• No results found

Invasieve exoot zorgt voor snelle achteruitgang van inheemse lieveheersbeestjes: het Veelkleurig Aziatisch lieveheersbeestje in België en de rest van Europa

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Invasieve exoot zorgt voor snelle achteruitgang van inheemse lieveheersbeestjes: het Veelkleurig Aziatisch lieveheersbeestje in België en de rest van Europa"

Copied!
9
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Negatieve gevolgen van

Veelkleurig Aziatisch

lieveheersbeestje

Klimaatwijziging al op het

spoor in de jaren 1950

Draadklaver ontrafeld

Natuur.focus

V L A A M S D R I E M A A N D E L I J K S T I J D S C H R I F T O V E R N A T U U R S T U D I E & - B E H E E R – S E P T E M B E R 2 0 1 2 – J A A R G A N G 1 1 – N U M M E R 3 V E R S C H I J N T I N MA A R T, J U N I, S E P T E M B E R E N D E C E M B E R

Toelating – gesloten verpakking Retouradres: Natuurpunt,

(2)

Invasieve exoot zorgt

voor snelle achteruitgang

van inheemse

lieveheersbeestjes

Het Veelkleurig Aziatisch lieveheersbeestje in

België en de rest van Europa

Tim Adriaens, Thierry Onkelinx, Gilles San Martin, Louis Hautier, Jean-Claude Grégoire, Jean-Christophe de Biseau & Dirk Maes

Zo’n tien jaar geleden maakten Adriaens & Gysels (2002) in Natuur.focus melding van de mogelijke impact

van het Veelkleurig Aziatisch lieveheersbeestje op inheemse lieveheersbeestjes. Ze riepen toen ook op

om alle waarnemingen te melden om zo een goed beeld te krijgen van de opmars van deze invasieve

exoot. Door de vele waarnemingen, een gerichte monitoring en internationale samenwerking kunnen we

nu duidelijk de negatieve gevolgen van de aanwezigheid van deze soort op sommige van de inheemse

lieveheersbeestjes aantonen, en dit zowel in België als in enkele andere Europese landen.

(3)

Invasieve exoten

Het uitsterven van soorten is van alle tijden. Zorgwekkend is echter dat soorten, maar vooral ongewervelden, nu aan een veel hoger tempo verdwijnen dan historisch het geval was (Thomas et al. 2004, Vié et al. 2009). Bovendien zijn er weinig tot geen tekenen van beterschap (MilleniumEcosys-temAssessment 2005). Het Biodiversiteitsverdrag in Nagoya (2010) identifi ceerde invasieve exoten als een van de belang-rijkste oorzaken van biodiversiteitsverlies en het uiteindelijk uitsterven van soorten wereldwijd (Butchart et al. 2010, McGeoch et al. 2010). Invasieve exoten kunnen zowel een direct als een indirect ecologisch eff ect hebben op andere soorten door predatie, concurrentie voor voedsel of ruimte, het introduceren van nieuwe ziekteverwekkers of het versto-ren van de voortplanting van inheemse soorten (Kenis et al. 2009). Ze hebben dikwijls ook eff ecten op ecosysteemniveau en grijpen in op predator-prooi relaties in voedselwebben, op de natuurlijke ontwikkeling van de vegetatie of op nutri-entencycli. Tot op heden zijn er nog maar weinig duidelijke voorbeelden van hoe invasieve exoten een achteruitgang van de inheemse biodiversiteit veroorzaken. Vilà et al. (2011) toonden aan dat invasieve uitheemse planten vaak een be-duidende impact kunnen hebben op inheemse planten en ecosystemen (bv. Japanse duizendknoop, Watercrassula, He-melboom, Amerikaanse vogelkers enz.). De meeste studies hierover gaan echter over reeds gedegradeerde ecosyste-men of over tropische eilanden. Vaak zijn ze gebaseerd op eerder correlatief onderzoek op een kleine schaal en in een beperkt tijdsvenster. Studies naar de mechanismen achter deze impact zijn trouwens zeldzaam (Gurevitch & Padilla 2004).

Het Veelkleurig Aziatisch

lieveheersbeestje

Het Veelkleurig Aziatisch lieveheersbeestje Harmonia

axy-ridis is, zoals de naam laat vermoeden, een soort die

oor-spronkelijk voorkomt in Azië (Siberië, Korea, China, Japan). In Noord-Amerika (in 1916) en Europa (in de jaren 1980) werd de soort geïntroduceerd als biologische bestrijder van blad-luizen, maar ze wordt nu in beide continenten beschouwd als een invasieve exoot. De eerste waarneming van het Veelkleurig Aziatisch lieveheersbeestje in België dateert uit

2001 (Adriaens 2001, Adriaens et al. 2003). Enkele jaren la-ter kende ze een sla-terke uitbreiding en werd ze zelfs een van de meest voorkomende lieveheersbeestjessoorten in onze contreien, zodat ze tegenwoordig te beschouwen is als een onderdeel van onze fauna (San Martin et al. 2005, Adriaens et al. 2008). De soort heeft meerdere generaties per jaar, kan haar ontwikkeling doormaken op ‘minderwaardig’ voedsel (bv. stuifmeel in plaats van bladluizen, Berkvens et al. 2008), kan onder heel uiteenlopende omstandigheden voorkomen (Adriaens et al. 2008) en is door haar vraatzucht een echte winnaar in interacties met andere soorten (Koch 2003, Kenis et al. 2010). Bovendien lijken inheemse natuurlijke vijanden (parasitoïden, nematoden en schimmels) voorlopig geen vat te krijgen op deze nieuwe aanwinst (Roy et al. 2008). In heel wat Europese landen, ook waar de soort niet geïntroduceerd werd, kende dit lieveheersbeestje dankzij zijn goede verbrei-dingsvermogen (50-100 km per jaar) dan ook een snelle uit-breiding (Brown et al. 2008). Door haar gewoonte om, vaak in huizen, samen te scholen in de herfst kan ze bovendien overlast veroorzaken (Nakazawa et al. 2007). Daarnaast staat ze ook bekend als een plaagsoort in de wijnbouw (Pickering et al. 2008). Hierdoor zouden het positieve imago bij het pu-bliek en de belangrijke rol van lieveheersbeestjes voor goed

BOX 1: Invasieve exoten

Het begrip invasieve soort is een vlag die verschillende la-dingen dekt (o.a. Colautti & MacIsaac 2004). Afhankelijk van de context worden ook inheemse soorten die door menselijk toedoen veel abundanter worden en een schadelijke invloed uitoefenen op ecosystemen als invasief beschouwd (Valery et al. 2009), of worden enkel uitheemse soorten die schade met zich meebrengen als invasief beschouwd (bv. de be-leidsdefi nitie van de Conventie Biologische Diversiteit). We beschouwen invasief hier in de context van uitheemse soor-ten als onderdeel van een invasieproces. Invasieve soorsoor-ten zijn soorten die door menselijk handelen buiten hun natuur-lijk verspreidingsgebied gebracht zijn en zich hier goed thuis voelen. Slechts een kleine minderheid van de uitheemse soorten vestigt zich en wordt invasief. Ze hebben zich aan-gepast aan onze klimatologische omstandigheden (acclima-tisatie), hebben duurzame populaties uitgebouwd (natura-lisatie) en zijn zo succesvol dat ze zich snel over een groot gebied verspreid hebben. Daarbij kunnen ze potentieel schade veroorzaken aan natuurlijke ecosystemen, economi-sche schade met zich meebrengen of een probleem vormen voor de volksgezondheid (Adriaens et al. 2010). Biologische invasies door invasieve exotische soorten worden interna-tionaal als een van de belangrijkste bedreigingen voor de biodiversiteit beschouwd. Op wereldschaal wordt geschat dat ze verantwoordelijk zijn voor maar liefst 40% van de ge-kende extincties. Een lijst met de honderd ergste exoten van de wereld die een grote hap van dit biodiversiteitverlies voor hun rekening nemen, is terug te vinden op de website van de IUCN-ISSG (Lowe et al. 2004). De Conventie Biologische Diversiteit legt alle ratifi cerende landen de verantwoorde-lijkheid op om introducties van nieuwe potentieel invasieve soorten te voorkomen, snel in te grijpen waar nodig of po-pulaties van deze soorten op langere termijn te controleren.  www.issg.org/booklet.pdf

(4)

functionerende ecosystemen wel eens een deuk kunnen krij-gen (Adriaens et al. 2010). Het grote aantal door vrijwilligers verzamelde gegevens van zowel het Veelkleurig Aziatisch lieveheersbeestje als van inheemse lieveheersbeestjes in België bood de unieke gelegenheid om het effect van deze invasieve exoot op de verspreiding van inheemse soorten min of meer ‘in real time’ na te gaan.

Citizen-science inventarisaties

In België komen 38 soorten inheemse grotere lieveheers-beestjes van de subfamilies Chilocorinae, Coccinellinae en Epilachninae voor (Adriaens & Maes 2004, Baugnée et al. 2011). Gegevens over de verspreiding van deze soorten wer-den verzameld door vele honderwer-den vrijwilligers en gecoör-dineerd door de lieveheersbeestjeswerkgroep Coccinula. Om deze data te kunnen weergeven in een eventuele atlas en voor het uitvoeren van analyses werden alle waarnemingen toegewezen aan een UTM-kilometerhok. De totale Belgische lieveheersbeestjesdataset bevat bijna 80.000 gegevens.

Aangezien deze databank enkel gegevens bevat van waar-genomen soorten, moesten we een manier vinden om de af-wezigheid van een soort in een bepaald kilometerhok te ver-onderstellen. Dit was mogelijk door enkel goed onderzochte kilometerhokken te gebruiken in de analyses: als een soort in een dergelijk goed onderzocht hok niet gemeld werd door de vrijwilligers, gingen we ervan uit dat de soort er ook niet aan-wezig was (vandaar het belang van steeds zo volledig moge-lijke soortenlijstjes in te voeren op www.waarnemingen.be). Om te bepalen wanneer een kilometerhok voldoende goed geïnventariseerd was, gebruikten we negen gemakkelijk herkenbare soorten waarvan we sinds 1990 meer dan 1.000 waarnemingen hadden in de databank: het 2-stippelig lieve-heersbeestje, het 10-stippelig lievelieve-heersbeestje, het Room-vleklieveheersbeestje, het 7-stippelig lieveheersbeestje, het 4-vleklieveheersbeestje, het Meeldauwlieveheersbeestje, het 14-stippelig lieveheersbeestje, het 22-stippelig lieve-heersbeestje en het Veelkleurig Aziatisch lievelieve-heersbeestje. We gingen ervan uit dat een kilometerhok voldoende goed onderzocht werd wanneer minstens twee van deze negen soorten waargenomen werden. Daarnaast beperkten we de analyses tot de kilometerhokken die gedurende de laatste twee decennia in minstens drie verschillende jaren onder-zocht werden. Door het toepassen van deze vrij strenge cri-teria maakten we uiteindelijk gebruik van slechts 14% van de totale dataset (365 kilometerhokken). Dit zorgde er wel voor dat de kwaliteit van de gegevens voldoende hoog was voor trendanalyses. Met behulp van deze gegevens konden we de kans berekenen dat een soort in een kilometerhok aanwe-zig was voor en sinds de komst van het Veelkleurig Aziatisch lieveheersbeestje (voor details van de statistische analyses verwijzen we naar Roy et al. 2012).

Gerichte monitoring in het Brussels

Hoofdstedelijk Gewest

Sinds de aankomst van het Veelkleurig Aziatisch lieve-heersbeestje in België werden in het Brussels Hoofdstede-lijk Gewest regelmatig gestandaardiseerde tellingen van

Tabel 1. Trend in verspreiding (V) en aantallen (A) van inheemse lieveheersbeestjes sinds de aankomst van het Veelkleurig Aziatisch lieveheersbeestje in 2000. ➚ = beduidende toename, ➘ = beduidende afname, o = geen beduidende trend, — = onvoldoende gegevens.

België Groot-Brittannië Zwitserland

Soort V A V A A

Veelkleurig Aziatisch lieveheersbeestje Harmonia axyridis ➚ ➚ ➚ ➚ ➚ 2-stippelig lieveheersbeestje Adalia bipunctata ➘ ➘ ➘ ➘ ➘ 10-stippelig lieveheersbeestje Adalia decempunctata ➘ o ➘ ➘ o Roomvleklieveheersbeestje Calvia quatuordecimguttata ➘ o ➘ o o 7-stippelig lieveheersbeestje Coccinella septempunctata o o o

4-vleklieveheersbeestje Exochomus quadripustulatus ➘ o ➘ ➘ ➘ Meeldauwlieveheersbeestje Halyzia sedecimguttata o ➚ ➘

14-stippelig lieveheersbeestje Propylea quattuordecimpunctata ➘ o ➘ o ➘ 22-stippelig lieveheersbeestje Psyllobora vigintiduopunctata o

10-vleklieveheersbeestje Calvia decemguttata o

Vloeivleklieveheersbeestje Oenopia conglobata

Alle individuen ➘ ➘ Aantal soorten o ➘ 0% 20% 40% 60% 80% 100% 1990 1995 2000 2005 1−km 2 met Aziatisch lhb

(5)

lieveheersbeestjes uitgevoerd (San Martin 2003, Ottart 2005). Met behulp van verschillende inventarisatietechnie-ken werd op linden en platanen in parinventarisatietechnie-ken, lanen (door het afkloppen van takken) en wegbermen (door middel van een sleepnet) het aantal individuen van de verschillende soorten lieveheersbeestjes geteld. Tussen april en oktober werden op elke plek telkens honderd takken van tien verschillende bomen bemonsterd. In tegenstelling tot bij de verspreidings-gegevens werd hier niet de kans op aan- of afwezigheid be-rekend, maar wel het aantal individuen per soort enerzijds en het aantal gevonden soorten in aan- of afwezigheid van het Veelkleurig Aziatisch lieveheersbeestje anderzijds (voor details van de statistische analyses verwijzen we opnieuw naar Roy et al. 2012).

Heeft het Veelkleurig Aziatisch

lieveheersbeestje een impact op

inheemse soorten?

Sinds zijn komst heeft het Veelkleurig Aziatisch lieveheers-beestje in België een enorm snelle uitbreiding in verspreiding gekend en komt het hier nu zowat overal voor (Figuur 1). Voor de aankomst van het Veelkleurig Aziatisch lieveheers-beestje waren drie inheemse soorten aan een uitbreiding van hun areaal bezig: het 10-stippelig lieveheersbeestje, het 4-vleklieveheersbeestje en het Meeldauwlieveheersbeestje, terwijl het 2-stippelig lieveheersbeestje in de periode voor de komst van het Veelkleurig Aziatisch lieveheersbeestje al een beduidende afname vertoonde. Sinds de komst van het Veelkleurig Aziatisch lieveheersbeestje neemt de ver-spreiding van vijf soorten echter sterk af: het 2-stippelig lieveheersbeestje, het 10-stippelig lieveheersbeestje, het Roomvleklieveheersbeestje, het 4-vleklieveheersbeestje en het 14-stippelig lieveheersbeestje en is de toename van het

Meeldauwlieveheersbeestje afgenomen (Tabel 1). Het meest frappante voorbeeld is het 2-stippelig lieveheersbeestje, waarvan de verspreiding met maar liefst 30% achteruitge-gaan is sinds de komst van het Veelkleurig Aziatisch lieve-heersbeestje (Figuur 2).

De analyses van de gestandaardiseerde tellingen in het Brus-sels Hoofdstedelijk Gewest komen sterk overeen met die van de verspreidingsgegevens. Hier kon ook voor het Vloei-vleklieveheersbeestje aangetoond worden dat zijn aantallen beduidend afgenomen waren sinds de komst van het Veel-kleurig Aziatisch lieveheersbeestje. Voorts bleek uit deze ge-gevens dat het totaal aantal individuen van de inheemse lie-veheersbeestjes lager lag en dat ook de soortenrijkdom sterk afgenomen was sinds de komst van het Veelkleurig Aziatisch lieveheersbeestje.

En wat in het buitenland?

Dankzij de goede samenwerking met onderzoekers in enkele andere Europese landen konden we niet alleen in België na-gaan wat het effect van het Veelkleurig Aziatisch lieveheers-beestje op inheemse soorten was. Ook in Groot-Brittannië en Zwitserland werd de komst en de daaropvolgende uitbrei-ding van deze exoot op de voet gevolgd. In Groot-Brittannië ging de verspreiding van maar liefst zeven van de acht on-derzochte soorten beduidend achteruit sinds de komst van het Veelkleurig Aziatisch lieveheersbeestje (Tabel 1). Bij het onderzoek naar de aantallen van de verschillende soorten gingen er zowel in Groot-Brittannië als in Zwitserland drie soorten beduidend achteruit (Tabel 1). Net als in België ging het totale aantal gevonden individuen over de verschillende soorten heen er zowel in Groot-Brittannië als in Zwitserland op achteruit. In Zwitserland ging ook het aantal waargeno-men soorten sterk achteruit.

(6)

Waarom wint het Veelkleurig

Aziatisch lieveheersbeestje?

Vier soorten gaan in de drie onderzochte landen sterk ach-teruit sinds de komst van het Veelkleurig Aziatisch lieve-heersbeestje: het 2-stippelig lieveheersbeestje, het 10-stip-pelig lieveheersbeestje, het 4-vleklieveheersbeestje en het 14-stippelig lieveheersbeestje. Dit zijn allemaal algemene, eerder generalistische soorten die voornamelijk voor-komen op loofbomen en struiken. Aangezien dit ook de

voorkeurhabitat is van het Veelkleurig Aziatisch lieveheers-beestje in onze regio hebben deze soorten ook een grote niche-overlap met deze exoot (Adriaens et al. 2008). Vermoe-delijk is predatie van eieren en larven van inheemse soorten door het veel grotere Veelkleurig Aziatisch lieveheersbeestje en de betere lichamelijke (stekels) en chemische verdediging (afweerstoff en) tegen predatoren de reden waarom het Veel-kleurig Aziatisch lieveheersbeestje de plaats kan innemen van de inheemse lieveheersbeestjes. Recent onderzoek heeft op basis van darmanalyses aangetoond dat het Veelkleurig Aziatisch lieveheersbeestje wel degelijk de larven eet van an-dere lieveheersbeestjes uit de genera Adalia, Calvia en

Pro-pylea (Hautier et al. 2011). Slechts twee van de onderzochte

soorten lijken weinig tot geen hinder te ondervinden van de komst van het Veelkleurig Aziatisch lieveheersbeestje: het 7-stippelig lieveheersbeestje en het Meeldauwlieveheers-beestje (Figuur 2). Het 7-stippelig lieveheersMeeldauwlieveheers-beestje komt vooral voor op grassen en kruiden waardoor de overlap met de habitat van het Veelkleurig Aziatisch lieveheersbeestje klein is. Daarnaast zijn de larven en de adulten van het 7-stip-pelig lieveheersbeestje ongeveer even groot als die van het Veelkleurig Aziatisch lieveheersbeestje wat, in geval van rechtstreeks competitie, eveneens een voordeel is. De soort heeft ook de gewoonte om zich als dood te laten vallen in de vegetatie wanneer ze zich bedreigd voelt (Raak-van den Berg et al. 2012). In lijn daarmee is het 7-stippelig lieveheers-beestje in Noord-Amerika en Canada zelf een invasieve exoot die daar net zoals het Veelkleurig Aziatisch lieveheersbeestje bij ons zorgt voor een achteruitgang van de inheemse soor-ten (Harmon et al. 2007, Evans 2004). Het Meeldauwlieve-heersbeestje is, zoals de naam het zegt, een meeldauweter en moet daarom niet de directe strijd om voedsel aangaan met het Veelkleurig Aziatisch lieveheersbeestje.

So what?

Een veelgehoorde bedenking is ‘of het verschijnen van een nieuwe soort en het verdwijnen van een andere eigenlijk wel zo problematisch is’. Stel dat de trend bij het 2-stippelig lieveheersbeestje zich voortzet en tot uitsterven zou leiden, is het netto resultaat op de soortendiversiteit toch ‘gewoon’ een status quo. Deze redenering gaat echter voorbij aan de complexiteit van ecologische systemen en gaat om een aantal redenen niet op. Zo is soortendiversiteit slechts een onderdeel van de totale biodiversiteit. Ook interacties met andere soorten in hetzelfde ecosysteem, zoals predatoren, parasitoïden, endosymbionten en prooien, zijn belangrijk. Het Veelkleurig Aziatisch lieveheersbeestje staat daarbij, als nieuwbakken aanwinst in onze keverfauna, nog maar aan het begin van een gezamenlijke evolutie die zich voor de inheemse soorten reeds van na de laatste ijstijden voltrok. Daarnaast vertegenwoordigen inheemse soorten een poten-tieel aan biologische bestrijders, waarvan slechts een kleine fractie al door de mens werd aangeboord. Gezien de schaal en snelheid van de impact van het Veelkleurig Aziatisch lie-veheersbeestje, is het niet ondenkbaar dat we een deel van

Het Tweestippelig lieveheersbeestje Adalia bipunctata (foto boven), voorheen een algemene soort en een icoon voor plaagbestrijding, is in België met 30% afgenomen en in Groot-Brittannië met 44% sinds de opmars van het Aziatisch lieveheersbeestje (foto’s midden en onder). Hiermee komt het virtueel op de Rode Lijst terecht.

(7)

kleding enz. Ook hoeft een soort niet uit te sterven om func-tioneel al een impact op ecosystemen te hebben. Dat een voormalig wijd verspreide soort zoals het 2-stippelig lieve-heersbeestje compleet uit onze Europese entomofauna zou verdwijnen is allicht een eerder onwaarschijnlijk scenario. Dat ze daarentegen op termijn dermate lage dichtheden vertoont die hetzelfde ecologische effect hebben als een complete verdwijning is echter wel mogelijk. We mogen ook niet vergeten dat we in deze studie voor het gros van de soorten lieveheersbeestjes onvoldoende gegevens hadden om betrouwbare uitspraken over trends te kunnen doen. Het is echter zeer waarschijnlijk dat ook andere soorten zonder specifieke fysische, chemische of gedragsmatige aanpassin-gen (Adriaens et al. 2008) een negatieve impact ondervin-den via dezelfde mechanismen als bij de hier onderzochte soorten. Door het nagaan van de voorkeurhabitat van alle lieveheersbeestjessoorten en van hun habitatoverlap met het Veelkleurig Aziatisch lieveheersbeestje werd berekend dat de helft van de grotere lieveheersbeestjes in Vlaanderen negatief beïnvloed zou kunnen worden door deze exoot (Ke-nis et al. subm.). Daarnaast stelt zich de vraag wat de vastge-stelde verschuiving in verhoudingen tussen soorten en het verschijnen van een nieuwe bladluispredator betekent voor de veerkracht van ecosystemen en de ecosysteemdienst ‘natuurlijke plaagbeheersing’. Met andere woorden: hoe ver-houdt de natuurlijke plaagbeheersing in systemen met het Veelkleurig Aziatisch lieveheersbeestje zich tegenover sys-temen zonder? Hierover bestaan voorlopig nog geen veld-studies. Een moeilijkheid hierbij zal ongetwijfeld bestaan uit het vinden van geschikte proeflocaties waarbinnen het Veelkleurig Aziatisch lieveheersbeestje (nog) niet actief is. We weten al dat diversere systemen met meer soorten beter gebufferd zijn (diversity-stability hypothese) en op langere termijn productievere diensten kunnen vervullen (Loreau et al. 2001, Tilman et al. 2006, Van Dyck & Honnay 2012), maar hoe speelt dit in op het fijnmazig voedselweb van bladluizen en lieveheersbeestjes en andere ongewervelden die hierin gespecialiseerd zijn? Ook al is het Veelkleurig Aziatisch lie-veheersbeestje een even goede bladluizenbestrijder als de inheemse soorten, het is onduidelijk of het vervangen van verschillende soorten bestrijders door een enkele soort een goede zaak is voor het functioneren van ecosystemen. Een verscheidenheid aan biologische bestrijders is vermoede-lijk beter bestand tegen en zal zich sneller en beter kunnen herstellen van mogelijke negatieve invloeden dan een en-kele soort.

Het Veelkleurig Aziatisch lieveheersbeestje is niet het eni-ge exotische lieveheersbeestje in onze streken. Voorlopig werden een aantal andere soorten, zoals de Australische

Cryptolaemus montrouzieri die op wolluizen predeert, of de

schildluiseters Rhyzobius forestieri en R. lophantae, enkel in-cidenteel vastgesteld (Van den Heuvel 1988, Bogaert, 2008). Het lijkt erop dat deze soorten, die courant in de biologische bestrijding gebruikt worden, geen ‘wilde’ populaties ont-wikkelen, vermoedelijk omdat de winters hier te koud zijn. Gezien hun eerder geringe grootte en hun nauwere voed-selniche lijkt het risico op een gelijkaardige impact als het Veelkleurig Aziatisch lieveheersbeestje ook klein. De grote

Hippodamia convergens, eveneens een soort met hoog risico

voor ecologische impact (van Lenteren et al. 2003), zou ech-ter ook vrijgelaten zijn in België (Roy & Migeon 2010). Maar dit potentieel ongemerkt kwijtraken. Vergelijk het maar met

de enorme soortenrijkdom aan planten in tropische regen-wouden. Ongetwijfeld zitten daar nog nieuw te ontdekken medisch belangrijke plantensoorten tussen, of soorten die belangrijke grondstoffen leveren voor onze voeding (bv. ste-via, dat ons tegenwoordig van caloriearme suiker voorziet),

0% 20% 40% 60% 80% 100% 1990 1995 2000 2005 2010 Kans op aan w ezigheid Aziatisch lhb Afwezig Aanwezig 0% 20% 40% 60% 80% 100% 1990 1995 2000 2005 2010 Kans op aanwezigheid Aziatisch lhb Afwezig Aanwezig 0% 20% 40% 60% 80% 100% 1990 1995 2000 2005 2010 Kans op aanwezigheid Aziatisch lhb Afwezig Aanwezig

Figuur 2. De kans op de aanwezigheid van het 2-stippelig lieveheersbeestje (a), het 7-stippelig lieveheersbeestje (b) en het Meeldauwlieveheersbeestje (c) in aan- (groene lijn) en afwezigheid (rode lijn) van het Veelkleurig Aziatisch lieveheersbeestje.

(a)

(b)

(c)

(8)

deze soort werd nog niet in het wild aangetroff en. Hoewel over deze theorie veel te vertellen valt (Davis 2009), is er ge-deeltelijk bewijs dat ecosystemen met meer soorten, en dus meer ingevulde ecologische niches, minder gevoelig kunnen zijn voor biologische invasies (invasibility-diversity hypothe-se, Knops et al. 1999). Theoretisch zou de invasie door het Veelkleurig Aziatisch lieveheersbeestje dus de drempel voor vestiging van andere exoten kunnen verlagen.

Belang van een goede opvolging

Bij het inventariseren van soorten uit verschillende taxono-mische groepen gaat de aandacht vaak vooral uit naar de op dat moment zeldzame of bedreigde soorten. Hierdoor is het niet altijd evident om een eventuele achteruitgang bij de ‘ge-wone’ soorten te kunnen aantonen (Van Dyck & Maes 2010). Door een grondige inventarisatie van de lieveheersbeestjes

en van het Veelkleurig Aziatisch lieveheersbeestje de laatste decennia, zijn we echter in staat om deze informatie te la-ten doorsijpelen in de in opmaak zijnde Rode Lijst van lie-veheersbeestjes. Dit project toont nog eens aan dat het wel degelijk mogelijk is om, met de hulp van vrijwilligers, hoog-kwalitatieve gegevens voor ecologisch onderzoek op grote schaal te verzamelen, zelfs voor soortengroepen waarvoor de toe te passen inventarisatiemethodes (kloppen, slepen) eerder arbeidsintensief zijn. Het belang van lieveheersbeest-jes voor het reguleren van zogenaamde plaagsoorten (blad-luizen, schild(blad-luizen, wolluizen) werd al onderkend door alle inheemse lieveheersbeestjes een wettelijke bescherming te geven in Vlaanderen. Door ze ook op te nemen op een Rode Lijst zouden echter ook soortbeschermingsplannen opgemaakt kunnen worden voor enkele bedreigde soorten of misschien zelfs voor de groep als geheel. De verzamelde gegevens over trends en bedreigingen door een invasieve exoot kunnen gebruikt worden bij de opstellingen van zo’n Rode Lijst met de nieuwe criteria van IUCN (Maes et al. 2011).

Verder onderzoek

Ondertussen heeft het Veelkleurig Aziatisch lieveheers-beestje duidelijk alle mogelijke habitats in Vlaanderen ge-koloniseerd. Wel lijken, op basis van eigen veldervaring en gesprekken met actieve vrijwilligers, de aantallen sinds 2011 opnieuw af te nemen. Of dat zich doorzet en eventu-eel gepaard gaat met een herstel van de inheemse soorten (Adriaens et al. 2008) zal toekomstig onderzoek moeten uit-wijzen. Een element dat verder nog ontbreekt in de analy-ses met behulp van verspreidings- en monitoringgegevens is voedselbeschikbaarheid. Uit onderzoek weten we dat het aanbod aan bladluizen in grote mate de aanwezige abun-danties van lieveheersbeestjes stuurt (Majerus 1994). Seizoe-nale veranderingen en weersomstandigheden beïnvloeden sterk het voorkomen van bladluisplagen, het type planten waarop plagen voorkomen en dus ook het gedrag van lie-veheersbeestjes. Deze dichtheden kunnen in functie van dit voedselaanbod sterk schommelen. Het afl eiden van popu-latietrends voor soortengroepen met op korte termijn sterk fl uctuerende populaties, die mogelijks de langetermijn trend niet refl ecteren, is dan ook moeilijk. De vraag stelt zich dus of de vastgestelde trends niet eveneens gedeeltelijk te ver-klaren zijn door het aanbod aan bladluizen, spintmijten of schimmels. Een degelijk opgezet monitoringprogramma, dat ook dit element in rekening brengt (bv. via het gebruik van lijmvallen), kan dit beter helpen kwantifi ceren. Dit is echter enkel mogelijk mits het opzetten van een systematische mo-nitoring met een doordachte opzet (Wouters et al. 2008). In Brussel en elders in Europa werden dergelijke initiatieven reeds georganiseerd van bij het begin van de invasie (he-laas minder van daarvoor), in Vlaanderen komt dit minder gemakkelijk van de grond. De verwachting is dat ook het aantal losse waarnemingen van het Veelkleurig Aziatisch lieveheersbeestje zal afnemen. Naar analogie met andere sterk toegenomen invasieve exoten (bv. ganzen) neemt de interesse van natuurvrijwilligers voor zulke soortprofi elen af. Hoewel de soort door haar algemeenheid niet in deze lijst voorkomt, roepen we hierbij op om, in afwachting van ver-der onver-derzoek of langdurige monitoring, ook het Veelkleurig Aziatische lieveheersbeestje (liefst met foto) te blijven invoe-ren via www.waarnemingen.be.

De larven van het Aziatisch lieveheersbeestje zijn met hun vraatzucht en superieure fysische en chemische verdediging succesvolle predatoren van lieveheersbeestjes en andere soorten insecten. Hun darm blijkt vol te zitten met chemische stoff en die enkel voorkomen in inheemse lieveheersbeestjes. (foto: Henk Wallays)

BOX 2: Vroeg waarschuwingssysteem voor

invasieve exoten

Voor een aantal notoire invasieve soorten lanceerden Natuurpunt, ANB en INBO, in samenwerking met het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en Natagora, een vroeg waarschuwingssysteem via de website waarnemin-gen.be. Je kan er waarnemingen melden en informatie terugvinden over alarmlijst-soorten en over opkomende en gevestigde probleemsoorten. Ook de mogelijkheden om als beheerder een alert in je mailbox te krij-gen bij meldinkrij-gen van bepaalde invasieve soorten werden uitgebreid. Het doel van deze pilootstudie is te kijken of en hoe een dergelijk systeem voor melding van weinig aanwezige soorten kan werken en het hele pro-ces van observatie en melding tot ingrijpen te stroomlijnen.

(9)

DANK

Onze dank gaat in de eerste plaats uit naar de vele duizenden vrijwilligers die de verspreidingsgegevens verzameld hebben. Ook Natuurpunt en Natagora willen we bedanken voor het ter beschikking stellen van de gege-vens uit www.waarnemingen.be (met bijzondere dank aan Johan Bogaert voor zijn rol als admin). Ook onze internationale collega’s Helen Roy, Nick Isaac, Marc Kenis, Peter Brown, Remy Poland, Hans Peter Ravn, David Roy, Richard Comont, René Eschen, Robert Frost, Renate Zindel, Johan Van Vlaen-deren en Oldrich Nedved bedanken we voor de fi jne samenwerking. We danken een anonieme reviewer en Lander Baeten (UGent) voor construc-tieve commentaar op dit artikel.

Referenties

Adriaens T. 2001. Lieveheersbeestjes waargenomen tijdens de nationale natuurstudiedag in de Bourgoyen-Ossemeersen te Gent. Coccinula 4: 13-17.

Adriaens T., Branquart E. & Maes D. 2003. The Multicoloured Asian Ladybird Harmonia axyridis Pallas (Coleoptera: Coccinellidae), a threat for native aphid predators in Belgium? Belgian Jour-nal of Zoology 133: 195-196.

Adriaens T. & Gysels J. 2002. Veelkeurig Aziatisch lieveheersbeestje, van biologische bestrijder tot pestsoort? Natuur.focus 1(4): 148-152.

Adriaens T. & Maes D. 2004. Voorlopige verspreidingsatlas van lieveheersbeestjes in Vlaanderen, resultaten van het lieveheersbeestjesproject van de jeugdbonden. Bertram 2: 1-72. Adriaens T., San Martin y Gomez G. & Maes D. 2008. Invasion history, habitat preferences and

phenology of the invasive ladybird Harmonia axyridis in Belgium. BioControl 53: 69-88. Adriaens T., Stuyck J. & Casaer J. 2010. Niet-inheemse, invasieve soorten. In: Gysels J., Van Dyck H.,

Maes D., Vanreusel W., Hansen K. & Hens M. Soortendiversiteit: onderzoek, bescherming en beheer. Natuur.focus 9(3): 98.

Baugnée J.Y., Branquart E., Maes D. & Segers S. 2011. Velddeterminatietabel voor de lieveheers-beestjes van België en Nederland (Chilocorinae, Coccinellinae, Epilachninae & Coccidulinae): herziene druk met larventabel, Gent/Wavre/Brussel, Jeugdbond voor Natuur en Milieu, Jeunes & Nature asbl i.s.m. het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek.

Berkvens N., Bonte J., Berkvens D., Deforce K., Tirry L. & De Clercq P. 2008. Pollen as an alternative food for Harmonia axyridis. BioControl 53: 201-210.

Bogaert J. 2008. Australisch lieveheersbeestje Rhyzobius forestieri gevonden te Brussel. Coccinula 15: 6-8.

Brown P.M.J. et al. 2008. Harmonia axyridis in Europe: spread and distribution of a non-native coccinellid. BioControl 53: 5-21.

Butchart S.H.M. et al. 2010. Global Biodiversity: Indicators of Recent Declines. Science 328: 1164-1168.

Colautti R.I. & MacIsaac H.J. (2004). A neutral terminology to defi ne ‘invasive’ species. Diversity and Distributions 10(2): 135-141.

Davis M.A. 2009. Invasion biology, New York, Oxford University Press.

Evans E.W. 2004. Habitat displacement of North-American ladybirds by an introduced species. Ecology 85: 637-647.

Gurevitch J. & Padilla D.K. 2004. Are invasive species a major cause of extinctions? Trends in Eco-logy & Evolution 19: 470-474.

Harmon J.P., Stephens E. & Losey J. 2007. The decline of native coccinellids (Coleoptera : Coccinel-lidae) in the United States and Canada. Journal of Insect Conservation 11: 85-94.

Hautier L., San Martin y Gomez G., Callier P., de Biseau J.C. & Gregoire J.C. 2011. Alkaloids provide evidence of intraguild predation on native coccinellids by Harmonia axyridis in the fi eld. Biolo-gical Invasions 13: 1805-1814.

Kenis M. et al. 2010. Impact of Harmonia axyridis on European ladybirds: which species are most at risk? IOBS/wprs Bulletin 58: 1-3.

Kenis M. et al. 2009. Ecological eff ects of invasive alien insects. Biological Invasions 11: 21-45. Knops J.M.H. et al. 1999. Eff ects of plant species richness on invasion dynamics, disease outbreaks,

insect abundances and diversity. Ecology Letters 2: 286-293.

Koch R.L. 2003. The Multicolored Asian Lady Beetle Harmonia axyridis: A review of its biology, uses in biological control, and non-target impacts. Journal of Insect Science 3: 1-16.

Loreau M. et al. 2001. Ecology, biodiversity and ecosystem functioning: Current knowledge and future challenges. Science 294: 804-808.

Lowe S., Browne M., Boudjelas S. & De Poorter M. 2004. 100 of the world’s worst invasive alien species: a selection from the global invasive species database. ISSG/SSC/IUCN.

Maes D., Vanreusel W., Jacobs I., Berwaerts K. & Van Dyck H. 2011. Nieuwe Rode Lijstcategorieën en -criteria voor Vlaanderen. Een aanpassing aan de internationale IUCN-standaarden. Natuur. Focus 10(2): 62-71.

Majerus M.E.N. 1994. Ladybirds: the new natualist library: a survey of british natural history. Somer-set, UK. The New Naturalist Harper Collins Publishers.

McGeoch M.A. et al. 2010. Global indicators of biological invasion: species numbers, biodiversity impact and policy responses. Diversity and Distributions 16: 95-108.

MilleniumEcosystemAssessment 2005. Ecosystems and human well-being: current state and trends, Washington D.C., World Resources Institute.

Nakazawa T. et al. 2007. Asian ladybugs Harmonia axyridis: A new seasonal indoor allergen. Journal of Allergy and Clinical Immunology 119: 421-427.

Ottart N. 2005. Impacts de la coccinelle invasive Harmonia axyridis sur les populations de coccinel-les indigènes à Bruxelcoccinel-les. TFE Université Libre de Bruxelcoccinel-les, Ecole Interfacultaire de BioIngénieur. Pickering G.J., Spink M., Kotseridis Y., Brindle I.D., Sears M. & Inglis A. 2008. Morbidity of Harmonia

axyridis mediates ladybug taint in red wine. Journal of Food Agriculture & Environment 6:

133-137.

Raak-van den Berg C.L., De Lange H.J., & van Lenteren J.C. 2012. Intraguild predation behaviour of ladybirds in semi-fi eld experiments explains invasion success of Harmonia axyridis. PloS ONE 7(7): 1-11.

Roy H. & Migeon A. 2010. Ladybeetles (Coccinellidae) Chapter 8.4. BioRisk 4: 293-313. Roy H.E. et al. 2012. Invasive alien predator causes rapid declines of native European ladybirds.

Diversity and Distributions 18: 717-725.

Roy H.E., Brown P.M.J., Rothery P., Ware R.L. & Majerus M.E.N. 2008. Interactions between the fungal pathogen Beauveria bassiana and three species of coccinellid: Harmonia axyridis, Coccinella

septempunctata and Adalia bipunctata. BioControl 53: 265-276.

San Martin G. 2003. Etude de l’impact de l’urbanisation sur les populations de coccinelles à Bruxel-les. TFE Université Libre de Bruxelles, Faculté des Sciences, Service d’Eco-Ethologie Evolutive. San Martin G., Adriaens T., Hautier L. & Ottart N. 2005. La Coccinelle Asiatique Harmonia axyridis.

Insectes 136: 7-11.

Thomas J.A. et al. 2004. Comparative losses in British butterfl ies, birds, and plants and the global extinction crisis. Science 303: 1879-1881.

Tilman D., Reich P.B. & Knops J.M.H. 2006. Biodiversity and ecosystem stability in a decade-long grassland experiment. Nature 441: 629-632.

Valery L., Fritz H., Lefeuvre J.C., & Simberloff D. 2009. Invasive species can also be native. Trends in Ecology & Evolution 24(11): 585-585.

Van den Heuvel R. 1988. Rhyzobius lophantae, een nieuwe soort voor de Belgische fauna of een toevallig ingevoerd exemplaar ? (Coleoptera: Coccinellidae). Phegea 16: 102.

Van Dyck H. & Honnay O. 2012. Biodiversiteit: toch liever rijk dan kwijt? Natuur.focus, 11(1): 30-37. Van Dyck H. & Maes D. 2010. Zorgwekkende trends voor ‘gewone’ dagvlinders. Resultaten en lessen

na 16 jaar monitoring in de Lage Landen. Natuur.focus, 9(1): 14-19.

van Lenteren J.C. et al. 2003. Environmental risk assessment of exotic natural enemies used in inundative biological control. BioControl 48: 3-38.

Vié J.C., Hilton-Taylor C. & Stuart S.N. 2009. Wildlife in a Changing World - An Analysis of the 2008 IUCN Red List of Threatened Species, Gland, Switzerland, IUCN.

Vilà M. et al. 2011. Ecological impacts of invasive alien plants: a meta-analysis of their eff ects on species, communities and ecosystems. Ecology Letters 14: 702-708.

Wouters J., Onkelinx T., Bauwens D., Quataert P. & Verschelde P. 2008. Ontwerp en evaluatie van meetnetten voor het milieu- en natuurbeleid : leidraad voor de meetnetontwerper. Brussel. Vlaamse Overheid, Departement Leefmilieu, Natuur en Energie & Institituut voor Natuur- en Bosonderzoek.

AUTEUR:

Tim Adriaens, Thierry Onkelinx en Dirk Maes zijn onderzoekers aan het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO). Gilles San Martin werkt aan de Université catholique de Louvain. Louis Hautier werkt in het Centre wallon de Recherches agronomiques in Gembloux en is als doctoraatsstudent verbonden aan de Unité Protection des plantes et écotoxicologie van de Université libre de Bruxelles (ULB), waar ook Claude Grégoire werkt. Jean-Christophe de Biseau werkt in de afdeling Evolution Biologique et Ecologie van de ULB.

CONTACT:

Tim Adriaens, Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO), Kliniekstraat 25, 1070 Brussel.

E-mail: tim.adriaens@inbo.be

Summary:

Adriaens T., Onkelinx T., San Martin G., Hautier L., Gregoire J.-C., De Biseau J.-C. & Maes D. 2012. Invasive alien predator causes rapid declines of native European ladybirds. HARMONIA AXYRIDIS in Belgium and the rest of Europe. Natuur.focus 11(3):

100-107. [in Dutch].

Invasive alien species (IAS) are recognized as major drivers of biodi-versity loss. In this study we analysed the distribution and abundance of formerly common and widespread native ladybirds before and after the arrival of Harmonia axyridis, a globally rapidly expanding IAS. We used modelling techniques to assess the distribution trends and

abun-dances of historically widespread ladybird species before and after the arrival of H. axyridis in Belgium. The distribution data were collated largely through public participatory surveys. Five out of eight stud-ied species showed substantial declines attributable to the arrival of

H. axyridis. Indeed, the Two-spot Ladybird Adalia bipunctata declined

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Andere voor- delen zijn dat je de darm niet moet gaan uitprepareren, dat de methode relatief goedkoop is vergeleken met het klassieke manueel uitprepareren van prooien en

• Gevolgen van deze invasie op andere biota (bvb gaasvliegen, vlinders) zijn onbekend. • Snelle achteruitgang van deze belangrijke gilde bladluiseters kan belangrijke gevolgen

http://www2.vlaanderen.be/ned/sites/regeerakkoord/vlaamsregeerakkoord2004.pdf Beleidsnota Leefmilieu en Natuur 2004-2009.Beleidsnota neergelegd door Kris Peeters- Vlaams minister

De poten van het soms sterk gelijkende Tienstippelig lieveheersbeestje Adalia decempunctata zijn over het algemeen rossig tot bruin en de uiteinden van de dekschilden hebben

Op 18 april 1951 richtten deze landen de Europese gemeenschap voor kolen en staal

Veel meer spellen om gratis te downloaden en het benodigde materiaal en

Beschilder het glas nu 3 keer met zwarte acrylverf, zodat het goud enkel nog aan de binnenkant zichtbaar is, en laat de verf weer goed drogen. Plaats nu de sjabloon met het

Er komen namelijk niet alleen meer oudere mensen komen, maar ook hun levensverwachting neemt toe, waardoor de hoge kosten in het laatste levensjaar worden uitgesteld en