CHD
IV!
•
der
J A A R G A N G
V E R S C H I J N T
I J K !
L O S S E N V M M E I
/ t e , 5 0 / BEF
NEESKUMÛ
Geneeskunde en religie
O N T S T A A N UN A N A T O M l H H E N u M E N C l » I I I II B
Dentaal
H . F . J . H o r s t m a n s h o f f & C . E . L e P o o l e B u r n a n d
-W
elke anatomische taal
spre-ken de tanden en kiezen?
Soms Grieks: orthodontie,
het specialisme dat zich bezighoudt
met het 'recht zetten' van het gebit
(van orthos = recht, en odous, stam
odont- = tand); odontalgie, tand- of
kiespijn (van odont-en algos= pijn),
P O Y Q O Y E<DE2IOT
TM* tf «Vf« Mf w*t*1.
n«e> Mm« ijinfffin r* r j «.*,..,
RUFI E P H E S I I
De vclicx tenumquc morbu.UC pUrgUltlOU» ul*4i«»n*«tM.
Pc panibus corporu hununi.
NMC iKram rrpii mmbrit
G U L I E L M U S CLINCH, Af.D.
O u i & D l l l C H T A T I O N C M de A U C I O R F ,
cjuTque Scriptusuna cum COMMENT ARIOLO
de nfu idoneo vcficantium ui mortm
auindii adxcit.
L O N D I M ,
Typ« 7- BttttnliMi,
ACAI)
Figuur la. Titelpagina van het boek van Ruf us van Ephese.
en soms Latijn: dentitie (van
den-titio, afgeleid van dens, stam
dent-), het doorbreken van tanden en
kie-zen. Naast odontalgie komt ook, in
een merkwaardige mengeling van
Grieks en Latijn, dentalgie voor, met
dezelfde betekenis. De term
'den-taal' wordt in het Nederlands
overi-gens vooral gebruikt in de taalkunde
om de klank aan te duiden die bij de
tanden wordt gearticuleerd, zoals
d en t.
Zowel het Latijnse dens als het
Griekse odous of odôn zijn afgeleid
van de gereconstrueerde
Indo-euro-pese wortel *e
1ed-/*e
1d-, die we
kennen uit het Latijnse werkwoord
edere (= eten). Nauwkeuriger gezien
is *d-ent-s een tegenwoordig
deel-woord dat 'etend' of 'de eter'
bete-kent. In de Germaanse afleidingen
(Engels tooth, Duits Zahn,
Neder-lands tand) is dezelfde wortel te
her-kennen. Merkwaardig overigens dat
het Nederlands één van de weinige
F O T « O T I « I X I O T
M J) «inu *i rtfXK, ;n'tna«f « J ir' <f*pt r
•*•» »«'»IK- ~ A Mira r% »«Mb «W ri in. i « «im«- «P« r. f. ^ ré 4 A A «i »A» T* ,»*<»• ^Ç, ^J,, J5» (Wifw W A fa AAn ••**»•• -«U j J
iproflm- *MrHÜ\»> 5 H^lf* H* «i («i «•*»»
W ««rr*. «»wi ; j \an(««
Figuur Ib. Griekse tekst van de passage over het gebit.
talen is die tanden en kiezen (van
Germaans* kûsion, afgeleid van de
wortel van 'kauwen') van elkaar
onderscheidt. Grieks en Latijn doen
dat niet, ondanks een veelheid van
termen om de verschillende
elemen-ten van het gebit aan te geven.
Andere geleerden brengen zowel
odous, odontos als dens, dentis in
verband met de Indo-europese wortel
*den- (= bijten), die we ook in het
Griekse werkwoord daknuó (= bijten)
aantreffen.
Rufus van Ephese
We lezen wat de Griekse arts Rufus
van Ephese (ca. 100 n.Chr.) ons in
het Grieks over het gebit vertelt in zijn
werk De appellationibus corporis
humani (= Over de namen van de
delen van het menselijk lichaam) (fig.
la, b, c).
Figuur Ie. Latijnse vertaling.
RUF»! E p H i f i i
• rul»» » Grttil, à f^hii te. eft: prba« ein» la feMiori libra
ex-mt pmhtr
om gr t ci propogomum . Utmt pmhtrMam : A Sngtre llcear, didtoqul pili fotn trliaftl mjrftaGo •tteUttUt : red In (mnmo
(ub menro hnoia GrtcitvttfaidPui.
.
Prim, libiotum divlfin. «t Interior oiqac «d fiuca inmku « d) in ore «mm ilia (urn, ft •i^in^ ^ qoof «y«"»qpi cnaiem iMelliat : horom primorei qnmoc IncJAra, anlaot «ara« fnipi« te» «rinqne fiagulo. : mol»m rcrA, ftmuilUra paft aninai utnqncez parte quina« Toette confae-vimui : rophroaiAcru, hoc eft, modentom, ho-rara intimai uqac ultimo« Greci maat : quad co tempore, qua »ootrno» nmftmtlt^t dc oportet, ariri incipiam. Ab utriqac picte unui efl, genainoi Ijttm appellaat : lotidan ft fupetio-runuull», cadernqa« nomina fortiti fiutt deotci. Mailkram colliBuio habena, meafa Immmkata In« molatlum, moitariolaft muUlamm cavitato, in quibus dentés dcfixi Hint» appcllaaiur. Glngi-vc circa radices deothun cuunculz font. Lingox tad», onde iplà exorltur, nominator : pan ejui mufculofa ore contenta lingua eft : ccnrti, quat Irquitur, pvajyra autcm, quz ab utroque lingua: latere Aint, Gr*ei Dominant : hjrpoglolfida panem lingua inferiorem, epigloffida verà, qnod Intimiun eft guttut! opcrculum quoddam impofimm : nc cumdevoramui, quippiamin pulmoaei Irruat: Ted, cum Ipuiiui ducitut, nc rr jnlcun
«, fublinui utollttur.
, lcuntcm acrcm Impc-Ccelum vcro, ft palatum con.
'In de mond bevinden zich onder andere ook de odontes (= tanden) (fig. 2). Sommigen noemen ze krantê-res. De voorste vier daarvan noemt men tomeis (= snijtanden), en de daaropvolgende de kunodontes (= hondstanden), één aan elke kant. Muloi en gomphioi (molaren) heten de tanden na de hoektanden, vijf aan elke kant. Sôphrônistêres (= ver-standskiezen) heten de binnenste en de achterste, omdat ze doorkomen wanneer de mensen verstandig wor-den. Ze groeien aan beide kanten. Dat zijn de tanden van de bovenkaak. De onderkaak telt er evenveel en ze heten net zo. De verbinding van de kaken heet chalinos (= bit, van een paard). Trapezai (= tafels) heten de vlakke delen van de kiezen. Holmis-koi (= holten) en phatnai (= kribben) heten de holten van de kaken, waar-in de tanden zijn vastgehecht. Ou/a (= tandvlees) heet het vlees rondom de rhizai (- wortels). '
Zo leren we enige Griekse anatomi-sche termen kennen, waarvan enkele tot op de dag van vandaag in de tand-heelkunde in gebruik zijn gebleven.
Dentés incisivi
Tomeus, meervoud tomeis (= mes, snijder), afgeleid van het Griekse werkwoord temno(= snijden), noemt Rufus de snijtanden (fig. 2). Het ele-ment torn-kennen we bijvoorbeeld uit ana-tom-ie (= ontleedkunde) en micro-toom (= een instrument dat kleine, dunne plakjes snijdt). Zij zijn zo ge-noemd naar hun functie. De antieke woordenboekschrijver Pollux (2de eeuw n.Chr.) vermeldt nog een ande-re grappige naam voor de snijtanden: ge/as/no/ = de lachende (tanden), zo genoemd, 'omdat zij worden ontbloot als je lacht.'
De Latijnse term incisivi is naar het voorbeeld van de Griekse gevormd. Toch is hij bij geen enkele auteur uit de oudheid te vinden. Pas door de Franse anatoom Ambroise Paré (16de eeuw) komt incisivi in zwang, afgeleid van het Latijnse werkwoord incidere (= insnijden).
Figuur 3. 'Kiespijn is de grootste kwelling' zegt Celsus.
Dentés canini
Kunodôn of kunodous, meervoud kunodontes, is de naam voor de hoek-tanden. De letterlijke betekenis 'hondstanden' (van kuôn, kunos = hond) is bewaard gebleven in het Latijnse dentés canini (van canis = hond). De 7de-eeuwse etymoloog Isid-orus van Sevilla verklaart de term als volgt: 'Men noemt ze hondstanden, omdat ze lijken op de hoektanden van
Figuur 2. Namen van de tanden vol-gens Rufus van Ephese.
Tomeus Kunodous trapeza oula holmiskos phatnê rhiza
honden, die zij, evenals de mens, gebruiken om botten te breken. 'Ande-re aanduidingen voor de hoektanden in de moderne wetenschappelijke nomenclatuur zijn aan Latijnse auteurs ontleend: dentés angulares (letterlijk 'hoektanden', van angulus = hoek), dentés cuspidati (letterlijk 'toegespitste tanden', van cuspis, cuspidis = punt van een pijl of speer; vergelijk de moderne Engelse term voor hoektand cuspid), dentés ocula-res (letterlijk 'oogtanden', van oculus = oog). De laatste naam vraagt nog een nadere toelichting. De Romeinse encyclopedist Celsus (1ste eeuw n.Chr.) waarschuwt ervoor dat het bij-zonder riskant is om tanden uit de bovenkaak te trekken, omdat daar-door de slapen of de ogen kunnen worden aangetast.
Dentés molares
Mulos of mulê is het Griekse woord voor molensteen, in het Latijn mola. Via een voor de hand liggende analo-gie is de functie van de kies vergele-ken met die van de molensteen: ma-len. Van het Latijnse mola is een bij-voeglijk naamwoord molaris (vul aan: dens) afgeleid. In de antieke teksten werd geen onderscheid gemaakt tus-sen molaren en premolaren. Alle kie-zen heetten zonder onderscheid molares.
De andere term die Rufus ge-bruikt, gomphios, roept het beeld op van de timmerman, die met een hou-ten pen, gomphos (= pen, knop, bout), twee stukken hout met elkaar verbindt.
Dentés sapientiae
Sôphrônistêres, afgeleid van sôphrôn (= wijs, verstandig) en van het werk-woord sôphrônizô (= tot rede bren-gen), noemt Rufus de kiezen die het laatst doorkomen (vandaar ook wel dentés serotini van serus = laat), helemaal achterin de mond. De ver-standskiezen komen inderdaad als laatste kiezen door op een leeftijd van 18-30 jaar. Ter verklaring van de term Sôphrônistêres het volgende. Op de achtergrond speelt hier wel-licht de antieke leer van de
Etruskische gouden tand-brug. (Foto: Archeologisch Centrum Rijks-universiteit Lei-den.)
maden (Grieks hebdomos = zeven-de) mee, volgens welke het mense-lijke leven is in te delen in perioden van telkens zeven jaar. De 21-jarige leeftijd markeert volgens die opvat-ting de volwassenheid. Aristoteles geeft ze de naam krantêres (= vol-tooiers), naar het Griekse werkwoord krainô (= voltooien), dus de kiezen die het gebit completeren. Merk-waardig genoeg gebruikt Rufus hier de naam krantêres voor 'tanden/kiezen' in het algemeen. Hij is de enige Griek-se auteur die dat doet.
Onderdelen van de tanden
De onderdelen van de tand, zoals de kroon (Latijn corona) worden door Rufus niet apart benoemd, behalve de trapeza (= tafel), het kauwvlak van dekiezen, en rhiza (= wortel). Het latijn-se radix, vanwaar in het Nederlands radijs, maar ook radicaal = met wor-tel en tak) voor de tandworwor-tel is al te vinden in het Corpus Hippocraticum en in de werken van Aristoteles.
Omgeving van de tanden
De wortels van de tanden zijn geïm-planteerd in tandkassen, die Rufus holmiskoi en phatnai noemt. Holmis-kos is het verkleinwoord van holmos (= holte). De term phatnê is ontleend aan het boerenbedrijf: 'krib', gebruikt om dieren te voederen.Gingiva
Oulon of ou/a (meervoud van ou/on) is de aanduiding voor tandvlees, Latijn: gingiva. De etymologie van zowel het Griekse als het Latijnse woord is onzeker.
De haag van
tan-den
De Griekse dichter Home-rus werd al getroffen door de regelmaat van de tan-den. Maar liefst achtmaal worden in de Ilias en de Odyssee de volgende woor-den herhaald: po/on se epos phugen herkos odon-tôn? 'Welk woord is de haag
Het rechtzetten van een kaakgewricht. Laat antie-ke Illustratie uit het Cor-pus Hippocraticum.
(Foto: Archeologisch Centrum Rijksuniversiteit Lelden.)
van je tanden ontsnapt?' De haag van tanden is de plaats waar, al vol-gens Solon en Hippocrates, de spraakklanken worden gearticuleerd. Herkos (= omheining, haag) geeft ook de veilige beschutting aan, waarach-ter schadelijke woorden moeten schuilgaan.
Kiespijn
Hoe mooi een gaaf gebit ook mag zijn - menige dichter spreekt over tanden als een snoer parels - kiespijn redu-ceert al het leed van de wereld tot de omvang van één kies. 'Kiespijn kan worden gerekend tot de grootste kwellingen'zegt. Celsus (fig. 3). •
Dr. H.F.J. Horstmanshoff
universitair docent oude geschiedenis, Rijksuniversiteit Leiden,
Leiden.
Dr. C.E. Le Poole-Burnand tandarts,
Overveen
Met dank aan E.O.P. van Harry, tandarts, Den Haag.
Literatuur
- André J. Le vocabulaire latin de l'anatomie. Parijs: Les Belles Lettre, 1991.
- Cootjans G, Gourevitch D. Le nom des dents en grec et en latin, Revue de Philologie 53. 1983,189-201.
- Hyrtl J. Onomatologia anatomica. Geschichte und Kritik der anatomischen Sprache der Gegenwart mit besonderer Berücksichtigung ihrer Barbarismen, Widersinnigkeiten, Tropen, und grammatikalischen Fehler, Wil-helm Braumüller. Wenen, 1880.
- Bisseling GH, Horstmanshoff HFJ, Slappen-del A. Hippocrates en de tandheelkunde. Ge-schiedenis der Geneeskunde 1995: 2; 70-7. - Skoda F. Médecine ancienne et métaphore.
Le vocabulaire de l'anatomie et de la patho-logie en grec ancien. Parijs, ed. Peelers, 1988.