• No results found

Integratie en participatie van vrouwelijke Syrische statushouders

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Integratie en participatie van vrouwelijke Syrische statushouders"

Copied!
28
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Integratie en

participatie

van

vrouwelijke

Syrische

statushouders

Case study: gemeente

Midden-Groningen

Sharon Bruinsma

BA Minorities & Multilingualism Rijksuniversiteit Groningen 4 maart 2019

(2)

Voorwoord

Dit onderzoek heeft plaatsgevonden tussen medio november 2018 en medio februari 2019 in het kader van de Career Minor Bachelorstage van de Rijksuniversiteit Groningen. Ik heb met veel interesse en plezier in 3 korte maanden stage gelopen bij de gemeente Midden-Groningen binnen het project ‘Meer doen met nieuwkomers.’ Hier heb ik de mogelijkheid gekregen om kennis en vaardigheden vanuit de bacheloropleiding Minorities & Multilingualism toe te passen in de praktijk. Het was een enorm leerzame periode waarvan dit rapport het eindproduct is. Dit onderzoek was vooral voor mijzelf erg leerzaam, ik hoop dat dit voor anderen ook zo mag zijn.

Ik wil graag een speciaal dankwoord geven aan mijn stagebegeleidster Karin Ernst voor de ruimte en het vertrouwen die ik heb gekregen.

Ook wil ik de vrouwen bedanken die hebben meegewerkt aan de interviews voor hun tijd, moeite en hartelijke gastvrijheid.

(3)

Inhoudsopgave

Introductie 1

Methodologie 21

Literatuurreview 31

Sociaaleconomische achtergrond van Syrische vrouwen 3 Opvattingen en genderrollen

Verminderde kansen op de arbeidsmarkt

Erkenning van informele vaardigheden 4

Diplomawaardering 5

Vaardigheden en trainingen

Micro-ondernemerschap 6

“Tricultureel voordeel”

Activiteit en sociaal netwerk 7

Contact met autochtone vrouwen 8

Psychische klachten

In gesprek 101

Cultuur, gastgemeenschap en verwachtingen

Onderwijs en werk 11

Taalacquisitie 12

Sociale connecties en activiteit

Hulp en gezondheid 14

Conclusie 15

Bevorderende en belemmerende factoren

Ervaringen vrouwen Midden-Groningen en verhouding literatuur 17 Hoe is het gesteld met de integratie en participatie van Syrische vrouwen M-G? 18

Discussie en verder onderzoek 20

(4)

1

Introductie

In de afgelopen jaren zijn er veel Syrische vrouwen naar Nederland gekomen. Uit onderzoek blijkt dat de sociaal-culturele afstand tot Nederland bij deze Syrische vrouwen gemiddeld genomen groter is dan bij mannen. Ook gaat hun integratie moeizaam. Syrische vrouwen identificeren zich minder sterk met Nederland, hebben een sterkere voorkeur om ooit terug te keren naar Syrië, en hebben minder sociale contacten met Nederlanders. (Dagevos, 2018) Wat betreft de kansen op werk als vluchteling in Nederland, blijkt dat vluchtelingenmigranten een verminderde kans hebben op arbeidsmarktparticipatie en integratie dan arbeidsmigranten en gezinsmigranten. Dit geldt ook voor de Syrische vrouwen in Nederland: waar 15% van de mannelijke Syriërs in Nederland werkzaam is, is dit maar 4% bij de vrouwen. (Bakker & Dagevos, 2017).

Met het oog op de grotere rol die de gemeente zal gaan spelen per 2021 in de integratie van statushouders, is het belangrijk om te weten wat de integratie van deze vrouwen bevordert en belemmert. Omdat de vrouwelijke groep statushouders veel hindernissen ondervindt in hun integratie, verdient deze groep extra aandacht. In het kader van een korte stage bij de gemeente Midden-Groningen heb ik een literatuurstudie gecombineerd met een case study. Het doel hiervan is om inzicht te krijgen in belemmerende en bevorderende factoren van de integratie en participatie van vrouwelijke Syriërs, een goed beeld te krijgen van hun situatie in de gemeente en er zo achter te komen wat er in de praktijk goed gaat en waar ruimte is voor verbetering.

De hoofdvraag in dit onderzoek is als volgt:

Hoe is het gesteld met de integratie en participatie van vrouwelijke Syriërs in de gemeente Midden-Groningen?

De deelvragen zijn:

• Wat zijn bevorderende en belemmerende factoren voor de integratie en participatie van vrouwelijke statushouders in het algemeen?

• Wat zijn de ervaringen van vrouwelijke statushouders in Midden-Groningen met integratie en participatie en hoe verhoudt dit zich tot de literatuur?

(5)

2

Methodologie

Dit onderzoek heeft plaatsgevonden tussen medio november 2018 tot en met medio februari 2019. In het literatuuronderzoek worden de factoren die bijdragen aan de moeizame integratie en participatie van vluchtelingenvrouwen beoordeeld. De focus ligt op het aantonen van zowel belemmerende als bevorderende factoren die door alle instellingen waarmee de doelgroep te maken krijgt erkend dienen te worden om als gastland bij te kunnen dragen aan de bevordering van integratie en participatie van deze vrouwen. Literatuur is verzameld door middel van de geavanceerde zoekfunctie in SmartCat van de Rijksuniversiteit Groningen. Er is gebruikgemaakt van voornamelijk Engelstalige literatuur en daarnaast van Nederlandse literatuur.

De zoekopdracht gaf 63 zoekresultaten die verder werden versmald door het alleen tonen van de literatuur van de laatste 10 jaar, en daarna door analyse van titels en samenvattingen. De reden voor het voornamelijk gebruiken van relatief recente onderzoeken is gerelateerd aan het verkrijgen van een goed beeld van de laatste ontwikkelingen en bevindingen van

belemmerende en bevorderende factoren voor de integratie van vluchtelingenvrouwen in de huidige samenleving. Aanvullende artikelen werden gevonden door de relevantie en

referenties in de hierboven genoemde literatuur.

Extra literatuur werd gelezen als voorbereiding op het literatuuronderzoek, maar is niet opgenomen in de tabel of resultatensectie zelf, omdat dit enkel werd gebruikt voor theoretische grond of andere doeleinden die niet relevant zijn voor de resultaten. Vanuit het literatuuronderzoek is er een onderscheid gemaakt tussen belemmerende en bevorderende factoren op het gebied van integratie van vluchtelingenvrouwen. Deze factoren staan beschreven in de conclusie op pagina 16.

Voor de case study zijn er 11 semi-gestructureerde interviews gehouden met vrouwelijke Syrische statushouders woonachtig in de gemeente Midden-Groningen. Deze interviews zijn gehouden bij de vrouwen thuis. Hier is voor gekozen vanwege de vertrouwde omgeving voor de participanten. Er is gebruik gemaakt van een telefonische tolk om de eventuele taalbarrière te verwijderen. De interviews zijn gehouden op basis van een aantal onderwerpen die vanuit het literatuurreview naar voren zijn gekomen. De besproken onderwerpen zijn

cultuur/gastgemeenschap, ervaringen met overheidsinstanties, onderwijs (indien van toepassing), werk, taalacquisitie, sociale connecties en hulp bij (mentale)

gezondheidsklachten. De interviews duurden gemiddeld 40 minuten. De

interviewtranscripties zijn niet bijgevoegd bij dit rapport. Hier is voor gekozen vanwege het beschermen van de privacy van de participanten.

(6)

3

Literatuurreview

Sociaaleconomische achtergrond van Syrische vrouwen

Uit onderzoek blijkt dat de sociaal-culturele afstand tot Nederland bij Syrische vrouwen gemiddeld genomen groter is dan bij mannen. Vrouwen identificeren zich wat minder sterk met Nederland, hebben een sterkere voorkeur om ooit terug te keren naar Syrië en hebben minder sociale contacten met Nederlanders (Dagevos, 2018). Ook uit Turks onderzoek door middel van een vragenlijst gecombineerd met interviews met 47 Syrische

vluchtelingenvrouwen, blijkt dat dat veel Syrische vrouwen graag terug willen naar Syrië wanneer de oorlog eindigt (Mirici, 2018).

Het contrast tussen de sociaaleconomische positie van vrouwen in Nederland en in Syrië is groot. Mannen waren voordat zij naar Nederland kwamen aanzienlijk vaker actief op de arbeidsmarkt, terwijl vrouwen vaker huisvrouw waren in Syrië. In een onderzoek van Dagevos (2017) gaf een kwart (27%) van de Syrische vluchtelingen aan werkzaam te zijn geweest in Syrië. 42% van de vrouwen gaf aan dat ze niet actief waren op de arbeidsmarkt maar zorgde voor het gezin en het huishouden. Wat wel opvalt, is dat van de vrouwen die werkzaam waren in Syrië, de helft daarvan (51%) werkzaam was op hoog niveau. Van de mannen die werkzaam waren in Syrië, deed 19% dit op hoog niveau (Dagevos, 2017). Dit toont aan dat vrouwen dus vaker huisvrouw zijn dan werkzaam, maar wanneer ze werken, ze dit vaker op hoog niveau doen.

Opvattingen en genderrollen

Dagevos, Huijnk, Maliepaard, & Miltenburg hebben in 2018 een studie gedaan waarin de opvattingen van Syrische statushouders over genderrollen werden bekeken. Hierbij werd gekeken naar verschillen tussen opvattingen van mannen en vrouwen. Het bleek dat er geen verschil in opvatting was tussen mannen en vrouwen over de opvatting dat zowel jongens als meisjes onderwijs moeten genieten. 96% van de ondervraagden was het eens met deze stelling. Met betrekking tot werk zijn opvattingen wat minder gelijk, maar nog steeds is ongeveer 65% het eens met de stelling dat het voor meisjes en jongens even belangrijk is om zelf geld te verdienen en dat zowel mannen als vrouwen moeten meebeslissen over grote uitgaven.

Bijna de helft van de participanten (47%) vindt dat een vrouw moet doorgaan met werken na het krijgen van een kind en ongeveer een derde (36%) gaf aan het niet eens te zijn met de stelling dat de man de verantwoordelijkheid moet hebben over het geld. De vrouwen blijken uit dit onderzoek iets progressiever te zijn dan de mannen.

De uitkomsten van dit onderzoek zijn vergelijkbaar met eenzelfde soort onderzoek onder Antilliaanse en Surinaamse Nederlanders. Hetzelfde onderzoek bij de Turkse en Marokkaanse Nederlanders toonde minder instemmingen met de stellingen. Echter, het deel dat zegt dat een vrouw moet stoppen met werken als ze een kind krijgt (36%) is groter dan bij de vier grote migrantengroepen en de gevestigde vluchtelingengroepen (van Doorn, Scheepers, & Dagevos, 2013).

Verminderde kansen op de arbeidsmarkt

Financiële onafhankelijkheid wordt sterk gelinkt aan geletterdheid, taalvaardigheid en

educatie (Segal & Mayadas, 2005). Vrouwelijke vluchtelingen noemen vaak hun verminderde taalvaardigheid als één van de belangrijkste obstakels in integratie en participatie (Newland, Tanaka, & Barker, 2007; Fong et al., 2008). Uit onderzoek blijkt dat onder de Syriërs in

(7)

4 Nederland mannen en vrouwen niet noemenswaardig verschillen wat betreft taalvaardigheid (Dagevos 2018).

In het algemeen geven vluchtelingenvrouwen aan dat verminderde taalvaardigheid het moeilijker maakt om te spreken met mogelijke werkgevers, te communiceren op de werkvloer, sociale netwerken op te bouwen en te communiceren met instantie en andere begeleidende professionals. (Twagiramungu, 2013).

Wat betreft de kansen op werk als vluchteling in Nederland, blijkt dat vluchtelingenmigranten een verminderde kans hebben op arbeidsmarktparticipatie en integratie dan arbeidsmigranten en gezinsmigranten. Redenen hiervoor zijn dat arbeidsmigranten naar Nederland emigreren met een perspectief op werk, en gezinsmigranten zich herenigen met eerder gevestigde migranten die in het nieuwe land al een sociaal netwerk hebben opgebouwd en dus kunnen functioneren als gateway voor participatie en integratie (Bakker, Dagevos, & Engbersen, 2017).

Het blijkt dat vluchtelingenvrouwen gemiddeld veel minder participeren op de arbeidsmarkt dan vluchtelingenmannen. Dat geldt ook voor vluchtelingenvrouwen ten opzichte van

autochtone vrouwen en vrouwen met een niet-westerse herkomst (Bakker & Dagevos, 2017). In Nederland is de positie van vrouwelijke Syrische statushouders dan ook minder goed dan die van Syrische mannen. Waar 15% van de mannelijke Syriërs in Nederland werkzaam is, is dit maar 4% bij de vrouwen en 28% van de mannen behoort tot de beroepsbevolking of is op zoek naar betaald werk, terwijl dit slechts voor 9% van de vrouwen geldt. Uit hetzelfde onderzoek komt naar voren dat de reden hiervoor is dat vrouwen vaak geen betaald werk hebben en daar ook niet actief naar op zoek gaan. Ze vinden maar moeizaam aansluiting op de Nederlandse arbeidsmarkt (Bakker & Dagevos, 2017; Dagevos 2018). Wel is het zo dat vrouwelijke Syriërs vaak iets later naar Nederlnd zijn gekomen (Ministerie van Justitie en Veiligheid, 2018). Zij hebben op het moment van deze onderzoeken dus ook minder tijd gehad om actief te worden op de arbeidsmarkt.

Een andere reden voor verminderde arbeidsparticipatie van vluchtelingen in het algemeen kan voortkomen vanuit discriminatie onder werkgevers (Fokkema & de Haas, 2015).

In Nederland is bekend dat er sprake is van discriminatie en vooroordelen tegenover migranten, ook op de arbeidsmarkt (Andriessen, Van der Ent, Van der Linden, & Dekker, 2015). Dit geldt voornamelijk voor moslim-vluchtelingen (Connor & Koenig, 2015). Uit een Zweeds onderzoek gedaan door Lundborg en Skedinger (2016) blijkt dat werkgevers een vooroordeel hebben over vluchtelingen dat zij niet goed zullen presteren op de werkvloer. De desbetreffende werkgevers geven wel aan te overwegen om vluchtelingen in dienst te nemen wanneer er een loonsverlaging tegenover staat.

Een gevolg hiervan is dat vluchtelingen in het algemeen sneller terecht kunnen komen in laagopgeleid werk onder hun niveau, wat een ‘lock-in’ effect kan veroorzaken. Dit houdt in dat, na het vijf jaar lang doen van werk onder het niveau, het bijna onmogelijk is geworden om opnieuw een baan te vinden op het oorspronkelijke niveau dat past bij het individu (Groot, 2009).

Erkenning van informele vaardigheden

Een reden dat Syrische vrouwen moeizaam aansluiting vinden op de arbeidsmarkt, kan zijn dat er een gebrek aan bewustzijn is in de landen van bestemming van de vaardigheden, kwalificaties en ervaringen van migranten. Dit leidt ertoe dat migranten hun volledige scala aan vaardigheden en kennis niet kunnen uiten en dit bemoeilijkt voor hen het leveren van een bijdrage aan de arbeidsmarkt (Schultheiss, Watts, Sterland, & O 'Neill, 2011). Dit geldt vooral

(8)

5 voor vluchtelingenvrouwen (Clayton, 2005). Niet alleen de gebrekkige taalkennis, maar zeker ook het feit dat veel vluchtelingen geen beschikking meer hebben over hun formele

kwalificaties en dat informele vaardigheden vaak niet als belangrijk worden ervaren,

bemoeilijkt het betreden van de arbeidsmarkt. Voornamelijk voor vrouwen geldt dat zij vaak over informele vaardigheden beschikken die ondergewaardeerd worden. Dit kan komen door enerzijds het gebrek aan erkenning van deze vaardigheden, maar anderzijds ook doordat de vrouwen zelf hun eigen vaardigheden niet erkennen als belangrijk of bruikbaar doordat deze in het land van herkomst bijvoorbeeld niet werden erkend als iets bruikbaars op de

arbeidsmarkt, of doordat het zelfvertrouwen van deze vrouwen is gedaald door migratie (Clayton, 2005; Yakushko & Chronister, 2005).

Onderzoeken hebben aangetoond dat vluchtelingenvrouwen veel doorzettingsvermogen hebben en over het algemeen zeer optimistisch en vastberaden zijn (Burgoyne & Hull, 2007; Glastra & Meerman 2011, Yakushko, 2010).

Uit het onderzoek van Clayton (2005) bleek dat veel vluchtelingenvrouwen niet in staat zijn tot positieve zelfreflectie tenzij dit gebeurde door middel van formele ondersteuning hierin. Vervolgens resulteerde dit ook in het erkennen van vaardigheden zoals geldbeheer,

tijdmanagement, conflicthantering, het helpen en ondersteunen van nieuwe migranten, koken, naaien enzovoort. Bovendien resulteert de migratie ook in vaardigheden zoals veerkracht, copingstrategieën en het leren van een nieuwe taal en cultuur. Er is een onderzoek door Loh & Klug in 2012, waarin 108 vrouwen die op volwassen leeftijd naar Australië zijn verhuisd, worden bevraagd over hun integratie in een nieuw land. Uit de resultaten bleek dat, ondanks alle ontberingen die zij hebben ervaren, 90% van de vrouwen aangaf dat immigratie hen veerkrachtig heeft gemaakt. Verder meldden deze vrouwen dat ze copingstrategieën hebben ontwikkeld en meer flexibel zijn geworden.

Diplomawaardering

De waardering van in het thuisland behaalde diploma’s tijdens de pre-employmentfase wordt internationaal aanbevolen (de Wit, & Altbach, 2016; Desiderio, 2016). Diplomawaardering kan zorgen voor een tot 23% grotere kans op werk voor nieuwkomers (Konle-Seidl & Bolits, 2016) en vermindert ook de kans om werk te krijgen op een te laag niveau (Odé & Dagevos, 2018).

Onderzoeken in de afgelopen vijftien jaar hebben ook aangetoond dat het combineren van taalvaardigheidstraining en werkvaardigheden bevorderend werken voor het voorbereiden van vluchtelingen op de arbeidsmarkt (Moran & Petsod, 2003; Yakushko et al., 2008).

Vaardigheden en trainingen

Ook is er is grote behoefte onder vluchtelingen aan een overzichtelijk systeem om

vaardigheden, competenties, kennis en opleidingen duidelijk in kaart te brengen, rekening houdende met soft skills en praktische competenties (Tuliao, Najjar & Torraco, 2017; Desiderio, 2016). Waardering van kennis en vaardigheden moet de kern vormen van de toeleiding naar werk (van Loghum, 2018). Ook het onderzoek van Fokkema & de Haas (2015) toont aan dat beleid waarin de focus ligt op het bevorderen van het verder ontwikkelen van de vaardigheden die een nieuwkomer al met zich meeneemt, een positieve invloed heeft op socioculturele integratie.

Een voorbeeld van een succesgeval komt uit Duitsland, waar assessments en korte trainingen gericht op het verbeteren van juist de vaardigheden die vluchtelingen missen, succesvol blijken in het toeleiden naar werk (Thomsen, Walter, & Aldashev, 2013). Ook in Finland

(9)

6 worden dezelfde successen behaald met deze werkwijze, zo blijkt uit een studie van

Sarvimäki & Hämäläinen (2016). Culturele vaardigheidstrainingen met een holistische aanpak in talentontwikkeling zouden bijzonder effectief zijn onder vrouwen omdat deze beter

aansluiten op de behoeften en doelen van vluchtelingenvrouwen met betrekking tot werk (Manery & Cohen, 2003).

In het Verenigd Koninkrijk wordt bijvoorbeeld de ‘Life CV’ gebruikt bij vluchtelingen ter ondersteuning van conventionele, verwesterde CV's waar enkel formeel onderwijs wordt vermeld (Schultheiss et al., 2011). Het belang van het beschouwen van levenservaringen bij het evalueren van de vaardigheden van migranten is ook opgemerkt in andere onderzoeken (Suleman & Whiteford, 2013; Werquin, 2012).

Ook het aannemenvan vrouwelijke nieuwkomers door organisaties die gespecialiseerd zijn in het opleiden van vrouwen is een effectieve holistische aanpak om vrouwen te activeren in de pre-employmentperiode (Tuliao et al., 2017). Daarnaast zijn gesubsidieerde banen een redelijk effectieve manier voor nieuwkomers om geactiveerd te worden voordat ze de arbeidsmarkt betreden. Het blijkt het meest effectief wanneer de private sector wordt betrokken, en wanneer de programma’s specifiek gericht zijn op vrouwen (Konle-Seidl & Bolits, 2016). Het vinden van balans tussen participatie en het gezinsleven is voor vrouwelijke nieuwkomers een belangrijke indicator voor integratie (Yakushko et al., 2008). Ook blijkt dat begeleiding en ondersteuning door religieuze instellingen (kerken, moskeeën) een positief effect hebben op het integratieproces van vluchtelingen (Krehbiel & Cochetel, 2013). Micro-ondernemerschap

Het hanteren van een genderspecifieke aanpak waarin rekening wordt gehouden met culturele aspecten kan bevorderend werken in de arbeidsparticipatie van vluchtelingenvrouwen.

Onderzoek heeft aangetoond dat zelfstandig ondernemerschap een goede optie is voor vrouwelijke vluchtelingen voor wie het werken voor een werkgever vanwege persoonlijke of culturele redenen geen haalbare optie is. Dit geldt voornamelijk voor de vrouwen die weinig scholing hebben gehad in het thuisland en die moeizaam de nieuwe taal leren. Het is goed mogelijk dat deze vrouwen met weinig kansen op de arbeidsmarkt toch veel informele

vaardigheden te bieden hebben. Deze kunnen gezien worden als potentiële talenten die verder ontwikkeld kunnen worden. Een voorbeeld hiervan zijn de Karenni vluchtelingenvrouwen uit Birma die samen een bedrijf hebben opgezet in Utah waarin zij hun vaardigheden in het weven van traditionele manden hebben gebruikt om in levensonderhoud te

voorzien(Stephenson, Smith, Gibson & Watson, 2013).

Ook Barslund, Di, & Ludolph hebben in 2017 de genderspecifieke aanpak aanbevolen na het doen van internationaal onderzoek naar de resultaten hiervan. Een voorbeeld werd genoemd uit Australië, waar werd ingezet op (micro)ondernemerschap bij vrouwen. Het resultaat was dat 40% van alle participanten hun eigen bedrijf heeft opgezet en daarmee financieel

onafhankelijk werd.

De soorten micro-ondernemeningen kunnnen, naast handwerken, te maken hebben met voedselbereiding, het zorgen voor kinderen of volwassenen en naaien. Ondernemerschap kan voor vrouwen met een culturele barrière in het betreden van de reguliere arbeidsmarkt een goede manier zijn om zelfstandig te worden (Gadar & Yunus, 2009). Er is helaas weinig bekend over Nederlandse non-profitorganisaties die zich inzetten voor het ontwikkelen talenten van vluchtelingenvrouwen in micro-ondernemingen.

(10)

7 “Tricultureel voordeel”

Vluchtelingenvrouwen bieden het nieuwe land ook een ‘tricultureel voordeel’. Leicester (2001) schreef de term 'bicultureel voordeel' toe aan vrouwen als een groep die niet alleen de reguliere mannencultuur begrijpt, maar ook hun eigen ervaringen als ondergeschikten. Migranten en vluchtelingenvrouwen in dit schema hebben 'tricultureel' voordeel in het begrijpen van de nieuwe cultuur, evenals de vertrouwde 'mannelijke' cultuur en hun eigen ervaringen als vrouwen. Op deze manier kunnen ze een waardevolle rol vervullen bij het versoepelen van de integratie van nieuwkomers in het land en optreden als culturele bemiddelaars, zowel formeel als informeel (Leicester, 2001).

Activiteit en sociaal netwerk

Door de vlucht hebben Syrische statushouders hun sociale netwerk grotendeels moeten achterlaten in Syrië. In Nederland moet het sociale leven opnieuw worden opgebouwd. De mate waarin contact tussen personen uit verschillende groepen plaatsvindt, is afhankelijk van de mogelijkheden om met elkaar in contact te komen, de sociale normen van de directe omgeving en de wederzijdse voorkeuren voor contact (Martinovic, van Tuberbergen & Maas, 2009). Zorgen over de situatie van achtergebleven familieleden, taalbarrières, culturele verschillen en de wederzijdse beeldvorming kunnen de omgang met autochtone Nederlanders beperken. Gemengd contact vergt immers de bereidheid van twee kanten om over

groepsgrenzen heen te stappen. Onderzoek onder de gevestigde vluchtelingengroepen gaf aan dat Nederlanders als afstandelijk worden gezien (Klaver, Odé & van Gent, 2007) en

Nederland als een sterk geïndividualiseerde samenleving en een geseculariseerd land (Van Doorn 2011). Eén vijfde van de Syriërs heeft zowel weinig contact met autochtone

Nederlanders als met Syriërs. De omvang van deze groep met ‘dubbel zwakke’ bindingen, de groep die het meeste risico loopt op sociale isolatie, is bij Syrische statushouders relatief klein (Dagevos, 2018).

Door organisaties aangeboden activiteiten zoals culturele oriëntatie en informele en praktische skills waarin zaken worden besproken (bijvoorbeeld educatie en werk, gezondheid,

moederschap, transport en financiële diensten) hebben aangetoond bij vrouwelijke

nieuwkomers een grote bijdrage te leveren aan het opbouwen van een sociaal netwerk die nodig is om van elkaar te leren, behoeften te communiceren en werk te vinden (Butterwick, 2003; Magno, 2008; Suleman & Whiteford, 2013).

Omdat dit soort kennis bijdraagt aan het vertrouwen van de vluchteling in zichzelf en de nieuwe omgeving worden dit soort activiteiten gezien als zeer belangrijk in het

integratieproces en voor de algemene gezondheid (Suleman & Whiteford, 2013). Nationaal en internationaal onderzoek wijst uit dat het hebben van sociale netwerken over het algemeen een positief effect heeft op de participatie van statushouders (Campion, 2018; De Vroome & Van Tubergen, 2010). Individuen die beschikken over een sociaal netwerk, en dit netwerk kunnen benutten bij de zoektocht naar een baan, zijn sneller in staat om een baan te vinden (Mahuteau & Junankar, 2008; Campion, 2018).

Wel bleek uit het onderzoek van Tuliao et al. (2017) dat vluchtelingenvrouwen uit

verschillende landen aangeven een voorkeur te hebben voor lessen in een informele setting. De redenen die hiervoor werden genoemd waren dat bij formele lessen, de vrouwen eerder toestemming aan hun mannen moesten vragen en dat het gaan naar formele lessen waarin mannen en vrouwen samen in een ruimte les zouden krijgen als een aanval op de mannelijke autoriteit zou kunnen worden gezien.

(11)

8 Contact met autochtone vrouwen

Uit onderzoek blijkt ook dat vrouwen het beste kunnen worden begeleid door lokale werkende vrouwen. Dit draagt, in combinatie met culturele oriëntatie en informele

vaardigheidstrainingen een goede bijdrage leveren aan het begeleiden van een

vluchtelingvrouw naar de arbeidsmarkt (Burgoyne & Hull, 2007). Contact met de lokale bevolking is bewezen belangrijk in de motivatie van de vluchteling om te integreren (De Vroome & van Tubergen, 2010; Sienkiewicz et al., 2013). Ook draagt het positief bij aan het welzijn van deze vrouwen en aan het vinden van een plek in de samenleving (Klaver et al. 2007).

Hoe meer contact met lokale bevolking, hoe groter de kans op het vinden van een baan (De Vroome & Van Tubergen, 2010). Dit komt omdat autochtone bewoners voor statushouders veel ‘land specifieke’ kennis hebben over de arbeidsmarkt, en ook over andere (invloedrijke) sociale contacten beschikken. Dit geeft hen toegang tot carrière-gerelateerde informatie en biedt hen sociale mobiliteit (De Vroome & Van Tubergen, 2010; Gericke et al., 2018). Ook Syrische vrouwen zelf geven aan een voorstander te zijn van gemengde sociale contacten. Het sociale contact loopt deels via autochtone vrijwilligers, zoals de

maatschappelijk begeleiders of de taalcoaches. Veel Nederlanders hebben vluchtelingen in de eerste fase de helpende hand geboden.

Ondanks dit alles geven vrouwen nog altijd vaker dan mannen aan weinig contact te hebben met autochtone Nederlanders (Dagevos, 2018).

Psychische klachten

Rumbaut zei in 1991 al dat ’migratie kan zorgen voor psychologische problemen bij de meest gemotiveerde en goed voorbereide personen, en zelfs onder de beste levensomstandigheden’ (p. 56). Er zijn meer Syrische vrouwen met mentale klachten dan mannen. Onder de nieuwe Syriërs in Nederland wordt 45% van de vrouwen en 40% van de mannen als ‘psychisch ongezond’ gezien (Van Loghum, 2018; Dagevos, 2018).

Vluchtelingen hebben in het land van herkomst, ten gevolge van oorlog of politieke

onderdrukking, vaak traumatische ervaringen opgedaan. Ook tijdens het vluchten komen veel vluchtelingen in heftige situaties terecht. Dergelijke ervaringen kunnen zowel fysieke

gezondheidsklachten als mentale gezondheidsklachten (zoals posttraumatische stressstoornis) tot gevolg hebben (De Vroome & Van Tubergen, 2010; Huijnk & Dagevos, 2017; Slobodin & De Jong, 2015). Echter, het blijkt wel dat vrouwen tijdens de vlucht minder gewelddadige of traumatische ervaringen hebben opgedaan dan mannen, en ook zijn zij vaker met het vliegtuig nagereisd (Dagevos, 2018).

Vluchtelingenvrouwen ervaren posttraumatische stress, eenzaamheid, verminderde

zelfvertrouwen, fysieke en mentale vermoeidheid en het perspectief dat ze zich niet zullen kunnen aanpassen aan de nieuwe cultuur (Yakushko & Chronister, 2005). Onderzoek wijst ook uit dat vluchtelingen die zijn blootgesteld aan gewelddadige, traumatische gebeurtenissen minder gemotiveerd zijn om een nieuwe taal te leren dan andere migrantengroepen (Iversen, Sveaass & Morken, 2012). Ook leiden gezondheidsproblemen tot een verminderde kans op de

(12)

9 arbeidsmarkt (McKee-Ryan, Song, Wanberg & Kinicki, 2005). Hiermee zijn

gezondheidsklachten onderdeel van een vicieuze cirkel waarin de klachten leiden tot een verminderde kans op een baan, en langdurige werkloosheid zorgt voor een verminderde gezondheid (van Loghum, 2018). Wanneer hierin geen hulp wordt aangeboden, kunnen de mentale klachten blijven aanhouden, wat na twaalf maanden de kans op een baan nog met 19% verder verkleint (Bakker et al., 2016).Voor Syrische vrouwen geldt daarnaast nog dat zij, wanneer zij zich in Nederland hebben gevestigd, een andere rol wensen dan dat zij in Syrië gewend waren (Dagevos, 2018).

Psychosociale ondersteuningsprogramma’s zouden onderdeel uit moeten maken van integratiebeleid en arbeidstraining omdat mentale gezondheidsklachten een grote impact hebben op de motivatie om een nieuwe taal te leren, en taalvaardigheid een belangrijke factor is de mogelijkheid om de arbeidsmarkt te betreden (Iversen et al., 2014). Het combineren van arbeidstraining met psychosociale ondersteuningsprogramma’s draagt bij aan

onafhankelijkheid, wat gelinkt wordt in de perceptie van vluchtelingen aan eigen succes (Suleman and Whiteford (2013), Yakushko, 2010).

(13)

10

In gesprek

Cultuur, gastgemeenschap en verwachtingen

Alle participanten in deze case study hebben aangegeven een positieve indruk te hebben van de Nederlandse maatschappij en cultuur. Dit was voor 9 van de 11 participanten al zo voordat zij naar Nederland kwamen. Ook hebben alle vrouwen aangegeven graag een toekomst op te willen bouwen in Nederland. Alle vrouwen met kinderen hebben aangegeven graag te willen dat hun kinderen een goede opleiding zullen volgen in Nederland.

Nederland werd door de vrouwen veilig genoemd. De Nederlandse bevolking werd aardig en behulpzaam genoemd. Vrouwen gaven ook aan veel hulp te krijgen van Nederlanders:

“Ik heb tegen mijn verwachtingen in gezien dat het Nederlandse volk heel goed is. Zij gaan goed om met kinderen en vrouwen. Er is veel respect. Iedereen helpt mij, bezoekt mij en vraagt om mij. Ik had niet verwacht dat het zo’n goed volk zou zijn.”

En

“Wij hebben duidelijk verschil gemerkt tussen hier en Syrië. Hier zijn de mensen erg aardig, heel lief. De kinderen zijn erg blij hier. Als wij hulp nodig hebben, krijgen we die gelijk. Onze buren zijn ook erg aardig. We zijn dus erg blij.”

Hiernaast gaven de vrouwen ook aan graag een toekomst op te willen bouwen in Nederland. De meest genoemde redenen hiervoor waren hun kinderen. De vrouwen willen een stabiel leven opbouwen samen met hun gezin:

“Ik blijf in Nederland. Mijn kinderen hebben hier hun toekomst. Als wij terug gaan naar Syrië kunnen zij niets doen. Zij willen hier een opleiding doen en werken. Als mijn kinderen hier zijn, blijf ik natuurlijk ook hier.”

“Tot nu toe heb ik geen idee of plannen om terug te gaan naar mijn land. Omdat mijn kinderen ook hier wonen en bezig zijn met school en het leren van de taal, wil ik ook voor mijn kinderen hier een nieuw leven opbouwen. Ik hoop dat ik mijn andere familielid die nog in Syrië woont, ook hierheen kan brengen. Ik heb in mijn land niets meer.”

Wat betreft discriminatie, ervaart geen van de vrouwen dit als een obstakel. 9 van de 11 vrouwen geeft zelfs aan nog nooit het slachtoffer te zijn geweest van discriminatie of

intimidatie in Nederland. Degene die wel eens discriminatie hadden ervaren door middel van vreemde blikken of een nare opmerking, zagen dat niet als storend. Eén vrouw die aangaf wel eens discriminatie te hebben ervaren, vertelde:

“Dat is geen probleem voor mij. Ik vind dat normaal. Misschien accepteren sommige mensen nieuwe bewoners niet. Ik vind dat deze vrouwen hun mening mogen uiten. Accepteren ze het niet, dan is dat geen probleem voor mij.”

(14)

11 Onderwijs en werk

De meeste participanten zijn tijdens het interview nog bezig met hun inburgering. Verschillende participanten volgen een aantal keer per week taalles. Een aantal van de participanten is van plan om na hun inburgering een opleiding te gaan volgen. Eén van de participanten is vrijgesteld van haar inburgering en heeft een werkervaringsplaats gekregen. Dezelfde participant gaf aan moeite te hebben met het Nederlandse werksysteem:

“Kijk, het is anders. Ik heb helemaal geen idee over het werksysteem hier en het werk hier in Nederland. Als iemand allerlei soorten werk accepteert, dan is er wel werk. Maar sommige mensen willen niet allerlei soorten werk doen, dan is het moeilijker. Ik ben net twee weken begonnen met mijn werk maar het is totaal ander werk dan wat ik in Syrië heb gedaan.”

Sommige vrouwen geven aan dat het moeilijk is om werk te combineren met huishouden en zorg voor het gezin. De vrouwen zijn over het algemeen gewend dat de man werkt en de vrouw thuis is. Wanneer de vrouw toch werkt, is het makkelijker voor haar om een baan te hebben die te combineren is met huishouden en zorg:

“Zo is het in onze maatschappij. Meestal gaan mannen aan het werk om geld te verdienen voor het gezin en de vrouw blijft thuis om voor de kinderen te zorgen en het huishouden te doen. Het kan wel zijn dat vrouwen naar het werk gaan, maar in vergelijking tot mannen is dit echt maar een klein percentage. Als een vrouw wel aan het werk wil, dan zoekt ze makkelijk werk waar zij niet de hele dag aanwezig hoeft te zijn. Meestal gaan de mannen naar het werk. Zo is het gewoon in onze cultuur.” Ook zegt een andere vrouw over dit onderwerp:

“Ik hou van werken. Ik had ook werk in Syrië. Ik vind het heel belangrijk dat vrouwen werken, hetzelfde als voor mannen. Maar niet alle soorten werk. Misschien is het moeilijk voor vrouwen om buiten te werken. Misschien vanuit huis, maar buiten kan vaak niet. […] vrouwen zorgen voor het huis en de kinderen.”

Deze rolverdeling tussen man en vrouw komt meerdere malen naar voren tijdens de

interviews. Eén alleenstaande vrouw gaf aan dat bij getrouwde vrouwen de man een obstakel vormt voor de integratie van hun vrouw. Zij gaf aan dat mannen vanuit hun cultuur niet snel toestaan dat de vrouw gaat werken. Toen haar gevraagd werd wat een oplossing hiervoor kon

VANAF HIER VERDER GELEZEN OP 22 FEB!

zijn, gaf ze aan dat de gemeente een rol moet spelen in het informeren van de mannen in het gezin over geschikte banen voor vrouwen:

“Ze moeten de man informeren dat er verschillende soorten werk zijn, ook werk dat geschikt is voor vrouwen waar zij niet met mannen hoeft te werken.”

Echter, meerdere participanten zijn van mening dat de traditionele rolverdeling bij lang niet alle gezinnen op de voorgrond staat, en dat er ook veel vrouwen zijn die niet worden

(15)

12 “Soms willen de mannen niet dat vrouwen buiten gaan werken. Maar niet alle

mannen, sommige mannen.”

“Dit hangt af van de persoon… Alle Syrische vrouwen die ik ken willen graag werken en participeren.”

Ondanks obstakels tonen alle participanten bereidheid om te participeren, zowel in het algemeen als op de arbeidsmarkt. Zij willen graag bijdragen aan de samenleving wanneer zij de Nederlandse taal beter beheersen en wanneer hun gezondheid dit toelaat willen zij allemaal graag toewerken naar een betaalde baan.

Taalacquisitie

Alle participanten gaven aan dat het leren van de Nederlandse taal de belangrijkste voorwaarde is voor participatie en integratie. Daarnaast werden factoren genoemd zoals het leren kennen van het werksysteem en kennis hebben van de cultuur en samenleving. Meerdere malen werd taal genoemd als belangrijke factor voor het krijgen van betaald werk. Ook werd een matige taalvaardigheid genoemd als reden voor mindere communicatie met autochtone Nederlanders.

“Ik denk dat het moeilijk is voor nieuwkomers om een betaalde baan te vinden door de taalbarrière. Iemand moet de taal leren zodat hij of zij met de ander kan

communiceren. Ook is het belangrijk dat iemand iets over de maatschappij en cultuur heeft geleerd. Daarna kan hij of zij ook een baan zoeken.”

Eén participant met gezondheidsklachten gaf aan dat zij door haar beperkte taalvaardigheid lastig kan communiceren met de huisarts. Zij vertelde ook dat zij graag hulp zou ontvangen hierbij.

“Ik moest iets aan de arts zeggen maar door mijn taal kon ik dit niet. […] Ik communiceerde met de huisarts met de voeten en de handen.”

De taalcoach wordt meerdere malen genoemd door verschillende vrouwen, wanneer er

gevraagd wordt naar het leren van de taal en sociaal contact met autochtone Nederlanders. Het lijkt erop dat de taalcoach een belangrijke rol speelt voor vrouwelijke statushouders, zowel in het leren van de Nederlandse taal als in het hebben van sociaal contact, vooral voor de

vrouwen die aangeven weinig contact te hebben met andere mensen. Hierin komt een dubbele rol naar voren voor de taalcoach. Een paar voorbeelden uit de gesprekken:

“Ik heb ook goed contact met Nederlanders. Op school heb ik goed contact met mijn docenten en ook mijn taalcoach die hier één keer in de week komt daar heb ik goed contact mee. De coach helpt mij om mijn taal te verbeteren.”

“Als ik schrijf, dat kan wel. Maar spreken is moeilijker. Ik heb geen contact met Nederlandse mensen en dit is een probleem voor mij. Mijn taalcoach helpt mij hier wel bij.”

Sociale connecties en activiteit

Alle participanten zijn gevraagd welke sociale contacten ze hebben en of dit overeenkomt met hun behoefte aan sociaal contact. Alle participanten hebben aangegeven in meer of mindere mate contact te hebben met andere Syrische nieuwkomers. Ook vertelden alle participanten dat zij erg weinig contact hebben met autochtone Nederlanders, ondanks dat zij daar wel behoefte aan hebben:

(16)

13 “Het klopt dat ik weinig contact heb met mensen behalve simpele begroetingen, maar ik wil wel graag contact maken en meer met mensen spreken.”

“Soms mis ik de mensen van mijn cultuur. Maar ik moet eerlijk zeggen dat de kinderen erg jong zijn. Ik ben hier erg druk mee. Het leven hier is anders. In Damascus ben je dichtbij je familie. Contact maken met mensen is lastig hier. Daar is de familie eromheen. Maar hier is er geen familie of weinig familie en kunnen vrouwen minder goed in contact komen met anderen. Maar voor mijzelf, ik moet het beter maken voor mijn dochters.”

Een veelgenoemde reden voor gebrek aan sociaal contact met autochtone Nederlanders is de taalbarrière en het niet durven aanspreken. Zo zegt één van de participanten:

“In het algemeen heb ik weinig sociaal contact met anderen. In mijn eigen land was ik gewend om veel sociaal contact met anderen te hebben. Hier in Nederland wil ik dit graag maar soms durf ik geen contact met de anderen te hebben. Misschien gaan ze weigeren, of mij niet accepteren.”

De sociale contacten die er wel zijn, zijn veelal met andere statushouders waarmee contact is ontstaan via het verblijf in het AZC, bij inburgeringslessen en op school van de kinderen. Ook is er in sommige gevallen vrij beperkt contact met familieleden die in de buurt wonen.

Afstand en drukte worden genoemd als belangrijke redenen voor het weinig zien van familieleden en kennissen.

Alle participanten hebben aangegeven dat zij behoefte hebben aan laagdrempelige activiteiten in de buurt, gericht op het samenbrengen van zowel autochtone Nederlanders als

nieuwkomers.

Eén vrouw geeft aan:

“Ik hou van informatie uitwisselen met Nederlanders. Dat wij iets over onze cultuur, onze geloof en onze maatschappij aan de anderen kunnen doorgeven en ook

andersom. Tegelijkertijd wil ik extra informatie over het leven, de maatschappij en de cultuur in Nederland ontvangen.”

Redenen die werden genoemd voor het niet deelnemen aan sociale activiteiten, waren

voornamelijk het niet weten wat voor activiteiten er in de omgeving zijn. Ook geven twee van de participanten aan dat zij een aantal keren naar een soort activiteit zijn geweest waarvoor zij waren uitgenodigd. Zij vonden dit erg leuk en gaven aan dit vaker te willen. Echter geven deze vrouwen aan dat er daarna niets meer georganiseerd, of dat zij daar niet van op de hoogte zijn geweest:

“Er was een keer iets georganiseerd waarbij iedere vrouw een gerecht maakte en daarna bij elkaar kwamen. De organisator zou contact met ons opnemen voor een nieuwe activiteit maar dat is daarna niet meer gebeurd. […] Dat is wel mijn wens.” Een andere vrouw zegt hierover:

“Er was drie of vier keer van de gemeente iets, in het wijkcentrum. Alle vrouwen kwamen daar om te leren naaien met de naaimachine. Dat vond ik heel leuk maar dat is toen gestopt.”

(17)

14 Hulp en gezondheid

Met betrekking tot mentale en fysieke gezondheid geeft de meerderheid van de geïnterviewde vrouwen aan geen mentale klachten te hebben ten gevolge van hun migratie. Er is maar één vrouw die openlijk spreekt over haar mentale klachten. Deze vrouw heeft ook aangegeven hierin geen hulp te ontvangen. Zo zegt zij:

“Ik heb veel meegemaakt en nu nog steeds. Wat moet ik zeggen? Soms blijf ik wakker tot in de ochtend. Ik kan soms niet naar school omdat ik moe ben en aan het piekeren ben. Ik had een goede relatie met mijn familie. Wij hebben samen veel meegemaakt door de oorlog.”

Over het algemeen geven de meeste participanten aan dat zij, indien er sprake is geweest van een hulpvraag vanuit mentale of fysieke gezondheidsklachten, wel goed geholpen zijn. Twee vrouwen gaven aan moeite te hebben gehad met het communiceren met de huisarts tijdens een hulpvraag, maar beide vrouwen geven ook aan dat deze situatie is verbeterd en dat er nu geen problemen meer zijn:

“In het begin heb ik hulp nodig gehad maar door de taal kon ik mijn huisarts niet verstaan. Wij konden niet communiceren op de juiste manier, daarom was dit moeilijk voor mij. Maar later werd het beter. Bij Humanitas werkt iemand die ook Arabisch spreekt. Als ik hulp nodig heb kan deze persoon mij helpen. Ik versta nu zelf ook meer Nederlandse taal. Ik ben ziek maar ik kan met mijn behandelaar op een goede manier communiceren.”

Verder geven alle vrouwen aan te weten hoe zij hulp kunnen krijgen met communicatie door een kennis die de Nederlandse taal goed beheerst mee te vragen naar afspraken, of door hulp te vragen van een vrijwilliger. Ook weten zij bij hulpvragen bij wie ze terecht kunnen:

“Ik zou zeggen, hulp heb ik altijd gekregen als het nodig was.”

(18)

15

Conclusie

Deelvraag 1: Wat zijn bevorderende en belemmerende factoren voor de integratie en participatie van vrouwelijke statushouders in het algemeen? In de opsomming hieronder staan de voornaamste belemmerende en bevorderende factoren die in dit onderzoek naar voren zijn gekomen. Deze factoren kunnen gebruikt worden door de samenwerkende partners als leidraad in beleid omtrent integratie en participatie van

vrouwelijke nieuwkomers.

Belemmerende factoren voor integratie en participatie Cultuur

- Onbekendheid met de westerse cultuur.

- Intolerantie voor culturele of religieuze verschillen van beide kanten. - Onwetendheid over culturele verschillen met betrekking tot geslacht. - Geschiedenis van discriminatie op grond van geslacht.

- Verschillen in genderrollen.

- Verwachtingen tussen vluchtelingengemeenschap en gastgemeenschap: terug naar eigen land willen.

Onderwijs of opleiding

- Gebrek aan, of weinig formeel onderwijs in thuisland.

- Gebrek aan mogelijkheden voor herwaardering van geschoolde werknemers/professionals. - Talentontwikkeling en –bevordering tijdens pre-employmentfase.

Werk

- Refugee gap.

- Onvoldoende inkomsten uit laagbetaalde banen.

- Nog geen Nederlandse nationaliteit hebben beperkt de kansen op werk. - Werkomgeving met weinig mogelijkheid om bij te dragen aan de nieuwe taal. - Niet-geaccrediteerde competenties worden zelden erkend of gewaardeerd. - Formele kwalificaties verworven buiten de EU worden vaak niet officieel erkend Taalacquisitie

- Analfabetisme of beperkte Nederlandse taalbeheersing.

- Zorg voor kinderen leidt tot minder tijd voor het leren van de taal Gastgemeenschap

- Intimidatie en discriminatie.

- Negatieve ervaringen met overheidsinstanties hetgeen zorgt voor wantrouwen. Sociale connecties

- Sociaal isolement.

- Focus ligt voornamelijk op de huiselijke sfeer vanwege gezinsverantwoordelijkheden. - Cultuur van afhankelijkheid van mannelijke leden in het huishouden.

- Geen familie of vrienden in de nabije omgeving.

Mentale gezondheid

(19)

16 - Hierdoor ervaren zij stress, angst, slaapstoornissen en gevoelens van isolatie.

- Hogere percentages van isolatie, depressie, angst en symptomen van PTSS. - Traumatische ervaringen tijdens vluchtproces.

Bevorderende factoren voor integratie en participatie Cultuur

- Beschikbaarheid van dienstverleners.

- Vluchtelingen hebben kennis van de cultuur van het gastland. Onderwijs of opleiding

- Makkelijke toegang tot volwasseneneducatie.

- Kinderopvang waardoor vrouwen met veel zorg voor kinderen aanwezig kunnen zijn bij extra lessen of trainingen.

Werkgelegenheid

- Goede taalbeheersing zorgt voor betere banenkansen. - In bezit van Nederlandse nationaliteit.

- Waardering van niet-geaccrediteerde competenties.

- Erkenning van formele kwalificaties verworven buiten de EU.

- Netwerken en steungroepen die vluchtelingen helpen bij het vinden van werk.

- Zelfstandig ondernemerschap: micro-businesses die flexibele planningen en thuiswerk mogelijk maken.

Taalacquisitie

- Voldoende mogelijkheden om de taal snel te leren. - Veel contact met autochtonen.

- Deelname aan NT2-lessen gedurende langere tijd. - Taaltraining gericht op werken.

- Taaltraining gericht op praktische behoeften. Gastgemeenschap

- Voorbereiding van de gemeenschap om nieuwkomers te ontvangen.

- Tweetalig of cultureel bekwaam personeel bij relevante instellingen die werkzaam zijn met/voor vluchtelingenvrouwen.

- Directe betrokkenheid van vrijwilligers. Sociale connecties

- Sociale steun van andere vluchtelingen.

- Vrouwengroepen: vriendschaps- of mentorprogramma's.

- Gebruik van skills van vluchtelingenvrouwen voor een gemeenschappelijk doel. Mentale gezondheid

- Copingcompetenties die helpen bij omgaan met traumata.

- (H)erkenning van mentale problemen bij vluchtelingenvrouwen door omstanders.

(20)

17 Deelvraag 2: Wat zijn de ervaringen van vrouwelijke statushouders in

Midden-Groningen met integratie en participatie en hoe verhoudt dit zich tot de literatuur?

Alle geïnterviewde vrouwen hebben duidelijk aangegeven dat het beheersen van de Nederlandse taal het voornaamste doel is in de pre-employmentfase. Dit wordt door de vrouwen zelf genoemd als de belangrijkste factor in het uiteindelijk krijgen van een betaalde baan en voor integratie. Dit komt overeen met het onderzoek van Twagiramungu in 2013. Onderzoeken in de afgelopen vijftien jaar hebben ook aangetoond dat het combineren van taalvaardigheidstraining en werkvaardigheden bevorderend werken voor het voorbereiden van vluchtelingen op de arbeidsmarkt (Moran & Petsod, 2003; Yakushko et al., 2008). Hieruit kunnen we dus concluderen dat taaltraining gericht op praktische zaken binnen de

arbeidsmarkt erg belangrijk en ook wenselijk is.

Interessant is dat de taalcoach vaak wordt genoemd en hierdoor een dubbele rol voor de taalcoach naar voren komt. Aan de ene kant heeft de taalcoach een docentrol in het

bevorderen van taalvaardigheid, maar aan de andere kant is het voor een aantal vrouwen ook een belangrijk sociaal contact. Wanneer we dit linken aan de literatuur, wordt deze observatie ondersteund. Ten eerste komt het contact met de taalcoach overeen met de voorkeur van vluchtelingenvrouwen in het algemeen om lessen te volgen in informele setting (Tuliao et al, 2017). Ook de informatievoorzienende rol die de autochtone taalcoach kan spelen is

belangrijk. Doordat autochtonen voor statushouders veel kennis hebben over de Nederlandse maatschappij, kunnen zij vluchtelingenvrouwen sociale mobiliteit bieden (De Vroome & Van Tubergen, 2010; Gericke et al., 2018). Dit vergroot de kans op het vinden van een baan en op geslaagde integratie (Suleman & Whiteford, 2013).

In de vragen over perceptie van de Nederlandse cultuur en de toekomst, moet rekening worden gehouden met sociaal wenselijke antwoorden. Het interessante aan deze case study is dat alle participanten zeer positief zijn over de Nederlandse cultuur en dat iedereen graag een toekomst opbouwt in Nederland. Dit komt niet geheel overeen met de literatuur, waarin eerder een studie is gedaan over toekomstperceptie onder Syrische vrouwen. Hierin gaf de

meerderheid aan graag terug te gaan naar Syrië zodra daar de mogelijkheid voor is. Wel is het zo dat dit onderzoek is gedaan in Turkije, wat van invloed kan zijn op de toekomstwensen van deze vrouwen.

Ook discriminatie lijkt geen obstakel te vormen in de integratie van de geïnterviewde vrouwen. Geen van allen heeft aangegeven problemen te ervaren met discriminatie of intimidatie. Twee van de 11 participanten hebben aangegeven wel eens een boze blik of opmerking te hebben ontvangen van autochtone Nederlanders, maar ook deze vrouwen gaven aan dit niet te zien als iets wat hen weerhoudt te integreren en participeren in de Nederlandse maatschappij.

Met betrekking tot werk hebben de meeste vrouwen geen moeite met het begrijpen van het Nederlandse werksysteem en begrijpen dat het hier gangbaar is voor vrouwen om te werken. Wel is er meerdere keren gezegd dat het belangrijk is dat er werk beschikbaar is met flexibele tijden of waarin rekening wordt gehouden met het drukke gezinsleven van deze vrouwen. Dit geldt voornamelijk voor vrouwen die moeite hebben met het combineren van een baan met het gezinsleven, of waarvan de man liever heeft dat de vrouw vanuit huis werkt. Genderrollen spelen hierbij zeker een rol. Het is gangbaar in de Syrische cultuur dat de man werkt en de vrouw zorg draagt voor het gezin. Wel gaven alle participanten aan dat deze opvatting niet wordt gedeeld in ieder gezin en dat er grote verscheidenheid is tussen gezinnen in de mate

(21)

18 waarin een vrouw toestemming nodig heeft van haar man om buitenshuis te werken. Voor de vrouwen waarvoor tijd en planning in verband met huishoudtaken wel een obstakel vormen, zou zelfstandig ondernemerschap een goed alternatief kunnen zijn om toch te participeren op de arbeidsmarkt. terwijl zij hun rol als huisvrouw kunnen blijven uitoefenen. Uit onderzoek blijkt ook dat dit voor vrouwen met een culturele barrière in het betreden van de reguliere arbeidsmarkt een goede manier is om zelfstandig te worden (Gadar & Yunus, 2009). Uit de interviews bleek dat alle participanten vrouwen meer behoefte hebben aan sociaal contact. Vanuit de bestaande literatuur is bekend dat sociale isolatie leidt tot een grotere afstand naar participatie en tot mentale gezondheidsklachten. Vrouwen met ‘dubbel zwakke bindingen’ worden hierin genoemd als het meest risicovol (Dagevos, 2018). In de case study gaf slechts één vrouw aan bijna geen contact te hebben met zowel andere Syriërs als met Nederlanders. De andere vrouwen hebben meer sociaal contact.

Wanneer er met de participanten werd gesproken over sociaal contact en activiteiten, gaven alle geïnterviewde vrouwen aan graag deel te nemen aan activiteiten waar zij in contact kunnen komen met mensen. Vooral het contact met autochtone Nederlanders en het uitwisselen van kennis hiermee werd hier genoemd als motivatie. Ook uit de literatuur is gebleken dat het uitwisselen van informatie met de autochtone bevolking, bevorderend werkt voor integratie en participatie (De Vroome & Van Tubergen, 2010).

Het belang van contact met autochtone Nederlanders wordt in dit onderzoek nogmaals bevestigd. Het soort activiteiten dat de vrouwen aanspreekt, komt onder de hele groep participanten overeen. Activiteiten die speciaal gericht zijn op vrouwen en hun kinderen, koken, kennis uitwisselen, handwerken zoals naaien en gewoon samen een kopje koffie drinken werden genoemd.

De taalbarrière blijkt voor veel vrouwen soms een obstakel te zijn, voornamelijk bij contact met hulpinstanties of bijvoorbeeld met de dokter. Wel geven de vrouwen in dit onderzoek aan dat zij weten bij wie ze terecht kunnen met hulpvragen en hoe zij dergelijke

communicatieproblemen kunnen oplossen.

De meerderheid van de participanten geeft aan geen mentale klachten te hebben ten gevolge van hun vlucht en migratie.

Hoe is het gesteld met de integratie en participatie van vrouwelijke Syriërs in de gemeente Midden-Groningen?

Wanneer de belemmerende en bevorderende factoren worden toegepast op de geïnterviewde Syrische vrouwen in de gemeente Midden-Groningen, blijkt dat het redelijk gesteld is met deze groep en hun integratie. De vrouwen zelf zijn over het algemeen zeer positief ten opzichte van hun toekomst in Nederland, hebben weinig mentale klachten en weten waar ze terecht kunnen met hulpvragen. Ook hebben ze weinig discriminatie en intimidatie ervaren en zijn ze dankbaar in Nederland te mogen wonen. Zij hebben nooit negatieve ervaringen gehad met de gemeente en zijn altijd goed geholpen met hun hulpvragen. Dit is ten opzichte van de beschikbare literatuur omtrent deze groep én vluchtelingenvrouwen in het algemeen een zeer positief beeld.

Aan alle vrouwen is gevraagd wat zij denken dat zou helpen de integratie en participatie te bevorderen van vrouwen die wel grote obstakels ervaren in hun integratie. Wat vooral werd genoemd, is dat er rekening gehouden dient te worden met het drukke leven als huisvrouw en

(22)

19 moeder van veel kinderen, wat in de meeste gevallen de realiteit is van Syrische vrouwen. Flexibele werktijden werden meerdere malen genoemd. Dit komt overeen met de

onderzoeken naar zelfstandig ondernemerschap bij vluchtelingenvrouwen.

De geïnterviewde Syrische vrouwen in de gemeente Midden-Groningen willen vooral meer sociaal contact met Nederlanders om meer kennis op te doen over de Nederlandse

maatschappij en hun taalvaardigheid verbeteren. Ook hebben alle vrouwen behoefte aan laagdrempelige, sociale activiteiten, zoals koken, handwerken, kennis uitwisselen, leuke dingen doen met kinderen of gewoon een kopje koffie drinken samen. In het verleden zijn meerdere keren dergelijke activiteiten georganiseerd, echter bleef dit bij een eenmalige gebeurtenis. Dit werd erg jammer gevonden door de vrouwen die aanwezig zijn geweest bij deze activiteiten. Dit onderzoek kan als extra drijfveer worden gezien voor het organiseren van laagdrempelige activiteiten waarin vrouwelijke nieuwkomers en autochtonen samen kunnen komen.

(23)

20

Discussie en verder onderzoek

Waar rekening mee gehouden dient te worden in dit onderzoek, is dat er sociaal gewenste antwoorden gegeven kunnen zijn. Voor thema’s zoals discriminatie, toekomstperspectief en ervaring met de Nederlandse cultuur kan verwacht worden dat een bepaalde druk heeft

meegespeeld om gewenste antwoorden te geven. Dit kan verklaren dat uit het onderzoek blijkt dat alle participanten een toekomst op willen bouwen in Nederland en erg positief zijn over de Nederlanders en de Nederlandse cultuur, over de gemeente zelf en dat zij bijna geen ervaring hebben met discriminatie of intimidatie.

Ook moet er rekening gehouden worden met het beperkte aantal participanten in dit

onderzoek, gezien de totale omvang van vrouwelijke statushouders in de gemeente. Hierdoor kunnen er belangrijke zaken niet aan bod zijn gekomen. De uitkomsten zijn mogelijk niet representatief voor de hele groep.

Het onderzoek was gericht op vrouwelijke, Syrische statushouders. Deze groep is erg relevant omdat het nog steeds de grootste groep statushouders in Nederland en in Midden-Groningen is. Echter, er is meer onderzoek nodig op het gebied van andere groepen vrouwelijke

statushouders. Zo zijn er complexe problemen rondom de integratie van Eritrese

statushouders. Het is interessant voor de gemeente om ook deze groep vrouwen te bevragen over hun ervaringen als nieuwkomers in Nederland en hun ideeën te horen over wat er beter kan. Op die manier kunnen de overeenkomende en verschillende factoren tussen de

verschillende groepen vrouwelijke statushouders worden bekeken, waardoor er een beter begrip ontstaat en er zo effectief mogelijk cultuur- en gendersensitief kan worden gewerkt.

(24)

21

Bibliografie

Andriessen, I., van der Ent, B., van der Linden, M., & Dekker, G. (2015). Op afkomst afgewezen.

Bakker, L. &. Dagevos, J. (2017). Arbeidsmarktparticipatie asielmigranten: stroeve start en blijvende achterstand. In B. W. M. Maliepaard, Een kwestie van tijd, 62-75, WODC. Bakker, L., Dagevos, J., & Engbersen, G. (2017). Explaining the refugee gap: a longitudinal study on labour market participation of refugees in the Netherlands. Journal of Ethnic and Migration Studies, 43(11), 1775-1791.

Barslund, M., Di Bartolomeo, A., & Ludolph, L. (2017). Gender Inequality and Integration of Non-EU

Migrants in the EU. CEPS (Policy Insights–Thinking ahead for Europe, 2017/06). Burgoyne, U., & Hull, O. (2007). Classroom Management Strategies to Address the Needs of Refugee Learners: Support Document--Methodology and Literature

Review. National Centre for Vocational Education Research (NCVER).

Butterwick, S. (2003). Life skills training: open for discussion. Training the excluded for work: Access

and equity for women, immigrants, First Nations, youth, and people with low income,

161-177.

Campion, E. D. (2018). The career adaptive refugee: Exploring the structural and personal barriers to refugee resettlement. Journal of Vocational Behavior, 105, 6-16.

Clayton, P. (2005). Blank slates or hidden treasure? Assessing and building on the experiential learning of migrant and refugee women in European countries. International Journal of Lifelong Education, 24(3), 227-242.

Connor, P., & Koenig, M. (2015). Explaining the Muslim employment gap in Western Europe:

Individual-level effects and ethno-religious penalties. Social science research, 49, 191-201.

Dagevos, J. (2018). Syriërs in Nederland. Opgeroepen van Sociaal en Cultureel Planbureau: https://www.scp.nl/Publicaties/Alle_publicaties/Publicaties_2018/Syriers_in_Nederlan d

Dagevos, J., Huijnk, W., Maliepaard, M., & Miltenburg, E. (2018). De integratie van Syriërs heeft nog

een lange weg te gaan. Sociaal Bestek, 80(4), 50-51.

Desiderio, M. V. (2016). Integrating refugees into host country labor markets: Challenges and policy

options. Washington DC: Migration Policy Institute, 34.

(25)

22 among small immigrant groups in the Netherlands. Journal of International Migration and Integration, 14(2), 381-400.

Fong, R., Busch, N., Armour, M., Heffron, L., & Chanmugam, A. (2007). Pathways to self-sufficiency: Successful entrepreneurship for refugees. Journal of Ethnic & Cultural Diversity in Social Work, 16(1-2), 127-159.

Gadar, K., & Yunus, N. K. Y. (2009). The influence of personality and socio-economic factors on female entrepreneurship motivations in Malaysia. International review of business research papers, 5(1), 149-162.

Gericke, D., Burmeister, A., Löwe, J., Deller, J., & Pundt, L. (2018). How do refugees use their social

capital for successful labor market integration? An exploratory analysis in Germany. Journal

of vocational behavior, 105, 46-61.

Ghazinour, M. (2004). Quality of life among Iranian refugees resettled in Sweden. Journal of immigrant health, 6(2), 71-81.

Glastra, F. J., & Meerman, M. (2012). Developing ethnic talent in the Dutch national tax administration:

a case study. European Journal of Training and Development, 36(1), 105-124. Groot, I. (2009). Hoe helpen we langdurig werklozen aan een baan. Is het Nederlandse ontslagstelsel

nu echt aan verandering toe? 104, 67.

de Haas, H., Fokkema, T., & Fihri, M. F. (2015). Return migration as failure or success?. Journal of

International Migration and Integration, 16(2), 415-429.

Haffejee, B., & East, J. (2016). Women refugee resettlement: A womanist analysis. Affilia, 31(2), 232-242.

Iversen, V. C., Sveaass, N., & Morken, G. (2014). The role of trauma and psychological distress on

motivation for foreign language acquisition among refugees. International Journal of Culture

and Mental Health, 7(1), 59-67.

Klaver, J., Odé, A., & van Gent, M. (2007). VluchtelingenWerk IntegratieBarometer 2006. Amsterdam:

Regioplan.

Konle-Seidl, R., & Bolits, G. (2016). Labour market integration of refugees: Strategies and good Practices: Study. European Parliament.

Krehbiel, S., & Cochetel, V. (2013). Resettlement and women-at-risk: Can the risk be reduced? Opgeroepen van UNCHR:

http://www.unhcrwashington.org/sites/default/files/2013%20Jan%2007%20US%20Re settlement %20of%20Women%20at%20Risk.pdf

(26)

23 Leicester, M. (2001). Two decades of feminist thought-and beyond. International Journal of

Lifelong Education, 20(1-2), 55-62.

van Loghum, B. S. (2018). Wat werkt bij de bevordering van arbeidsparticipatie van statushouders. Zorg+ Welzijn, 24(11), 33-33.

Loh, M. I., & Klug, J. (2012). Voices of migrant women: the mediating role of resilience on the relationship between acculturation and psychological distress.

Lundborg, P., & Skedinger, P. (2016). Employer attitudes towards refugee immigrants: Findings from a

Swedish survey. International Labour Review, 155(2), 315-337.

Magno, C. (2008). Refuge from crisis: Refugee women build political capital. Globalisation, Societies and Education, 6(2), 119-130.

Mahuteau, S., & Junankar, P. R. (2008). Do migrants get good jobs in Australia? The role of ethnic

networks in job search. In Economics of Immigration (pp. 273-300). Palgrave Macmillan, London.

Manery, M., & Cohen, M. G. (2003). Community skills training by and for immigrant women. Training the excluded for work: Access and equity for women, immigrants, first nations, youth, and people with low income, 145-160.

Martinovic, B., Van Tubergen, F., & Maas, I. (2008). Dynamics of interethnic contact: A panel study of

immigrants in the Netherlands. European Sociological Review, 25(3), 303-318. McKee-Ryan, F., Song, Z., Wanberg, C. R., & Kinicki, A. J. (2005). Psychological and

physical well-being during unemployment: a meta-analytic study. Journal of applied psychology, 90(1), 53.

Ministerie van Justitie en Veiligheid. (2018). OV 201802 - Syriers in Nederland.

Geraadpleegd van https://www.wodc.nl/onderzoeksdatabase/ov-201802-syriers-in-nederland.aspx

Mirici, I. (2018). Syrian refugee women's profile and their expectations in their host country: a case study in Turkey. In Quality & Quantity, 1-7, Springer.

Moran, T. T., & Petsod, D. (2003). Newcomers in the American Workplace: Improving Employment

Outcomes for Low-Wage Immigrants and Refugees.

Newland, K., Tanaka, H., & Barker, L. (2007). Bridging divides: The role of ethnic

community-based organizations in refugee integration. Washington, DC: Migration Policy Institute.

Odé, A., & Dagevos, J. (2017). Statushouders aan het werk. Mens en maatschappij, 92(4), 447-468.

Rumbaut, R. G. (1991). Migration, adaptation, and mental health: The experience of Southeast Asian refugees in the United States, 56.

(27)

24 Sarvimäki, M., & Hämäläinen, K. (2016). Integrating immigrants: The impact of restructuring

active labor market programs. Journal of Labor Economics, 34(2), 479-508.

Schultheiss, D. E., Watts, J., Sterland, L., & O'Neill, M. (2011). Career, migration and the life CV: A relational cultural analysis. Journal of Vocational Behavior, 78(3), 334-341. Segal, U., & Mayadas, N. (2005). Assessment of issues facing immigrant and refugee

families. Child welfare, 84(5).

Sienkiewicz, H. C., Mauceri, K. G., Howell, E. C., & Bibeau, D. L. (2013). Untapped resources:

Refugee employment experiences in central North Carolina. Work, 45(1), 17-24. Slobodin, O., & de Jong, J. T. (2015). Mental health interventions for traumatized asylum seekers and

refugees: What do we know about their efficacy?. International Journal of Social

Psychiatry, 61(1), 17-26.

Stephenson, S. M., Smith, Y. J., Gibson, M., & Watson, V. (2013). Traditional weaving as an occupation of Karen refugee women. Journal of Occupational Science, 20(3), 224-235.

Suleman, A. S. & Whiteford, G. E. (2013). Understanding occupational transitions in forced migration:

The importance of life skills in early refugee resettlement. Journal of Occupational Science,

20(2), 201–210.

Thomsen, S. L., Walter, T., & Aldashev, A. (2013). Short-term training programs for immigrants in the German welfare system: do effects differ from natives and why?. IZA Journal of Migration, 2(1), 24.

Tuliao, M., & Torraco, R. (2017). Talent Development of Refugee Women. In Talent

Development and the Global Economy: Perspectives from Special Interest Group, 41-60, Charlotte: Information Age Publishing.

Twagiramungu, E. (2013). A phenomenological study of lived experiences of Congolese refugees resettled in the United States (Doctoral dissertation, University of Phoenix). de Vroome, T., & Van Tubergen, F. (2010). The Employment Experience of Refugees in the Netherlands 1. International Migration Review, 44(2), 376-403.

Werquin, P. (2012). The missing link to connect education and employment: Recognition of nonformal and informal learning outcomes. Journal of Education and Work, 25(3). 259–278.

de Wit, H., & Altbach, P. (2016). The Syrian refugee crisis and higher education. International Higher

Education, (84), 9-10.

Yakushko, O. (2010). Stress and coping strategies in the lives of recent immigrants: A grounded theory model. International Journal for the Advancement of

(28)

25 Yakushko, O., & Chronister, K. M. (2005). Immigrant women and counseling: The invisible

others. Journal of Counseling & Development, 83(3), 292-298.

Yakushko, O., Watson, M., Ngaruiya, K., & Gonzalez, J. (2008). Career development concerns of recent immigrants and refugees. Journal of Career Development, 34(4), 362-396.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Tijdens deze controles is er gekeken of een interview ver genoeg ingevuld was om als respons mee te tellen, of de antwoorden tegenstrijdigheden vertoonden, of de duur van het

Een statushouder die een opleiding volgt in het wetenschappelijk onderwijs, hoger beroepsonderwijs, algemeen voortgezet onderwijs of middelbaar beroepsonderwijs kan de DUO lening

Bovendien zijn de 422 euro die je moet be- talen voor de computer en bijbe- horende programma’s niet goed- koop, als je moet rondkomen met een leefloon of

• De meeste Syrische statushouders zijn bezig met het leren van de Nederlandse taal, het combineren van meerdere vormen van participatie (zoals werk, taal en school) komt

Dat vrouwelijke statushouders minder vaak aan het werk zijn dan mannelijke statushouders heeft niet alleen te maken met dat een groot deel van hen een grotere afstand tot

Hoewel een enkeling de zorg voor de kinderen zonder hulp van buitenaf op zich lijkt te willen nemen, geven veel vrouwen aan dat ze hun kind(eren) naar de kinderopvang zullen

Opmerkelijk is tot slot dat uit het onderzoek is gebleken dat een aantal ondernemingen de aard van het geschil be- spreekt bij de voorwaardelijke verplichtingen terwijl er ook

Door de indicatoren te gebruiken die in dit onderzoek naar voren zijn gekomen als bepalend en voorspellend voor invloed binnen de social media, kan op een