• No results found

MVO SCAN

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share " MVO SCAN "

Copied!
81
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

“Zoektocht naar maatschappelijke verantwoordelijkheid binnen het MKB.”

Triodos Bank

Afstudeerscriptie

Rijksuniversiteit Groningen Faculteit: Bedrijfskunde Auteur: Maurice Melenberg Studentnummer: 1228854

MVO SCAN

(2)

MVO scan

“Zoektocht naar maatschappelijke verantwoordelijkheid binnen het MKB.”

Auteur: M.C. Melenberg

Student nummer: 1228854

Rijksuniversiteit Groningen

Faculteit: Bedrijfskunde

Afstudeerrichtingen: Small Business & Entrepreneurship

Financieel Waardemanagement

Eerste begeleider: Drs. M.E. Boon Tweede begeleider: Dr. E.P. Jansen

Groningen, Oktober 2006

De auteur is verantwoordelijk voor de inhoud van het afstudeerverslag; het auteursrecht van het afstudeerverslag berust bij de auteur.

(3)

Voorwoord

Ruim een jaar geleden zag ik mij, na vijf jaar studeren gedwongen een beslissing te nemen over een afstudeeronderwerp. Ter oriëntatie ben ik op zoek gegaan op het internet en in de bibliotheek. Naarmate ik meer over het onderwerp maatschappelijk verantwoord ondernemen te weten kwam, groeide mijn interesse. Het bleek een goede keuze te zijn geweest, waarbij het onderwerp mij geen moment is gaan vervelen. De veelheid van factoren die bepalen wat MVO is, maakten het een interessante uitdaging en zorgden tegelijkertijd voor de nodige hoofdpijn. Ook de grote hoeveelheid bestaande informatie maakte het bestuderen van het onderwerp niet eenvoudig en bovendien tijdrovend. Met name in de beginfase was het moeilijk te bepalen welke artikelen boeken en andere informatiebronnen meer aandacht verdienden.

Gelukkig kon ik terugvallen op bestaande kennis en ervaring van Henriette Former werkzaam bij DHV als adviseur duurzaam ondernemen MKB. Ook de mensen binnen Triodos Bank wil ik nogmaals bedanken. Daarnaast ben ik dank verschuldigd aan MVO Nederland waar ik een aantal dagen heb kunnen werken en inzicht heb kunnen krijgen in de praktische invulling van MVO. Tot slot wil ik mijn begeleiders van de universiteit, Martin Boon en Pieter Jansen bedanken. Dankzij hun adviezen is de kwaliteit van mijn scriptie verbeterd.

Maurice Melenberg Oktober 2006

(4)

Samenvatting

Dit onderzoek beoogt een meetinstrument te ontwikkelen, waarmee de mate waarin het MKB

‘Maatschappelijk Verantwoord Onderneemt’ kan worden vastgesteld. Deze informatie zal de Triodos Bank deels in staat moeten stellen in te kunnen spelen op een toenemend aantal bedrijven dat maatschappelijk verantwoord wil ondernemen.

Met MVO is er niets nieuws onder de zon. De laatste 20 jaar hebben zich meerdere

ontwikkelingen voorgedaan waardoor het belang van MVO is toegenomen. De belangrijkste drie ontwikkelingen zijn: een toenemende informatieoverdracht, een mondiger en verontruste burger en een terugtrekkende overheid. Naast deze drie ontwikkelingen is de zienswijze op ondernemen in de loop der tijd veranderd. In de klassieke zienswijze wordt winst

gelijkgesteld aan maatschappelijke waardecreatie. Hierdoor kent een onderneming twee verantwoordelijkheden. In de eerste plaats is dit binnen de wettelijke en morele kaders blijven en in de tweede plaats het streven naar winstmaximalisatie. In tegenstelling tot deze klassieke zienswijze erkent het ‘open model’ het belang van belanghebbenden, die verder gaat dan de twee voorgenoemde verantwoordelijkheden. Reden hiervoor is het ontbreken van een goed werkend marktmechanisme. Het marktmechanisme neemt niet alle waarden in beschouwing, waarbij bovendien het individueel en maatschappelijk belang met elkaar kunnen botsen.

Objectieve waardebepaling is onmogelijk door enerzijds een gebrek aan kennis en anderzijds vanwege de onmogelijkheid van interpersoonlijke nut-vergelijking. Een efficiënte oplossing voor dit probleem kan voor een groot deel worden gevonden in de volgende drie acties:

1. het toewijzen van belangen (waardecreatie), 2. een open informatievoorziening (transparantie) en

3. het minimaliseren van transactiekosten (dialoog en transparantie).

Desalniettemin zullen problemen blijven ontstaan door hoge besluitvormingskosten die met bovenstaande acties gepaard gaan. Bovendien zijn er problemen in gevallen waarbij

toekomstige generaties in het geding zijn, of er sprake is van een gebrekkig inzicht in mogelijke gevolgen van economisch handelen.

Behalve de problemen omtrent objectieve waardebepaling met een economische achtergrond, is er een ander type probleem, namelijk ethische problemen die voortkomen uit het bepalen van rechtvaardigheid. Zo kan er waarde worden gecreëerd voor een grote groep mensen ten nadele van een kleine groep, onder het motto van ‘Het grootste geluk voor het grootste aantal’, maar is dit ook rechtvaardig? Wanneer is deze waardecreatie gerechtvaardigd en wat is een eerlijke verdeling van waarden.

Het afwegen van belangen wordt gezien als een ethisch probleem dat op drie manieren kan worden benaderd:

1. intenties, 2. handelingen, 3. gevolgen.

De mate van MVO wordt vastgesteld door te kijken naar transparantie, dialoog en

waardecreatie. Elk onderdeel wordt daarbij beoordeeld aan de hand van intenties, handelingen en gevolgen.

Triodos Bank beschikt over zogenaamde uitsluitingcriteria en positieve criteria die betrekking hebben op de kernactiviteiten. Deze worden niet in de scan meegenomen. Daarnaast

worden bedrijven beoordeeld door middel van vergelijking (best-in-class principe). De scan moet prestaties kunnen vaststellen, waarmee uiteenlopende bedrijven onderling kunnen worden vergeleken (selecteren). Verder moet de scan betrouwbare gegevens opleveren en vooruitgang kunnen vaststellen (controleren).

(5)

Het MKB kenmerkt zich in de eerste plaats door een grotere diversiteit dan het Grootbedrijf (GB). Hierdoor heeft het geen zin gedetailleerde informatie te vragen. Een tweede kenmerk is kleinschaligheid, waarmee wordt aangeduid dat het MKB beschikt over korte

communicatielijnen en minder noodzaak heeft tot formaliseren van kennis. Het meten van MVO kan daarom veelal niet aan de hand van schriftelijke documenten. Als derde kenmerkt het MKB zich door persoonlijkheid. Met name op het gebied van MVO zullen persoonlijke overwegingen een belangrijke rol spelen bij de doelstellingen en de strategie van bedrijven.

De wijze waarop belangen tegen elkaar worden afgewogen komt tot uiting in de

besluitvorming. Door te kijken naar de besluitvorming binnen bedrijven kan inzicht worden gekregen in de mate van MVO. Er kan worden gekeken naar welke partijen doorgaans worden betrokken omtrent welke onderwerpen. Verder wordt inzicht in beslissingen verkregen door te kijken naar ambities en doelstellingen, of gebruik wordt gemaakt van informatiebronnen en hoeveel moeite wordt gedaan inzicht te krijgen in uiteenlopende belangen.

Vanuit de praktijk zijn vier scans geanalyseerd, die uiteenlopen in opbouw. Drie daarvan zijn gericht op het MKB en hebben een adviserende functie. De betrouwbaarheid voor het meten van MVO is hierdoor laag. De andere scan (SiRi-pro) heeft wel een meetfunctie, maar is gericht op beursgenoteerde bedrijven. De betrouwbaarheid van deze scan is hoog, doordat gebruik word gemaakt van publiek toegankelijke informatie en doordat een extern persoon de scan uitvoert. Het nadeel hiervan zijn de hoge kosten. De SME-key biedt een veelheid aan mogelijke vragen en onderwerpen, waarmee MVO kan worden geoperationaliseerd. De LEI- duurzaamheidscan heeft als voordeel de structuur. Die is enerzijds gebruiksvriendelijk en geeft tegelijkertijd een compleet inzicht in de wijze waarop een bedrijf actief is met MVO.

Het INK model en de Balanced Scorecard (BSC) verschaffen inzicht in de wijze waarop prestaties binnen ondernemingen kunnen worden vastgesteld. Beide methoden geven inzicht in oorzaak-gevolg relaties. Met name oorzaak indicatoren (resultaataandrijvers) zijn geschikt om bedrijven onderling te vergelijken. De gevolg indicatoren zijn bedrijfs- en sectorspecifiek (in tegenstelling tot de BSC), maar zijn nuttig voor het waarborgen van de betrouwbaarheid.

Het INK model heeft een aantal voordelen: het maakt gebruik van een stakeholderbenadering;

bedrijven kunnen worden geclassificeerd in ontwikkelingsfasen; de deming-cycle sluit aan bij de verschillende ethische zienswijzen.

De ontwikkelde scan is opgebouwd uit 5 thema’s die de belangrijkste belangen vertegenwoordigen. Elk thema meet MVO op basis van transparantie, dialoog en waardecreatie (hoofdstukken). Daarnaast bestaan de hoofdstukken uit drie aspecten,

vertegenwoordigt door de drie ethische zienswijzen gecombineerd zijn met de Deming cycle, die inzicht geeft in oorzaak- gevolg relaties. Deze relaties maken het enerzijds mogelijk uiteenlopende bedrijven met elkaar te vergelijken en anderzijds te controleren of intenties en acties ook gewenste effecten hebben.

(6)

Inhoudsopgave

Samenvatting ... 4

Hoofdstuk 1 Inleiding... 8

1.1 Geld alleen heeft geen waarde ... 8

1.3 Probleemstelling... 9

1.4 Randvoorwaarden, afbakening en beperkingen ... 9

1.5 Deelvragen en onderzoeksmodel ... 10

1.6 Methodologie ... 11

1.7 Structuur van het rapport... 13

Hoofdstuk 2. Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen... 14

2.1 MVO, een nieuw fenomeen?... 14

2.2 Het toenemende belang van MVO in de samenleving... 16

2.3 Visie op ondernemen: legitimiteitvraagstuk ... 17

2.4 Welvaartstheorie en externe effecten ... 20

2.5 Balans tussen belangen... 26

2.6 Ondernemingen en ethiek ... 28

2.7 Conclusie ... 30

Hoofdstuk 3. De wensen van Triodos ... 34

3.1 De rol van banken in de samenleving ... 34

3.2 Relevantie en functievereisten MVO-scan... 35

3.3 MVO criteria Triodos... 36

Hoofdstuk 4. MKB... 39

4.1 Kenmerken MKB ... 39

4.2 Besluitvorming ... 41

Hoofdstuk 5. Bestaande scans... 44

5.1 Keuze en beoordeling van de scans ... 44

5.2 SME-Key... 46

5.3 Duurzaamheidtoets KvK Rivierenland ... 48

5.4 LEI duurzaamheidscan... 49

5.5 SiRi Pro ... 54

Hoofdstuk 6. Prestatiemeetsystemen ... 58

6.1 Balanced Scorecard ... 58

6.2 Het INK-model... 61

(7)

Hoofdstuk 7. Structuur MVO-scan ... 68

7.1 Visie op MVO ... 68

7.2 Omschrijving vijf thema’s... 69

7.3 Causaliteit tussen aspecten ... 72

7.4 Indicatoren... 73

7.5 Ontwikkelingsfasen... 75

Hoofdstuk 8. Slotbeschouwing ... 77

Literatuurlijst ... 79 Bijlage 1: MVO-scan ... Error! Bookmark not defined.

Bijlage 2 Operationalisatie CSP ... Error! Bookmark not defined.

(8)

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Geld alleen heeft geen waarde

"Only after the last tree has been cut down, only after the last river has been poisoned, only after the last fish has been caught,

only then will you find that money cannot be eaten."

- Cree Indian prophecy -

Welke bedrijven “maatschappelijk verantwoord” ondernemen en welke bedrijven dat niet doen, is simpel gezegd wat de Triodos Bank wil weten. Bedrijven worden vooral beoordeeld op financieel economische prestaties. Dit onderzoek richt zich op het vaststellen van milieu- en sociale prestaties van bedrijven. Anders gezegd, de mate waarin een bedrijf

“maatschappelijk verantwoord onderneemt”.

Triodos Bank financiert bedrijven, instellingen en projecten met een meerwaarde op sociaal- en milieugebied, die kiezen voor maatschappelijk verantwoord en vernieuwend ondernemen.

De afdeling “Zakelijke Relaties” houdt zich bezig met uiteenlopende kredietaanvragen, variërend van kunstenaars, windmolens en biologische boeren tot het midden- en kleinbedrijf.

Het takenpakket van deze afdeling beperkt zich niet tot het beoordelen van bedrijven op basis van de financiële gegevens, men is ook verantwoordelijk voor de beoordeling van de

maatschappelijke waarde van een project. Het beoordelen van de maatschappelijke waarde van een bedrijf is niet eenvoudig. Om dit enigszins te vereenvoudigen worden bedrijven op een rudimentaire wijze beoordeeld, waarbij vrijwel alleen wordt gekeken naar de

kernactiviteiten van een bedrijf.

Met het toenemende aantal bedrijven die zich bezighouden met maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO), wordt het potentiële aantal klanten die bij Triodos passen groter. Deze trend vormt een goede mogelijkheid voor Triodos om te groeien en haar maatschappelijke impact te vergroten. De mogelijkheid MVO bij bedrijven te bevorderen, wil Triodos Bank benutten. Men wil zich hierbij gaan richten op het grotere segment van het MKB die hun activiteiten willen verduurzamen.

Een voorbeeld van een dergelijk bedrijf is een auto- leasemaatschappij, waarbij de

kernactiviteit in principe niet duurzaam is. Dit bedrijf wil een nieuw product op de markt gaan brengen, waarmee een eerste stap wordt gezet naar een verduurzaming van de huidige

kernactiviteiten. Het gaat om een zogenaamd “Greenlease” product, waarbij alleen gebruik wordt gemaakt van zuinig rijdende auto’s en waarbij de bestuurder op een aantal wijzen gestimuleerd wordt zuiniger te gaan rijden.

De trend waarbij bedrijven zonder duidelijke duurzame kernactiviteiten steeds meer aandacht hebben voor MVO, in samenhang met de wens van Triodos hier op in te springen heeft voor een nieuwe uitdaging gezorgd. Het gaat om het waarborgen van kwaliteit bij de

besluitvorming van kredietverlening. Om de kwaliteit te kunnen waarborgen is er een nieuwe informatiebehoefte ontstaan over de mate waarin een (potentiële) klant duurzaam is. Deze situatie kan worden gekenmerkt door een toenemende complexiteit als gevolg van de marktvraag (Jägers & Jansen, 1995; p. 37).

(9)

1.3 Probleemstelling

De doelstelling van dit onderzoek is:

“Het verbeteren van de besluitvorming omtrent kredietverstrekking, ten aanzien van de mate waarin grote bedrijven binnen het MKB maatschappelijk verantwoord ondernemen.”

Verbeteren heeft in dit geval meerdere praktische betekenissen, gezien de beperkingen bij de huidige werkwijze.

De besluitvorming bij kredietverstrekking moet:

ƒ Eenduidiger, meer houvast bieden bij het besluit wanneer een bedrijf wel of niet duurzaam is.

ƒ Eenvoudiger, medewerkers op de kredietafdeling zijn kredietspecialisten en geen duurzaamheidspecialisten.

ƒ Sneller, door het ontbreken van duurzaamheidkennis op de kredietafdeling moet er bij twijfel veel worden overlegd met de afdeling research, die op hun beurt niet zijn gespecialiseerd in het MKB.

De centrale vraagstelling is:“Hoe kan het maatschappelijke nut van het MKB worden gemeten en beoordeeld door de Triodos Bank?”

Relevantie

Triodos onderscheidt zich doordat het een groot belang hecht aan niet-financiële

waardecreatie. De reputatie van Triodos vormt een grote toegevoegde waarde. Het is daarom voor de lange termijn van belang dat Triodos haar naam alleen verbindt aan organisaties die op een duurzame wijze ondernemen.

Een verbeterd inzicht in de duurzaamheidprestaties van potentiële klanten is niet alleen van belang op strategisch niveau, maar ook op operationeel niveau. Het objectief vaststellen en beoordelen van de duurzaamheidprestaties binnen het MKB verbetert de kwaliteit in de eerste plaats op operationeel niveau en vervolgens op strategisch niveau.

Het onderzoek is in vier opzichten relevant:

De kwaliteit waarborgen van de besluitvorming bij kredietaanvragen. Hiermee moet de reputatie beschermd worden (strategisch belang).

Efficiëntere besluitvorming op operationeel niveau. Behalve waarborging van de kwaliteit op strategisch niveau draagt dit onderzoek bij aan de efficiëntie op operationeel niveau.

Vergroten maatschappelijke impact. Men wil daarom meer gaan acquireren binnen het MKB. Een verbetering in de besluitvorming kan naast het bewaken van de kwaliteit, een mogelijkheid bieden om een bredere groep bedrijven te benaderen.

Verhoging transparantie. De besluitvorming wordt transparanter door het gebruik van een meetsysteem in plaats van ad-hoc beslissingen.

1.4 Randvoorwaarden, afbakening en beperkingen

Dit onderzoek kent een aantal beperkingen als gevolg van het onderzoeksgebied.

In de eerste plaats de diversiteit van het MKB en de vele uiteenlopende wijzen waarop deze bedrijven georganiseerd zijn. Hierdoor zijn er tal van mogelijkheden voor ondernemingen actief invulling te geven aan “Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen” (MVO). Als gevolg hiervan zal het lastig zijn een scan op te stellen die elk bedrijf op de juiste wijze gelijk beoordeeld. Behalve verschillen in de organisatie zijn er nog andere talloze verschillen tussen

(10)

bedrijven onderling zoals de markt waarin zij actief zijn en de grootte. Dergelijke zaken kunnen van grote invloed zijn bij de beoordeling van bedrijven op duurzaamheidaspecten.

Een dienstverlenend bedrijf in de gezondheidszorg zal een minder grote milieu-impact hebben dan een transportbedrijf. Toch kan het zo zijn dat een transportbedrijf veel meer moeite doet milieuvriendelijker te ondernemen dan het eerstgenoemde bedrijf. Een grote uitdaging in dit onderzoek is een scan te ontwikkelen waarmee de MVO-prestaties van uiteenlopende bedrijven op gelijke wijze kunnen worden vastgesteld. De eerste beperking is: “Het is moeilijk MVO-prestaties van alle bedrijven op een gelijke wijze vast te stellen”.

Een tweede beperking heeft te maken met de vele mogelijkheden waarop bedrijven invulling kunnen geven aan MVO. Vele mogelijkheden zijn slechts relevant voor een beperkt aantal bedrijven binnen een branche. Zo zal dierenwelzijn voor een groot aantal bedrijven weinig relevant zijn, terwijl het alles te maken heeft met MVO. Met andere woorden: “men kan niet alles meten met een enkele scan”.

Een derde beperking word veroorzaakt door het ontbreken van een gemeenschappelijke, algemeen toepasbare meeteenheid voor MVO, zoals geld. In hoofdstuk 2 zal onder andere aandacht worden besteed aan de reden waarom geld niet geschikt is en waarom het vrijwel onmogelijk is één enkele meeteenheid te ontwikkelen waarmee MVO-prestaties beoordeeld en gewaardeerd kunnen worden. De derde beperking is: “Het ontbreken van een

gemeenschappelijk en algemeen toepasbare meeteenheid van MVO”.

Tot slot nog een beperking met betrekking tot de mogelijke functies van een scan. Een scan kan meerdere functies vervullen, bijvoorbeeld adviserend, controlerend of motiverend. Indien Triodos bedrijven wil stimuleren zal vooral moeten worden gekeken naar mogelijke

voordelen van bepaalde MVO activiteiten. Daarnaast kan een doorlichting een controlerende functie hebben, hiervoor is het van belang dat prestaties objectief meetbaar moeten zijn. Een adviserende functie van een doorlichting zal weer andere implicaties hebben voor een scan.

Een scan kan wel meerdere functies vervullen maar er zal altijd een afweging moeten worden gemaakt in de prioriteiten van functies.

Randvoorwaarden

De uitkomsten van het onderzoek dienen praktisch gebruikt te kunnen worden door de Triodos Bank.

Het onderzoek moet bedrijfskundig relevant zijn.

Afbakening

Gebruikers: De te ontwikkelen scan wordt ontwikkeld voor de afdeling “Zakelijke Relaties” van Triodos Bank.

Toepassingsbereik: Het onderzoek is gericht op grotere bedrijven binnen het MKB (tussen de 10 en 100 werknemers), waarvan de kernactiviteiten niet duidelijk als duurzaam vallen te typeren en actief zijn in uiteenlopende sectoren.

1.5 Deelvragen en onderzoeksmodel

1 Wat is Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen?

2 Welke rol speelt Triodos in de maatschappij en hoe moet de scan daaraan bijdragen?

3 Op welke wijze kan Maatschappelijk Verantwoord Ondernemerschap worden geoperationaliseerd?

(11)

4 Welke relevante verschillen zijn er tussen het MKB en het Grootbedrijf (GB)?

5 Hoe zien bestaande prestatiemeetsystemen er uit?

6 Hoe kan de mate van MVO van klanten uit het grotere MKB-segment worden gemeten?

Onderzoeksmodel

Deelvraag 1 en 2 vormen de verkennende fase en sluiten daarmee nauw aan op het vooronderzoek.

Verkennende fase Ontwerpfase

Figuur 1. Onderzoeksmodel

Naar aanleiding van deelvraag 3 wordt aan de hand van bestaande scans gekeken op welke wijze in de praktijk MVO vorm krijgt. Dit heeft enerzijds geresulteerd in een overzicht met indicatoren die gedeeltelijk zijn opgenomen in de scan. Anderzijds zijn de scans beoordeeld of deze geschikt zijn voor de te ontwikkelen scan. Vervolgens zijn er 3 stappen (deelvragen 4, 5 en 6) gericht op het selecteren van indicatoren. De vierde deelvraag toetst de toepasbaarheid van indicatoren op het grotere MKB (doelgroep). De vijfde deelvraag vergelijkt bestaande prestatiemeetsystemen met als doel een optimale methodiek voor de MVO-scan te creëren.

Vervolgens zullen de afzonderlijke indicatoren tot een gezamenlijk MVO

prestatiemeetsysteem worden gevormd. Dit laatste komt aan de orde in zesde deelvraag.

1.6 Methodologie

Het onderzoek beoogt concrete kennis op te leveren die bruikbaar is voor de afdeling

“Zakelijke Relaties” binnen de Triodos Bank. Het onderzoek moet bijdragen aan de

beoordeling van bedrijven, met betrekking tot MVO. Daarmee valt het onderzoek te typeren als een beleidsondersteunend onderzoek (de Leeuw, 2001: p.76). Binnen deze typering valt nog te vermelden dat het onderzoek ontwerpgericht is.

Behalve beleidsondersteunend is het onderzoek tevens verkennend van aard, waarbij

antwoord wordt gegeven op een open vraag met als primair oogmerk het ontwikkelen van een hypothese (Baarda en de Goede, 1997: p.79). In dit onderzoek is het doel het ontwikkelen van een instrument, waarmee de mate waarin een onderneming maatschappelijk verantwoord onderneemt kan worden vastgesteld. Dit instrument vormt een hypothese die een verband veronderstelt tussen de maatschappelijke bijdrage van een onderneming in de werkelijkheid en de beoordeling van de maatschappelijke prestaties door het instrument. Het toetsen van

Deelvraag 1: Wat is MVO volgens de literatuur ?

Deelvraag 2: Wat zijn de doelstellingen en

ambities van Triodos?

Definitie

Deelvraag 3:

Operationaliser en begrip MVO

Deelvraag 5:

prestatiemeetsyste men

Deelvraag 4: Verschillen tussen MKB en GB

Deelvraag 6: Meetsysteem voor

duurzaamheidprestaties

(12)

deze hypothese zal in de eindfase van het onderzoek gebeuren door middel van een betrouwbaarheidonderzoek. De uitkomsten van dit betrouwbaarheidonderzoek zal

waarschijnlijk als uitgangspunt worden genomen voor verbetering in een vervolgstap door Triodos.

Ondanks dat het onderzoek over het geheel gezien exploratief is, zal een groot deel van het onderzoek ook beschrijvend van aard zijn. De voornaamste reden hiervoor is de hoeveelheid bestaande informatie omtrent de term MVO. Ook zijn er duurzaamheidscans ontwikkeld door diverse organisaties (zowel commercieel als non-profit) gericht op het meten van

duurzaamheidprestaties.

Beschrijvende fase

Allereerst zal er een beschrijving plaatsvinden omtrent het thema MVO. Hiervoor zal gebruik worden gemaakt van bestaande literatuur en publicaties. Dit vormt deelvraag 1.

De tweede deelvraag valt onder de verkennende fase en is beschrijvend van aard. Er moet inzicht worden verkregen in de wijze waarop Triodos invulling wil geven aan haar rol in de maatschappij. De eerste stap is een algemene beschrijving van de functie van banken. Dit zal door middel van bestaande literatuur worden onderzocht. Hiermee worden de activiteiten geïdentificeerd. Vervolgens moet worden gekeken op welke wijze Triodos deze functie gestalte geeft en wil geven. Hierbij zal gebruik worden gemaakt van bestaande gegevens (Baarda & de Goede; p.25) zoals de criteria die worden gehanteerd voor de selectie van fondsen (gericht op beursgenoteerde ondernemingen).

De derde deelvraag vormt het begin van de ontwikkelingsfase waarin bestaande MVO-scans en duurzaamheidmeetsystemen worden geïnventariseerd. Het verzamelen van data zal, evenals bij de vorige deelvraag het geval is, gebeuren door middel van bestaande gegevens.

Relevante gegevens zijn door diverse organisaties openbaar gemaakt (GRI, OESO, SiRi, etc.).

Om de mate van validiteit aan te geven is het zinvol te vermelden dat deze gegevens door veel beursgenoteerde ondernemingen als uitgangspunt worden genomen voor

duurzaamheidverslaggeving, tevens worden deze gehanteerd bij commerciële ratingbureaus.

Bij het analyseren van de scans zal tevens gebruik worden gemaakt van de expertise van een adviseur van DHV.

Ontwerpfase

Deelvragen vier en vijf zullen beide met behulp van bestaande gegevens worden beantwoord.

Er is namelijk al veel onderzoek gedaan en gepubliceerd naar verschillen tussen het MKB en GB (groot bedrijf). Daarnaast zal gebruik worden gemaakt van de kennis en ervaring binnen DHV met betrekking tot MVO binnen het MKB.

De beantwoording van deelvraag 5 zal voornamelijk met behulp van bestaande informatie gebeuren, aangezien er veel onderzoek gedaan is naar de toepassing van de Balanced Scorecard en het INK-model.

Deelvragen 3, 4 en 5 vormen een kader waarmee het instrument wordt opgesteld. De bevindingen van deze deelvragen moeten resulteren in het meetinstrument. Dit gebeurt in deelvraag 6.

(13)

1.7 Structuur van het rapport

Hoofdstuk 2 begint met een begripsverkenning omtrent het thema MVO. Gezien het belang van het begrip MVO, zal eerst duidelijkheid moeten worden gecreëerd rond dit begrip en aanverwante begrippen. Hierin zal aandacht worden besteedt aan de opkomst van het fenomeen sinds het einde van de 19de eeuw, bestaande definities van MVO en verwante begrippen met daarop aansluitend theoretische achtergronden. Deze beschrijving resulteert in een hanteerbare definitie, met als doel te komen tot de kern van MVO. Hanteerbaar wil zeggen dat de definitie operationaliseerbaar moet zijn.

Hoofdstuk 3 beschrijft de vereisten voor de scan vanuit Triodos. Allereerst zal worden gekeken naar de activiteiten van Triodos en welke ambities daarmee worden nagestreefd.

Hierbij zal kort de functie van banken in het algemeen worden beschreven. Dit wordt gedeeltelijk behandeld in de eerste deelvraag door te kijken wat MVO inhoudt. Deze deelvraag vormt daarmee het “programma van eisen” (de Leeuw, 2000; p.294) voor het te ontwikkelen instrument.

De contingentietheorie verondersteldt een verband tussen contingentiefactoren (strategie, markt, historie, etc), de wijze waarop een organisatie intern is ingericht en het succes van een organisatie. Het enige onderscheidende kenmerk van de beoogde doelgroep voor de scan is de grootte. Hoofdstuk 4 besteedt daarom aandacht aan deze contingentiefactor. Een beschrijving van een aantal algemene kenmerken is van belang voor de vormgeving van een meetsysteem.

De scan zal moeten aansluiten bij de kenmerken en mogelijkheden van het MKB. Nadat de doelgroep is beschreven, zullen de mogelijke verschillen tussen het MKB en grote

beursgenoteerde ondernemingen worden geïnventariseerd.

Aan de hand van het ideaalbeeld uit voorgaande twee hoofdstukken worden in hoofdstuk 5, een viertal bestaande instrumenten beoordeeld of en in hoeverre deze reeds voldoen aan het ideaalbeeld. Er zal een onderlinge vergelijking worden gemaakt met voor- en nadelen van de instrumenten.

In hoofdstuk 6 worden de prestatiemeetsystemen Balanced Scorecard (BSC) van Kaplan &

Norton en het INK-model geanalyseerd. Dit hoofdstuk verschaft inzicht in de werking van de modellen, waarbij vooral aandacht wordt besteed aan ‘hoe’ de prestaties van bedrijven kunnen worden gemeten. Daarnaast worden de voor- en nadelen van beide modellen geïdentificeerd met betrekking tot het ontwerpen van de MVO scan.

In hoofdstuk 7 wordt de structuur van de MVO-scan beschreven, waarmee MVO prestaties van bedrijven kunnen worden vastgesteld.

Hoofdstuk 8, ten slotte is een slotbeschouwing op het onderzoek als geheel.

(14)

Hoofdstuk 2. Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen

“The only responsibility of a

company is to maximise its profits.”

- Milton Friedman -

Gezien de vele definities vormt het begrip MVO zelf een probleem. De vele mogelijke benaderingen (ethiek, corporate governance, milieukunde, economie, kwaliteitsmanagement, sociologie, etc) van het onderwerp is daarbij niet bevorderend voor een eenduidig overzicht van wat MVO exact inhoudt. De SER noemt MVO in haar rapport ‘Winst van waarden’ zelfs een ‘containerbegrip’. Dit hoofdstuk onderzoekt de mogelijke betekenissen en kenmerken van de term ‘maatschappelijke verantwoord ondernemen’ (MVO), zodat duidelijk wordt wat er uiteindelijk moet worden gemeten. Daarbij dient een zodanige begripsafbakening en

operationele omschrijving tot stand te komen dat deze onder meer kan dienen als vertrekpunt voor het verdere rapport. Hiervoor zal het begrip MVO vanuit drie theoretische invalshoeken worden benaderd:

1. Economie; waarin aandacht wordt besteed aan externe markteffecten en welvaartstheorieën.

2. Stakeholdertheorie: waarin de vraag wordt behandeld ten opzichte van wie ondernemingen verantwoordelijk zijn.

3. Ethiek; waarin aandacht wordt besteed aan drie algemene ethische benaderingen voor het bepalen van de mate van MVO.

Het hoofdstuk begint met een korte historische introductie van MVO in paragraaf 2.1.

Paragraaf 2.2 gaat in op het toenemende belang van MVO. In paragraaf 2.3 staat het aspect

‘ondernemen’ van MVO centraal, waarbij wordt ingegaan op de verschillende visies op het functioneren van ondernemingen in de samenleving. Paragraaf 2.4 beschrijft bestaande

theorieën over externe effecten en welvaart. Deze theoretische analyse resulteert in een viertal kenmerken van MVO. Vervolgens wordt in paragraaf 2.5 ingegaan op belanghebbenden, met als doel inzicht te krijgen in een mogelijke afbakening van belangen. Paragraaf 2.6 behandelt aan de hand van bedrijfsethiek op welke wijze handelingen en beslissingen binnen bedrijven als goed of fout kunnen worden gekwalificeerd. Paragraaf 2.7 ten slotte, bevat een

samenvatting van dit hoofdstuk.

2.1 MVO, een nieuw fenomeen?

Met maatschappelijk verantwoord ondernemen lijkt er niets nieuws onder de zon. Eind negentiende eeuw waren er al ondernemers die extra voorzieningen troffen voor werknemers, die verder gingen dan de destijds gebruikelijke wettelijke verplichtingen (SER,2000) (Kolk, 2003).

In het essay “The Gospel of Wealth” (1889) van de Amerikaanse zakenman Andrew Carnegie worden de grondbeginselen van het maatschappelijk verantwoord ondernemen al duidelijk.

Hierin worden twee principesvan maatschappelijk verantwoord ondernemerschap zichtbaar:

liefdadigheid en het rentmeesterschap. Waarbij ondernemers op vrijwillige basis niet alleen de belangen van deaandeelhouders behartigen (Drucker, 1984).

Behalve sociale aspecten bestaat MVO ook uit milieuaspecten. Uit het onderstaande blijkt dat er zelfs ver voor de negentiende eeuw milieuvraagstukken een rol speelden in samenlevingen.

(15)

Paaseiland; maatschappelijke verantwoordelijkheid en cultuur

“Maatschappelijke problemen als gevolg van economisch handelen van mensen is niet nieuw.

De mens wordt al eeuwenlang geconfronteerd met de gevolgen van zijn handelen op ecosystemen. Hele beschavingen zijn erdoor uitgestorven of werden gedwongen zich te verplaatsten. Voordbeelden zijn de verzilting van irrigatiesystemen in het oude Mesopotamie, de bodemerosie en degradatie van de agrarische basis van de Maya- civilisatie,

voedselschaarste in het Romeinse Rijk door uitputting van de gronden. Zorg voor de

natuurlijke omgeving blijkt ook afhankelijk te zijn van de cultuur. Voorbeelden van culturen met een groot gevoel voor gemeenschapszin, waarbij elk individu bewust is van de collectieve verantwoordelijkheid voor de (ecologische) omgeving, zijn de Aboriginals, Indianen in Noord Amerika en Bosjesmannen. Pessimisten halen het voorbeeld van Paaseiland aan om aan te geven dat er fysieke grenzen zijn aan ons handelen. De kusten van dit ooit dichtbeboste eiland staan vol met ruim zeshonderd grote stenen beelden. Door een concurrentiestrijd tussen verschillende clans om eigen stenen beelden op te stellen, is er geen boom overgebleven (deze dienden als vervoermiddel). Door erosie werd de grond onvruchtbaar en konden geen huizen en boten meer worden gebouwd. De les die hieruit kan worden getrokken is dat zelfs indien de fysieke grenzen zichtbaar worden, het sociaal-economische systeem er voor kan zorgen dat de grenzen worden genegeerd, doordat allerlei externe effecten van economisch handelen niet in de consumptie- of productiekeuze worden meegenomen.” (Marcel Jeucken, 2002)

De jaren vijftig van de twintigste eeuw worden veelal aangeduid als de periode waarin het moderne MVO is ontstaan. Er kwam meer aandacht voor het individuele welzijn en de ontplooiing van werknemers. Het tonen van maatschappelijke verantwoordelijkheid door de onderneming door middel van het produceren van veilige en kwalitatief goede producten, en zorg voor de wijdere sociale en natuurlijke omgeving van de onderneming werd gezien als mogelijkheid overheidsingrijpen te voorkomen, de reputatie te verbeteren bij klanten en medewerkers en sociale problemen wellicht in marktkansen om te zetten (Kolk, 2003).

In de loop der tijd zijn ook ethische aspecten een grotere rol gaan spelen. Zo kwam in de jaren zestig en zeventig aandacht voor de mensenrechten en de fundamentele arbeidsnormen.

Tot aan de jaren zeventig bestond het maatschappelijk verantwoord ondernemen vrijwel enkel en alleen uit sociale aspecten. Zowel in ons land als ook mondiaal drong het besef

door dat productie, distributie en consumptie meer en meer nadelige, externe

effecten op het milieu genereren (SER, 2000). Als gevolg hiervan kwam er naast het sociale ondernemerschap ook aandacht voor milieuaspecten. De milieudiscussies van de jaren ’70 en

’80, aangewakkerd door verschillende milieurampen (Tsjernobil, pesticidenlek in India Bhopal, chemicaliën die vrijwel al het leven in de Rijn doodden) hebben onder andere

geresulteerd in het Brundtland rapport van 1987 (WCED, 1987). De gelijknamige commissie gaf het begrip ‘duurzaamheid’ een tamelijk vage invulling, waarbij ontwikkeling als

‘duurzaam’ wordt aangeduid als deze aan huidige behoeften kan voldoen zonder de behoeften van toekomstige generaties in gevaar te brengen. Toch is de huidige vorm van

maatschappelijk verantwoord ondernemen anders dan de vroegere uitingsvormen van sociaal of duurzaam ondernemen. Dit wordt duidelijk in de volgende paragraaf.

(16)

2.2 Het toenemende belang van MVO in de samenleving

De laatste 15 tot 20 jaar hebben er nog een aantal ontwikkelingen plaatsgevonden. Dit komt door de invloed van drie onderling samenwerkende stromingen (Hoevenagel, 2004; EIM):

− een toenemende informatieoverdracht;

− een mondiger en verontruste burger;

− een terugtrekkende overheid.

Jeurissen (2000) noemt gelijksoortige ontwikkelingen als Hoevenagel namelijk: de

veranderende maatschappelijke rol van het bedrijfsleven, de globalisering, de technologische ontwikkeling en de democratisering van het moreel gezag.

In de eerste plaats verandert de rol van bedrijven in de maatschappij als gevolg van een terugtredende overheid. Steeds meer taken en bevoegdheden worden geprivatiseerd.

Daarnaast zoekt de overheid naar efficiëntere en effectievere sturingsmechanismen, waarbij meer ruimte wordt gecreëerd voor bedrijven om actief hun eigen kennis en ervaring toe te passen. Voorbeeld hiervan zijn de vele milieuconvenanten die zijn afgesloten tussen bedrijfsleven en overheid (Jeurissen, 2000).

Een andere ontwikkeling is de toegenomen en nog steeds toenemende globalisering van het bedrijfsleven. Globalisering is op drie aspecten relevant voor MVO:

Cultureel; respect voor lokale normen en waarden (bijvoorbeeld in marketing uitingen, personeelsbeleid)

Juridisch: verschillen in wetgeving (MVO begint waar de wetgeving ophoudt), omzeilen van lokale strengere regelgeving

Aansprakelijkheid: ontkomen van aansprakelijkheid als gevolg van verschillende wetgeving in landen (Crane ea., 2004; p.17).

Als gevolg van nieuwe technologische ontwikkelingen komen er steeds weer nieuwe vraagstukken bij, die voorheen ondenkbaar waren. Hierdoor bestaat er nog geen feitelijke kennis over mogelijke schadelijke effecten van nieuwe ontwikkelingen. Door onduidelijkheid over (de mate van) schadelijke effecten is het niet eenduidig vast te stellen in hoeverre / en of er überhaupt wordt bijgedragen aan de maatschappelijke welvaart (Jeurisen; p.15). Nieuwe technologieën brengen derhalve risico’s met zich mee. Aangezien de risico’s niet alleen betrekking hebben op een enkele onderneming maar ook gevolgen kunnen hebben voor de omgeving is openheid een morele plicht. Door openheid moeten andere belanghebbenden ook invloed kunnen uitoefenen op risico’s die belanghebbenden lopen.

De plaats van traditionele morele gezagsbronnen, zoals de kerk en de overheid is meer op de achtergrond komen te liggen. Er is sprake van een ‘democratisering van het moreel gezag’, waarbij de morele opvattingen in de samenleving niet langer centraal worden gestuurd.

Morele normen worden ontwikkeld in publieke debatten, door de burgers zelf, in een voortgaand proces van normontwikkeling en normaanpassing. De betekenis voor

ondernemingen is dat zij in een voortdurende dialoog met de samenleving moeten zoeken naar de invulling van hun maatschappelijke rol en de verantwoordelijkheden die daarbij horen (Jeurissen; p.16). Behalve deze drie zijn er nog meerdere ontwikkelingen, waardoor het belang van MVO verder wordt benadrukt, zoals toenemende toegankelijkheid van informatie.

Deze ontwikkeling hangt sterk samen met technologische en de morele democratisering. De huidige informatieverstrekking via internet en andere publieke informatiekanalen zorgt ervoor dat alle relevante informatie snel bij veel personen terechtkomt. Hierdoor veroorzaken

misstanden van ondernemingen een grotere impact. Gezien deze ontwikkelingen kenmerkt het zogenaamde ‘nieuwe’ MVO zich vooral door een toenemend belang van openheid.

(17)

2.3 Visie op ondernemen: legitimiteitvraagstuk

Het belang van de omgeving voor ondernemingen is evident. Hieraan ontleent zij immers haar bestaansrecht. Dit bestaansrecht kan ook worden aangeduid als de legitimiteitvraag van een onderneming. Sethi (1975; p.60) beschrijft dit als volgt: “The quest for legitimacy by the corporation and doubts by its critics about the legitimacy are the crucial issues in the concept of corporate social responsibility”.

Ondernemingen kunnen op vele verschillende manieren hun relatie met de omgeving invulling geven en zo een antwoord geven op de legitimiteitvraag. De wijze waarop dit gebeurt bepaald in hoeverre een onderneming maatschappelijk verantwoord onderneemt.

Deze paragraaf beschrijft de theoretische ontwikkeling over het functioneren van ondernemingen in de samenleving. Hierbij wordt gebruik gemaakt van drie modellen (Schreuder; 1981):

Het klassieke model van de onderneming, sluit aan op de visie van Milton Friedman waarin alleen de winst telt.

Het management model van de onderneming, waarin de verhouding tussen eigenaar en organisatie wordt behandeld.

Het open (systeem) model van de onderneming, waarin de relatie tussen organisatie en omgeving centraal staat, met name de invloed van de omgeving op de continuïteit van een onderneming.

Klassieke model

Milton Friedman, een veelgenoemde criticus van MVO, stelt dat winstmaximalisatie de enige verantwoordelijkheid van een ondernemer is ten opzichte van de samenleving. Met andere woorden, bedrijven die winst maken zijn alleen vanwege dat feit al maatschappelijk verantwoord.

Deze zienswijze op ondernemen gaat terug op het werk van Adam Smith en Alfred Marshall, waarbij men uitgaat van een goede werking van het marktmechanisme. In een dergelijke situatie vormt de winst een weerspiegeling van de welvaartsverhoging voor de samenleving.

Deze geeft namelijk aan dat de geproduceerde waarde voor de samenleving hoger is dan de offers die ervoor moesten worden gebracht.

Volgens het klassieke model zijn er twee verantwoordelijkheden voor een onderneming (Schreuder; 1981, p. 14):

Binnen de wettelijke en morele kaders blijven zoals dat door de samenleving wordt getrokken.

Streven naar winstmaximalisatie.

Uitgaande van dit model reikt de verantwoordelijkheid van een onderneming niet verder dan het maximaliseren van de winst. Winstmaximalisatie is de enige richtlijn (binnen wettelijk kader) bij keuzes tussen uiteenlopende handelingsalternatieven.

Afwijking hiervan gaat volgens dit model altijd ten koste van een of meer bij de onderneming betrokken groeperingen.

Maatschappelijke ongewenste (neven)effecten dienen in deze visie door wetgeving te worden bestreden. In paragraaf 2 is duidelijk geworden dat er sprake is van een terugtrekkende overheid. Belastinggelden en vrijwillige bijdragen door overheid of individuen dienen als financiering voor maatschappelijke doeleinden die niet via de markt kunnen worden verwezenlijkt.

(18)

Doordat het klassieke model uitgaat van een goed werkend marktmechanisme zijn

onvolkomenheden van de markt ook van toepassing op dit model. Met betrekking tot MVO zijn er volgens Schreuder (1981) een aantal beperkingen relevant.

Uitkomsten van volkomen concurrentie kunnen wel efficiënt zijn, maar daardoor niet noodzakelijk rechtvaardig. De initiële verdeling van productiemiddelen en

mogelijkheden kunnen daarbij onrechtvaardig zijn. Het feit dat er dus winst is gemaakt betekent dus niet dat het rechtvaardig is. Dit onderscheid staat bekend als het verschil tussen ‘efficiency’ en ‘equity’. Hier wordt verder op ingegaan in paragraaf 2.6 over bedrijfsethiek.

In de werkelijkheid is niet altijd sprake van volkomen concurrentie, waardoor de hoogte van de winst soms afhankelijk is van de economische machtspositie (aangenomen wordt dat dit doorgaans niet het geval is bij het MKB).

De markt is niet in staat alle belangrijke effecten van economische handelingen en sommige belangrijke voorkeuren (van bijvoorbeeld toekomstige generaties of collectieve goederen) tot uiting te laten komen (externe effecten). Dit wordt verder behandeld in paragraaf 2.4.

Er is geen sprake van volkomen kennis bij consumenten en volkomen mobiliteit bij werknemers, zoals dat wordt verondersteld bij volkomen concurrentie.

Het grootste bezwaar van deze zienswijze met betrekking tot MVO is de irrealistische vooronderstellingen betreffende de karakteristieken van het proces van menselijke informatieverwerking en besluitvorming (Schreuder, 1981 p. 16).

De eerste conclusie is dat maatschappelijke waardecreatie niet kan worden afgeleid uit de winst van een onderneming (doordat het marktmechanisme, waarmee de winst wordt

vastgesteld een aantal fundamentele gebreken vertoont). Waardecreatie zo blijkt, omvat meer dan alleen het vaststellen van de winst.

De bovenstaande beperkingen van het klassieke model geven een indicatie in welke richting de indicatoren in de te maken scan moeten worden gezocht. Een MVO-scan moet kunnen vaststellen in hoeverre en of ondernemingen: Een MVO-scan moet kunnen vaststellen in hoeverre en of ondernemingen:

ƒ de winst (kosten en opbrengsten) op gelijke en rechtvaardige wijze verdelen. Hier wordt aandacht aan besteedt in paragraaf 2.6;

ƒ rekening houden met externe effecten van haar activiteiten. In welke mate worden negatieve externe effecten meegenomen in de besluitvorming. Hier wordt in de volgende paragraaf aandacht aan besteedt;

ƒ transparant zijn, om kennis bij belangengroepen te verhogen

In de zienswijze van Milton Friedman kunnen externe effecten niet toegerekend worden aan de verantwoordelijkheid van ondernemingen. Volgens hem is het de taak van overheden deze effecten ongedaan te maken door middel van subsidies en belastingen. De algemene tendens waarin steeds meer sprake is van deregulering en privatisering, laat echter zien dat dit

momenteel niet realistisch is (Schreuder, 1981).

Ondanks deze punten van kritiek geeft het klassieke model een belangrijke implicatie voor dit onderzoek, namelijk het eerste kenmerk van MVO: “Waardecreatie”.

Met deze benadering wordt aangesloten op de zienswijze van de SER in haar publicatie “De Winst van Waarden”. Op het eerste gezicht lijkt deze afbakening overbodig, aangezien bedrijven die niet in staat zijn waarde te scheppen, geen bestaansrecht hebben. Toch is dit geen vanzelfsprekendheid doordat, zoals is vastgesteld, niet altijd alle gemaakte kosten worden meeberekend in de productie van goederen of levering van diensten. Daarnaast is het vaak lastig de waarde van middelen vast te stellen en komen de gemaakte kosten niet altijd

(19)

terecht bij degene die van een handeling profiteert en uitvoert, waardoor de kosten niet worden meeberekend en er dus sprake kan zijn van waardevernietiging. In de volgende paragraaf wordt verder ingegaan op externe effecten en marktinefficiënties.

Het belang van waardecreatie als eerste afbakening wordt verder onderstreept door

ondernemingen te zien als waardescheppende entiteiten. Ondernemen is daarmee inherent aan waardecreatie. Dit betekent tevens dat er niet alleen sprake kan zijn van liefdadigheid. Het opofferen van middelen voor de samenleving zonder dat een onderneming er voordeel van heeft. Dergelijke ondernemingen zullen niet lang kunnen blijven bestaan. Deze benadering komt overeen met wat in het onderzoek “Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen in het MKB” van Hoevenagel (2004) wordt aangeduid als“Bewust en structureel”. Naast

waardecreatie is het tweede kenmerk van MVO: “Bewust en structureel”

Het management model

De klassieke visie is geleidelijk vervangen door het management model als gevolg van toenemende scheiding tussen leiding en eigendom. In dit model wordt nog weinig aandacht aan de wisselwerking tussen onderneming en omgeving besteedt. Wel wordt onderkend dat in dit model minder belang wordt gehecht aan winstmaximalisatie, wat in het klassieke model het absolute grondbeginsel is voor besluitvorming. Eigen overwegingen van het management kunnen een rol gaan spelen, waardoor de mogelijkheid ontstaat dat maatschappelijke

overwegingen ook een rol gaan spelen bij de besluitvorming.

Door de scheiding tussen eigendom en leiding, hebben de eigenaars slechts indirect invloed op besluiten. De relatie tussen managers en eigenaren vormt het onderwerp van studie in Corporate Governance theorieën.

Het open (systeem) model

In het klassieke model werd er vrijwel geen aandacht besteedt aan de omgeving van ondernemingen. In deze klassieke visie zijn ondernemingen gesloten systemen, met vooral aandacht voor efficiëntie. Het open (systeem) model ziet ondernemingen als onderdeel van de omgeving, waarbij de relatie tussen omgeving en onderneming centraal staat en van

noodzakelijk belang wordt geacht voor de continuïteit. Deze visie sluit daarmee goed aan bij het thema MVO, waarin de onderneming functioneert als een open systeem dat wordt beïnvloed door de omgeving en zelf ook de omgeving beïnvloedt.

Deze visie is te verwoorden als “vermaatschappelijking van de onderneming”, waarbij de onderneming functioneert in een steeds toenemende wisselwerking met de omgeving. De onderneming wordt gezien als een samenwerkingsverband tussen diverse belanghebbenden.

De stakeholdersbenadering van Freeman sluit goed op deze visie aan.

De vermaatschappelijking van de onderneming kenmerkt de ontwikkeling waarin niet alleen de impact van bedrijven op de samenleving groter wordt maar ook de invloed van de

samenleving op ondernemingen. De legitimiteit wordt in dit model niet meer alleen bepaald door de economische winst van een onderneming maar vooral door het “sociale contract”

(Kaptein, 2002) tussen ondernemingen en samenleving.

Het open model bekritiseerd zowel de fundamenten van de klassieke zienswijze (het marktmechanisme) als de twee belangrijkste bouwstenen ervan. Winst wordt niet meer beschouwd als het enige doel van een onderneming dat moet worden gemaximaliseerd ten gunste van eigenaren. In plaats daarvan erkent het open model dat er sprake is van meerdere belanghebbenden met uiteenlopende doelstellingen voor een onderneming in de samenleving.

De minimumpositie van het klassieke model ten aanzien van de verantwoordelijkheid van ondernemingen (winstmaximalisatie ten behoeve van eigenaren) valt daarmee niet vol te

(20)

houden. Deze constatering leidt tot de vraag wat wel tot de verantwoordelijkheden van ondernemingen behoort (Schreuder, 1981).

Allereerst is een onderneming verantwoordelijk voor belanghebbenden in haar omgeving (Freeman), wat tot uiting komt in haar besluiten. Dit zijn twee belangrijk aspecten van MVO:

besluitvorming (het afwegen van belangen) en belanghebbenden.

De mate waarin een onderneming maatschappelijk verantwoord onderneemt komt tot uiting in de rol die belanghebbenden spelen in de besluitvorming van ondernemingen. Hoe een

onderneming de kring van participanten definieert en hun belangen vervolgens laat meetellen in de besluitvorming geeft een duiding van de mate waarin een onderneming maatschappelijk verantwoord onderneemt. Dit is een kwantitatieve duiding voor de mate van MVO (hoe meer belanghebbenden een onderneming betrekt des te verantwoordelijker zij ondernemen).

Kwalitatief gezien zou kunnen worden gekeken naar het belang dat een onderneming hecht aan bepaalde participanten (de rol van werknemers, afnemers, leveranciers, omwonenden, etc.).

Het CED (Committe for Economic Development) maakt onderscheid tussen drie groepen belanghebbenden met drie concentrische cirkels van verantwoordelijkheid.

1. “The inner circle includes the clear-cut basic responsibilities for the efficiënt execution of the economic function – products, jobs and economic growth.

2. The intermediate circle encompasses responsibility to exercise this economic function with a sensitive awareness of changing social values and priorities.

3. The outer circle outlines newly emerging and still amorphous responsibilities that business should assume to become more broadly involved in actively omproving the social environment”.

2.4 Welvaartstheorie en externe effecten

"Freedom is the recognition of necessity".

- G. W. F. Hegel -

“In the context of avoiding over-exploitation of commons, Hardin concludes by restating Hegel's maxim, He suggests that "freedom", if interpreted narrowly as simply the freedom to do as one pleases, completes the tragedy of the commons. By recognising resources as commons in the first place, and by recognising that, as such, they require management, Hardin believes that "we can preserve and nurture other and more precious freedoms"

(www.wikipedia.org).

Zoals in de vorige paragraaf duidelijk is geworden, wordt in dit onderzoek MVO benaderd als een waardescheppende activiteit. De zoektocht naar welvaart-optimalisatie en het scheppen van maatschappelijk nut zijn geen nieuwe vraagstukken. Dergelijke vragen vormen de basis voor de economische theorie en worden ook behandeld in de welvaartstheorie. Naar mijn mening wordt er in het rapport van de SER te eenvoudig omgesprongen met dit essentiële kenmerk. Het vaststellen van abstracte begrippen als waardecreatie en maatschappelijk nut blijkt namelijk op veel problemen te stuiten, zoals blijkt uit de welvaartstheorie en externe effecten. Deze paragraaf behandelt de obstakels bij het vaststellen van maatschappelijk nut, waardecreatie en welvaart in het algemeen.

Vaststellen van waarden

Een van de eerste problemen waar men tegen aan loopt bij de zoektocht naar

waardescheppende activiteiten is dat er geen eenduidige lijst bestaat waarbij alle waarden

(21)

objectief en meetbaar worden beschreven. Elk individu hecht een eigen subjectieve waarde aan iets. Behalve deze subjectieve behoeften van individuen is de waarde van iets ook afhankelijk van de mate waarin iets beschikbaar is, oftewel de schaarsheid van iets. Deze subjectieve individuele waarde bepaald de waarde die men er voor over heeft (met andere woorden wil opofferen) ten behoeve iets te verkrijgen. Waardecreatie vindt plaats indien de opgeofferde waarden minder zijn dan de verkregen waarden (Jeurissen, 2000; p.99).

Behalve het opofferen van waarden gaat het proces van waardecreatie ook vaak gepaard met het nemen van risico’s (kosten gepaard met onzekerheid zorgen voor het ontstaan van risico).

Veel van de kosten en risico’s worden doorberekend in de waarde van de goederen en diensten, doordat deze van de economische waardecreatie in mindering worden gebracht.

Zoals vermeld bestaan er echter ook kosten (verloren en deels opgeofferde waarden) en risico’s die niet worden doorberekend in de economische waarde. Dit zijn vaak waarden die moeilijk objectief zijn vast te stellen en wordt vaak aangegeven door het welzijn van de mens.

Bijvoorbeeld waarden die slechts op de lange termijn negatieve gevolgen hebben of waarden die voor een grote groep mensen geringe negatieve gevolgen hebben ten behoeve van de waardecreatie van een kleine groep. Bij de laatste is het vaak moeilijk exact aan te geven hoeveel het verlies aan waarden bedragen, waardoor ze worden genegeerd. Het is

bijvoorbeeld moeilijk in te schatten wat de gevolgen op lange termijn zullen zijn van grote hoeveelheden CO2 uitstoot. Onduidelijkheid over de mogelijke gevolgen brengt risico’s met zich mee. Ondernemen als het proces van waardecreatie heeft daardoor niet alleen

economisch meetbare gevolgen maar vaak ook sociale en ecologische. Deze moeilijk of zelfs onmogelijk vast te stellen kosten en risico’s (die vaak niet worden meeberekend) worden in de economie beschouwd als neveneffecten of marktinefficiënties. Deze paragraaf behandelt in het kort de welvaartstheorie en externe effecten.

Externe effecten

In het voorgaande is duidelijk geworden dat niet alle waarden worden meegenomen bij beslissingen over ondernemingsactiviteiten. In het besluitvormingsproces over activiteiten worden met andere woorden niet alle effecten van de (kern)activiteiten meegenomen, als gevolg van inefficiënte marktwerking. Dergelijke effecten staan in de economische theorie bekend als ‘externe effecten’. Hennipman (1968, p.250) definieert deze term als:’… de buiten de markt om werkende positieve of negatieve invloed, die als een nevengevolg van

economische handelingen uitgaat op de productievoorwaarde of het bevredigingspeil van andere huishoudingen’. Aangezien deze effecten buiten de markt om werken, komt er geen marktprijs voor tot stand. Goudzwaard (1970) spreekt daarom van ‘expretiale effecten’ in zijn proefschrift met als titel ‘ongeprijsde schaarste’. Kenmerkend voor deze effecten is dat zij direct inwerken op de welvaart van individuen zonder dat daarvoor compensatie plaatsvindt (Schreuder, 1981, p. 49).

Externe effecten zijn vooral in de welvaartstheorie onderwerp van studie. Om meer inzicht te krijgen in externe effecten en de mogelijkheden deze effecten mee te nemen in de algemene bedrijfsvoering in het MKB, zullen deze kort worden beschreven vanuit de welvaartstheorie.

Daar het (externe effecten) een uitgebreid onderwerp betreft, zullen slechts een aantal effecten aan de orde komen die als gevolg van productie en consumptie ontstaan.

De welvaartstheorie valt in een aantal varianten uiteen. In dit onderzoek wordt aangesloten bij het onderscheid in Pigoviaanse, Paretiaanse en Bergsoniaanse welvaartstheorie

(Schreuder, 1981).

(22)

Pigoviaanse Welvaartstheorie

Pigou wordt doorgaans aangeduid als grondlegger van de welvaartstheorie. Echter

introduceert Marshall als eerste het begrip ‘external economies’ in “Principles of Economics”

(1890), waarmee het ontstaan van effecten wordt aangeduid bij de productie van goederen en diensten die buiten de markt om kunnen optreden en waarden voor derden beïnvloeden.

Desondanks wordt Pigou als grondlegger van de welvaartstheorie gezien, met name doordat hij de eerste was die de begrippen ‘welvaart’ en ‘externe effecten’ afbakende. Hij maakte hierbij onderscheid tussen het breedste welvaartsbegrip ‘Total Welfare’ (ook wel ‘social’ of

‘general’ genoemd), ‘Economic Welfare’ en ‘National dividend’ ( of ‘national income’). De laatste vormt tevens het engste welvaartsbegrip. Hierbij wordt door Schreuder (1981, p.57) gewezen op twee dingen:

1. Het feit dat de economische analyse hoogstens een gedeeltelijke afbeelding van de werkelijkheid kan zijn, waarbij het dus mogelijk is dat de uitkomsten onderling verschillen.

2. Het maatschappelijk en individueel eigenbelang kunnen botsen.

Dit laatste betekent dat individuele waardecreatie niet vanzelfsprekend leid tot

maatschappelijke waardeoptimalisatie. Garret Hardin maakt dit duidelijk in zijn essay “The tragedy of the commons” (1968). Hierin wordt aan de hand van een voorbeeld met herders die hun schapen laten grazen op gezamenlijke grond, beschreven op welke wijze individuele belangen kunnen botsen met de gezamenlijke. Aangenomen wordt dat de herders hun

inkomen willen maximaliseren door zo veel mogelijk schapen te laten grazen. Elk extra dier veroorzaakt zowel een positief als een negatief effect:

ƒ Positief: de herder ontvangt alle inkomsten van de extra dieren.

ƒ Negatief: De kwaliteit van de grond zal langzaam maar zeker afnemen als gevolg van het toenemend aantal dieren.

Voorbeelden van moderne ‘commons’ zijn: afnemende biodiversiteit, verbranden van fossiele brandstoffen, overbevissing, geluidsoverlast, publieke wegen verstopt met auto’s, etc.

Behalve een begripsafbakening heeft de Pigoviaanse welvaartstheorie een theoretisch instrumentarium opgeleverd voor de analyse en de aanpak van externe effecten

(overheidsingrijpen), waarvan de reikwijdte aanvankelijk is overschat. Waarbij moet worden opgemerkt dat hij niet in staat is geweest optredende verschillen te kwantificeren.

Net als Milton Friedman, noemt ook Pigou overheidsingrijpen door middel van belastingen en subsidies als oplossing voor negatieve externe effecten. Coase (1960) ziet de betekenis van deze oplossing als praktisch beperkt om twee redenen. Allereerst wordt aangenomen dat besluitvormingskosten ontbreken. Ten tweede kunnen de uitkomsten moeilijk of niet worden gegeneraliseerd (Schreuder, 1981; p.59). De waarde van deze effecten kan moeilijk worden afgewogen tegen de waarde van de activiteit (die het negatieve effect als aanleiding geeft). De hoogte van externe effecten (schade) kan bijvoorbeeld met opzet worden verhoogd. De

conclusie van Coase is dan ook dat bij de verschillen tussen private (economische marktprijzen) en sociale producten (totale welvaart) de wenselijkheid van effecten niet eenduidig kunnen worden vastgesteld en toegerekend en dit dus in veel gevallen geen taak voor de overheid is.

In het verlengde van deze kritiek heeft Coase veel aandacht gegeven aan alternatieven voor een overheidsingrijpen. Dit staat bekend als het “Coase Theorem”. Hierin word

beargumenteert dat individuen onderhandelingen kunnen organiseren om efficiënte (lees:

waardemaximaliserende) uitkomsten te realiseren en externe effecten te elimineren. De rol

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Want om deze oorzaak heeft niet alleen Johannes de Doper, predikende naar het gebod Gods den doop der bekering tot vergeving der zonden, diegenen die hun

Indien er significante verschillen zijn (P= < 0,05) wordt er een post-hoc test uitgevoerd waaruit naar voren komt er verschil zit tussen de voor –en nameting, de voormeting en

Indicatief onderzoek aan de ovaria kon uitgevoerd worden door de vergelijking van één dier uit de controlegroep met drie dieren uit de groep die vanaf het eind van de

Daarnaast vindt D66 Vijfheerenlanden dat het ondersteunen en faciliteren van mantelzorgers, welzijnsorganisaties en iedereen die niet professioneel betrokken is bij de zorg van

Het beste Westerkwartier van ons allemaal begint voor iedereen bij goede huisvesting, maar gaat veel verder dan alleen dat dak boven je eigen hoofd?. Huisvesting,

o Mee eens, als medewerkers hier om vragen wordt de informatie gegeven (2 punten, informatie is beschikbaar maar bedrijf ambieert geen pro-actieve houding; is reactief

procesgericht. Het doel is om te kunnen zien in hoeverre duurzaamheid scoort binnen gebiedsgerichte projecten die rail, weg, of water georiënteerd zijn. Maar er kan ook bepaald

In de boven-rijnse laagvlakte heb je minder erosie dan in de bovenloop, geef de belangrijkste reden waarom dit zo is.. Waarom worden de bochten van de rivier in de