, in: PSHAL 24 (1887) 298-408. Vergelijk ook G. Geraedts, Een tijdgenoot over de berech- ting der Bokkerijders, in: LvH 34 (1994) 1-9.

(17)

Het Land Van Herle

M. A. VAN DER WIJST

DE WERKGROEP ' HET LAND VAN HERLE' 1945-1995

De werkgroep Het Land van Her/e, feestelijk bijeen in 1962. Vooraan in het midden Dhr. van Hommerich met echtgenote. Staand achteraan, met bril, de huidige erevoorzitter drs. L. Au- gustus, toen nog 'professeur' te Rolduc. (Foto: SAH, fotocollectie nr. 3264)

Ons tijdschrift 'Het Land van Herle' wordt gedragen door een stichting met de naam 'Historische Kring Het Land van Herle'; daarnaast kent de stichting een werkgroep met een twintigtal leden, die geïnteresseerd zijn in de geschiede- nis van de streek. Met de oprichting van de werkgroep op 4 april 1945 zijn de aktiviteiten van het Land van Herle begonnen. Nog steeds komt de werk- groep maandelijks bijeen, en regelmatig wordt er door een lid van de werkgroep een bijdrage voor ons tijdschrift aangele- verd. Het is wellicht nuttig om in dit jubileumjaar eens wat aandacht te beste- den aan deze groep werkers achter de schermen, die in de loop der jaren lid waren van de werkgroep.

Overzien we de onderstaande lijst van 69 personen, dan vallen enkele zaken ons op. Ten eerste dat de groep in

1945 uit elf personen bestond. Lange tijd is het ledental ook aan een maximum gebonden geweest, ik meen van achttien personen, en dit hoofdzakelijk uit prakti- sche overwegingen, zoals de beschikbare ruimte en de gewenste grootte van de groep. De aanwas ontstond na een ver- zoek tot lidmaatschap van een nieuwe- ling of, wat vaker het geval was, na een uitnodiging van de groep. Van de 69 leden zijn er twintig tot aan hun overlij- den lid gebleven, 29 hebben tussentijds bedankt, vaak vanwege het vertrek naar elders. Momenteel telt de werkgroep twintig leden, die maandelijks vergade- ren en meestal zelf de inleidingen, referaten en voordrachten over zeer uit- eenlopende historische, archeologische en heemkundige onderwerpen verzor- gen. De gespreksstof leidt vrijwel altijd

tot levendige discussies, en soms ook tot 143

(18)

Het Land Van Herle

artikelen die aan de redactie van het tijd- schrift Het Land van Herle worden aan- geboden.

Behalve Heerlen was in de 'toop van de tijd vooral Landgraaf, Hoensbroek en Brunssum goed vertegenwoordigd, in iets mindere mate Kerkrade, Voerendaal en Simpelveld, en verder diverse plaat- sen in en zelfs buiten Limburg.

Thans wordt de groep gevormd door de dames Bouwkamp, Hoevenberg en Hurenkamp en de heren Augustus, Braad, Broers, Corten, Crutzen, Delhey, Van Dijk, Franssen, Jacobs, Munier, Pa- telski, Pierey, Put, Raets, Ramakers, Van Wersch en Van der Wijst. De heer Van Wersch is, zoals uit de lijst blijkt, reeds lid sedert 1948, op afstand gevolgd door

de heer Augustus. Deze maakt vanaf 1962 deel uit van de werkgroep en is sinds 1976 tevens de voorzitter; in sep- tember 1995 droeg hij het voorzitter- schap over aan een lid van de jongere generatie, Servie Broers.

Het zou te ver voeren alle historische onderwerpen te noemen die in de loop van een halve eeuw aan de orde zijn gesteld. De inhoud van het in 1950 gestarte periodiek 'Het Land van Herle' is er een goede afspiegeling van. Steeds weer kan men verder en dieper graven in de historie van stad en streek.

Sedert 1945 hebben in de loop der jaren de volgende personen, voor kortere of langere tijd, deel uitgemaakt van deze werkgroep:

1. M.A.H. Durlinger, Heerlen. emeritus-pastoor in Posterholt, 1945-t1947 2. Drs. L.E.M.A. van Hommerich, Heerlen, ar- chivaris, 1945-t1976 3. J.J.Jongen, Schaesberg, geschiedenisleraar, 1945-t1973 4. F. Senden, Heerlen, pater C.I.C.M., 1945- 1946 5. Ch. Frehen, Schimmert, pater S.M.M., 1945-1946 6. H.A. Beaujean, Hoensbroek, geschiedenisleraar, 1945-t1979 7. J.G.H. Hoens, Hoensbroek, hoofd der school, 1945-t1971 8. F.X.J.J. Schobben, Waubach, ambtenaar, 1945-t1978 9.

A.J. Toussaint, Terwinselen, hoofd der school, 1945-1952 10. P.H.A. Theunis-sen, Heerlen, kantoorhouder PTT Amstenra- de, 1945-t1957 11. P.A. Schots, Geleen, architect, 1945-1969 12. Chr.W.E. Müller, Heerlen, geschiedenisleraar, 1946-1947 13. N.J. Velraeds, Brunssum, ambtenaar, 1946-1947 14. W.J. Lindelauf, Heerlen, rentmeester O.N., 1946-t1955 15. P.G.G.

Jongen, Geleen, 1947-1948 16. Drs. W. Geurts, Heerlen, pater O.F.M., 194 -1948 17. Ir. C.E.P.M. Raedts, Heerlen, directeur O.N., 1947 -t1983 18. C. Spronck, Valkenburg, geschiedenisleraar, 1947 19. Mr.Dr.Drs. J.P.D. van Banning, Rekem, burge- meester van Geleen, 1947-t1986. 20. W.J. Vromen, Brunssum, hoofd der school, 1948-1949 en 1959-t1972 21. H.N.J.J.

van Wersch, Simpelveld, geschiedenisleraar, 1948-heden 22. H.J. Schutgens, Heerlen, leraar Nederlands, 1949 23. Ing.

M.L.H. van Wersch, Simpelveld, ingenieur, 1949-t1993. 24. G. Houben, Heerlen, rector, 1951-1952 25. J.Th. Janssen, Heerlen, chef Bevolking, 1953-t1977 26. W. Moonen, Brunssum, pastoor, 1953-1955 27. Ing. J.J.G. Ramaekers, Schaes- berg, mijnbeambte, 1953-t1993 28. Prof. dr. P. van de Baar, Heerlen, kapelaan, 1953-1954 29. N.G.H.M. Eussen, Nuth, archivaris van Sittard, 1954-t1993 30. J.C.M. Horst, Heerlen, amateur-historicus, 1954-t1966 31. H.H.M. Tummers, Heer- len, architect, 1958-1961 32. V. Sniekers, Heerlen, hoofdinspecteur der belastingen, 1958-1963 33. P.A.H.M. Peeters, Hoensbroek, gemeentesecretaris, 1958-1980 34. H.J.M. Frusch, Kerkrade, belastingambtenaar, 1962-t 1982 35. Drs. F.L.

Augustus, Heerlen, leraar, 1962- heden 36. C. Sproke!, Kerkrade, gemeentesecretaris, 1962 37. Chr.H. Geel en, Voeren- daal, gemeentesecretaris, 1966-1992 38. Alb. Corten, Heerlen, historicus, 1968-heden 39. L.M. Junggeburt, Vaals, leraar, 1969-1970 40. A.H. Moers, Geleen, mijnbeambte, 1969-t1975 41. F.J.M. Wiertz, Schaesberg, kapelaan, 1970-1979 42.

F.G.J. Marell, Hoensbroek, student archeologie, 1970-1972 43. H.M.M. Schwanen, Heerlen, leraar, 1970-1972 44. Mej.

M.G.G. Bouwkamp, Heerlen, lerares, 1972-heden 45. Drs. J.T.J. Jamar, Heerlen, archivaris, 1972-1994 46. Mr. J.M.

Wanders, Brunssum, kandidaat-notaris, 1973-1980 47. Drs. M.A. van der Wijst, Heerlen, ambtenaar, 1973-heden 48. S.

Brun, Maastricht, journalist, 1975-1976 49. F.G.H.M. Crutzen, Wylré, pastoor, 1977-heden 50. Drs. H.J.M. Franssen, Voerendaal, leraar, 1977-1985 51. J.H. Crott, Heerlen, publicist, 1977 -t 1992 52. Prof. mr. A. Fl. Gehlen, Heerlen, notaris, 1979-1994 53. Drs. E.P.M. Ramakers, Maastricht, historicus, 1980-heden 54. R. Braad, Heerlen, archivaris, 1982-heden 55. H.M.H. Goossens, Ubach over Worms, leraar, 1983-1991 56. Drs. L.J.M. Pierey, Heerlen, bankdirecteur, 1986-heden 57.

Drs. M. van Dijk, Heerlen, kunst- en rechtshistoricus, 1986-heden 58. A.S.M. Patelski, Valkenburg, genealoog, 1988-heden 59. Drs. P. Nissen, 's Hertogenbosch, kerkhistoricus, 1988-1992 60. C. Palmen, Hoensbroek, ambtenaar, 1989-t 1993 61.

Prof. dr. W .A.J. Munier, Sint-Oedenrode, pater S.S.C.C., 1990-heden 62. Drs. Th. Ra ets, Brunssum, historicus, 1990- heden 63. Drs. A.P.J. Jacobs, Hoensbroek, historicus, 199-heden 64. Drs. P.V. Delhey, Heerlen, historicus, 199-heden 65. Mevr.

Drs. J. Hoeven berg, Heerlen, museumconservator, 1991- heden 66. Drs. H.J .S.M. Broers, Brunssum, historicus, 1992- he- den 67. Drs. M.J.M. Put, Heerlen, historicus, 1992-heden 68. Mevr. drs. S.A.P.F. Hurenkamp, Landgraaf, historicus, 1993- heden 69. Drs. G.H. Franssen, Tilburg, leraar Nederlands, 1994- heden.

(19)

SIGNALEMENT

Archievengids Tweede Wereldoorlog, Nederland en Neder- lands-Indië

Zutphen 1994, Rijksinstituut voor Oorlogsdocu- mentatie, Walburg Instituut,

ISBN 906011 9169, 407 blz., prijs: f 49,50.

Elke onderzoeker die zich bezighoudt of wil beginnen met de bestudering van de geschiedenis van de Tweede Wereldoor- log moet dit boek bekeken hebben.

Hoewel alleen landelijke organisaties zijn opgenomen, is raadpleging van deze bron van groot belang wil men succesvol en doelgericht bronnen kunnen aanbo- ren. Voor de raadpleging van archieven van plaatselijke organisaties als Politie, Luchtbeschermingsdiensten, Winterhulp en plaatselijke distributiekantoren, die vanwege de hoeveelheid niet zijn opge- nomen, wordt discreet verwezen naar de plaatselijke archiefdiensten. Voor de re- gionale geschiedbeoefening lijkt dat een nadeel, maar niets is minder waar. In de landelijke archieven zijn over het alge- meen zoveel aanknopingspunten naar de regionale te vinden, dat men voor

Het Land Van Herle

begrip van de zaak er niet omheen kan ze te raadplegen. De archievengids van de Tweede Wereldoorlog is daarbij een belangrijke hulp. Thematisch wordt de onderzoeker naar de vindplaats van een archief geleidt. Het overzicht wordt ge- completeerd met een adreslijst van de vindplaatsen en een register.

(R. Braad)

Brunssum en Brunsham.

Het begin is er!

Over het dorp Brunssum is relatief wei- nig gepubliceerd. Het belangrijkste boek, pastoor Moonens Brunssum de eeuwen door is uit 1952 en hopeloos verouderd.

Omdat er slechts brokjes van het verle- den van het dorpje Brunssum bekend

(20)

Het Land Van Herle

146

zijn, is een doorlopend verhaal onmoge- lijk te schijven. Het gemeentebestuur, de Stichting Historische Bron van Bruns- ham en particuliere uitgevers wilden hier iets aan doen. Heruitgave van Moonens werk werd als onvoldoende beschouwd, het herschrijven ervan

ondoenlijk. Daarom werd besloten een nieuwe, thematische geschiedenis van Brunssum te schrijven en in afleveringen te publiceren. Sinds november 1993 zijn drie delen van dit tijdschrift verschenen, elk gewijd aan een thema uit de geschie- denis van Brunssum. Deze worden door de Stichting uitgegeven onder de titel Bron van Brunsham. Zij worden gedrukt op A4-formaat en de tot nu toe versche- nen delen bevatten respectievelijk 46, 42 en 88 pagina's. Er is een redactie van drie personen geformeerd uit het stich- tingsbestuur (de heren Broers, Martens en Raets), die deskundige auteurs zoekt en zelf artikelen in de diverse delen publiceert. De ondertitels geven het

behandelde onderwerp aan. De indeling van de boekjes is als volgt: eerst een ver- haal van heer W.J. Martens, waarin een op historische feiten gebaseerd stukje Brunssumse geschiedenis verteld wordt.

Daarna volgen een aantal artikelen over het onderwerp, van diverse auteurs.

Gestreefd wordt naar een toegankelijke stijl waarbij voor belangstellende lezers geschreven wordt, dus populair, maar wel wetenschappelijk verantwoord.

Het eerste deel, Heren van Brunssum, Heren in Brunssum, beschrijft Prof. Dr.

M.J.H.A. Schrijnemakers hoe de familie Huyn van Amstenrade en Geleen van 1559 tot 1621 de titel Heer van Brunssum verkreeg en wie de titel voerde. Verder zijn artikelen opgenomen over de fami- lies Van Weerst, Bex, Clutt, Vos van Drs.

H.J.S.M. Broers en een lang artikel van Drs. Th. Raets over de baronnenfamilie de Negri, die van oudsher in Brunssum gewoond hebben. Deel twee, Brunssum in kannen en kruiken gaat vooral over de beroemde middeleeuwse pottenbak- kerijen. Van 1050 tot 1350 werd in Brunssum (en Schinveld) een zeer ge- wild soort gebruiksaardewerk gemaakt, dat tot in Londen, Portugal en Noor- wegen teruggevonden is. Het was onge- glazuurd aardewerk, dat echter nauwe- lijks poreus was, zodat er vloeistoffen in opgeborgen konden worden. Nadat rond 1350 het loodglazuur ontdekt werd waardoor ook elders weinig poreus aar- dewerk gebakken kon worden, en Brunssum tot overmaat van ramp een verkeerd soort klei gebruikte, waardoor de kwaliteit van het aardewerk sterk terugliep, kwam er vrij plotseling een einde aan deze middeleeuwse nijverheid in Brunssum. Twee artikelen, een her- druk van A. Bruijns 'De middeleeuwse pottenbakkerijen in Zuid-Limburg (Ne- derland)' uit 1965 en een nieuw artikel van de heren Reubsaet en Raets maken, met de vele afbeeldingen en enkele kleu-

(21)

renfoto's, veel duidelijk over het belang van deze nijverheid. Daarna volgt een artikel van mevrouw E. Hermans en S.

Broers over het 'Kleiatelier Brunssum', dat in 1939 werd opgericht. Hiermee probeerde het Fonds van Sociale Instel- lingen een werkplaats in te richten voor zonen van mijnwerkers die ongeschikt waren voor het ondergrondse mijnbe- drijf. Men trachtte bij het middeleeuwse pottenbakkersverleden aan te knopen.

Er werd geprobeerd artistiek aardewerk te maken, en diverse kunstenaars, onder andere Edmund Bellefraid en Eugene Laudy hebben er gewerkt. Veel herden- kingtegeltjes en serviesgoed hier in de regio zijn op het Kleiatelier (KAB) gemaakt. Het Kleiatelier bleek echter als producent van artistiek aardewerk niet levensvatbaar. In 1950 werd het verkocht aan de NIKEMA (Neder-landse lndustie voor Keramisch Em-ballage Materiaal), waarna tot 1960 geprobeerd werd er een commercieel bedrijf van te maken, dat zich vooral richtte op het vervaardigen van 'verpakkingsaardewerk' (gresbui- zen, jeneverkruiken, koffie- en theepot- ten etc.). Door nieuwe technische ont- wikkelingen (plastic, glas en nieuwe betonsoorten) bleek ook de NIKEMA geen winst te kunnen maken. Het bedrijf werd in 1960 geliquideerd. Daarmee kwam een definitief einde aan de aarde- werktraditie van Brunssum.

Het derde deel, Brunssum, bezettin- gen en bevrijdingen gaat over oorlogen in vroeger tijd (artikelen van de heren Broers en Raets), maar vooral over de Tweede Wereldoorlog. Behalve een rede- lijk uitgebreide beschrijving van het ver- zet en het dagelijks leven in Brunssum tussen mei 1940 en september 1944 van de hand van de heren Broers en C.A.

Tuinman, is er een zeer lezenswaardig artikel van luitenant-kolonel b.d. E.H. Brongers. In het eerste deel beschrijft hij de Duitse inval in 1940 met hun enorme

Het Land Van Herle

overmacht, waartegen een handjevol Limburgse soldaten dapper, en met behoorlijk succes, tegenstand boden. In het twee deel beschrijft hij de bevrijding van Zuid-Limburg door de Amerikaanse troepen in september 1944.

De boekjes zijn voorzien van illustra- ties, kaarten en een beperkt notenappa- raat. Voor (oud-)Brunssummers en geïn- teresseerden in de lokale er regionale geschiedsschijving zijn het aantrekkelij- ke boekjes, goed geschreven en door hun handzame formaat makkelijk te lezen.

Voor nadere inlichtingen kunt u contact opnemen met mevr. R. Ritsma, Kleikoe- len 82, 6443 WC Brunssum, 045-5270658.

(S.Broers)

Twee nieuwe fotoboeken over Heerlen:

Rijswijk 1995, Uitgeverij Elmar, ISBN 90389 03936, 20 x 26 cm. 114 pag., genaaid, gekartonneerd, ca. 200 foto's. Prijs tot 1.1.1996 I 24,50, daarna I 29,50.

Heerlen, een geheugenvool'de toekomst

Zaltbommel 1995, Europese Bibliotheek, ISBN 90288 61971, 30,5 x 21,5 cm. 120 pag., gebonden, ruim 200 foto's. Prijs I 49,50.

Het eerste boek verschijnt ter gelegen- heid van de overzichtstentoonstelling over de Heerlense wijken ter afsluiting van de promotieaktie "Kijk 'ns in de wereld van toen" van het Heerlense Stadsarchief. Het boek is gebaseerd op echte foto's zoals deze aanwezig zijn in de kollektie van het Stadsarchief en die zover was na te gaan, nog niet eerder in een Heerlens fotoboek werden gepubli- ceerd. Jan Engelen heeft in samenspraak

(22)

Het Land Van Herle

148

met de stadsarchivaris gekozen voor de publicatie van met name prentbriefkaar- ten. De verwoedde ansichtkaartenverza- melaar Engelen heeft deels weer ansich- ten gepubliceerd, die niet in openbare fotokoliekties voorkomen. Daardoor zijn beide boeken het aanschaffen waard. Bij het doorlezen of beter doorkijken van beide boeken wordt duidelijk hoe boei- end het verleden van de oude mijnstad is. Bij het bekijken van de fraaie foto's van het Heerlen van toen wordt overdui- delijk hoe Heerlen door de op-komst en neergang van de mijnbouw is veranderd en veel plekjes van toen 'verleden tijd' zijn. De foto's vormen inderdaad zoals Jan Engelen dat zegt "een geheugen voor de toekomst". In het boek van Weijts is in overleg met de archivaris gekozen voor een indeling, waarbij alle wijken van het Heerlen van nu, dus

inclusief Hoensbroek, in oude foto's aan bod komen. Het is daarmee het eerste fotoboek dat over de gehele stad gaat.

Aan de hand van de beschrijvingen bij de foto's worden de wijken gevolgd in hun ontwikkelingsgeschiedenis met aan- dacht voor allerlei aspecten van het

dagelijkse en officiële leven. De rode draad in de geschiedenis en het leven van de wijken is natuurlijk sterk ge- kleurd door de mijnindustrie.

Ook het Heerlen als centrum van het economische leven en koopstad voor de omliggende gemeenten is in de foto's weerspiegeld. Burgemeester en archiva- ris schreven een inleidend woord.

In het boek van Jan Engelen wordt die- per op de foto's ingegaan dan in het boek Heerlen Verleden Tijd. De opzet is dan ook luxer, meer verhalend, meer nostalgisch en hier en daar met een vro- lijke noot. Het boek wordt ingeleid met een voorwoord van de uit Heerlen af- komstige minister van onderwijs, Ritzen, en een woord vooraf van de burgemees- ter Pleumeekers van Heerlen.

Beide boeken zijn te koop in de boek- handel en bij het Thermenmuseum in Heerlen.

De tentoonstelling 'Heerlen Verleden Tijd, Heerlense wijken door het oog van de camera' is nog tot en met 10 maart 1996 te bezichtigen in het Thermen- museum. In die tentoonstelling zijn zo'n

(23)

800 foto's en ansichtkaarten te bezichti- gen. Daarbij wordt de tentoonstelling verfraaid met voorwerpen en oude archiefstukken over de stad. Er is bij- voorbeeld een vitrine met de burgemees- terskamer anno 1877, terwijl ook oude vaandels en voorwerpen uit kastelen en mijnen te zien zijn.

(R. Brand)

Het Land Van Herle

,

_____

De redactie van

Het Land van Herle

wenst de lezers I

een fijn

l

Kerstfeest ! I

I

een behouden

i

i

Jaarwisseling ! !I

I

en een goed I

:

1996

I

I

toe

,I

* ;

!I

Wij hopen

i'

de lezers I

ook het volgend jaar

1

weer

het nodige

I

historisch vuurwerk ;

11

•I te bezorgen! !'

*

. ---···· ... ... . ... - - - - ---- 149

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

Dat deze studie zo veel inzichten over de rol van geur in een specifiek tijdssegment kon opleveren, heeft te maken met het unieke karakter van de periode waarin de futuristen

Some of the observed effects of smell in these contexts: scent promotes inclusivity; scent is a conversation starter; smelling makes visitors feel more closely connected to the

Laboratorium Vrije Universiteit Amsterdam: Aromatic Art (Re-)constructed - 
 In Search of Lost Scents - olfactorische

Door de rol van feedback in het leren van studenten te verkennen, en vragen te stellen over welke proces- sen gaande zijn bij studenten tijdens het ontvangen van feedback en

Het onderzoek van Filip Dewallens naar het statuut van de ziekenhuisarts kon niet op een beter moment komen. Het statuut bestaat nu bijna 30 jaar, maar grondig juridisch onderzoek

Daarbij koppelt de auteur de eigendomsexclusiviteit voor het eerst zeer expli- ciet aan de (actieve) elasticiteit van het eigendomsrecht. Hierdoor komen een aan- tal paradigma’s op

indrukwekkende voornaamheid en hogergeplaatstheid uit. 432 Het houtsnijwerk van de kansel connoteert verder een katholieke overdaad, net als de kleding van de pastoor. Rechts