• No results found

tijdschrift, gewijd aan de theorie en praktijk van het marxisme-leninisme onder leiding van het partijbestuur der CPN

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "tijdschrift, gewijd aan de theorie en praktijk van het marxisme-leninisme onder leiding van het partijbestuur der CPN "

Copied!
52
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

38e jaargang nr. 4- september 1978

POLITIEK

CULTUUR EN

tijdschrift, gewijd aan de theorie en praktijk van het marxisme-leninisme onder leiding van het partijbestuur der CPN

Politiek en Cultuur maandelijks

Gedurende de afgelopen jaren verscheen Politiek en Cultuur eenmaal in de twee maanden.

Deze opzet legde uiteraard belangrijke beperkingen op. In de Stellingen ter voorbereiding van het 26e partijcongres werd het voorstel gedaan, het nieuwe partijbestuur te doen onderzoeken of een meer frequente verschijning mogelijk was. Dit voorstel vond grote bijval in de discussies en op het Congres. Het nieuwe partij- bestuur heeft daarop besloten om vanaf

1

september Politiek en Cultuur maandelijks te laten verschijnen, met uitzondering van de zomermaanden juli en augustus.

Politiek en Cultuur is een blad van de CPN.

In zijn kolommen worden standpunten van de CPN uitgewerkt en verdiept, worden belangrijke maatsçhappelijke en culturele vraag- stukken en ontwikkelingen besproken, worden, onder meerter onder- steuning van het studieprogram van de partij, ideologische onder- werpen behandeld. Ons blad publiceen beschouwingen over historische onderwerpen en over partijwerk en publiceen alle documenten van de CPN.

Het hoeft geen verder betoog dat deze uitgebreide taakstelling door een maandelijkse verschijning van Politiek en Cultuur veel beter vervuld kan worden dan door de tweemaandelijkse van de afgelopen jaren.

In die tweemaandelijkse vorm mocht ons blad zich reeds verheugen in een voondurend toenemend lezersaantal; als maandblad zal het stellig zijn abonnee-bestand nog sneller zien groeien.

REDACTIE FOUTlEK EN CULTUUR

(2)

Zestig jaar strijd

Dit jaar vieren we 60 jaar CPN.

De Communistische Panij van Nederland is een van de oudste en een van de actiefste politieke panijen die ons land kent. In haar gehele bestaan is zij nauw verweven en vervlochten met het dagelijkse leven en met de strijd van de werkende mensen in ons land, die opkomen voor een veilige toekomst en een beter bestaan.

Vanaf haar oprichting op 16 en 17 november 1918 in Leiden heeft onze panij zich ingezet voor de levensbelangen van de werkers, voor hun politieke en sociale eisen, had zij deel aan bewegingen en acties die voor de vervulling daarvan plaatsvonden en nam zij initiatieven daanoe.

Het politieke optreden van de CPN is er voondurend op gericht geweest mensen te verenigen in gemeenschappelijke strijd voor de hoofdzaken waar het in het leven op aankomt, voor vrede, onafhankelijkheid, democratische rechten, vrijheid, het levenspeil en voor het banen van wegen naar een nieuwe maatschappij.

Hoe ook de omstandigheden in die afgelopen tijd soms verschilden, altijd is de politiek van onze panij van de noodzaak uitgegaan om een grondslag te bieden voor samenwerking van al diegenen die zich verzetten tegen de politiek en de praktijken van het kapitalisme, waarvan de CPN zich van meet af aan een verklaarde tegenstandster heeft getoond.

Dat alles in een tijdsbestek van zestig jaren, die zich hebben gekenmerkt - wie zal dat kunnen ontkennen - door vaak storm- achtige gebeunenissen, die in de wereld en in ons land ook, plaats- grepen en veelil gepaard gingen met snel wisselende verhoudingen in het politieke en maatschappelijke leven.

Het daarop steeds weer ingesteld te zijn bij de strijd voor democratische machtsvorming, nieuwe situaties tijdig te onder- kennen, oog te hebben voor nieuwe ontwikkelingen in de samen- leving en de vraagstukken die daarmee samenhangen op eigen wijze op te lossen, stelt hoge eisen aan een panij als de onze, die vanuit de werkende massa zelf is voongekomen.

We kunnen bij het zestigjarig bestaan van de CPN met enige trots vaststellen dat onze panij - met alle fouten en gebreken, die geconstateerd en bestreden moesten worden - op alle hoofdzaken aan die eisen heeft voldaan.

Zij heeft zich in zestig. jaar van strijd veel ervaring verworven en

eigen gemaakt. Zij heeft belangrijke successen geboekt en mogelijk

gemaakt voor de werkende bevolking van ons land en zij heeft ook

tegenslagen weten te incasseren en verwerken.

(3)

Wat dat betreft is het met een partij niet anders dan met het leven van gewone mensen. In voor- en tegenspoed vormt zich het karakter.

Het heeft de CPN gemaakt tot een partij die gerijpt, getest en beproefd is en waarmee de mensen vooruit kunnen komen, niet alleen in betrekkelijk rustige omstandigheden, maar vooral in moeilijke en gecompliceerde tijden.

De CPN is niet weg te denken uit het wel en wee van de Nederlandse arbeidersbeweging en is uitgegroeid tot een onmisbaar wapen in handen van de mensen die strijd willen leveren tegen winstmakers en bewapenaars; die de gevolgen van de crises te lijf willen gaan en wegen willen inslaan naar vrede, democratie en naar een nieuwe maatschappij welke door gezamenlijke inspanning verworven en ingericht moet worden.

In deze geest en met het zicht op wat voor ons ligt, vien de CPN haar zestigste verjaardag.

De oprichting van de CPN vond plaats, toen op het congres van linkse socialisten en marxisten, die zich verenigd hadden in de Sociaal Democratische Partij (SDP) in de Novembermaand van 1918 besloten werd de naam van de partij te veranderen in die van 'Communistische Partij in Nederland' en het SDP-blad 'de Tribune' het onderschrift mee te geven 'Orgaan van de Communistische Partij'.

De CPN ontstond in een periode toen in ons land de sociale en politieke strijd hoog opliep en de klassentegenstellingen, vooral in de laatste jaren van de eerste wereldoorlog, zich scherp hadden toegespitst. Weliswaar was Nederland buiten de oorlog gebleven en bleef het voor de verschrikkingen daarvan gespaard, maar de werkers leefden in bittere armoede, met weinig rechten, veel plichten en zeer geringe sociale voorzieningen.

Terwijl een handvol rijken in ons land schatten verdienden met hun leveranties aan de oorlogvoerende staten, vooral van voedsel, en zich het brandmerk 'O.W-er' (oorlogswinstmaker) verwierven, werden de arbeidersgezinnen geconfronteerd met de honger.

Reeds in de zomer van 1917 kwam het tot grote beroeringen en vonden tal van stakingen en demQflstraties plaats die een nieuw hoogtepunt tegemoet gingen in november 1918.

In die maand kwam het tot grote massabewegingen in Amsterdam,

de Zaanstreek en Rotterdam, vonden er demonstraties plaats in

verschillende garnizoensplaatsen en kwamen de socialisten, voor het

eerst na jaren, weer eenstemmig op voor vergaande sociale

(4)

veranderingen. De bourgeoisie stuurde in Amsterdam de ge- wapende macht af op een massademonstratie, waarbij doden en gewonden vielen.

Terzelfdertijd ontwikkelde zich in deze historische periode van onze jongste geschiedenis en op het einde van de eerste wereld- oorlog, een diepe revolutionaire crisis, die het almachtig lijkende kapitalisme teisterde.

In november 1917 vond in Rusland de Oktober-revolutie plaats, werd het kapitalistische regiem ten val gebracht en vestigden voor het eerst in de geschiedenis gewone mensen- arbeiders, boeren en soldaten - onder aanvoering van de communisten, een eigeP en duurzame regeermacht.

De geboorte van het eerste socialistische land in de wereld en zijn allereerste besluit, over de vrede, riep een golf van geestdrift en actieve solidariteit op bij miljoenen mensen, die zware offers hadden moeten brengen in de imperialistische oorlog.

Het was een geweldige gebeurtenis die de mensen moed gaf in hun eigen strijd tegen oorlog, uitbuiting en ontrechting en die leidde tot een verveelvoudiging van de acties. Het in handen nemen van de macht door de werkers en zelf ingrijpen om vrede tot stand te brengen, bleek mogelijk te zijn. Het kapitalisme bleek niet die eeuwige en onvergankelijke macht zoals het zichzelf had voorgesteld. Met de overwinning van de Rus~ische Oktober- revolutie brak een.nieuwe periode aan in de internationale strijd van de werkende mensen.

Bezielde de Oktober-revolutie de werkers als nimmer te voren, gaf ze hen het bewustzijn van eigen kracht en mogelijkheden, ze schokte ook de internationale bourgeoisie en niet in de laatste plaats de Nederlandse. Temeer daar de Oktober-revolutie een jaar later gevolgd werd door de November-revolutie in Duitsland, waar de Keizer werd afgezet (om vervolgens haastig naar de bossen van Doorn te vertrekken) en de burgerlijke republiek ontstond.

Onder druk van deze ingrijpende gebeurtenissen, die zich als een schokgolf voortplantten in de wereld en nieuwe opstandige bewegingen deden ontstaan, sloeg de Nederlandse kapitalisten de angst om het hart voor de toestand hier en zagen ze zich - getuige de november-gebeurtenissen in eigen land - gedwongen tot het doen van een reeks concessies.

De lonen gingen omhoog, na het algemeen kiesrecht voor mannen werd ook het vrouwenkiesrecht ingevoerd, werd de acht-urendag van kracht verklaard en werden een aantal sociale voorzieningen ingevoerd.

Zo viel de oprichting van de CPN samen met stormachtige

gebeurtenissen op politiek en socaal gebied in ons land.

(5)

Het ontstaan van de CPN was èn verbonden met de ontwikkeling van de internationale arbeidersbeweging, èn typisch Nederlands.

Zij was van eÎgen bodem en. het produkt van de klassenstrijd, zoals die zich in ons land, daaraan voorafgaande, ontwikkelde met zijn algemene en met zijn specifieke kenmerken.

De voorgeschiedenis van de CPN is te vinden in de lange ontwikkelingsgang van de socialistische beweging in ons land.

In 1878 ontstond de eerste vorm van socialistische organisatie, toen de Amsterdamse smedenvereniging zich losmaakte van het liberale werkliedenverbond en haar naam veranderde in Sociaal Demo- cratische Vereniging. Zij nam het program over van de Duitse sociaal-democraten. Korte tijd later werd de vereniging omgezet in de Sociaal Democratische Bond en werd de leidende figuur daar Ferdinand Domela Nieuwenhuis, die met recht als de vader van de Nederlandse arbeidersbeweging wordt gekarakteriseerd.

Domela Nieuwenhuis stelde zich in die tijd al op de grondslag van het Communistisch Manifest van Marx en Engels - de grond- leggers en stichters van de socialistische arbeidersbeweging - onderhield met hen nauwe contacten, nam deel aan bijeenkomsten van de Tweede Internationale en had vriendschappelijke relaties met tal van andere internationale persoonlijkheden van het socialisme.

Op het gebied van de strijd tegen de oorlog en voor het optreden voor de belangen van de arbeiders hebben Domela Nieuwenhuis en cle SDB baanbrekend werk verricht.

* * *

Het pad van de Nederlandse arbeidersbeweging is ook gemarkeerd door een aantal diepe scheuringen.

Reeds in 1894 viel de Sociaal Democratische Bond uiteen, toen Troelstra, Vliegen, Schaper en Henri Polak en anderen de Sociaal Democratische Arbeiders Partij (SDAP) oprichtten. De oprichting van de SDAP viel samen met de snelle groei van de vakverenigingen in de zich ontwikkelende kapitalistische industrie in ons land.

Domela Nieuwenhuis en zijn groep vervielen tot het anarchisme,

maar de leiders van de SD AP keerden zich in toenemende mate af

van revolutionaire strijd. Zij waren in de Nederlandse ver-

houdingen vatbaar gebleken en de dragers geworden van de

theorieën van o.a. de Oostenrijker Bernstein, die de grondlegger

was van de 'herziePing van het Marxisme', . aangeduid als

revisioni_sme. De consequentie van deze herziening was dat de

marxistische principes van de klassenstrijd, van het bestrijden van

(6)

het kapitalisme, van het stellingnemen tegen imperialistische oorlogen en van het verwerkelijken van een socialistische samen- leving, van hun strijdvaardige inhoud zouden worden ontdaan.

Tal van opvattingen die al hun deugdelijkheid hadden bewezen in de praktijk van de strijd, werden als 'verouderd' van de hand gewezen.

Het was een felle strijd die zich ook voltrok in de Tweede Internationale, die gevormd werd door de sociaal-democratische partijen uit tal van Europese landen en waar o.m. Lenin namens de meerderheid van de Russische sociaal-democraten de marxistische beginselen verdedigde tegen de revisionistische opvattingen.

In de SDAP ontwikkelde zich tijdens dat proces een linkervleugel onder aanvoering van Wijnkoop, Ravesteyn, Ceton, Herman Gorter, Henriëtte Roland Holst, Louis de Visser e.a. De linksen gaven een eigen blad uit, 'De Tribune'. Op een bijzonder congres van deSDAPin 1909 in Deventer voltrok zich de splitsing en werd de Tribunegroep uit de SDAP verwijderd, hetgeen tot de oprichting leidde van de Sociaal Democratische Partij (SDP). Het werd daarmee de eerste aelfstandige organisatie van revolutionaire socialisten in ons land, die de revolutionaire beginselen hooghield tegenover het reformisme.

Een dergelijke scheiding voltrok zich in vele sociaal-democratische partijen. Het kernpunt daarbij zou het verschil in stellingname inzake het vraagstuk oorlog en vrede blijken te zijn. Dat was een fundamentele kwestie en waarlijk niet van theoretische aard alleen, maar brandend actueel aan de vooravond en bij het begin van de eerste wereldoorlog. De revolutionaire socialisten keerden zich tegen de oorlog, stonden op het standpunt dat de eigen kapitaals- machten die op de oorlog koers gezet hadden fel bestreden moesten worden en dat äe oorlog beantwoord moest worden met sociale revolutie.

De belangrijkste onder hen was de meerderheidsgroep in de Russische Sociaal Democratische Partij (Bolsjewiki) onder leiding van Lenin.

Bij het uitbreken van de wereldoorlog kozen de reformistische

leiders van de sociaal-democratische partijen de zijde van hun eigen

bourgeoisie. In deze toestand viel de Tweede Internationale op dat

moment ook prompt uiteen. Ook in ons land gingen de

voormannen van deSDAPover tot steun aan de heersende kringen

van het land. Troelstra stemde in het parlement voor de

mobilisatie-credieten, een daad waarvan Schaper later erkende, dat

toen min of meer officieel de godsvrede met de bourgeoisie werd

afgekondigd. Dezelfde weg van steunverlening werd overigens

(7)

gevolgd ten aanzien van b.v. de koloniale politiek in Indonesië.

De SDP trad op in acties voor directe belangen van de werkers, streed tegen het reformisme en brandmerkte de oorlog van 1914- 1918 als een imperialistische oorlog. Zij oriënteerde zich echter in haar afkeer voor alles wat met reformisme te maken had, voor- namelijk op syndicalistische en pacifistische groepen en was onmachtig tot het leggen van verbindingen in de richting van de grote massa van socialistisch denkende mensen en brede lagen van de bevolking. De SDP was nog geen strijdbare Marxistisch-Leninis- tische partij, gericht op het voeren van massa-politiek.

Het ging hierbij voornamelijk om het op één lijn stellen van de reformisten in de sociaal-democratie en de grote massa van leden en aanhangers, op het zich afkeren van het werk in de vakbeweging en voor de vakbeweging, en dat alles toch vanuit een zekere minachting voor de kracht en de macht van de gewone mensen.

Ook de partijorganisatie zelf was nog net zo opgezet als die van de SDAP waarvan ze afgesplitst was; ze werd gekenmerkt door fractie- strijd, hetgeen doelgericht handelen belemmerde. Het 'linkse communisme' van de Tribullisten is dan ook bepaald geen 'begin' van het wetenschappelijk socialisme van het marxisme-leninisme geweest. Het had vele eigenschappen waarmee gebroken moest worden om tot een marxistisch-leninistische massapolitiek te kunnen geraken. Het overwinnen daarvan was bepaald niet achter de rug, toen het congres van de SDP besloot de Communistische Partij in ons land op te richten. Dat zal duidelijk zijn. Het is echter historisch gezien de grote verdienste van de .marxisten in de SDP geweest, dat zij stelling namen tegen het reformisme en zich niet ondergeschikt maakten aan de bourgeoisie. Daar was in die tijd grote moed voor nodig. Zij beseften de draagwijdte van de gebeurtenissen aan het einde van de eerste wereldoorlog en begrepen onmiddellijk de grote betekenis van de Russische Oktober-revolutie.

De Hollandse marxistische school, zoals de Tribunistische SDP wel

werd genoemd, was er een met veel fouten en haar ingewortelde

sectarisme achtervolgt ons nog in de dagelijkse strijd. Maar zij

kenmerkte zich zowel door onafhankelijk te willen denken, te

onderzoeken en een eigen visie te willen ancwikkelen voor de strijd

van de arbeidersklasse in de Nederlandse verhoudingen van dat

moment en onder moeilijke omstandigheden, als door haar

internationalistische opvattingen. En dat niet geringe goed werd

overgedragen aan de jonge Communistische Partij in Nederland bij

haar oprichting.

(8)

In het denken en handelen van de CPN heeft de internationale arbeidersbeweging altijd een zeer grote plaats ingenomen. Reeds bij haar oprichting sloot zij zich aan bij de, op initiatief van Lenin gevormde, Communistische Internationale. Zij bleef dat tot aan de ontbinding daarvan in 1943, toen de grondig veranderde situatie in de wereld de Camintern overbodig maakte en tot een rem deed worden. De al bij haar ontstaan gevormde traditie van internationale oriëntatie, het begrip deel te hebben aan een wereldomvattende en de wereld veranderende beweging t:n het opkomen voor internationale solidariteit met de daad, is de CPN altijd trouw gebleven.

Toen in juli 1919 de legers van liefst 14 kapitalistische landen voor een vernietigingscampagne op de jonge Sowjetstaat werden afgestuurd, deed de CPN een beroep op de Nederlandse werkers en met succes. Stakingen, demonstraties, vergaderingen en het weigeren wapens te verschepen onderstreepten dat. Zo handelde de CPN toen later het democratische Spanje in een verschrikkelijke burgeroorlog werd gestort, door de door Hitler en Mussolini gesteunde Franco-fascisten. De communisten organiseerden samen met socialisten en andere anti-fascisten een geweldige actie voor steun en solidariteit in geld en goederen en vele Nederlandse anti- fascisten streden aan de Spaanse fronten.

Deze internationalistische houding loopt als een felle rode draad door de geschiedenis van 60 jaar CPN, tot aan Vietnam, Chili en Zuidelijk Mrika aan toe. Actieve solidariteit met de anti- imperialistische en anti-koloniale strijd in Azië, Mrika en Latijns- Amerika is een verworvenheid van de Nederlandse arbeiders- beweging, waarin onze partij vooraan ging.

Een bijzondere rol vervulde de CPN tegenover het volk van Indonesië in de anti-koloniale strijd, die samenhing met de concrete toestand en zijn eigen aspecten hier, doordat het Nederlandse koloniale kapitaal behoorde tot de ergste onder- drukkers en uitplunderaars en in de koloniën een bestiaal bewind voerde. De ontwikkeling van het Nederlandse kapitalisme steunde in hoge mate op de koloniale politiek, het economische leven was er mee vervlochten en de Nederlandse massa's waren er direct in betrokken.

Vanaf het eerste uur, en tientallen jaren lang, heeft de CPN tegen de stroom in gestreden

voo~

een vrij en onafhankelijk Indemesië.

Dat was onbaatzuchtig en leverde geen zetels op in parlementaire

organen, maar het was absoluut noodzakelijk in het belang van de

(9)

miljoenen mensen in Indonesië en in het belang van de e1gen Nederlandse werkende bevolking.

De leuze van de CPN, in de twintiger jaren al, 'Indonesië, los van Holland', was een voorbeeld van een heldere en vooruitziende visie, die de koers en het handelen van de communisten bepaalde.

Zij gaf op geheel eigen wijze inhoud aan het woord van Karl Marx dat geen volk vrij kan zijn, dat een ander volk onderdrukt.

De felle strijd die onze partij daarvoor gevoerd heeft en de offers ook, die daarvoor zijn gebracht, hebben een stempel gedrukt op de CPN.

_Deze verbondenheid met de democratische krachten in Indonesië en haar voorhoede de PKI is altijd een van de belangrijkste kenmerken geweest van de binnenlandse zowel als van de buiten- landse politiek van de CPN.

Wie de geschiedenis van de CPN overziet, zal vaststellen dat de communisten het onder alle omstandigheden tot hun voornaamste plicht gerekend hebben op te komen voor de vrede, de democratie, de vrijheid en de nationale onafhankelijkheid. Toen in 1933 in Duitsland het fascisme de macht had gegrepen waardoor een nieuwe en uiterst gevaarlijke ontwikkeling werd ingezet in Europa, moest ook in ons land elke partij zijn houding bepalen.

De CPN zette zich in voor het tot stand brengen van een breed anti-fascistisch front en haar demonstratief congres in 1935 werd gemaakt tot een appèl aan de Nederlandse bevolking zich in eenheid te verenigen tegen het fascisme. Onder de socialisten in de SDAP en met zijn doorstraling daarvan in het NW, bestond verdeèldheid, vooral tengevolge van een fel anti-communisme van de zijde van een aantalleidende figuren in de SDAP.

Op 10 mei 1940 vielen de nazi-troepen ons land binnen en vingen vijf jaren van de zwartste barbarij aan. De heersende klingen in ons land kozen àf partij voor Hitier, àf maakten zich tot elastische aanpassers. DeSDAPen het NW stomen ineen.

De CPN - voor het eerst in haar bestaan geconfronteerd met werken in de illegaliteit - koos als uitgangspunt voor haar gehele politieke en praktische activiteit de consequente strijd tegen de bezetters en vereniging van alle nationale krachten tot vernietiging van het fascisme.

De pogingen van Seyss Inquart om een Mussen-regering te

vormen, anti-semitisme ingang te doen vinden en joodse

Nederlanders te scheiden van de overige bevolking, liepen stuk op

de Februaristaking 1941, waartoe de CPN het initiatief nam,

daarmee de grondslag leggend voor het nationale massa-verzet.

(10)

De CPN was de enige partij die als partij haar democratische taak in die vijf jaren van illegale activiteit, en met zware offers, tot het einde volbracht. De CPN heeft de vuurproef van oorlog en illegaliteit niet alleen met glans doorstaan, maar zij heeft zich in die uiterst zware periode als de enige politieke partij ge- manifesteerd, die de nationale belangen en de vrijheid van ons land en onze bevolking onder alle omstandigheden dient.

De ervaringen van de tweede wereldoorlog en de nederlaag van het fascisme als gevolg van de anti-Hitler-coalitie, zijn niet weg te wissen uit het geheugen van ons volk. Ze worden overgedragen aan nieuwe generaties en hebben de vredeswil van ons volk, de democratische gezindheid en de geest van tolerantie ten opzichte van andermans opvattingen, die diep geworteld is in de geschiedenis van ons land, alleen maar versterkt.

Daar hebben talrijke autoritaire krachten in de naoorlogste tijd hun tanden op stuk gebeten. Het is dan ook geen bijzonderheid of toeval dat de Communistische Partij van ons land met hart en ziel v.oor democratie en vrijheid optreedt. Dat heeft niets te maken met chauvinisme, maar ligt opgesloten in het feit dat de CPN ontstaan, gevormd en het produkt is van de eigen historische ontwikkeling van ons land en zijn arbeidersbeweging.

Verschillende emancipatiebewegingen hebben een grote invloed uitgeoefend op de ontwikkeling van ons land. Het democratische karakter van die emancipatiebewegingen is van grote betekenis geweest in het wordingsproces van de arbeidersbeweging en op het socialistische denken en dat proces gaat door, zoals thans de emancipatiestrijd van de vrouwen demonstreert.

De houding van de CPN in alle beslissende vraagstukken is niet los te denken van haar wetenschappelijke grondslagen en evenmin van haar eigen groeiproces in die zestig jaar. Haar doelstelling is de democratische ontwikkeling te waarborgen en de collectieve en individuele rechten en vrijheden te verdedigen en te verzekeren.

In haar strijd tegen het imperialisme en het monopolie-kapitaal, tegen de uitbuiting en de morele ontaarding en manipulatie ook, plaatst onze partij de politieke en democratische machtsvorming centraal.

Van essentieel belang achten wij de verdediging en uitbreiding van

de democratische rechten van de grote massa van niet-rijken in ons

land. De CPN steunt en ontwikkelt alle democratiseringsprocessen

die dat naderbij brengen. De CPN stond altijd vooraan of het nu

de kieswet, werktijd, stakingsrecht of het onderwijs betrof. Daarbij

(11)

is voor onze partij een scheiding tussen collectieve rechten en vrijheden en individuele rechten en vrijheden, niet denkbaar.

Dat bepaalt ook onze ideeën over ons einddoel, het socialisme.

In deze tijd en bij het zestigjarig bestaan van de CPN worden in onze partij de wegen voor verdere ontwikkeling onder ogen gezien, op basis van de besluiten van ons laatste partijcongres.

Dat is vereist, omdat we staan in een nieuwe periode, in een nieuwe fase van de strijd voor het behoud van de vrede, de bestrijding van de crisis en het banen van wegen voor een andere politiek in ons land.

Veel zelfonderzoek heeft al plaatsgevonden in de voorbereiding van ons 26ste congres, waar de lijnen voor onze politiek in de naaste toekomst zijn uitgezet.

Maar om daaraan verder inhoud te geven is nog veel nodig. Het vinden van nieuwe wegen naar de massa is daarbij het kern- vraagstuk. In 60 jaar van strijd heeft de CPN een grote rijkdom vergaard aan ervaring, waarop gesteund kan worden bij het overdenken van de vraagstukken en bij het ontwikkelen van een originele politiek, die gebaseerd is op het gaan van eigen wegen naar het socialisme in Nederland.

RINUS HAK.S

(12)

Klassenverhoudingen in beweging

Wie de maatschappij beschouwt vanuit het gezichtspunt en vanuit de noodzaak van de verandering, moet de vraag beantwoorden welke krachten de ontwikkeling van de maatschappij voortdrijven.

Die verandering is niet alleen een gevolg van meningenstrijd, verschuivingen in politieke krachtsverhoudingen en regerings-

wisselingen, hoe belangrijk ook. De materialistische be- schouwing van de geschiedenis, waarvan de communisten uitgaan, onderzoekt ook de onderstroom die doorslaggevend is voor de richting waarin de maatschappij zich beweegt. De produktie en daarbij ook de ruil van produkten vormt de grondslag van elke maatschappelijke orde. En, zoals Friedrich Engels het zegt in zijn boek tegen de opvattingen van Dühring 1), in elke historisch voorkomende maatschappij geldt dat 'de verdeling van produkten en daarmee ook de geleding van de maatschappij in klassen of standen zich ernaar richt wat en hoe geproduceerd wordt, en hoe die produkten worden geruild.' Het is die verandering van de grondslag waarop de maatschappij rust, die de verhouding tussen de klassen bepaàlt. Op die grondslag speelt zich de strijd tussen de klassen af, een strijd tussen heersende en onderdrukte klassen, tussen de krachten van behoud en van verandering.

Die strijd voltrekt zich op wereldschaal, in telkens verschillende vormen, die door nationale omstandigheden en geschiedenis hun inhoud krijgen. Het is van grote betekenis de ontwikkeling in de samenstelling van de klassen te onderzoeken, die immers de invloed ondergaat van de veranderingen in de structuur van de produktie en van de ontwikkeling van wetenschap en techniek. En tegelijk is een ideologische strijd vereist met burgerlijke en refor- mistische opvattingen, die in veranderingen in de samenstelling_ van arbeidersklasse en bezittende klasse reeds een opheffing van de klassenmaatschappij zelf zien, dan wel een zodanige vervaging van het klassenbegrip presenteren dat herverdeling van arbeidsinkomen op de voorgrond komt te staan, terwijl het kapitaalsinkomen onbesproken blijft.

Een analyse van deze vraagstukken is voor de arbeidersbeweging

onontbeerlijk om te kunnen bepalen welke belangen en eisen

parallel lopen, welke coalities en bondgenootschappen mogelijk en

nodig zijn en welke daarvan de perspectieven zijn in de strijd tegen

de heersende klasse, de monopoliebourgeoisie.

(13)

Levende eenheden Het onderscheid en de tegenstelling tussen de klassen komt op velerlei wijzen tot uiting- in rijkdom en armoede, in bronnen van inkomen, in verschillen in levenspeil, opleiding, in levenswijze, in invloed en relaties, en ook in gewoonten, cultuur of zelfs taal.

Anderzijds zijn vele verschillen tussen mensen niet terug te voeren tot de klasse waartoe ze behoren. Zo ontstaat in elk land een bonte, historisch gevormde verscheidenheid van groepen mensen, die gemeenschappelijke eigenschappen bezitten. Ongetwijfeld kan men de mensen volgens een groot aantal verschillende maatstaven in groepen indelen. Voor een analyse van de maatschappij in haar historische wording en verandering is volgens de marxistisch- leninistische opvatting een indeling in klassen het uitgangspunt, omdat die verwijst naar de plaats die de mensen in de produktie innemen, en daardoor ook verbonden is met de meest wezenlijke kenmerken van de maatschappij. Het is een uitgangspunt dat zijn waarde heeft bewezen, niet alleen in de verklaring van grote historische ontwikkelingen, zoals de overgang van feodale maat- schappij naar kapitalisme, en de verandering van het kapitalisme naar zijn imperialistisch stadium; maar ook als uitgangspunt voor de beoordeling van vraagstukken in de dagelijkse strijd.

Zelfs een fervent tegenstander van de marxistische opvattingen als de bekende 20e-eeuwse econoom J. A. Schumpeter erkent de waarde en de juistheid van dat uitgangspunt, en tracht op grond daarvan juist een verdediging van, in plaats van een kritiek op, het kapitalistisch stelsel te ontwikkelen. Hij schrijft:

'Maatschappelijke klassen zijn niet de schepping van een klassi- ficerende waarnemer, maar levende eenheden die als zodanig bestaan .... Dat het (verschijnsel van de maatschappelijke klassen) zeer belangrijk is voor vele praktische toepassingen en voor alle wijdere aspecten van het maatschappelijk proces in het algemeen staat buiten kijf.' 2)

Het is vanzelfsprekend dat de betekenis van een theorie van de maatschappelijke klassen voor de strijd van de arbeidersklasse afhankelijk is van de aansluiting die gevonden wordt bij de feiten en de werkelijkheid van vandaag, op grond van voortdurend onderzoek en toetsing in de praktijk.

Arbeidsdeling

In een lange ontwikkelingsgang heeft zich de arbeidsdeling, die

kenmerkend is voor de produktie, ontwikkeld, en wel in ver-

(14)

schillende richtingen. Werd in vroegere maatschappijen veelal een groot deel van het levensonderhoud binnen één huishouding voortgebracht, vervolgens ontstond een specialisatie waarbij een produktie-eenheid (bijv. een ambachtsman) zich concentreerde op de voortbrenging van een enkel produkt. Dat ging natuurlijk gepaard met een uitbreiding van de ruil van produkten en ontwikkeling van een markteconomie.

Vervolgens, en in zeer sterke mate in het industriële kapitalisme, ontwikkelde zich de deling van de arbeid binnen elk produktie- proces, waardoor de arbeiders zich meer en meer elk op een onder- deel van de produktie moesten toeleggen. Het gebruik van machines en later van automatische systemen werd daarbij van overheersend belang. De produktiviteit van de arbeid neemt daardoor toe, terwijl de arbeid van de mens zich aanpast aan de eigenschappen van de machine en het karakter krijgt van een tussenschakel in het machinaal gebeuren ofwel een controle daarop.

In deze zin is de arbeid een maatschappelijk proces, waarvan het resultaat niet aan de individuele werker kan worden toegeschreven, maar aan de werkers als een collectief. Het resultaat van de produktie is hiermede ook afhankelijk van onderlinge afstemming van bedrijven en bedrijfstakken, die in het kapitalistische stelsel geschiedt door de markt op basis van het winststreven van de ondernemers.

Tegelijk met de deling van de arbeid in het produktieproces ont- staat evenwel een bijzonder onderscheid. Het hogere niveau van de arbeidsproduktiviteit doet een meerprodukt ontstaan en maakt het mogelijk dat de ene groep mensen zich de resultaten van de arbeid van de andere groep toeëigent, hetgeen zich in verschillende vormen voordoet in de slavenmaatschappij, de feodale maat- schappij, de kapitalistische maatschappij. Het zijn dié verschillende vormen van eigendom die de ontwikkeling van de klassen en hun kenmerken bepaalt.

Omschrijving In de volgende korte omschrijving heeft Lenin een samenvatting gegeven van de kenmerken van klassen:

'Klassen noemt men grote groepen mensen, die zich van elkaar

onderscheiden door hun plaats in een historisch bepaald stelsel van

maatschappelijke produktie, door hun verhouding tot de pro-

duktiemiddelen (die grotendeels in wetten is vastgelegd en

geregeld), door de rol die zij in de maatschappelijke organisatie van

(15)

de arbeid spelen en dus ook door de aard van verwerving en de omvang van het aandeel in de maatschappelijke rijkdom, waarover ze beschikken. Klassen zijn groepen mensen, waarvan de ene zich de arbeid van de andere kan toeëigenen ten gevolge van hun verschillende positie in een bepaald stelsel van de maatschappelijke economie.' 3)

Deze omschrijving maakt wel duidelijk dat men bij de analyse van klassen met een veelheid van factoren dient rekening te houden, en dat simpele schema's geen uitkomst bieden. Het uitgangspunt vormen de eigenschappen die grote groepen gemeen hebben, veeleer dan allerlei bijzonderheden die zich in individuele gevallen kunnen voordoen. De bezitsverhoudingen zijn de voornaamste maatstaf, terwijl tevens grote betekenis toekomt aan de historische ontwikkelingen in het produktieproces, in de organisatie van de produktie, in de samenstelling en de concentratie van het kapitaal en andere historische processen.

De analyse van klassen ondergaat wel schematiseringen en vereen- voudigingen, die soms bovendien ten onrechte worden toe- geschreven aan de grondleggers van het marxisme-leninisme. Zo bij- voorbeeld bestaat de opvatting dat alleen zij die deelnemen aan de

materiële produktie tot de arbeidersklasse behoren, of ook wel dat alleen zij die produktieve arbeid verrichten (in die zin dat zij de winst van het kapitaal vermeerderen) de arbeidersklasse vormen.

Beide opvattingen missen oog voor de historische gang van de kapitalistische maatschappij, waardoor toenemende massa's mensen van bezit en beschikking over produktiemiddelen worden beroofd en gedwongen zijn hun arbeidskracht te verkopen en meerarbeid te verrichten. Dat is het tenslotte wat alle werkers verenigt en wat hun positie ten opzichte van de bezittende klasse kenmerkt. De vraag op welke wijze en in welke mate zij bijdragen aan de voortbrenging van de winst is ongetwijfeld een belangrijk economisch vraagstuk, maar niet van doorslaggevende betekenis voor de maatschappelijke positie van de werkers. Een vernauwing van de arbeidersklasse die geen rekening houdt met de grote veranderingen die zich in de produktie hebben voorgedaan in de afgelopen tientallen jaren, zou leiden tot sectarisme en zou de communistische panij, die voorhoede moet zijn van de werkende massa als geheel, m een tegenstrijdige positie brengen.

Loonarbeiders

De arbeidersklasse bestaat derhalve uit in feite alle loon-

afharikelijke werkers, met inbegrip uiteraard van hen die door

(16)

ouderdom, ziekte, arbeidsongeschiktheid of werkloosheid niet aan het arbeidsproces deelnemen. Een steeds toenemend gedeelte van de werkende bevolking behoort tot de arbeidersklasse; grote groepen beroepsbeoefenaren die aanvankelijk zelfstandig waren worden loonafhankelijk. Dat geldt voor boeren en middenstanders in het bijzonder. Door de samenballing van het kapitaal in de handen van enkelen zijn steeds minder zelfstandige ondernemers in staat zich te handhaven.

Volgens de cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek waren er in 1960 nog 886.000 zelfstandige beroepsbeoefenaren in ons land op een totale beroepsbevolking van 4.132.000 mensen, bestàande uit 2.806.000 loontrekkers in bedrijven, 490.000 loontrekkers bij de overheid, )0.000 geregistreerde werklozen en de genoemde 886.000 zelfstandigen, die dus bijna 21 procent van de beroeps- bevolking uitmaakten.

Tham, in 1978, is de beroepsbevolking gegroeid tot 4.865.000, onder wie 3.313.000 loontrekkers in bedrijven en 666.000 bij de overheid, 230.000 geregistreerde werklozen, maar nog slechts 656.000 zelfstandigen, ofwel 13.6 procent van het totaal.

De klasse der loonafbankelijken vormt de overgrote meerderheid van de beroepsbevolking en van de bevolking in het algemeen. Een groot en toenemend deel van de arbeidersklasse bevindt zich in de fase van opleiding op scholen en universiteiten. In de afgelopen jaren waren er bijna 3.5 miljoen schoolgaande kinderen en studerenden.

De zelfstandigen, waaronder zich zeer verschillende beroeps- groepen bevinden, vormen een middenlaag. Zij onderscheiden zich van de arbeidersklasse doordat zij niet in loondienst zijn en in het algemeen zelf de beschikking over hun produktiemiddelen hebben, zij het dat deze dikwijls van geringe omvang zijn. V de zelf- standigen verliezen een belangrijk deel van hun zelfstandigheid door een groeiende feitelijke afhankelijkheid van kredietgevers (banken). en grote leveranciers en opdrachtgevers. Daardoor lopen hun belangen in aanzienlijke mate parallel met die van de arbeidersklasse.

Bezittende klasse

Tegenover de arbeidersklasse, die de overgrote meerderheid van de

bevolking uitmaakt, staat de bezittende klasse. Historisch gezien

wordt de bezittende klasse onderscheiden in de grondbezitters

enerzijds en de kapitalistenklasse anderzijds. In landen waar het

kapitalisme nog minder ver ontwikkeld is, vormen de grond-

(17)

bezitters veelal een onderscheiden klasse met afzonderlijke belangen. Een belangrijk deel van de uitbuiting van de werkende klasse vindt daar plaats in de landbouw en komt als pacht of winst ten goede aan de grote grondbezitters. In de hoog ontwikkelde kapitalistische landen is het grondbezit samengegroeid met het kapitaalbezit in het algemeen.

De klasse van bezitters is vanouds veelzijdig van samenstelling.

Naast de industriële kapitalisten, die de grote produktiemiddelen beheersen, behoren ertoe handelaren, renteniers en aandeel- houders, en andere groepen.

Zoals Marx op grond van een diepgaand onderzoek van de ontwikkeling van de kapitalistische maatschappij vaststelde, zou de opeenhoping van kapitaal gepaard gaan met een verdergaande concentratie ervan in handen van een kleine groep. Daarbij treedt een versmelting op van de belangen van het industriële kapitaal en het bankkapitaal en financieel kapitaal, waardoor een heersende klasse van financiers ontstaat, die de macht uitoefent over grote delen van de economie. Door Lenin wordt deze heersende groep in de bezittende klasse het financierskapitaal (of financiersoligarchie) genoemd. 4) In het bijzonder nam het systeem van de naamloze vennootschap als ondernemingvorm een grote vlucht, waardoor mogelijkheden ontstonden om op basis van een zeker kapitaal veel grotere kapitalen aan te trekken en te beheersen. De moderne multi-nationale concerns, zowel op industrieel als op financieel terrein, zijn in feite op deze wijze ontstaan. Het zijn deze concerns en banken· die de heersende klasse in de maatschappij vormen: de grote bezitters, de monopoliebourgeoisie en hun vertegenwoordigers en zaakwaarnemers. Zij hebben ook grote zeggenschap in het politieke leven en in het staatsapparaat door allerlei verbindingen, commissies en dergelijke, en door de economische en sociale macht die zij vertegenwoordigen.

Managers Het feit dat de grote concerns worden bestuurd door zgn.

managers, betaalde bedrijfsleiders en het feit dat het bezit van de

concerns vaak gespreid is over vrij grote aantallen aandeelhouders,

heeft de opvatting doen ontstaan dat het particuliere eigendom van

de produktie-middelen niet langer een kenmerkende eigenschap

van het monopolie-kapitalisme zou zijn, en dat de managers een

afzonderlijke klasse met een afzonderlijk belang bij een zo goed

mogelijk beheer van de onderneming zouden zijn geworden. Het

(18)

kapitalisme zou dan overgaan in een 'industriële maatschappij'.

Ook in reformistische ·stromingen in de arbeidersbeweging heeft deze gedachte opgang gemaakt.

Dit is een opvatting die klassentegenstelling en klassenstrijd verdoezelt of zelfs ontkent door d~ heersende klasse te vervangen door een quasi-neutrale ondernemingsleiding, die niet als doel heeft het najagen van winst voor de bezitters maar de groei van de onderneming. Soms gaat dit samen, maar de uitwerking· van de economische crisis laat overduidelijk zien dat het belang van de winst de voorrang krijgt boven de groei van de onderneming, ja zelfs boven het bestaan van de onderneming en de positie van de ondernemersleiding. Wanneer de belangen van de financiers dit eisen zullen zij streven naar liquidatie van bedrijf of onderneming, teneinde hun kapitaal zo winstgevend mogelijk te kunnen beleggen.

Arbeiders en kapitalisten In het beginselprogramma van de Partij van de Arbeid, dat in oktober 1977 werd aangenomen, is de invloed van het reformisme duidelijk zichtbaar. Gesteld wordt dat het kapitalisme onder invloed van de strijd van de arbeidersbeweging een aantal sociale rechten heeft moeten toestaan en de trekken vertoont van wat genoemd wordt een 'gemengde economie', waarin de overheid het marktmechanisme corrigeert. 'Als gevolg hiervan', zo wordt gesteld, 'is er ook in de traditionele indeling in twee klassen aanzienlijke verançlering gekomen.' 5)

Wel wordt gezegd:

'De tegenstelling tussen kapitaal en arbeid staat nog steeds overeind als het gaat om de verdeling van de opbrengst van de produktie, de zeggenschap in het bedrijf en de gevolgen van de ondernemingsbeslissingen op de maatschappij. Nog steeds neemt de factor kapitaal de factor arbeid in dienst, in plaats van omgekeerd.' 6)

Wel ferflle taal natuurlijk, maar zonder enig begrip neergeschreven.

Want het kapitalistisch stelsel betust nu juist op de loonarbeid, en die kan men niet zo maar 'omkeren'. Of moeten de arbeiders de kapitalisten in dienst nemen?

Zo zal het ook niet bedoeld zijn. De gehele formulering verdoezelt,

en dat is het voornaamste,· dat als men spreekt van kapitaal en

kapitalisme, men ook zal moeten spreken over de klasse van de

bezitters. En als de verdediging van de opbrengst onrechtvaardig is,

zal men moeten spreken van de bezitsverhoudingen die zo'n

(19)

verdeling van de opbrengsten of inkomens met zich meebrengen.

Het is niet voldoende om, zoals de reformisten zo dikwijls doen, slechts de uitwerking van de kapitalistische maatschappij te kritiseren, en het fundament te laten voor wat het is; wel te spreken over gebrek aan zeggenschap van de werkers, maar niet over de kleine groep die de macht in feite monopoliseert; wel te spreken over verschillen in inkomen tussen loontrekkers, maar niet over de winsten van het grote kapitaal.

'Nieuwe elite' Het PvdA-programma spreekt zich niet uit over de heersende klasse, komt niet tot een karakterisering daarvan. Het zegt alleen maar wat deze niet is. Het zijn niet meer alleen de 'bezitters' (men plaatst dat tussen aanhalingstekens) die aan de touwtjes trekken. Er is 'een nieuwe groep managers ontstaan die dagelijks de dienst uitmaakt'. Dat verandert echter niets aan het karakter van de heerschappij van de bezitters, en dat wordt ook impliciet toegegeven, immers:

'Natuurlijk zijn de doelstellingen van de onderneming daardoor niet fundamenteel veranderd' .

7)

En dat zullen dan de doelstellingen van de bezitters zijn; men geeft althans niet aan welke andere daarvoor in aanmerking komen.

Het PvdA-programma verklaart voorts dat een indeling in klassen niet voldoende is om alle ongelijkheid die er bestaat te verklaren, hetgeen trouwens niemand ooit beweerd heeft. Hier wordt echter een beroep gedaan op bestaande verschillen binnen de werkende klasse (verschillen in opleiding, inkomen en werkomstandigheden) om hen die een academische opleiding hebben genoten te verklaren tot een 'nieuwe elite', en een 'maatschappelijke tegenstelling' tussen deze groepen en ongeschoolden aan te wijzen.

'Het is dus niet mogelijk de mensen in loondienst in alle opzichten als één groep te beschouwen'

8)

Maar in feite wordt dan de indeling van de arbeidersklasse niet meer verbonden aan het feit dat men in loondienst is, doch aan de hoogte van het loon. De nadruk ligt niet langer op de eenheid van de arbeidersklasse, op het gemeenschappelijke kenmerk, maar op het onderscheid. Het is die fundamentele eenheid van de arbeidersklasse die de basis vormt van verandering van de maatschappij.

Nieuwe groepen

De samenstelling van de arbeidersklasse is inderdaad snel veranderd

(20)

in enkele tientallen jaren. 9)

Er heeft een zeer snelle ontwikkeling van de toepassing van wetenschap en techniek in de produktie plaatsgevonden. Daarmee gepaard gaande is het scholings- en opleidingsniveau van de werkers toegenomen. Anderzijds werden duizenden als overbodig aan de kant geschoven. De reusachtige toename van de arbeids- produktiviteit in de industrie ging gepaard met een relatieve vermindering van het aantal werkers in de industrie; onder invloed van de crisis is de laatste jaren zelfs sprake van een absolute teruggang.

Tegelijkerrijd neemt het aantal werkers in andere sectoren toe: in verkeer, communicatie, en ook in de dienstverlenende sectoren. De aantallen werknemers in dienst van de staat, zowel bij de Rijks- overheid als bij lagere overheden, is in de afgelopen periode gestegen door de uitbreiding van onderwijs en andere maat- schappelijk noodzakelijke voorzieningen.

Deze veranderingen, die dikwijls met grote wrijvingen gepaard gaan en grote groepen mensen confronteren met de politiek van de bezittende klasse, hebben nieuwe groepen in strijd gebracht. In de achter ons liggende tijd is de studentenbeweging tot

on~eling

gekomen en is de organisatie van werkers in onderwijs, in gezondheidszorg en welzijnswerk sterk toegenomen. Daarmee gaan deze groepen ook bewust deel uitmaken van de arbeidersbeweging.

Dat de arbeidersklasse met ontwikkelingen in de produktie in geleding en samenstelling verancien is geen bewijs van haar uiteen- vallen, zoals het door sommigen wordt gezien, maar de uiting van een snelle uitbreiding van de arbeidersklasse waardoor deze steeds grotere delen van de bevolking gáat omvatten tegenover een zeer kleine, maar daardoor des te gewichtiger bezittende klasse.

BOE TIIIO

NOTEN

I) F. Engels, Herrn Eugen Dührings Umwälzung der Wissenschaft (Anti-Dühring), Berlijn 1975, pag. 248.

2) ]. A. Schumpeter, Capitalism, Socialism and Democracy, Londen 1966, p. 14.

3) W. I. Lenin, Het grote initiatief, geciteerd uit W. I. Lenin, Keuze uit zijn werken, deel 3, Moskou 1975, pag. 238.

4) Zie W. I. Lenin, Het imperialisme als hoogste stadium van het kapitalisme, Amster- dam (Pegasus) 1974, hoofdstuk 111.

5) Zie PK, ledenblad van de Partij van de Arbeid, 9e jaargang nr. 10, mei 1978. pag. 9.

6) idem, pag. 11.

7) idem, pag. 11.

8) idem, pag. 12.

9) Zie voor documentatie over deze ontwikkelingen ook de bijlagen bij de Stellingen voor het 26e congres van de CPN.

(21)

Aletta Jacobs, of het

zelfbeschikkingsrecht der vrouw

In de vaderlandse geschiedenisboeken die de Nederlandse jeugd te verwerken krijgt worden de daden van ridders, zeerovers, koningen en diplomaten beschreven. liJ ongeveer de enige vrouwelijke held schijnt Kenau Simons· Hasselaar te zijn. Dit was een vrouw die zich ten tijde van de opstand tegen Spanje heldhaftig gedroeg en haar naam wordt bijgevolg verder reeds vier eeuwen als scheldwoord gebruikt. De zeerover Piet Hein daarentegen, wordt nog steeds bejubeld als degene wiens daden groot bennen.

Er zijn nationale figuren waarvan de daden werkelijk 'groot' zijn geweest. Een van die figuren is Aletta Jaçobs, een vrouw die drie eeuwen na Kenau leefde.

Zij was de eerste vrouwelijke arts in Nederland (het is nu precies honderd jaar geleden dat ze haar artsendiploma in ontvangst nam) en behoorde tot de 'eerste feministische golf. Deze kwam aan het eind van de vorige eeuw op in de gedaante van dames van goede stand, die streden voor verbetering van de maatschappelijke, politieke en economische positie van de vrouw. Dit zou naar hun mening via een verbetering van de wetgeving moeten gebeuren.

Vrouwen mochten in deze tijd eigenlijk helemaal niets. Ze moèsten alleen maar. Als ze van betere stand waren mochten ze niet werken, als ze in de arbeidersklasse thuis hoorden waren ze gedwongen om - naast de verzorging van hun kinderen - vaak net zo zwaar werk te doen als hun mannen. Onderwijs, spon, het lidmaatschap van een vereniging, stemrecht, om maar enkele dingen te noemen, pasten niet bij de 'vrouwelijke aard'. Daarbij paste slechts kinderen baren en mannen en kinderen verzorgen.

In 1870 werd in een discussie of er onderwijs voor meisjes moest komen geschreven: 'De waarde van een vrouw zit niet in geleerd- heid of veelzijdige kennis, maar in adeldom van het gemoed, in de deugd der huiselijkheid, in één woord: in de kunst om haar omgeving gelukkig te maken. De mannen zien dat het liefst in een vrouw.'

(1)

Mgezien van de vraag of de waarde van een man soms wèl in geleerdheid zit, en of de man soms nièt zijn omgeving gelukkig hoeft te maken, moeten hierbij twee dingen aangetekend worden.

Ten eerste: dat wat vrouwen het liefst in een vrouw- en dus ook

in zichzélf- zien, doet er in deze filosofie absoluut niet toe. En

ten tweede: dit idee over de vrouw dat algemeen opgeld deed, is

(22)

nooit een belemmering geweest om gebruik te maken van haar diensten als goedkope arbeidskracht.

Eerste feministische golf De eerste feministische golf - bovenstaande tegenwerpingen op de zogenaamde vrouwelijke aard zijn alle 'feministisch' -streed in reactie op dit alles voor openstelling van onderwijs en beroepen voor de vrouw, voor lotsverbetering van de proletarische vrouw en haar gezin en tegen de reglementen die de mannenmaatschappij haar op alle fronten opdrong. Zoals Aletta Jacobs het uitdrukte:

voor het zelfbeschikkingsrecht der vrouw.

Altijd al zijn er vrouwen geweest die hun klachten deponeerden bij de heren der schepping. Tijdens de Franse revolutie bijvoorbeeld, stelde Olympe de Gonges een 'Verklaring van de rechten van de vrouw' op, die tussen haakjes door de Grondwetgevende Vergadering werd afgewezen. Maar aan het eind van de vorige eeuw kwam voor het eerst een georganiseerde vrouwenbeweging op. Dit gebeurde in een tijd dat de industriële revolutie een nieuwe burgerklasse deed ontstaan. Diezelfde industriële revolutie onttrok allerlei soorten produktieve arbeid uit het huis, naar de fabrieken.

In die tijd ook werd het rendabel om, bij de snel voortgaande mechanisering van de arbeid te investeren in onderwijs, een nu volstrekt onmisbare factor voor de reproduktie van de arbeidskracht.

Thorbecke richtte dan ook de Hogere Burgerschool (HBS) voor jongens op. En het gebeurde niet in de laatste plaats in een tijd dat ook de arbeidersklasse zich begon te organiseren.

Zoals gezegd, de vrouw uit de nauwelijks op de rand van het bestaansminimum levende arbeidersklasse werd gedwongen tot harde arbeid. De vrouw uit de meer bemiddelde milieu's echter, werd veroordeeld tot heel beschaafd maar uiterst frustrerend niets doen. Werken en studeren was voor deze vrouw een schande, en al bardurend zitten wachten op een man was fatsoenlijk. Met dit laatste kreeg Aletta]acobs, in 1854 als achtste kind van een huisarts te Sappermeer geboren, te maken. En het beviel haar niets.

Ze wilde al op heel jonge leeftijd ook dokter worden. Maar ze

moest naar een 'jongedamesschool' om niets anders te leren dan

'goede ma_Weren'. In haar memoires (onlangs opnieuw uitgegeven

bij de SUN te Nijmegen) schrijft ze hierover: 'Ik kon de nood-

zakelijkheid van al die lessen niet inzien. En evenmin begreep ik

waarom, zooals mij werd geleerd, een jong meisje de ogen bedeesd

moest neerslaan als haar op straat een heer passeerde en waarom

zij in gezelschap van heeren alleen dan het woord mocht voeren als

(23)

haar iets werd gevraagd.'

(2) .

'b: vond dat ze met de dag dommet werd, terwijl de kinderen ]acobs van hun vader juist de les hadden meegekregen dat kennis vergaren om die dan ten algemene nutte aan te wenden, het hoogste streven moest zijn.

Toen ze door Thorbecke bij wijze van uitzondering werd toe- gelaten op de Groningse Universiteit (waarvoor ze zich via allerlei omwegen had bekwaamd), werd ze in de rechtse pers uitgemaakt voor iemand die alleen maar wilde studeren om op een gemakkelijke manier met mannen in aanraking te komen. Het weerhield haar er niet van af te studeren, overigens zonder gebruik te maken van de speciale voorzieningen dié haar als vrouw werden geboden. ZOals Dijvoorbeeld de regeling om 'zeekere anatomische lessen' afzonderlijk te ontvangen.

Meteen nadat ze zich als huisarts te Amsterdam vestigde, gaven haar mannelijke collega's haar te verstaan dat ze het normaal zouden vinden als ze zich zou beperken tot de verloskunde en als ze onder het gebruikelijke tarief zou gaan werken. Ze maakte hen op niet mis te verstane wijze duidelijk dat ze dat juist abnormaal vond.

Ze werd als eerste vrouw lid van de in 1888 opgerichte Liberale Bond, de eerste politieke partij die het vrouwenkiesrecht in haar program opnam.

'Het lot van de vrouw' Als praktiserend huisarts kwam ze in aanraking met de toestanden waarin arbeidersvrouwen moesten leven. Juist omdat ze een vrouw was, trok ze zich het leed aan dat vrouwen, ook al kwamen zij uit een andere klasse, werd aangedaan. Ze ging in samenwerking met het Algemeen Nederlands Werkliedenverbond gratis spreekuren houden voor arme vrouwen en kinderen in de Jordaan.

In haar gesprekken met zwangere vrouwen merkte ze dat de geboorte dikwijls absoluut niet met blijdschap werd verwacht, zoals dat de 'vrouwelijke aard' paste. En dit niet alleen omdat er weer een eter bijkwam. Want toen was het zo dat de medische weten- schap geen oplossingen bood voor die vrouwen waarvoor elke nieuwe bevalling de dood kon betekenen, of die alleen maar ziekelijke of dode kinderen ter wereld brachten. Onderzoek naar voorbehoedsmiddelen was taboe, en het feit dat de geneeskunde door mannen werd gemonopoliseerd had zeker iets met deze stand van de medische wetenschap te maken.

Aletta besprak het vraagstuk eens met een van haar collega's. Hij

(24)

wist hierover niets anders te berde te brengen dan dat dit 'nu eenmaal' het lot was van de vrouw. Wanneer in een maatschappij zo'n opvatting heerst, voelen de attsen natuurlijk ook niet de behoefte om een wetenschappelijke list te verzinnen die het leven 'van deze vrouwen zou kunnen veraangenamen. Het was de vrouwelijke dokter Aletta]acobs die zich als eerste inzette om tegen alle klippen op, waaronder veel verdachtmakingen tegen haarzelf als vrouw, het pessarium in ons land ingang te doen vinden.

Een van de kwesties die de vrouwen van de eerste feministische golf aansneden was de prostitutie. De Nederlandse Vrouwenbond tot Verhooging van het Zedelijk Bewustzijn had zich ten doel gesteld om 'te redden en voorkomen, maar vooral te getuigen'. De bond protesteerde tegen de dubbele moraal, die vrouwen zwaar aanrekende wat tegelijkertijd voor mannen onontbeerlijk werd geacht. Vrouwen hielpen vrouwen door opvanghuizen te stichten waar de 'gevallen' meisjes werden opgevangen. De bond had een streng godsdienstig karakter.

Aletta]acobs wilde meer dan de bond deed. Ze begon aan volledig openlijke voorlichting voor jonge vrouwen en mannen. Het pijnlijke onderwerp moest volgens haar de openbaarheid in, om de onwetendheid bij de eventuele aanstaande slachtoffers op te heffen. Tot de velen die van mening waren dat zij wel zeer diep gevallen was om 'lust te gevoelen over die viezigheid zoo uit te weiden' schreef ze in een weekblad dat ze het een ware zegen vond 'dat een onderwerp, dat vroeger alleen behandeld werd als een vuile geheimzinnigheid, waarmede alleen mannen hadden te maken( ... ) nu eindelijk eens door de VROUW uit HOOG zedelijk standpunt wordt behandeld. Het is toch al te gek, dat de vrouw zoolang zich heeft gehouden buiten zaken, die haar juist als VROUW en MOEDER rechtstreeks aangaan.' (3)

Aletta had in haar studententijd meegemaakt dat prostituees in het

kader van de '!egalisering van de prostitutie' gedwongen werden

onderzocht. Dit alleen maar opdat de gebruikers van de vaak zeer

jonge vrouwen geen geslachtsziekte op zouden lopen. Ze werden

als vee behandeld. Of dat eigenlijk nog niet eens, want mensen

behandelen dieren niet met minachting. En dat gebeurde wel met

deze vrouwen uit de armste der armste volksklassen. Aletta ging

zich verzetten, zo schrijft ze in haar memoires, 'tegen de heersende

theorie volgens welke de gemeenschap verplicht zou zijn om de

mannen die hunne geslachtsdrift willen bevredigen, zooveel

mogelijk gezonde vrouwen te leveren.' Toen een hoogleraar deze

theorie, die ervan uit ging dat het allemaal nodig was voor de

gezondheid van de man, in de discussie naar voren bracht,

antwoordde ze: 'Indien dat werkelijk uw meening is, zijt gij

(25)

zedelijk verplicht uw dochters voor dit doel beschikbaar te stellen.' (4)

En Mina Kruseman, een andere feministe uit die tijd, verwoordde haar protest als volgt: 'Prostitutie!ldaarvoor kinderen, leert men u gehoorzamen. /Daarvoor meisjes, verbiedt men u alle studie en wetenschap!' (5)

V rouwenkiesrecht Toen de strijd voor openstelling van onderwijs voor meisjes was beslecht en men door de volhardende houding van de feministische vrouwen enigszins (maar beslist niet meer dan dat) begon te wennen aan het optreden van vrouwen in het openbaar, begon de strijd voor het vrouwenkiesrecht. Aletta]acobs was ook op dit punt een pionier en later zou ze de ziel van de vrouwenkiesrechtstrijd worden genoemd.

In de Nederlandse Grondwet was een 'lek' wat betreft het passieve kiesrecht (het recht om gekozen te worden in vertegenwoordigende lichamen.) In 1883 verzocht Aletta B. en W. van Amsterdam haar op de kiezerslijst te plaatsen. Ze voldeed immers aan alle door de wet gestelde eisen, waaronder het betalen van een bepaald bedrag aan belasting. De Grondwet sprak over 'Nederlanders en ingezetenen' die het recht hadden op het passieve kiesrecht. Nadat het haar werd geweigerd en de Amsterdamse gemeenteraad zich zeer met haar brief had vermaakt - hoe kon een vrouw nu zoiets in haar hoofd halen - vocht ze het tot de hoogste instanties uit.

Met name omdat er vele stemmen opgingen om in de Grondwet vast te leggen dat het slechts om mannelijke Nederlanders ging. De Hoge Raad nu stond, daar de Grondwet vrouwen niet uitsloot, voor de onmogelijke taak toch iets te bedenken om het vrouwelijk gevaar te keren. De heren van dit hoogste rechtscollege bedachten dus de stupide redenering dat de vrouw niet geacht kon worden in het volle genot van haar burgerschapsrechten te zijn, omdat ... ze het recht miste om kiezer te zijn. Wat dus wilde zeggen dat de vrouw niet mee mocht doen omdat ze niet mee mocht doen!

In 1887 werd inderdaad in de Grondwet het woord 'mannelijk' ingevoegd. Uit de in 1887 opgerichte Vrije Vrouwenvereniging kwam in 1894 de Vereniging voor Vrouwenkiesrecht voort. Nu begon een 2)-jaar lange georganiseerde strijd, van 1903 tot 1920 onder leiding van Aletta Jacobs. Er werd een onafgebroken propaganda gevoerd, tot in de kleinste uithoeken van ons land toe.

Ook organiseerden de vrouwen zich internationaal. Aanvankelijk

was, zoals Aletta schrijft, hoon en spot hun deel. Clara Meyers

(26)

schreef in dit verband in 1968: 'Van de zijde van de oppositie werd de vrouwenkiesrechtstrijd waarlijk niet op hoog niveau _gevoerd. Menig man zou nu de opmerkingen van zijn medebroeders van weleer het schaamrood naar de kaken stijgen!' (6) En: 'Misschien heeft geen enkele maatschappelijke ontplooiing bij zovelen zulk onredelijk verzet opgewekt als die der vrouwen.' (7) Welke tegenargumenten werden zoal gebruikt? Het ontbrak de vrouw vanwege haar 'vrouwelijke aard' aan een objectief oordeel. Toekenning van kiesrecht aan de vrouw was even onlogisch als toekenning aan kinderen en onder curatele gestelden. Het gezin zou uit elkaar gerukt worden. Vrouwen konden, daar zij snel onder invloed van demagogen raakten, beter door mannen worden vertegenwoordigd, en mannen konden als hoofd van het gezin net zo goed voor 'hun'

vrouwen kiezen. ·

In 1895 had de het jaar daarvoor opgerichte SOAP het algemeen kiesrecht voor vrouwen en mannen in zijn programma staan. (In 1901luidde de aanhef op het pattijcongres voor het eerst: 'Mannen en vrouwen'.) Toch werd het vrouwenkiesrecht door deze panij niet zo ernstig genomen als de vrouwenbeweging zèlf deed. Op hetzelfde congres stelde een afgevaardigde (onder fel protest van Roosje Vos, de eerste werkende vrouw die een vakbond voor vrouwen oprichtte, nl. de naaistersvakbond) dat alleen de eis van algemeen mannenkiesrecht een klasse-eis was. Het vrouwenkies- recht was enkel een 'sexueel vraagstuk'. (8)

Behalve het schermen met politieke haalbaarheid en het nog niet rijp zijn van de vrouw hadden de socialisten, toen de Vereniging voor Vrouwenkiesrecht genoegen nam met een beperkt vrouwen- kiesrecht ook serieuze argumenten tegen de burgerlijke vrouwen.

De SOAP gaf voorrang aan het algemeen mannenkiesrecht, omdat als men eerst de vrouwen uit de hogere klassen kiesrecht zou geven, dit de klasse-overheersing zou versterken. De Vrije Vrouwen echter vonden dat, ook al was het kiesrecht dan nog niet algemeen, men toch moest strijden voor de politieke rechten van de meer bemiddelde vrouw. Hun- ·evenzeer serieuze- argument hiervoor was dat het 'gelijk op' moest gaan. Aletta] acobs stelde tijdens een bezoek aan de Oostenrijkse vrouwenbeweging, toen in dat land de meest vooruitstrevende parlementsleden de eis van het vrouwen- kiesrecht hadden laten varen, dat het daar aanhangige wetsontwerp voor het algeme<:!n mannenkiesrecht niet vanzelf het algemeen vrouwenkiesrecht zou doen ontstaan.

De vrouwen moesten volgens haar hard voor zichzelf doorvechten.

En, zo schrijft ze, het kwam uit dat het wetsontwerp niet in hun

belang was. Want zeven jaar nadat in Oostenrijk het algemeen

mannenkiesrecht was ingevoerd was het de vrouwen daar nog steeds

(27)

verboden zich voor een politiek doel te organiseren en politieke vergaderingen bij te wonen.

In het in 1960 door de NVB uitgegeven boekje 'Baanbreeksters' wordt in ieder geval terecht over de burgerlijke vrouwenbeweging gesteld: 'Toch kunnen deze vrouwen erop bogen, dat zij heel wat socialisten, speciaal mannen, hebben geholpen om ook voor de rechten van de vrouwen op te komen.' (9)

Overigens bracht de regering Heemskerk in 1913 de verdeelde vrouwengelederen weer bijeen. Een ingediend grondwetsvoorstel bevatte alleen het algemeen mannenkiesrecht en in de Memorie van Toelichting werd nog eens benadrukt dat men geen vrouwen- kiesrecht op het oog had. Een grootse betoging volgde, die geacht werd bijgedragen te hebben aan de latere val van deze confessionele regering.

In 1916 moest Aletta Jacobs nog steeds klachten over de geringe bijval van de mannelijke politici melden. Na een tweede massale betoging was afgesproken met de Kamervoorzitter dat de vrouwen hun eis bij het parlement zouden komen deponeren. 'Wij waren zeer verwonderd toen wij op den aangegeven tijd, waarop anders de Kamerleden nog in discussie zijn, verschenen en slechts enkele Kamerleden aantroffen. De anderen waren door een achterdeur ontsnapt!' En ze voegt hieraan fijntjes en toch vernietigend toe:

'Moed vindt men toch maar alleen bij mannen.' (10)

In 1919, twee jaar later dan de mannen, en na overal in Europa uitgebroken revolutionaire woelingen, kregen ook de vrouwen het algemeen kiesrecht. De wet waarmee dit gebeurde kwam in het Staatsblad te staan onder de naam 'de wet Jacobs'.

V redesstrijd De kiesrechtstrijd werd enige tijd onderbroken toen in 1914 de Eerste Wereldoorlog uitbrak. En meteen kwam Aletta Jacobs weer in actie. Het Nederlandse leger werd gemobiliseerd, wat in veel gevallen voor de vrouwen betekende dat ze zonder geld achter- bleven. Ze stelde de Vereniging voor Vrouwenkiesrecht voor om als vereniging alles op alles te zetten om de nood te helpen lenigen.

Veel geld en goederen werden bij elkaar gebracht. Na korte tijd

begon ze te twijfelen aan deze activiteiten. Ze vroeg zich af of dit

wel de voornaamste taak van de vrouwen moest zijn. 'Het lag

inderdaad het meest voor de hand en had de kracht eener eeuwen-

heugende traditie. Tot de plichten der vrouw behoorden immers

van oudsher het verzachten van ellende en het heden van wonden

in oorlogstijd (. .. ) Nu was ik verzeild geraakt in philantropischen

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

'De factoren die het terrorisme in de hand hebben gewerkt, bestaan in onverminderde sterkte voort of nemen nog in sterkte toe. Te verwachten valt a) een

Het betekent dat een front gevormd wordt, niet alleen tegen machinaties van het Westduitse, Franse en Amerikaanse imperialisme in deze gebieden, maar vooral ook

Pruisen~erd net als in ons land het jaar 1834 het jaar van een af- splitsing van de protestantse staatskerk. Het zijn vooral de ont- wikkelingen in Pruisen geweest,

Belangrijke vragen, omdat economische verhoudingen nu eenmaal een uitermate belangrijke rol spelen in elke machtsstrijd, of het nu gaat om de Oude tegen de

geweest.. Toen minister-president Biesheuvel op 28 september 1971 de commissie installeerde wist hij heel goed, dat het verzet tegen de hoge bewapeningsuitgaven en

§ 5. Is M ey’s poging om „several management devices into one common denominator” te brengen als basis voor een al-omvattende organisatieleer niet geheel geslaagd, de

Evenals het theoretische bouwwerk der algemene eco­ nomie steunt op enkele ervaringsregels (en data) zo menen wij dat een vruchtbare organisatietheorie dient te

wel en niet geschikt zijn voor een dergelijke aanpak. Een soortgelijke reactie kregen we ook van  de  rechters.  De  aard  van  de  zaak  lijkt  dus  relevant.