• No results found

De aanleiding, relevantie, geoorloofdheid en effect van de directe persoonlijke aanval in het Nederlandse politieke debat

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De aanleiding, relevantie, geoorloofdheid en effect van de directe persoonlijke aanval in het Nederlandse politieke debat"

Copied!
57
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

2

MASTERSCRIPTIE

De aanleiding, relevantie,

geoorloofdheid en effect van de directe

persoonlijke aanval in het Nederlandse

politieke debat

Sebastiaan Rodenhuis

S3508129

Master Communicatiekunde

dr. W. Vuijk

Rijksuniversiteit Groningen

Oktober 2019

(2)

3

Inhoud

1 Aanleiding ...4

2 Theoretisch kader ...6

2.1 Het debat in de kamer ...6

2.2 De redelijke discussie ...7

2.2.1 Pragmadialectische visie op argumentatie ...7

2.2.2 De maxims van Grice ...8

2.3 De drogreden ...9

2.3.1 Definitie ...9

2.3.2 Argumentum ad hominem ...9

2.3.3 Varianten van de ad hominem ... 10

2.4 Ad hominem abusive ... 10

2.4.1 Definitie ... 10

2.4.2 Doel ... 11

2.4.3 Effect, oorzaak en gevolg ... 11

2.4.5 Het belang van de context van de ad hominem abusive ... 13

3 Methode... 15

3.1 Classificatie van de directe persoonlijke aanval ... 15

3.2 Onderzoeksvraag ... 18

3.3 Data ... 18

3.4 Validiteit ... 19

3.5 Beperkingen ... 20

4 Analyse van de directe persoonlijke aanval in het Nederlandse politieke debat ... 21

4.1 Aanleiding ... 21

4.2 Irrelevante directe persoonlijke aanval ... 24

4.3 Relevante directe persoonlijke aanvallen ... 26

4.3.1 Onderbouwing van de directe persoonlijke aanval... 27

4.3.2 Omdraaien van de bewijslast ... 29

4.4 Geoorloofdheid ... 31

4.5 Pareren van de directe persoonlijke aanval... 32

5 Resultaten ... 39

6 Conclusie ... 42

6.1 Discussie ... 42

6.2 Aanbevelingen tot vervolgonderzoek ... 43

7 Literatuur ... 45

6 Bijlagen ... 48

7.1 Bijlage 1: Discussieregels pragmadialectiek... 48

7.2 Bijlage 2: Kritische vragen Tindale ... 49

(3)

4

1 Aanleiding

''De toon van het debat zal niemand hier in de zaal zijn ontgaan'', zo opent Kamervoorzitter Arib de beantwoording van de eerste termijn van de Algemene Politieke Beschouwingen in september van 2018. Kamerleden werden door collega's persoonlijk aangevallen, het ‘gif van de samenleving’ genoemd en enkele Kamerleden werd verzocht 'op te rotten'. In de argumentatietheorie, zo zal blijken uit het theoretisch kader, wordt deze zet aangeduid als ad hominem abusive. In dit onderzoek wordt verder gesproken van de directe persoonlijke aanval, omdat hij in de context van dit onderzoek niet als drogredelijk wordt gezien. Dit onderzoek kijkt naar de rol van de directe persoonlijke aanval in de Nederlandse politieke arena.

De Algemene Politieke Beschouwingen tussen de jaren 2008 en 2018 worden onder de loep

genomen. Tijdens deze debatten wordt gediscussieerd over het voorgestelde regeringsbeleid voor het komende politieke jaar. Het is gedurende deze twee dagen dat de partijleiders zich dienen te

profileren en sterk op te stellen jegens hun kiezer. De conflicterende belangen en concurrentiedrift vieren hier hoogtij en enkel de fractievoorzitters voeren het woord. Omdat er daarom een

voedingsbodem bestaat voor een verhit debat, maakt dit het uitermate geschikt om de directe persoonlijke aanval nader te onderzoeken.

Deze aanval lijkt in eerste instantie onredelijk, omdat hij op de man speelt en niet gericht is op diens argumentatie. In de theorie wordt dan ook veelal gesteld dat hijirrelevant is van aard en niet in relatie staat met de argumentatie van de opponent (Walton, 1998: 2; Hitchcock, 2006; Tindale, 2007: 89). Ik benader de directe persoonlijke aanval niet per definitie als irrelevante uiting ten opzichte van de argumentatie van de opponent, maar stel dat kritischer gekeken moet worden naar een

argumentatieve relatie. Om deze relatie nader te kunnen onderzoeken worden onder meer de kritische vragen van Tindale (2007: 89) en de terminologie van Govier (1998: 218) gebruikt om de relevantie vast te stellen.

Ik kijk naar het beginpunt van de directe persoonlijke aanval in de discussie, zijn inhoudelijke kenmerken, relevantie en het effect dat hij bij de Kamervoorzitter en collega-politici teweeg brengt. Door deze vier aspecten te analyseren, ontstaat een zo volledig mogelijk beeld van deze

argumentatieve zet en kan zijn plaats in de discussie worden vastgesteld. Is hij per definitie irrelevant of is dienskarakter veelzijdiger?

Het bovenstaande brengt ons tot de volgende onderzoeksvraag:

Hoe is de directe persoonlijke aanval in het Nederlandse politieke debat nader te classificeren aan de hand van de aanleiding, relevantie, geoorloofdheid en effect?

(4)

5 Met de gevonden bevindingen tracht ik de directe persoonlijke aanval nader te classificeren en diens gevolgen voor het debat nader te kunnen vaststellen. Het speerpunt van dit onderzoek betreft het mogelijk koppelen van de directe persoonlijke aanval met argumentatieve relevantie, die een connectie met de argumentatie van de opponent veronderstelt. Om daarnaast een zo volledig beeld van de directe persoonlijke aanval te schetsen, wordt ook gekeken wat de aanleiding is geweest voor het uiten ervan. Tot slot wordt geanalyseerd hoe de politieke opponent en de Kamervoorzitter reageert op de directe persoonlijke aanval en tot in welke mate deze tot onderwerp van de discussie wordt gebombardeerd. Er ontstaat zodanig een volledig beeld van een zet die tot op heden per definitie als onredelijk en daarmee irrelevant voor de discussie wordt gezien.

(5)

6

2 Theoretisch kader

Alvorens de directe persoonlijke aanval in het politieke debat te kunnen analyseren, is het zaak om het theoretisch kader in beeld te brengen. Eerst wordt de politieke context geschetst, waarna wordt ingegaan op het voeren van een redelijke discussie. Het met voeten treden van deze redelijkheid uit door middel van de ad hominem, ook wel de persoonlijke aanval. Dit onderzoek richt zich specifiek op een deelvorm, de directe persoonlijke aanval. Zijn plaats binnen de argumentatietheorie wordt daarom nader uiteengezet.

2.1 Het debat in de kamer

De Tweede Kamer is de plaats waar het beleid wordt gevormd en waar politici hun geschillen

beslechten. Het is de plaats waar politici lijnrecht tegenover elkaar staan. Alvorens wordt ingegaan op de wijze waarop de discussie tussen politici gevoerd dient te worden in paragraaf 2.2, wordt in de huidige paragraaf de context van de Tweede Kamer geschetst.

Het Nederlandse parlementaire stelsel kent twee kamers waarin het landsbeleid wordt vormgegeven. De titel ‘Kamer’ verwijst naar de plenaire zaal waar de politieke debatten worden gehouden. De Eerste Kamer keurt wetsvoorstellen goed of af die in de Tweede Kamer worden opgesteld. Zij heeft niet de mogelijkheid om wetten op te stellen of aan te passen. De primaire taak van de Tweede Kamer, die bestaat uit 150 rechtstreeks gekozen leden, is daarom die van medewetgever. Dit betekent dat de Tweede Kamer wetsvoorstellen kan indienen, bijstellen of afkeuren (Tweede Kamer, 2019a). Binnen de muren van de Tweede Kamer voeren politici onderlinge discussies waarin over deze

wetsvoorstellen wordt gedebatteerd. Omdat iedere partij tot in zekere mate een differentieel ideaalbeeld nastreeft, maakt dit het politieke debat een strijdtoneel van conflicterende belangen (Hajer, 1993).

In de debatten zijn politici vrij om argumenten aan te dragen. Sterker nog, Kamerleden zijn daarin politiek onschendbaar, wat inhoudt dat zij niet vervolgd kunnen worden voor uitspraken die zij in de kamer bezigen (Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, 2018). Een beledigende uitspraak die in de buitenwereld juridische consequenties heeft, mag in het debat wel gebezigd worden. Politici zijn echter niet volledig vrij in het doen van uitlatingen, omdat zij gebonden zijn aan Het Reglement van Orde van de Tweede Kamer. Hierin zijn de regels van het debat vastgelegd, waarbij de Kamervoorzitter geoorloofd is in te grijpen indien deze overtreden worden. Zo stelt Artikel 58 dat 'indien een lid of minister beledigende uitdrukkingen gebruikt... de voorzitter hem tot de behandeling van het onderwerp terug roept'. Indien de politicus hier geen gehoor aan geeft, kan de voorzitter hem volgens Artikel 59 het woord ontnemen en indien noodzakelijk volgens Artikel 60 uitsluiten van de vergadering (Tweede Kamer der Staten Generaal, 2019b: 23). Het staat de politicus dus in eerste instantie vrij een beledigende opmerking te maken, waar al dan niet door de voorzitter wordt ingegrepen.

(6)

7 2.2 De redelijke discussie

Het einddoel van een inhoudelijke discussie is onderlinge overeenstemming. De discussie dient op een redelijke manier gevoerd te worden om dit doel te kunnen bereiken. Deze redelijkheid is door onder meer de grondleggers van de pragmadialectici Van Eemeren en Grootendorst vastgelegd in tien discussieregels waar de discussianten zich aan dienen te houden (Van Eemeren en Grootendorst & Snoeck Henckemans, 2001: 65). De pragmadialectiek kent raakvlakken met de vier voorwaarden van Grice voor een redelijke discussie (1975: 45-46). Alvorens deze voorwaarden nader worden

besproken, wordt eerst ingegaan op de pragmadialectische visie op argumentatie.

2.2.1 Pragmadialectische visie op argumentatie

De reden voor een discussie is een verschil van mening, waarvan sprake is als er een standpunt bestaat die niet door iedereen volledig gedeeld wordt (Van Eemeren, Grootendorst en Snoeck Henkemans, 2001: 20). Om als opponenten in de discussie tot overeenstemming te komen, worden argumenten aangedragen. Argumentatie is erop gericht om door middel van het stellen van bepaalde proposities die je standpunt ondersteunen, een criticus te overtuigen van de aanvaardbaarheid van een standpunt (Van Eemeren en Grootendorst, 2004: 1). Deze proposities komen tot uiting in een bewering of mededeling, bijvoorbeeld dat het standpunt van de opponent onjuist is om een zekere reden. Dit maakt argumentatie tweeledig: enerzijds worden argumenten aangedragen en anderzijds worden deze bestreden. De discussiant dient daarom de samenwerking met de opponent in het achterhoofd te houden, aangezien de bereidwilligheid van beide partijen nodig is om tot

overeenstemming te komen. Volgens de pragmadialectische benadering van argumentatie moet de discussiant zich daarom houden aan discussieregels als onderdeel van de kritische discussie (Van Eemeren, Grootendorst & Snoeck Henckemans, 2001: 65). Deze theorie gaat uit van het principe dat argumentatieve redelijkheid vereist is om tot overeenstemming te komen. De opponent dient met respect bejegend te worden om een redelijke discussie mogelijk te maken. De tien discussieregels (bijlage 1) bieden een kader waarin is vastgelegd welke argumentatieve zetten ongeoorloofd zijn. Het overtreden van deze regels staat het voeren van een redelijke discussie en het bereiken van

overeenstemming in de weg. Binnen deze theorie wordt een overtreding van een discussieregel immer gezien als drogreden. Het pragmatische karakter van deze benadering vinden we terug in het gegeven dat de discussiebijdragen gezien worden als taalhandelingen. De theorie is tevens

dialectisch omdat de discussieregels er op gericht zijn om het verschil van mening tussen twee partijen te doen oplossen (Van Eemeren en Grootendorst 1992a: 7, 10). In paragraaf 2.4.4.1 wordt beschreven welke discussieregel relevant is voor dit onderzoek en wordt nader ingegaan op de essentie ervan.

(7)

8 2.2.2 De maxims van Grice

De pragmadialectische visie schetst een ideaalmodel van de discussie, waarin wordt toegewerkt naar overeenstemming. Om hiertoe te komen, is samenwerking tussen de discussiepartners vereist. Door je als discussiant aan de discussieregels te houden wordt automatisch gezorgd voor

samenwerking. Immers, er wordt ruimte gegeven aan en rekening gehouden met de opponent door redelijke argumentatie jegens hem te voeren. Het belang van samenwerken in onderlinge

communicatie is geformuleerd in de vier discussievoorwaardenvan Grice.

Grice (1975: 45-46) formuleert vier voorwaarden, ook wel maxims, waar de discussiant aan moet voldoen om tot een redelijke discussie te komen. Zo dient gehouden te worden aan de maxime

quantity (1975: 45) door de bijdrage zo informatief mogelijk te laten zijn, maar deze mag niet te veel en onnodige informatie beschikken. Een politicus dient bijvoorbeeld bij een interruptie zijn

vraagstelling kort te houden en deze te richten op het desbetreffende onderwerp.

Daarbij moet de bijdrage ook over voldoende quality beschikken door geen onwaarheden te noemen en uitspraken te doen die niet onderbouwd kunnen worden met bewijs (1975: 45). Een politicus mag geen stellingen aandragen die hij niet kan onderbouwen. Over relation stelt Grice (1975: 46) enkel dat het relevantie moet behelzen, maar dit meetbaar maken acht hij lastig. Grice (1975: 46) sluit het communicatiebeginsel af met manner, waarin gesteld wordt dat een bijdrage niet obscuur en ambigu moet zijn en de opponent met respect dient te worden bejegend. Deze laatste maxim is relevant voor dit onderzoek, omdat het abusieve karakter van de directe persoonlijke aanval ervoor zorgt dat de opponent met disrespect wordt behandeld: zijn karakter wordt beschimpt. Dit suggereert dat de directe persoonlijke aanval geen onderdeel kan zijn van een redelijke discussie.

Net als het pragmadialectische ideaalmodel van de discussie zijn de voorwaarden van Grice (1975) gericht op een redelijke discussie en uiteindelijke overeenstemming. Het gegeven dat dit

ideaalmodellen zijn, wekt de suggestie dat de daadwerkelijke situatie niet altijd ideaal is. In het politieke debat trachten politici tot overeenstemming te komen, maar tegelijkertijd willen ze geen gezichtsverlies lijden. Het eigen standpunt en de visie op de samenleving wordt daarom te allen tijde verdedigd. Het doel heiligt hierbij de middelen: de politicus wil als winnaar uit het debat komen om zo beter over te komen bij de kiezer en zal daarvoor alle mogelijke retorische middelen inzetten om zijn of haar doel te bereiken.

Van Eemeren, Garssen en Meuffels (2001: 116) stellen dan ook dat het politieke debat een discussie betreft waarin retorische motieven vaak de boventoon voeren en waarin de partijen er niet zelden naar streven hoe dan ook gelijk te krijgen. In de volgende paragrafen wordt een dergelijk retorisch motief geschetst waarmee de politicus zich onttrekt aan de regels voor de redelijke discussie: de drogreden en in het bijzonder de directe persoonlijke aanval.

(8)

9 2.3 De drogreden

Het communicatiebeginsel van Grice (1975) en de daarop voortbouwende pragmadialectische discussieregels (Van Eemeren en Grootendorst, 1992a) schetsen de voorwaarden voor een ideale, redelijke discussie. Wordt hiervan afgeweken, dan is in feite sprake van onredelijke argumentatie. Dit krijgt onder meer gestalte in drogredenen: het uiten van ogenschijnlijk maar uiteindelijk onjuiste argumentatie. In de volgende paragrafen worden het karakter, effect en diens problematiek beschreven.

2.3.1 Definitie

Het was Aristoteles die de drogreden introduceerde in de argumentatietheorie. Hij stelt dat het evident is dat sommige redeneringen ogenschijnlijk juist zijn, maar dat na nadere analyse niet blijken te zijn. Deze categorieën duidt hij aan als sofismen:

Let us now discuss sophistic refutations, what appear to be refutations but are really fallacies instead.

(Aristoteles, 2000: 1).

De bovenstaande definitie stelt dat de drogredelijkheid van het argument zit in het feit dat de gevoerde argumentatie redelijk kan lijken, maar dat niet is. De argumentatie wordt door de uitvoerder als

sluitend en juist gebracht, maar er zit een evidente redeneerfout in. Dit krijgt bijvoorbeeld vorm in het trekken van algemene conclusies op basis van één voorkomen en het schetsen van foutieve oorzaak-gevolgrelaties. Het spelen op de man in plaats van diens argumentatie wordt tevens geclassificeerd als een drogreden, alleen ontbreekt het hem vaak aan een redenering en dus ook aan een

redeneerfout. Deze vorm, de persoonlijke aanval, vormt de basis van dit onderzoek. 2.3.2 Argumentum ad hominem

De argumentum ad-reeks is voor het eerst geformuleerd door Locke (1690) als aanvulling op het werk van Aristoteles. Deze typen argumentatieve zetten richten zich in eerste instantie tot de opponent in plaats van diens argumentatie. In tegenstelling tot werk van latere wetenschappers stelt Locke echter niet dat de argumentum ad-reeks drogredenen zijn, maar enkel wijzen zijn om de opponent de mond te snoeren (1690: 573). Tot deze reeks behoort onder meer de argumentum ad verecundiam, waarbij de spreker zijn deskundigheid of autoriteit opvoert terwijl deze niet relevant is voor het desbetreffende onderwerp. Van een argumentum ad ignorantam is sprake wanneer wordt gesteld dat iets waarheid betreft, sec omdat de onwaarheid ervan niet bewezen kan worden. De derde en laatste categorie betreft de argumentum ad hominem, ook wel de persoonlijke aanval. Locke omschrijft deze variant als ‘’to press a man with consequences drawn from his own principles or concessions’’ (1690: 574). Hiermee stelt hij dat de uitvoerder van de persoonlijke aanval conclusies trekt op basis van het ogenschijnlijk negatieve karakter van de opponent. Een nadere uiteenzetting van de ad hominem blijft achterwege in het werk van Locke. In navolging van zijn definitie is de ad hominem veelvuldig

(9)

10 2.3.3 Varianten van de ad hominem

De discussiant en dus ook de politicus kan op verschillende wijzen een ad hominem inzetten om het karakter van de opponent te beschimpen. Deze wijzen variëren van de omstandigheden van de opponent tot diens karaktereigenschappen. Allen leiden ze in feite af van de daadwerkelijke

argumentatie, omdat ze een factor van buitenaf, de persoon die de argumenten aanvoert, als reden zienom diens argumentatie als ongeloofwaardig te bestempelen.

Walton onderscheidt in zijn Ad Hominem Arguments (1998) de prominente typen ad hominem-drogredenen binnen de huidige argumentatietheorie. Zo richt de circumstantial zich op

omstandigheden rondom de opponent, in plaats van op diens argumentatie (1998: 5). In het geval van

bias wordt de opponent beschuldigd vooringenomen te zijn in een kwestie, waardoor hij niet onafhankelijk kan oordelen (1998: 11). Het omdraaien van de bewijslast richting de opponent wordt aangeduid als tu quoque, beter bekend als de jij-bak.De opponent wordt hierbij beschuldigd net zo slecht te zijn als datgene waarvan hij de ander beschuldigt (1998: 16).

De laatste vorm uit de ad hominem-categorieën van Walton betreft de ad hominem abusive, ook wel de directe persoonlijke aanval en is bedoeld om de opponent te diskwalificeren als serieuze

discussiepartner (1998: 2). In argumentatietheorie wordt de ad hominem abusive aangeduid als een drogreden, maar in dit onderzoek wordt diens drogredelijkheid buiten beschouwing gelaten. Daarom zal deze zet in dit onderzoek, nadat de definitie in de argumentatietheorie is toegelicht, worden aangeduid als de directe persoonlijke aanval. Gezien dit onderzoek zich specifiek richt op dit type, wordt deze in paragraaf 2.4 nader uiteengezet en in paragraaf 2.5 en 2.6 worden diens implicaties besproken.

2.4 Ad hominem abusive

De ad hominem abusive onderscheidt zich van de overige vormen van de ad hominem, omdat hij op directe wijze het karakter van de opponent aanvalt en zich in eerste instantie niet richt op de

omstandigheden rondom de opponent. In de hierop volgende paragrafen wordt daarom nader ingegaan op de inhoudelijke kenmerken van de ad hominem abusive. Daarbij schaar ik deze zet niet onder de drogredenen, maar richt ik mij in de laatste deelparagraaf op diens argumentatie relevantie: de relatie met de argumentatie van de opponent.

2.4.1 Definitie

In de classificaties van Brinton (1994: 214) wordt gesteld dat een discussiant zich kan zich richten op het argument van de opponent, op de relatie van de opponent met het argument of op de persoon zelf. De ad hominem abusive behoortin eerste instantie tot de laatste categorie, het is een directe aanval op de persoon. Deze richt zich direct op het karakter van de opponent in een poging hem te diskwalificeren. Het toewijzen van een negatieve classificatie leidt af van de werkelijke argumentatie:

The abusive type of ad hominem argument occurs where one party in a discussion criticizes or attempts to refute the other party's argument by directly attacking that second party personally.

(10)

11 Deze classificatie is een stellingname en kent de vorm van persoon A is negatieve kwalificatie B. Er wordt geen vermoeden van een negatieve karaktertrek uitgesproken,zoals bij een ad hominem circumstantial, maar er wordt een directe, negatieve classificatie aan de opponent toegekend. Het biedt de mogelijkheid om de opponentin diskrediet te brengen door diens karakter te beschimpen. Door de opponent af te schilderen als onbetrouwbaar of hypocriet, acht je hem geen serieuze partner in de en sluit je hem uit van verder debat. In de volgende paragraaf wordt nader ingegaan op het doel van de ad hominem abusive.

2.4.2 Doel

Het primaire doel van de directe persoonlijke aanval is het in diskrediet brengen van de opponent. Door een negatieve kwalificatie uit te spreken over het karakter van de opponent, wordt gepoogd schade te doen aan diens ethos, de persoonlijkheid van de discussiant. Yoon, Pinkleton & Ko (2005) stellen dat de ethos van een politicus in het debat afhankelijk is van criteria van expertise en van deugdelijkheid. Onder expertise valt ervaring, kennis, competenties en kwalificaties. Deugdelijkheid wordt omschreven als eerlijkheid, betrouwbaarheid en oprechtheid.

Door een directe persoonlijke aanval te uiten, gericht op een of meer van bovenstaande punten, wordt de geloofwaardigheid van de opponent in twijfel getrokken. Hierdoor verheft de spreker zich als het ware boven de opponent. Zeker in het politieke debat is dit van belang, omdat het van belang is om in het zicht van de kiezer sterker en beter over te komen dan de opponent. Het is dan ook de kiezer waar de politicus primair zijn pijlen op richt (Edwards, 1993: 62). Niet de politieke opponent in het debat, maar de kiezer thuis dient overtuigd te worden. Het is mogelijk om debatten bij te wonen of deze te volgen op televisie en internet, waardoor de kiezer immer aanwezig kan zijn bij een debat. Het debat met de opponent dient daarbij als doorgeefluik voor de eigen standpunten en de kritiek op die van de andere partij. Van Eemeren en Garssen (2009: 7) spreken daarom respectievelijk van een primair en secundair publiek waar de politicus zich tot richt. Hierin wordt de kiezer gezien als primair en de politieke opponent in de Kamer als secundair. De primaire discussie betreft dan het karakter en daarmee de geloofwaardigheid van de opponent. De secundaire discussie is het daadwerkelijke debat over de beleidsvoorstellen. Het is echter de vraag of het primaire publiek de politicus die zijn opponent weet te kleineren in de primaire discussie, als winnaar van het debat ziet. Door de kiezer, het primaire publiek, wordt de directe persoonlijke aanval namelijk gezien als de meest onredelijke argumentatieve zet in het debat (Van Eemeren, Garssen & Meuffels, 2009; Eemeren & Garssen, 2018).

2.4.3 Effect, oorzaak en gevolg

Er zijn factoren die het uiten van een persoonlijke aanval voeden. Als het standpunt van de politicus bedreigd wordt of hem wordt iets verweten, vergroot dat de kans van het doen van een directe persoonlijke aanval (Plug, 2010). Immers, aanval schijnt de beste verdediging te zijn. Het is dan ook volgens Jacobs (2000) geoorloofd om een persoonlijke aanval toe te passen als je zelf tevens

persoonlijk bejegend wordt, omdat het afhankelijk is van de gegeven situatie welke argumentatieve zet de juiste is. Een tegenaanval kan bijvoorbeeld worden ingezet om de balans tussen beide partijen te herstellen, die op basis van het uiten van de eerste persoonlijke aanval is verstoord (Jacobs, 2000: 278). Hij spreekt vervolgens niet over de meetbaarheid van deze balans en wanneer deze als hersteld

(11)

12 wordt geacht.

Een tweede methode komt van Krabbe (2003: 84), die stelt dat het aan de discussianten is of de persoonlijke aanval toelaatbaar geacht kan worden. De discussiant geeft aan dat er een persoonlijke aanval is geuit en er kan worden verzocht deze in te trekken.

De laatste visie op het pareren van persoonlijke aanvallen komt van Van Eemeren en Houtlosser (2007). Zij stellen dat een reactie op een persoonlijke aanval gezien moet worden als een wijze van strategisch manoeuvreren. Dit houdt in dat je je argumentatie vormgeeft naar verloop van de discussie, mede als reactie op de argumentatie van de opponent (Van Eemeren & Grootendorst, 1999). In dit kader zou de tegenreactie geuit moeten worden met de gedachte dat de tegenpartij, die de persoonlijke aanval heeft geuit, alsnog bereid is om tot een redelijke discussie te komen. Er wordt dan ook gepoogd om de discussiant met de persoonlijke aanval te wijzen op het feit dat zijn opmerking gezien dit standpunt, in reactie op deze opponent geformuleerd op deze wijze onwenselijk is om tot overeenstemming te komen (Van Eemeren en Houtlosser, 2007: 250). In andere termen wordt gesteld dat het uiten van de persoonlijke aanval niet bijdraagt aan het komen tot

overeenstemming. Door de opponent te wijzen op het feit dat een persoonlijke aanval de discussie niet ten goede komt, kan worden verzocht om deze aanval op dusdanige manier af te zwakken. Het verschil met de methode van Krabbe (2003: 84) is dat bij de methode van Van Eemeren en Houtlosser (2007) de persoonlijke aanval niet slechts wordt aangewezen, maar ook wordt aangegeven dat het uiten van deze drogreden onwenselijk is om tot overeenstemming te komen.

2.4.4.1. Drogredelijkheid

De pragmadialectische visie ziet elke violatie van de discussieregels als een drogreden, aangezien deze het voeren van redelijke argumentatie vermijdt. Doordat een persoonlijke aanval wordt uitgevoerd wordt deze aanval het onderwerp van discussie en is de opponent niet vrij om de

argumentatie aan te dragen die op diens agenda stond. Het uiten van de directe persoonlijke aanval ziet de pragmadialectiek dan ook als een overtreding van de vrijheidsregel van de discussie (Van Eemeren, Grootendorst & Snoeck Henckemans, 2001: 65). Vanuit deze visie wordt de directe persoonlijke aanval, indien hij niet relevant is voor de argumentatie van de opponent, gezien als een overtreding van de discussieregels en dus in elk specifiek geval als drogredelijk bestempeld.

De overige vormen van de ad hominem, de circumstantial en de tu quoque, richten zich respectievelijk op de motieven of (eerdere) handelingen die de geloofwaardigheid van de opponent en daarmee diens argument in twijfel trekken. De directe persoonlijke aanval past minder goed in dit rijtje, omdat geen zaken rondom de opponent maar de opponent zelf in twijfel wordt getrokken. Er wordt een directe negatieve classificatie over hem uitgesproken waardoor diens argumentatie vermeden wordt, die volgens Hitchcock (2006) geen mistake in reasoning bevat. Volgens deze stellingname is de ad hominem abusive niets meer dan een flagrante aanval op de persoon en bevat het geen drogreden. De twee bovenstaande theorieën zijn vrij stellig in hun overtuiging waarom de ad hominem abusive al dan niet tot de drogredenen behoort. Wat beide visies gemeenschappelijk hebben is dat ze stellen dat de ad hominem abusive argumentatie vermijdt en dat dit de reden is voor de vermeende

drogredelijkheid. Beide theorieën zien de ad hominem abusive als een retorische zet die geen onderdeel uit maakt van de werkelijke argumentatie.

(12)

13 Gezien het contrast tussen beide visies, is het interessant te onderzoek in welke gevallen de directe persoonlijke aanval wel degelijk argumentatie aandraagt en aansluit op de argumentatie van de opponent.Hierdoor wordt een verband gezocht tussen de kwalificaties in de directe persoonlijke aanval en de argumentatie van de opponent, een argumentatieve relatie die van groot belang is voor het classificeren van de ad hominem abusive en nog niet eerder nader in kaart is gebracht.

Vanuit de theorie wordt namelijk gesteld dat de ad hominem abusive sec een aanval op de persoon betreft (Hitchcock, 2006; Tindale, 2007: 91) en dat deze irrelevant is voor de argumentatie van de opponent (Walton, 1998: 2). Ik ben echter van mening dat de directe persoonlijke aanval niet als losstaande uiting gezien mag worden en per definitie als redelijk of drogredelijk, maar dat moet worden gekeken naar de relatie tussen de aanval en de argumentatie van de opponent.

Dit onderzoek richt zich daarom niet op de vermeende drogredelijkheid, maar op de relevantie. Er dient mijns inziens een duidelijk onderscheid gemaakt te worden tussen simpelweg irrelevante uitingen als uitschelden en het uiten van direct negatieve kwalificaties die direct of indirect stellen waarom de argumentatie van de opponent niet serieus genomen hoeft te worden.

De omringende argumentatie, zowel van de opponent als van de uitvoerder, moet in ogenschouw genomen worden om de mogelijke relevantie te toetsen. In de volgende paragraaf wordt het begrip relevantie nader uiteengezet.

2.4.4.2 Relevantie

In een discussie hebben uitingen standaard een interactionele relatie met elkaar omdat ze tezamen de discussie vormen (Van Eemeren & Grootendorst, 1992b), maar dit maakt ze nog niet relevant. De relevantie van een uiting ontleent haar bestaansrecht omdat hij het een directe of indirecte uitspraak doet over de voorgaande argumentatie van de opponent. (Walton, 2005: 268).

Een uiting kan op drie wijzen aanspraak doen op relevantie. Ten eerste kan deze irrelevant zijn door volledig los te staan van de voorgaande argumentatie. Ook kan positieve relevantie bestaan, waarbij de spreker argumentatie aandraagt die de juistheid van de opponent bevestigd. De vorm die in discussies en debatten het meest voortkomt, is negatieve relevantie (Govier, 1998: 98). Hiermee toont de spreker aan dat op basis van zijn argumentatie de argumentatie van de opponent onjuist is. In dit onderzoek wordt vastgesteld of de directe persoonlijke aanval negatief relevant kan zijn en niet slechts een losstaande uiting betreft, zoals benoemd in de eerste categorie van Govier (1998).

Tindale (2007: 89) heeft kritische vragen opgesteld die de persoonlijke aanval classificeren en op relevantie analyseren (zie bijlage 1). Deze vragen toetsen of de uiting zich richt op de persoon in plaats van diens argument en of de kwalificatie die wordt uitgesproken over de opponent relevant is voor diens argument. In de methodeparagraaf wordt nader uiteengezet hoe deze vragen worden toegepast in dit onderzoek om de relevantie van de directe persoonlijke aanval te beoordelen. 2.4.5 Het belang van de context van de ad hominem abusive

De bovenstaande theorie toont de achtergrond van de ad hominem abusive (ook wel directe persoonlijke aanval) en zijn plaats in de argumentatietheorie. Diens rol is opmerkelijk te noemen, aangezien ze argumentatie lijkt te vermijden door direct op de persoon te spelen. Deze stelling nodigt uit tot nader onderzoek, omdat ik van mening ben dat de directe persoonlijke aanval niet per definitie

(13)

14 argumentatie vermijdt. Vanuit de theorie wordt de directe persoonlijke aanval niet als relevant voor de discussie beschouwd omdat hij alle argumentatie vermijdt, maar tegelijkertijd wordt wel gepleit voor het in acht nemen van de relevantie betreffende de persoonlijke aanval. Ik ben daarom van mening dat de directe persoonlijke aanval onderzocht moet worden op relevantie en diens overige inhoudelijke kenmerken. Er wordt in de literatuur namelijk niet meegewogen dat in de directe negatieve classificatie tevens indirecte argumentatie kan schuilgaan, op basis waarvan de argumentatie van de opponent als ongeloofwaardig wordt geacht.

Daarbij wordt tevens gekeken naar de aanleiding waarom de proponent de directe persoonlijke aanval voert. Tevens wordt de geoorloofdheid gemeten, door vast te stellen of de Kamervoorzitter, de

opponent of overige Kamerleden de directe persoonlijke aanval openlijk aanduidt en afkeurt. Dit wordt omschreven als de contextuele redelijkheid.

Tot slot wordt geanalyseerd welke methode de opponent toepast om tegenwicht te bieden aan de aanval en welk effect de gekozen methode heeft op het verdere verloop van de discussie.

De vier bovenstaande niveaus van directe persoonlijke aanval vormen de basis van dit onderzoek. In de hierop volgende methode wordt toegelicht hoe de kritische vragen van Tindale (2007: 89), in combinatie met voor dit onderzoek geformuleerde additionele vragen, de directe persoonlijke aanval in het Nederlandse politieke debat zullen analyseren om diens aanleiding, relevantie, geoorloofdheid en effect op de discussie vast te stellen. Er wordt getracht een beeld te scheppen van de directe

persoonlijke aanval die een basis vormt voor vervolgonderzoek, gezien het onderzoek naar deze zet in het politieke debat schaars te noemen is.

(14)

15

3 Methode

Dit hoofdstuk beschrijft de wijze waarop de directe persoonlijke aanval wordt onderzocht in het Nederlandse politieke debat. De kritische vragen zijn door Tindale (2007: 89) opgesteld voor de analyse van de relevantie van de directe persoonlijke aanval in zijn algemene vorm en niet specifiek voor de directe persoonlijke aanval. Gezien hij door theoretici wordt gezien als een irrelevante zet die geen directe of indirecte argumentatie bevat (Walton, 1998: 2; Hitchcock, 2006; Tindale, 2007: 92) is het zaak dat deze nader onderzocht wordt op zijn inhoudelijke kenmerken en zijn gevolgen voor de discussie. Hierdoor wordt getracht om diens rol binnen de argumentatietheorie te vernieuwen. In de komende paragraaf worden de zes vragen nader uiteengezet, waar op basis van de hoofdvraag wordt geformuleerd. Vervolgens worden de data en de onderzoeksmethode verantwoord.

3.1 Classificatie van de directe persoonlijke aanval

De directe persoonlijke aanval lijkt in eerste instantie niets meer dan een belediging, maar het is noodzakelijk om na te gaan of de argumentatie binnen en rondom de aanval deze stellingname onderbouwt. De vier kritische vragen van Tindale (2007: 89) worden geherformuleerd om specifiek aan te sluiten bij de directe persoonlijke aanval, daar waar de vragen van oorsprong gericht zijn op de ad hominem in al zijn vormen. Tevens worden twee additionele vragen opgesteld die verwijzen naar de aanleiding en de wijze waarop de directe persoonlijke aanval wordt gepareerd.

Door middel van deze zes vragen die zijn afgestemd op het politieke debat wordt de aanleiding, relevantie, geoorloofdheid en het effect van de directe persoonlijke aanval geanalyseerd. Er wordt getracht om op basis van relevantie de directe persoonlijke aanval nader te classificeren. Een directe persoonlijke aanval lijkt in eerste instantie niets meer dan een belediging, maar het is noodzakelijk om na te gaan of de argumentatie binnen en rondom de aanval deze stellingname onderbouwt. De zes vragen bouwen logischerwijs op elkaar voort. De dikgedrukte vragen hieronder zijn afkomstig van Tindale (2007: 89; bijlage 1) en aangepast ten gunste van dit onderzoek, aangezien Tindale zich richt op de ad hominem in al zijn vormen en niet de directe persoonlijke aanval in het bijzonder. De zowel dikgedrukte als cursief weergegeven vragen zijn geformuleerd voor dit onderzoek en analyseren de aanleiding, geoorloofdheid en effect van de directe persoonlijke aanval.

(15)

16 1 Wordt de politieke opponent in het debat benaderd met een directe persoonlijke aanval in de vorm van een negatieve connotatieve verwijzing?

De analyse start met het constateren van de directe persoonlijke aanval in de data. Tindale formuleert deze als het spelen op de persoon die de argumentatie levert door middel van een negatieve classificatie (2007: 90). Zoals in het theoretisch kader is aangegeven, onderscheidt deze ad-variant zich van andere vormen doordat hij zich direct richt op het karakter van de opponent. Door middel van een connotatieve verwijzing wordt getracht dit karakter te beschimpen. Dit betreft een verwijzing naar een persoon of een object. Een dergelijke

verwijzing kan een negatief karakter hebben (Schurink, Lagerwerf & Oegema, 2011: 115). De politicus maakt zich hier schuldig aan indien hij zijn opponent een negatieve kwalificatie toekent. Deze classificatie krijgt vorm in het schema politicus A is negatieve kwalificatie B. Indien aan bovenstaande voorwaarden wordt voldaan, wordt de uiting meegenomen in de analyse.

2 Wat is de aanleiding dat de directe persoonlijke aanval wordt gevoerd door de spreker?

Er wordt getoond wat voor de opponent de aanleiding is voor het voeren van de directe persoonlijke aanval. Hiervoor wordt de argumentatie van de opponent nader bekeken, om vast te stellen of diens uitspraken reden kunnen zijn voor de proponent om tot de aanval over te gaan. Indien de aanleiding niet uit de voorgaande argumentatie is af te leiden, wordt gekeken waar zich de oorsprong bevindt. Dit kan bijvoorbeeld een uitspraak buiten het debat betreffen.

3 Staat de kwalificatie uit de directe persoonlijke aanval in relatie met het standpunt of argument van de opponent, is er sprake van negatieve relevantie?

Deze vraag beslaat de kern van het onderzoek: Is de directe persoonlijke aanval sec aan te duiden als een irrelevante aanval op de persoon of staat het wel degelijk in relatie met de argumentatie van de opponent? Er wordt gekeken naar een mogelijke relatie met of verwijzing naar het standpunt of eerdere argumentatie van de opponent. Door de negatieve classificatie moet aan te tonen zijn dat het standpunt van de opponent in twijfel getrokken kan worden (Tindale, 2007: 91). Tevens geeft Tindale (2007: 91) aan dat dit een lastig punt is, omdat het uiteindelijk het een persoonlijke afweging van analist betreft, die moet stellen hoe sterk de mate van argumentatieve relevantie is. Om dit na te gaan wordt ook de argumentatie van de opponent meegenomen in de analyse. De directe persoonlijke aanval moet een interactionele relatie hebben met de voorgaande argumentatie. Deze dient negatief relevant (Govier, 1998: 85) te zijn, waarbij uit de kwalificatie af te leiden is waarom de argumentatie van de opponent ongeloofwaardig is.

(16)

17

4 Wordt de directe persoonlijke aanval door de Kamerleden en de Kamervoorzitter aangeduid en als geoorloofd geacht?

Uit empirisch onderzoek blijkt dat het publiek het uitenvan drogredenen ongewenst is in de discussie. De directe persoonlijke aanval word in vergelijking met andere persoonlijke aanvallen gezien als de meest ongewenste argumentatieve zet(Van Eemeren, Garssen & Meuffels, 2009; Van Eemeren & Garssen, 2018).

Dat roept de vraag op in welke mate de deelnemers aan het debat uitspreken dat het uiten van een directe persoonlijke aanval geoorloofd is. Het uiten van een beledigende opmerking jegens een kamerlid is feitelijk gezien immer ongeoorloofd, gezien artikel 58 van het

Reglement van Orde. Het uiten van drogredenen is niet expliciet verboden, maar beledigende uitdrukkingen bezigen wel. Het is uiteindelijk aan de Kamervoorzitter om in te grijpen, maar dit kan ook worden gedaan door de overige politici. Het eventuele aanduiden van de overtreding en het ingrijpen van de voorzitter en/of de Kamerleden wordt daarom tevens meegenomen in de analyse, om te beoordelen tot in hoeverre de directe persoonlijke aanval werkelijk wordt getolereerd door de deelnemers aan het politieke debat.

5 Met welke methode wordt de directe persoonlijke aanval gepareerd door de opponent?

Nadat de directe persoonlijke aanval is gevoerd, is het aan de opponent om tegenwicht te bieden. Er kan onder meer gekozen wordende directe persoonlijke aanval te veroordelen op basis van ongeoorloofdheid, zoals wordt voorgesteld door Van Eemeren en Houtlosser (2009). Indien deze methode wordt toegepast, wordt dit tevens meegenomen in de beantwoording van de vijfde vraag.

De opponent kan ook kiezen om de directe persoonlijke aanval te pareren met een

tegenaanval (Jacobs, 2000) of om een metadialoog te starten over de inhoud van de directe persoonlijke aanval abusive (Krabbe, 2003: 84). Indien een andersoortige methode wordt toegepast, wordt deze tevens meegenomen in de analyse en nader geoperationaliseerd. In eerder onderzoek is gekeken welke vormen kunnen worden toegepast (Plug, 2011) om de ad hominem te pareren in het debat, maar er worden geen voorbeelden aangevoerd om de methodes nader te analyseren. Er wordt ditmaal daarom gekeken welke vormen daadwerkelijk worden toegepast en wat de effecten zijn op het verdere verloop van de discussie.

(17)

18

6 Welk effect heeft deze methode op de directe persoonlijke aanval en het verdere verloop van de discussie?

Ook wordt gekeken welk effect de gekozen wijze van pareren effect heeft op het verloop van de discussie. Blijft de persoonlijke aanval onderwerp van discussie? Wordt deze afgezwakt, ingetrokken of opnieuw gevoerd? Er wordt bekeken of de gekozen methode ervoor zorgt dat de discussie verder redelijk verloopt, waaruit gekozen wordt uit de methodes van Jacobs (2000), Krabbe (2003) en Van Eemeren en Houtlosser (2009). Indien er verder wordt gedebatteerd aan de hand van argumenten wordt de manier van discussiëren als redelijk geacht. Blijft de discussie hangen rondom de persoonlijke aanval, dan is sprake van een onredelijke discussie.

3.2 Onderzoeksvraag

De antwoorden op de deelvragen analyseren de aanleiding, relevantie, geoorloofdheid en het effect op het verloop van de discussie van de directe persoonlijke aanval in het Nederlandse politieke debat. Dit brengt ons tot de volgende onderzoeksvraag:

Hoe is het karakter van de directe persoonlijke aanval het Nederlandse politieke debat nader te classificeren aan de hand van de aanleiding, relevantie, geoorloofdheid en effect?

Gezien de huidige positie van de directe persoonlijke aanval in de argumentatietheorie als onredelijk, tracht dit onderzoek dit perspectief te analyseren en indien mogelijk te herpositioneren. In de

uiteenzetting van de kritische vragen in paragraaf 3.1 zijn de termen uit de hoofdvraag reeds toegelicht. In de hierop volgende paragrafen worden de geselecteerde data beschreven en wordt verantwoording voor de gekozen methode afgelegd.

3.3 Data

Het aantal Nederlandse parlementaire debatten is zo talrijk, dat het praktisch onmogelijk is om al deze debatten op hun inhoud te analyseren. Er is daarom een keuze gemaakt voor een bepaalde selectie aan debatten: de Algemene Politieke Beschouwingen. Gedurende deze debatten worden nagenoeg alle beleidsterreinen besproken.

Deze tweedaagse debatten vormen het startpunt van het nieuwe politieke jaar. De debatten krijgen elk jaar dan ook veel maatschappelijke en journalistieke aandacht, waar in de volgende paragraaf nader op in wordt gegaan.

Iedere derde dinsdag van september, ook wel Prinsjesdag genoemd, presenteert het kabinet de plannen, de Miljoenennota en de macro-economische prognoses en koopkrachtcijfers voor het aankomende jaar. Op de daaropvolgende woensdag en donderdag wordt over deze voorstellen gedebatteerd tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen. In tegenstelling tot de overige politieke debatten zijn ditmaal alle honderdvijftig Kamerleden aanwezig. De fractievoorzitters komen aan het woord op basis van het aantal zetels. Allereerst spreekt de oppositiefractie met de meeste zetels, vervolgens de coalitiefractie met de meeste zetels, dan de tweede oppositiefractie in zeteltal, daarna de tweede coalitiefractie met de meest aantal zetels, totdat alle fractievoorzitters hebben gesproken.

(18)

19 Tussendoor mogen de fractievoorzitters interrupties plegen. In de eerste termijn komen de

fractievoorzitters aan het woord, waarin vragen gesteld worden over en kritiek geuit wordt op het voorgestelde beleid. Deze zorgen worden in de eerste termijn beantwoord door de minister-president, die de regering vertegenwoordigt. In de tweede termijn volgt wederom een zijde van de kamer als reactie op de antwoorden van de minister-president. Door de fractievoorzitters worden moties ingediend in een poging het voorgestelde beleid te veranderen. De beschouwingen eindigen met het spreken van de minister-president, die reageert op de ingediende moties.

De beschouwingen duren meerdere uren en beslaan twee dagen, waardoor er veel data beschikbaar zijn. Omwille van de omvang van dit onderzoek worden de Algemene Politieke Beschouwingen van de afgelopen tien jaar geanalyseerd. In de jaren 2010, 2012 en 2017 vonden geen Algemene Politieke Beschouwingen plaats vanwege een demissionair kabinet. De stenogrammen van deze debatten zijn openbaar beschikbaar via de website van de Tweede Kamer en worden tevens toegevoegd in bijlage 3. Deze stenogrammen zijn handmatig doorgelopen op de aanwezigheid van een directe persoonlijke aanval. Indien een politicus een directe negatieve classificatie wordt toegekend (politicus A is

negatieve kwalificatie B), waarbij de uiting specifiek gericht is op het karakter van de persoon, is deze meegenomen in de analyse. Deze gevallen zijn aangetroffen in de jaargangen 2011, 2013 en 2018. In de analyse wordt de uitvoerder van de directe persoonlijke aanval aangeduid als de proponent en diens discussiepartner de opponent. De directe persoonlijke aanval wordt getoond aan de hand van een fragment.

3.4 Validiteit

De Algemene Politieke Beschouwingen bieden het ideale strijdtoneel om de directe persoonlijke aanval onderzoeken. Ze zijn het startpunt van het politieke jaar en nagenoeg alle beleidsterreinen worden besproken. In tegenstelling tot de talrijke andere debatten krijgen de Algemene Politieke Beschouwingen veel media-aandacht. Zo worden ze live uitgezonden op Nederland 1 en op de website van de NPO, waardoor er een groot televisie- en online publiek aanwezig is. Tevens bericht de pers dagelijks over de beschouwingen en is het immer een hoofdpunt in de journaals. De politicus is zich bewust van het feit dat elke uitspraak die hij of zij doet rechtstreeks binnenkomt bij de kiezer, het primaire publiek. Een desbetreffende uitspraak is definitief, ook al wordt door de Kamervoorzitter of de overige Kamerleden verzocht deze terug te nemen. Het is de politicus die over zijn eigen woorden gaat. Het voorkomen en schrappen van beledigende uitspraken is dus niet mogelijk.

Deze debatten worden dan ook gezien als het moment voor de politici om zich te profileren. Het is een tweestrijd tussen het Kabinet en de Tweede Kamer, waardoor beide partijen (lijn)recht tegenover elkaar staan. De belangen en concurrentiedrift bij de Algemene Politieke Beschouwingen zijn daarom groter dan in reguliere debatten. Het is van belang om als winnaar uit het debat te komen, om in de kijker van de kiezer te spelen.

Dit onderzoek richt zich specifiek op de aanwezigheid van de directe persoonlijke aanval in het politieke debat, overige retorische zetten worden niet meegenomen in de analyse. Hierdoor kan specifieker en gerichter gekeken geanalyseerd worden, wat het classificeren en analyseren versterkt. Tevens wordt de directe persoonlijke aanval door het publiek gezien als de meest onredelijke

(19)

20 2018). Dit onderstreept de noodzaak te onderzoeken in welke gevallen dit wél een redelijke

argumentatieve zet betreft. 3.5 Beperkingen

Het feit dat slechts zeven jaargangen van de Algemene Politieke Beschouwingen worden

meegenomen in de analyse, is niet per definitie een beperking. Het doel van dit onderzoek is immers niet om uitspraken te doen over het verloop van de directe persoonlijke aanval door de jaren heen, maar om deze nader te classificeren en te plaatsen binnen de argumentatietheorie. Tevens kijkt dit onderzoek naar één drogreden en laat het de andere typen buiten beschouwing. Om het geheel aan gebruik en validiteit van drogredenen te kunnen schetsen, dienen meerdere vormen te worden onderzocht. Indien meerdere vormen worden onderzocht, kunnen uitspraken worden gedaan over welke drogredenen voorkomen in het Nederlandse debat en in hoeverre deze bestaansrecht hebben in het debat. In de uiteindelijke discussie wordt gereflecteerd op de overige beperkingen in dit onderzoek, waar op basis daarvan aanbevelingen worden gedaan.

(20)

21

4 Analyse van de directe persoonlijke aanval in het Nederlandse

politieke debat

4.1 Aanleiding

Alvorens nader in te gaan op de relevantie van de directe persoonlijke aanval, is het van belang te analyseren wat de politicus heeft gedreven tot het voeren van deze retorische zet. Onderstaande fragmenten tonen de uitingen van de opponent die voorafgaan aan de directe persoonlijke aanval van de proponent.

Fragment 1

De heer Pechtold (D66):

Waar haalt de heer Wilders het lef vandaan om tegen 138 volksvertegenwoordigers die

hier gekozen zijn, te zeggen: jullie vertegenwoordigen de bevolking niet meer? Waar haalt mijnheer Wilders het lef vandaan om te zeggen: ik ben het volk? Want dat zegt hij. Waar

haalt hij die grootheidswaan vandaan?

Fragment 2

De heer Pechtold (D66):

Die grens van dat privé hebben wij eigenlijk niet overschreden. Ik heb veel respect voor hoe u vanuit uw privésituatie ongelooflijk veel te verduren heeft. Ik zal er iedere dag voor staan om dat te beschermen en te verdedigen, met alles wat daarvoor nodig is. Dat heb ik altijd gedaan en dat zal ik blijven doen. Maar die grens die u nu ook weer overschrijdt, is voor mij tekenend, meer dan tekenend voor de wijze waarop u probeert anderen weg te zetten. Dat is sneu.

Fragment 3

De heer Buma (CDA):

De heer Wilders geeft iedereen ervan langs en dat mag, maar wordt het ook niet eens een keer tijd om naar de heer Wilders zelf te kijken, naar zijn inbreng? Hij komt zo met een motie van afkeuring; ik zal dit maar even vertellen. Ik heb het eens nagegaan, maar hij heeft in zijn bijna tienjarige loopbaan als fractievoorzitter – by far de langst zittende fractievoorzitter – meer dan twintig keer een motie van afkeuring ingediend. Het enige kabinet dat hij ten val heeft gebracht, is het kabinet dat hij zelf maakte en waartegen hij geen motie van afkeuring indiende.

Mijnheer Wilders, u lost geen problemen op. Tien jaar hebt u alleen maar problemen gemaakt en het wordt tijd dat u ook eens bijdraagt aan de oplossing van de crisis in dit land.

De tien fragmenten zijn te bestempelen als beschuldigingen. Hierdoor kunnen we stellen dat de aanleiding voor een directe persoonlijke aanval in alle gevallen een dergelijke beschuldiging of verwijt betreft. Dezen zijn allen gericht aan Wilders en tevens nader onder te verdelen.

De eerste categorie beschuldigingen is gericht op het overtreden van het democratische kader, zo is zichtbaar in de fragmenten 1 tot 3. Pechtold verwijt Wilders ondemocratisch te zijn (fragment 1), omdat hij de rest van de Kamer wegzet als een nepparlement. Hierdoor stelt Pechtold dat deze manier van

debatteren niet zorgt voor het voeren van een redelijk, democratisch politiek debat. Pechtold classificeert Wilders daardoor als een ongeschikte politicus, aangezien deze democratisch van aard dient te zijn. Eenzelfde type beschuldiging zien we terug in fragment 2, waar Pechtold aangeeft dat het aanhalen van privéaangelegenheden ongewenst is en dat hij collega’s wegzet. Hierdoor uit hij respectievelijk kritiek op

(21)

22 zijn manier van debatteren (niet inhoudelijk) en dat hij zijn collega’s schoffeert, waar hij in de regel mee samen zou moeten werken.

Buma stelt in fragment 3 tevens dat de manier van debatteren van Wilders niet gewenst is om tot

overeenstemming te komen en dat zijn moties niet inhoudelijk bijdragen, maar voor de bühne lijken te zijn. Hij sluit af door het verzoek om met oplossingen te komen.

Fragment 4

De heer Pechtold (D66):

Heel veel van die problemen hebt u zelf veroorzaakt. Ik maak mij er zorgen en boos over dat u iedereen over één kam scheert. Het maakt u niet uit of iemand hier al 25 jaar woont. Komt hij toevallig uit Afghanistan, dan deugt hij niet.

Fragment 5

De heer Roemer (SP):

Het is levensgevaarlijk in een samenleving waarin wij samen naar oplossingen moeten zoeken, als je mensen over één kam scheert en bijna gaat discrimineren.

U zou daar afstand van moeten nemen en met oplossingen moeten komen in plaats van heel Nederland op grove wijze te schofferen.

Fragment 6

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Ik vind dat zelfs ernstig. We praten over mensen, velen in Nederland, die hun leven gegeven hebben voor de vrijheid. Daar had de heer Wilders het over. Hij kan niet achteraf zeggen

over mensen die vielen voor de vrijheid dat ze hun leven gaven voor de wereld van de heer Wilders. Ik zou hem dus willen vragen om dat terug te nemen.

De tweede categorie van beschuldigingen betreffen verwijten van redeneerfouten. Dit blijkt onder meer uit de fragmenten 4 en 5, waarin respectievelijk Pechtold en Roemer Wilders beschuldigen van het ‘scheren van mensen over één kam’. Dit is een voorbeeld van de drogreden van overhaaste generalisatie, waarbij een conclusie wordt getrokken over een groep op basis van een enkel of enkele voorkomen(s) (Hurley, 1997: 142). Pechtold en Roemer stelt namelijk dat Wilders niet kijkt naar individuele gevallen, maar generaliserende uitspraken doet over een gehele groep.

Een derde verwijt van een redeneerfout zien we in fragment 6. In een eerdere bijeenkomst spreekt Wilders klaarblijkelijk over een bepaalde vrijheid, waar Buma aanstalten aan neemt. Hij stelt dat Wilders zich deze vrijheid heeft toegekend en hem beslaat op zijn eigen visie op vrijheid. De vermeende redeneerfout zit in het feit dat Wilders namens een groep spreekt die hij volgens Buma niet representeert.

Fragment 7

De heer Pechtold (D66):

De plaat van de heer Wilders begint een beetje helder te worden, en grijsgedraaid. Hij probeert zorgen te verwoorden. Hij heeft afgelopen zaterdag een bijeenkomst georganiseerd, en daar heb ik zorgen over. Op die bijeenkomst werd de NSB-vlag getoond.

(22)

23 Fragment 8

De heer Pechtold (D66):

En ja, mijnheer Wilders, ik gun het iedereen om binnen de democratische regels referenda aan te vragen als ze dat willen. Ja, mijnheer Wilders. En daarmee zet ik niet de bijl aan de wortel van de democratie, zoals u dat wel doet door uw medevertegenwoordigers, die u dat zelf nooit zullen flikken, te verwijten dat zij hier ondemocratisch zitten. Dat is in de geschiedenis te vaak gebeurd. En keer op keer, als u dat hier denkt te kunnen doen, zal ik u adresseren, want dat is democratie. En daar hebt u de ballen van begrepen.

Een derde categorie betreft de stellingname dat Wilders associaties oproept met het nationaalsocialisme uit de jaren ’30 en ’40 van de vorige eeuw. Toentertijd was de Nationaal Socialistische Bond de Nederlandse belichaming van het Duitse nationaalsocialisme en daardoor mede het gezicht van de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog. Een dergelijke associatie wordt gezien als heftig, omdat de oorlog logischerwijs als verschrikkelijk wordt ervaren. Een herhaling enigerlei wordt door eenieder als ongewenst ervaren. Deze vergelijking wordt expliciet zichtbaar in het verwijt van Pechtold (fragment 7) dat er een NSB-vlag op een demonstratie van de PVV werd getoond. Hiermee stelt Pechtold dat er aanhangers van de NSB zijn die tevens affectie hebben met de PVV, een zeer ongewenste associatie. Hierdoor stelt Pechtold indirect dat supporters Wilders een partij vertegenwoordigen die toentertijd hebben gezorgd voor een teloorgang van (de democratie in) Nederland.

Een minder expliciete verwijzing naar en vergelijking met de tijd uit de oorlog zien we in fragment (8). Pechtold spreekt net als in fragment 7 over het gevaar van ondemocratische politici, omdat dat in geschiedenis te vaak is gebeurd. Het is echter niet duidelijk vast te stellen of Pechtold wederom specifiek verwijst naar de Tweede Wereldoorlog, maar het heeft er wel de schijn van. Wel onderstreept het, net als in fragment 7, dat de opponent stelt dat de proponent een gevaar is voor de democratie.

Fragment 9

De heer Wilders (PVV):

Er is namelijk iets wat mij deze zomer enorm heeft gestoord. Dat is dat een fractie hier in ons midden vindt en heeft gezegd dat Nederlanders maar "moeten oprotten uit hun eigen land" — en ik citeer dat, voorzitter — als ze problemen hebben met de multiculturele samenleving. Dat zei de heer Kuzu van de fractie van DENK. Daarmee is het masker afgevallen. Dat is dus de echte agenda van de bende van DENK: Nederlanders moeten oprotten uit hun eigen land.

De vierde categorie is een bijzondere, omdat deze niet direct richt op een discrepantie van de opponent, maar Nederlanders in het algemeen. Specifieker gezien richt de beschuldiging zich op het accepteren van de multiculturele samenleving. Het betreft een eerdere uitspraak van Kuzu in een video van vlogger Ismail Ilgun in de maand juli. Ondanks dat de beschuldiging niet direct aan het adres van Wilders gericht is, grijpt hij het aan om er de discussie over te starten. Hij creëert hiermee als het ware zelf de aanleiding. Hoe dit uitmondt in een ad hominem abusive, blijkt later in fragment 14.

Fragment 10

De heer Cohen (PvdA):

Ik vind dat het afgelopen moet zijn met dit geklungel, maar dat laat onverlet dat het zeer verstandig is om Griekenland op een zodanige manier te helpen dat wij onszelf hiermee in Europa verder brengen, in plaats van te zeggen: laten wij maar ophouden met Griekenland. Dat laatste is totaal onverantwoordelijk. Ik weet dat de heer Wilders ook op dat punt onverantwoordelijk is. Ik pleit ervoor dat de regering kiest voor de genoemde lijn en ophoudt met het geklungel.

(23)

24 De vijfde en laatste categorie betreft een daadwerkelijk inhoudelijke beschuldiging, in tegenstelling tot de voorgaande beschuldigingen die zich niet richten tot politiek beleid. Ten tijde van het bovenstaande fragment gaf Nederland financiële noodsteun aan Griekenland, waar Wilders geen voorstander van is. Dit wordt door Cohen benoemd en hij stelt dat Wilders op dat punt onverantwoordelijk is. Door een inhoudelijke beschuldiging te uiten, zou je een inhoudelijke respons van de politieke opponent verwachten. Dat dit anders blijkt, zien we verderop in fragment 15.

De bovenstaande beschuldigingen richten zich, behalve de vierde categorie, rechtstreeks tot de opponent. Het zijn daarom allemaal persoonlijke beschuldigingen. De opponenten verwijten Wilders van een zekere onjuistheid of discrepantie op democratisch of ethisch niveau. Het is aan Wilders om de eventuele onjuistheid van de beschuldiging aan te tonen, zodat diens geloofwaardigheid behouden blijft. Naast ingaan op de kritiek kan ook gekozen worden voor een persoonlijke aanval om de zaak af te leiden (Van Eemeren, 2010: 253). Dat de beschuldigingen de eerste aanzet vormen voor de directe persoonlijke aanval, de laatstgenoemde tactiek, wordt duidelijk in de komende paragrafen.

4.2 Irrelevante directe persoonlijke aanval

In fragment 7b is te zien hoe Pechtold een beschuldiging uit aan het adres van Wilders. Door hem aan te spreken over vermeende nationaalsocialistische elementen op zijn bijeenkomst, probeert hij de geloofwaardigheid van Wilders aan te tasten. Immers, geen politicus wilt openlijk geassocieerd worden met (vermeende) NSB-aanhangers. Wilders gaat echter niet in op de aantijging en maakt hij Pechtold uit voor miezerig mannetje (zie fragment 11).

Fragment 7b

De heer Pechtold (D66):

De plaat van de heer Wilders begint een beetje helder te worden, en grijsgedraaid. Hij probeert zorgen te verwoorden. Hij heeft afgelopen zaterdag een bijeenkomst georganiseerd, en daar heb ik zorgen over. Op die bijeenkomst werd de NSB-vlag getoond.

Fragment 11

De heer Wilders (PVV):

Ach, ach, ach, ach. Zielig mannetje.

Wilders kiest hier voor een directe aanval op de persoon. Dit type directe persoonlijke aanval duid ik aan als name calling. Dit is de vorm van de directe persoonlijke aanval waarbij enkel een negatieve classificatie wordt geuit, zonder dat deze argumentatief wordt onderbouwd en zonder dat deze een directe connectie kent met de argumentatie van de opponent. De proponent ontwijkt hiermee de discussie en maakt de opponent onderwerp van debat. Deze type uiting is dan ook bedoeld om volledig de aandacht af te leiden van de beschuldiging, waardoor hij valt binnen het tweede domein van de ad hominem, het retorische (Woods, 2008: 109).

In tegenstelling tot het logical domein staat het retorische domein los van de argumentatie van de opponent en kenttevens geen onderbouwing om het ongelijk van de opponent aan te tonen, zoals blijkt uit de classificatie van name calling.

(24)

25 Deze vorm van de directe persoonlijke aanval is daarom aan te duiden als irrelevant (Govier, 1998: 98). Dat name calling louter een retorisch karakter kent, blijkt uit het vervolg van de discussie tussen Pechtold en Wilders (fragment 12 en 13).

Fragment 12

De heer Pechtold (D66):

Op die bijeenkomst werd de Hitlergroet gebracht. Op die bijeenkomst waren neonazistische symbolen en mensen aanwezig die veroordeeld waren voor antisemitisme. Op het eind bedankte de heer Wilders iedereen. Ik heb vanaf dat moment de heer Wilders nergens de gelegenheid zien aangrijpen om ver afstand te nemen van deze aanhangers. Zou de heer Wilders dat alsnog willen doen?

Fragment 13

De heer Wilders (PVV):

Wat een zielig mannetje is de heer Pechtold toch. Wat een zielig, miezerig en hypocriet mannetje bent u toch, mijnheer Pechtold. Dat is wat ik u te zeggen heb.

Wederom uit Pechtold wederom een beschuldiging aan het adres van Wilders, maar dan in andere bewoordingen (fragment 12). Ondanks meerdere pogingen van Pechtold tot een inhoudelijke discussie, een discussiemethode die in paragraaf 4.6 nader wordt toegelicht, reageert Wilders wederom met name calling. Ditmaal maakt hij Pechtold uit voor zielig, miezerig en hypocriet mannetje

(fragment 13). Door middel van deze drie benamingen tracht Wilders Pechtold te diskwalificeren als serieuze discussiepartner, het hoofddoel van de directe persoonlijke aanval (Walton, 1998: 2). Een

zielig mannetje is geen gelijkwaardige discussiepartner, maar iemand waarmee je medelijden moet hebben. Dit geldt ook voor een miezerige politicus die het tegenovergestelde voorstelt van een

grootse politicus, de gewenste variant.

Tot slot is de kwalificatie hypocriet een heel duidelijke diskwalificatie. Een persoon die hypocriet is handelt niet naar zijn zeggen. Datgene wat hij voorstelt, kan bij voorbaat niet serieus genomen worden omdat hij er zelf ook niet naar zou handelen.

Het gegeven dat deze verwijten geen argumentatieve onderbouwing kennen en dus niet wordt verklaard waarom ze van toepassing zouden zijn, onderstreept het diversionaire karakter van de directe persoonlijke aanval en name calling in het bijzonder. Er wordt geen argumentatie gevoerd maar enkel uitgescholden. Hierdoor wordt niet ingegaan op de argumentatie van de opponent, maar wordt een nieuw onderwerp ter tafel brengt: de vermeende zieligheid, miezerigheid en hypocrisie van Pechtold.

Deze discussie krijgt vorm in het volgende schema, waar DPA staat voor directe persoonlijke aanval:

Beschuldiging extern Pechtold → 1 DPA Wilders → Ontbreken argumentatieve onderbouwing DPA→ Tweede beschuldiging Pechtold → 3 DPA Wilders → Ontbreken argumentatieve onderbouwing DPA

(25)

26 Wat opvalt ten opzichte van de respons in fragment 5, is dat Wilders ditmaal de woorden is en bent

toevoegt aan zijn negatieve classificatie. Hij poneert de classificatie daarom als een gegeven, als een vaststaand feit. Dit absolute karakter is tevens terug te vinden in de tweede en laatste vorm van name calling (fragment 14).

Fragment 14

De heer Wilders (PVV):

U bent het vergif van deze samenleving en van deze democratie. Dit is ons land. Dit is niet uw land. Uw land is Turkije. Dit is Nederland. Wegwezen, meneer Kuzu.

Ook hier brengt Wilders de negatieve classificatie als een gegeven. Hij vindt Kuzu niet het vergif van de samenleving en deze democratie, maar Kuzu is volgens Wilders het vergif van de democratie. Deze omschrijving is een ziektemetafoor, waardoor Wilders stelt dat de aanwezigheid van Kuzu giftig is voor de samenleving en de democratie. Door Kuzu binnen de gelederen te houden, wordt

Nederland ziek en zal hijsterven, zo luidt de stelling van Wilders.

Beschuldiging extern Kuzu → 1 DPA Wilders → Ontbreken argumentatieve onderbouwing DPA

Schema 2: ‘’U bent het vergif van deze samenleving en van deze democratie’’.

De bovenstaande twee vormen van de directe persoonlijke aanval, die van name calling, tonen een type directe persoonlijke aanval waarbij geen argumentatieve onderbouwing wordt gegeven bij de negatieve classificatie, of dat wordt onderbouwd waarom de argumentatie van de opponent onjuist is. De discussiepartner wordt op zijn karakterkenmerken gediskwalificeerd. In de volgende paragraaf worden de twee andere vormen nader bekeken, die wel een argumentatieve connectie hebben met de argumentatie van de tegenstander.

4.3 Relevante directe persoonlijke aanvallen

Gesteld wordt dat de directe persoonlijke aanval niets meer is dan een irrelevante, flagrante aanval op de persoon zonder dat deze argumentatief wordt onderbouwd (Walton, 1998: 2; Hitchcock, 2006; Tindale, 2007: 92). Uit de vorige paragraaf is gebleken dat de vorm name calling als dermate

omschreven kan worden. In de komende deelparagrafen worden twee vormen beschreven die echter afwijken van deze definitie.

(26)

27 4.3.1 Onderbouwing van de directe persoonlijke aanval

Het verschil met de bovenstaande definitie wordt duidelijk in fragmenten 15, 16 en 17, waarin Wilders ingaat op diverse beschuldigingen.

Fragment 15

De heer Wilders (PVV):

Het moet toch niet veel gekker worden: het geklungel van dit kabinet is uw geklungel, u bent de medeklungelaar! (...) Het is natuurlijk wel waar. Of het nu gaat over het geklungel van het kabinet over Europa, of het nu gaat over de pensioenproblematiek, de heer Cohen is het schoothondje van dit kabinet.De heer Cohen is eigenlijk een beetje de bedrijfspoedel van Rutte I. De heer Rutte loopt met u aan het lijntje over straat. U mag een keer keffen en tegen een boom aan plassen. U mag een keer blèren...

Fragment 16

De heer Wilders (PVV):

Ik kan niet anders zeggen dan dat de heer Roemer een heel grote leugenaar is. Hij vat allemaal dingen samen die ik zou hebben gezegd. Ik zeg dat en ik neem er geen woord van terug, hoeveel u ook in de microfoon gaat praten. Hij zegt dingen tegen mij die ik nooit gezegd heb, over Afghanen die 25 jaar hier wonen en niet deugen. U bent een heel grote leugenaar.

Laat ik het daarbij houden.

Fragment 17

De heer Wilders (PVV):

Ik ga helemaal niks terugnemen, bent u nu helemaal knettergek geworden! Ik neem helemaal niets terug. Bovendien heb ik het zo ook niet gezegd. Ik heb gezegd: deze mensen zijn de helden van Nederland en er zijn nog zo heel veel andere mensen die ook hebben gestreden.

Alle drie de passages bevatten niet enkel de directe persoonlijke aanval, maar behelzen tevens argumentatieve onderbouwing waarin verwezen wordt naar de argumentatie van de opponent. Dit in tegenstelling tot name calling, waar het enkel blijft bij een negatieve classificatie zonder dat deze wordt onderbouwd Ditmaal wordt namelijk toegelicht waarom Cohen een medeklungelaar en daarom

bedrijfspoedel is (fragment 15), omdat hij (te) volgzaam zou zijn betreffende het beleid van de regering. Deze directe persoonlijke aanval komt voort uit de eerdere beschuldiging van Cohen (fragment 10), waarin onder meer wordt gesteld dat de regering moet ophouden met klungelen.

Opvallend is dat in diezelfde beschuldiging Cohen zegt dat Wilder onverantwoordelijk. Op deze laatste aantijging gaat Wilders echter niet in, hij benoemt enkel het volgzame karakter van Cohen en

onderbouwd dit op een metaforische manier.

In het tweede voorbeeld blijkt Roemer volgens Wilders een leugenaar (fragment 16) te zijn,omdat hij hem foutieve woorden in de mond zou leggen, voortkomend uit de beschuldiging van Roemer in fragment 4. Wilders onderbouwt hier wederom zijn directe persoonlijke aanval door te stellen dat Roemer dingen samenvat die hij helemaal niet zou hebben gezegd (fragment 16), waarna hij afsluit met eenzelfde directe persoonlijke aanval dat Roemer een leugenaar is.

Het derde voorbeeld betreft een knettergekke Buma (fragment 17),omdat hij aan vragen Wilders vraagt om diens eerdere woorden terug te nemen (fragment 6). Wilders voelt zich blijkbaar

(27)

28 te doen. Wilders zegt vervolgens op welke wijze hij het wel zou hebben gezegd. Ook ditmaal wordt de directe persoonlijke aanval dus onderbouwd met argumentatie.Door de negatieve classificatie te onderbouwen, wordt een duidelijke relatie gelegd met de argumentatie van de opponent.

Deze tweede vorm van de directe persoonlijke aanval wordt daarom aangeduid als direct personal attack with motivation, de eerste nieuwe vorm van de directe persoonlijke aanval, die afwijkt van de standaarddefinitie dat de directe persoonlijke aanval niets meer is dan een flagrante aanval op de persoon, zonder dat deze argumentatief onderbouwd wordt.Bij de nieuw gevonden vorm spreekt de proponent niet enkel een negatieve classificatie uit over de opponent, tevens wordt door middel van argumentatie gemotiveerd waarom deze classificatie bestaansrecht heeft.

Hierdoor ontstaat een zekere mate van relevantie ten opzichte van de argumentatie van de opponent. Ook deze vorm kan worden samengevat in een schema, waar AO staat voor argumentatieve

onderbouwing (schema 3, 4 en 5).

Beschuldiging intern Cohen → AO Wilders + 1 DPA Wilders → AO Wilders + 1 DPA Wilders → Tweede beschuldiging Cohen → AO Wilders + 1 DPA Wilders → Derde beschuldiging Cohen → AO Wilders + 1 DPA Wilders

Schema 3. ‘’Bedrijfspoedel’’.

Beschuldiging intern Roemer → 1 DPA Wilders + AO Wilders

Schema 4. ‘’Heel grote leugenaar.’’

Beschuldiging intern Buma → AO Wilders + 1 DPA Wilders + AO Wilders Schema 5. ‘’Knettergek.’’

De bovenstaande schema’s tonen een koppeling tussen de directe persoonlijke aanval en de bijbehorende argumentatieve onderbouwing. Of de drie directe persoonlijke aanvallen ook

daadwerkelijk negatief relevant zijn (Govier, 1998: 98), valt nog te betwijfelen. Hier moet namelijk een duidelijk onderscheid gemaakt worden tussen directe en indirecte relevantie. In een term als

schoothondje of knettergek zit geen expliciete verwijzing naar de argumentatie van de opponent, maar kent wel een directe relevantie.

Een persoon die wordt aangeduid als schoothondje blijkt een te trouwe, naïeve volgeling. In het geval van Cohen stelt Wilders dat Cohen kritiek uit op het beleid, maar er tegelijkertijd zelf aan bijdraagt. En door te stellen dat Buma knettergek is naar aanleiding van een beschuldiging, stelt Wilders dat zijn beschuldiging kant noch wal raakt. Immers, een knettergek persoon kan enkel knettergek en dus onredelijk argumenteren. In de argumentatieve onderbouwing wordt deze relevantie verder versterkt.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Na de voorselectie vraagt het college voor een persoon met arbeidsvermogen waarvoor zij beschut werk wil inzetten, advies aan UWF of deze persoon uitsluitend in een beschutte

Deze verkiezing is een initiatief van het Sportloket Velsen en wordt dit jaar voor het eerst georganiseerd in samenwerking met de firma NIJHA en de gemeente Velsen..

een goed signaal betreffende het commitment van de uitvoeringsinstellingen zijn, wanneer het opdrachtgeverschap voor het programma niet automatisch bij BZK wordt neergelegd,

In de Beoordeling van de impact op de fysieke leefomgeving, bijlage 2 van de Omgevingsvisie, wordt als conclusie meegegeven dat er aandacht moet zijn voor de groei van Dordrecht, de

Heeft het College van B en W vanuit die optiek opdracht gegeven voor een externonderzoek naar de toename van het aantal verkeersbewegingen door de bouw van Het Huis

De vraag over de Barcode stel ik u ivm met de mogelijkheid dat de kliko’s gewogen gaan worden om op deze manier de inwoner per kilo af te rekenen.. In afwachting van uw

Enkele gemeenschappelijke regelingen waar deze procedure voor geldt zijn: Stadsregio, Veiligheidsregio en de DCMR. De afgelopen jaren zijn er op deze wijze ook

Naar aanleiding van de indiende jaarstukken 2017 en begroting 2019 en de daarop eerder dit jaar ingediende zienswijzen door uw raad, heeft de GGD een 2 de begrotingswijziging 2018