• No results found

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Stein;

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Stein;"

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Stein;

Gelet op artikel 18a van de Participatiewet, artikel 20a van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, en artikel 20a van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen,;

Besluit vast te stellen de Beleidsregels bestuurlijke boete Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Stein:

Artikel 1. Schriftelijke waarschuwing in plaats van boete

In plaats van een boete kan een schriftelijke waarschuwing worden gegeven als de schending van de inlichtingenplicht niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verstrekte uitkering, tenzij:

a) het college het gegronde vermoeden heeft dat de belanghebbende opzettelijk de inlichtingenplicht heeft geschonden, of

b) de schending van de inlichtingenplicht plaatsvindt binnen een periode van twee jaar nadat de belanghebbende voor een eerdere schending van de inlichtingenplicht een waarschuwing of boete heeft gekregen.

Artikel 2. Hoogte bestuurlijke boete

1.De hoogte van de boete wordt bepaald in evenredigheid met de mate waarin de

inlichtingenplicht is geschonden, waarbij in ieder geval betrokken worden de ernst van de overtreding, de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten en de

omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd.

2.De volgende situaties worden onderscheiden:

a) Er wordt een boete van 100% van het benadelingsbedrag opgelegd indien sprake is van opzet. Van opzet is sprake, indien vaststaat dat belanghebbende de inlichtingenplicht willens en wetens heeft geschonden met de bedoeling een hogere uitkering te verkrijgen of te behouden dan waar recht op bestaat.

b) Er wordt een boete van 75% van het benadelingsbedrag opgelegd indien sprake is van grove schuld. Van grove schuld is sprake, indien vaststaat dat

belanghebbende bepaalde feiten en omstandigheden heeft verzuimd tijdig, juist en op de voorgeschreven wijze te melden. Tevens staat vast dat

belanghebbende redelijkerwijs had moeten weten:

 dat van een verzuim sprake was en dat dit verzuim zou leiden of heeft geleid tot het behouden of verkrijgen van een hogere uitkering dan waar recht op bestaat;

 in staat geweest is dit verzuim te voorkomen of te herstellen en heeft nagelaten dit uit zichzelf te doen.

c) Er wordt een boete van 50% van het benadelingsbedrag opgelegd, indien vaststaat dat belanghebbende heeft nagelaten om een of meer wijzigingen van feiten en omstandigheden waarvan belanghebbende weet of redelijkerwijs kan en behoort te weten dat deze van belang zijn voor de uitkering, tijdig en op

voorgeschreven wijze te melden.

d) Er wordt een boete van 25% van het benadelingsbedrag opgelegd, indien sprake is van verminderde verwijtbaarheid. Van verminderde verwijtbaarheid is sprake in de situatie als bedoeld in artikel 3.

2. Indien de inlichtingenplicht is geschonden zonder dat er sprake is van een benadeling van de gemeente bedraagt de bestuurlijke boete:

a. € 150,00 wanneer er eerder een schriftelijke waarschuwing is afgegeven of een boete is opgelegd;

b. € 75,00 wanneer er sprake is van verminderde verwijtbaarheid.

Artikel 3. Verminderde verwijtbaarheid

1. De mate waarin de schending van de inlichtingenplicht de belanghebbende kan worden verweten, wordt beoordeeld naar de omstandigheden waarin de belanghebbende

verkeerde toen hij de inlichtingenplicht had moeten nakomen.

(2)

2. Bij de beoordeling van de mate waarin de gedraging aan de belanghebbende kan worden verweten, leiden de volgende criteria tot verminderde verwijtbaarheid:

a. De belanghebbende verkeerde in onvoorziene en ongewenste omstandigheden, die niet tot het normale levenspatroon behoren en die hem weliswaar niet in de feitelijke

onmogelijkheid brachten om aan de inlichtingenplicht te voldoen, maar die emotioneel zo ontwrichtend waren dat hem niet volledig valt toe te rekenen dat de inlichtingen niet tijdig of volledig zijn verstrekt;

b. De belanghebbende verkeerde in een zodanige geestelijke toestand dat hem de overtreding niet volledig valt aan te rekenen;

c. De belanghebbende heeft wel inlichtingen verstrekt, die echter onjuist of onvolledig waren, of heeft anderszins een wijziging van omstandigheden niet onverwijld gemeld, maar uit eigen beweging alsnog de juiste inlichtingen verstrekt voordat de overtreding is geconstateerd, tenzij de belanghebbende deze inlichtingen heeft verstrekt in het kader van toezicht op de naleving van een inlichtingenverplichting;

d. Er is sprake van een samenstel van omstandigheden die elk op zich niet, maar in hun onderlinge samenhang beschouwd wel leiden tot het oordeel dat sprake is van verminderde verwijtbaarheid;

e. Er is anderszins sprake van omstandigheden die leiden tot verminderde verwijtbaarheid.

Artikel 4. Hardheidsclausule

1. Het college kan in bijzondere gevallen gemotiveerd afwijken van de bepalingen in deze regeling, indien toepassing ervan tot kennelijke onredelijkheid en onbillijkheid leidt.

2. In gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het college.

Artikel 5. Inwerkingtreding en citeertitel

Deze regeling treedt met terugwerkende kracht in werking met ingang van 23 juni 2015 en wordt aangehaald als ‘Beleidsregels bestuurlijke boete Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Stein’.

(3)

Toelichting

Algemene toelichting

Het sociale zekerheidsstelsel vormt een vangnet voor mensen die niet zelf in hun eigen levensonderhoud kunnen voorzien. Om te zorgen voor maatschappelijk draagvlak, is het van belang dat er geen personen ten onrechte gebruik maken van de sociale voorzieningen. De regering is van mening dat uitkeringsinstanties en gemeenten in het algemeen onvoldoende scherp zijn op de naleving van de plichten van uitkeringsgerechtigden.

Op 2 oktober 2012 heeft de Eerste Kamer het wetsvoorstel aangenomen (genaamd Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving) om verschillende wetten op het gebied van de sociale zekerheid te harmoniseren en tegelijkertijd aan te scherpen. Voor de gemeente gaat het om de Wet Werk en Bijstand (Wwb) (de huidige Participatiewet), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (Ioaw) en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (Ioaz). De wet is in werking getreden met ingang van 1 januari 2013.

De grootste wijzigingen zijn:

de introductie van een bestuurlijke boete in de Wwb (nu Participatiewet), Ioaw en Ioaz, en

het verplicht terugvorderen van benadelingsbedragen als gevolg van een schending van de inlichtingenplicht (de inlichtingenplicht gaat uit van de plicht om informatie onverwijld te melden, waarvan het de belanghebbende redelijkerwijs duidelijk is dat het van invloed kan zijn op het recht op en de hoogte van de uitkering).

In de wet is op een beperkt aantal punten sprake van beleidsvrijheid voor gemeenten. Dit moet worden vastgelegd in beleidsregels. Het gaat om het volgende:

omgaan met de mogelijkheid tot waarschuwing;

invullen begrip verminderde verwijtbaarheid.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. Schriftelijke waarschuwing in plaats van boete

Het college heeft de bevoegdheid om in die gevallen waarin de schending van de

inlichtingenplicht niet heeft geleid tot teveel verstrekte uitkering, geen boete op te leggen maar te volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing. Het college van de gemeente Stein kiest ervoor om gebruik te maken van deze bevoegdheid.

In de volgende situaties is een waarschuwing niet aan de orde:

a. De gemeente heeft het gegronde vermoeden dat de belanghebbende opzettelijk zijn inlichtingenplicht heeft geschonden. Dit is bijvoorbeeld aan de orde als belanghebbende aangeeft geen zin te hebben gehad om op een afspraak te verschijnen.

b. Als er in een periode van twee jaar voorafgaand aan de schending van de

inlichtingenplicht al een boete of waarschuwing is opgelegd, kan er niet meer worden volstaan met het geven van een waarschuwing. In dat geval moet meteen een bestuurlijke boete worden opgelegd. Hier geldt dus een recidivetermijn van twee jaar, terwijl voor het vaststellen van een recidiveboete (dus de tweede schending van de inlichtingenplicht met een benadelingsbedrag) een termijn van vijf jaar van toepassing is.

Een waarschuwing wordt altijd schriftelijk opgelegd, door middel van een voor bezwaar vatbare beschikking.

Artikel 2. Hoogte bestuurlijke boete

1. De CRvB oordeelt in haar uitspraken van 24 november 2014 (ECLI:NL:CRVB:2014:3754) en 23 juni 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:1880) dat het vanaf 1 januari 2013 in het sociale

zekerheidsrecht gecreëerde boeteregime vraagt om een indringende toets aan het evenredigheidsbeginsel (artikel 5:46 lid 2 Algemene wet bestuursrecht) aangezien in de Fraudewet geen sprake is van gefixeerde boetes. Overtredingen van de inlichtingenplicht moeten individueel beoordeeld worden op de ernst van de overtreding, de omstandigheden van

(4)

het geval en de verminderde verwijtbaarheid. Het automatisch opleggen van een 100% boete, ook de minimumboete, is daarmee niet langer aan de orde.

2. De CRvB overweegt in haar uitspraken dat het in de rede ligt om alleen ten aanzien van overtreders, aan wie vanaf 1 januari 2013 opzettelijk handelen of opzettelijk nalaten in strijd met de inlichtingenplicht kan worden verweten, 100% van het benadelingsbedrag in artikel 2 van Boetebesluit sociale zekerheidswetten als uitgangspunt te nemen bij de afstemming op het aspect van de verwijtbaarheid.

Alleen indien opzet kan worden aangetoond is er sprake van een zo zware

verwijtbaarheid, dat deze in het kader van de evenredigheidstoets het opleggen van het maximumbedrag in beginsel zou kunnen rechtvaardigen.

Is er geen sprake van opzet maar wel van grove schuld bij overtreders, dan is de verwijtbaarheid minder groot en is 75% van dat bedrag een passend uitgangspunt.

Is er geen sprake van opzet en ook niet van grove schuld, dan is 50% van het benadelingsbedrag een passend uitgangspunt bij de afstemming van het aspect van verwijtbaarheid van overtreders.

In geval van recidive is nuancering op het aspect van verwijtbaarheid evenzeer noodzakelijk. De dan verweten gedragingen zullen dan weer opnieuw op de

aanwezigheid van opzet of grove schuld bij de overtreder moeten worden beoordeeld.

Bij de afstemming op het aspect van verwijtbaarheid zal ten slotte moeten worden bezien of, en zo ja, op grond van een van de criteria genoemd in artikel 2a van het Boetebesluit sociale zekerheidswetten of om een andere reden sprake is van verminderde

verwijtbaarheid. Dan is de mate van verwijtbaarheid beperkt en 25% van het benadelingsbedrag een passend uitgangspunt bij de afstemming op het aspect verwijtbaarheid.

De door de CRvB gegeven bepaling van verwijtbaarheid is verwerkt in het tweede lid.

Naar aanleiding van de uitspraak van de CRvB en de aanbevelingen van de Nationale ombudsman bereidt het kabinet momenteel wetswijzigingen alsook een wijziging van het Boetebesluit socialezekerheidswetten voor.1 De belangrijkste wijzigingen zijn de volgende:

Voor elke overtreding van de inlichtingenplicht zal het bestuursorgaan moeten komen tot een op de situatie afgestemde –evenredige- boete. Hierbij wordt de ernst van de overtreding, de mate van verwijtbaarheid en de (financiële) omstandigheden van de cliënt betrokken.

Daarnaast is van belang of er sprake is van opzet, grove schuld of verminderde verwijtbaarheid kan worden bewezen c.q. aangetoond. Enkel in het geval van opzet kan een boete van

maximaal 100% van de te veel ontvangen uitkering worden opgelegd. In alle andere gevallen is een lagere boete het uitgangspunt.

Ook wordt de mogelijkheid tot het geven van een waarschuwing uitgebreid voor met name kleine overtredingen.

Door de beleidsregels omtrent de bestuurlijke boete van de gemeente Stein reeds op deze wijze op te stellen wordt vooruit gelopen op de aankomende wetswijzigingen.

Artikel 3. Verminderde verwijtbaarheid

In artikel 18a van de Participatiewet (en artikel 20a van de Ioaw en 20a van de Ioaz) is geregeld dat bij schending van de inlichtingenplicht een bestuurlijke boete wordt opgelegd. Als er geen benadelingsbedrag is, dan bedraagt de boete €150. Is er wel sprake van een

benadelingsbedrag, dan is de boete gelijk aan dat bedrag, met een minimum van €150.

Als iedere vorm van verwijtbaarheid ontbreekt, dan wordt op grond van artikel 5:41 Awb (Algemene wet bestuursrecht) afgezien van het opleggen van een boete of het geven van een waarschuwing. Het gaat hierbij om onvoorziene omstandigheden die het de belanghebbende feitelijk onmogelijk maakten om aan zijn verplichting te voldoen, zoals een plotselinge

ziekenhuisopname.

1 Kamerbrief Aanpassingen Fraudewet, aanbevelingen Nationale ombudsman d.d. 30 april 2015

(5)

Als de belanghebbende de schending van de inlichtingenplicht niet volledig valt te verwijten, kan de op te leggen boete op een lager bedrag worden vastgesteld. In de algemene maatregel van bestuur heeft de wetgever vastgelegd in welke gevallen in ieder geval sprake is van verminderde verwijtbaarheid (a t/m c). Het college van de gemeente Stein heeft situatie d en e toegevoegd.

Hieronder volgen enkele concrete voorbeelden bij de genoemde criteria.

a. Te denken valt bijvoorbeeld aan overlijden van de partner, het weglopen van een kind of onvoorzien ontslag.

b. De belanghebbende is tijdelijk administratief onbekwaam, vanwege zijn geestelijke vermogens, bijvoorbeeld door een psychose.

c. Als de belanghebbende uit eigen beweging alsnog de juiste informatie verstrekt voordat de gemeente de schending van de inlichtingenplicht heeft geconstateerd, is dat ook grond voor verminderde verwijtbaarheid.

d. Hierbij gaat het om een combinatie van verschillende factoren.

e. Als er geen sprake is van de hierboven genoemde situaties, maar het college is toch van mening dat de omstandigheden aanleiding geven tot het aannemen van verminderde verwijtbaarheid, dan kan dat (mits goed gemotiveerd).

In de volgende situaties is in ieder geval geen sprake van verminderde verwijtbaarheid:

De inlichtingenplicht gaat uit van de plicht om informatie onverwijld te melden, waarvan het de belanghebbende redelijkerwijs duidelijk is dat het van invloed kan zijn op het recht op en de hoogte van de uitkering. Van belanghebbende wordt daarnaast een redelijke inspanning gevergd om op de hoogte te geraken van de feiten die van invloed zijn op de uitkering. Het enkele feit dat de gemeente belanghebbende niet expliciet op de hoogte heeft gesteld van de plicht een bepaalde omstandigheid door te geven, is geen reden om verminderde verwijtbaarheid aan te nemen.

Onvoldoende beheersing van de Nederlandse taal is geen reden voor aannemen van verminderde verwijtbaarheid. Van belanghebbende mag worden verwacht dat hij zich laat informeren over de rechten en plichten rondom de uitkering, en over de inhoud van correspondentie.

Verminderde verwijtbaarheid is verder niet aan de orde als de belanghebbende langere tijd niet in staat is zijn eigen belangen te behartigen. Hij wordt dan geacht ervoor te zorgen dat een ander zijn zaken regelt.

Bovenstaande betekent wel dat de gemeente de belanghebbenden bij aanvang van de uitkering goed op de hoogte stelt van de rechten en plichten, waaronder de inlichtingenplicht, en de zaken die er onder vallen.

Artikel 4. Hardheidsclausule

Voor onvoorziene situaties is de hardheidsclausule opgenomen in de beleidsregels. Als toepassing van de overige artikelen leidt tot kennelijke onredelijkheid en onbillijkheid, kan het college van de beleidsregels afwijken.

Artikel 5. Inwerkingtreding en citeertitel

De datum van inwerkingtreding van de beleidsregels is 23 juni 2015. De citeertitel wordt gewijzigd ten einde deze beter te laten aansluiten met de inhoud van de beleidsregels.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Zoals u bekend zijn wij al lange tijd op zoek naar een andere locatie voor onze winkel.. De reden hiervan is dat er plannen zijn om de zogenaamde Rabostrip te

De fractie CU/SGP heeft naar aanleiding van het artikel in het Algemeen Dagblad van 11 maart 2016 (grondverzakking wijk Valckesteyn) vragen gesteld?. In deze

ACM constateert dat er bij sommige gemeenten onduidelijkheid bestaat over de vraag in hoeverre de Wet MenO van toepassing is op het aanbieden van camperplaatsen. Zo vragen

Indien huurder niet onmiddellijk voor ingebruikname aan verhuurder enige reclame uit, wordt de gehuurde zaak of worden de gehuurde zaken geacht in goede staat te zijn verhuurd..

Het uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan het college adviseren of een persoon tot de doelgroep beschut werk behoort als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a,

ƒ ƒ Gewijzigd: Meer Gewijzigd : Meer bomen bomen blijven blijven behouden behouden en toevoegen en toevoegen van van loofhout.. loofhout en gebiedseigen en gebiedseigen

De afschrijvingen zijn gerelateerd aan de aanschafwaarde van de desbetreffende materiele vaste activa. Afschrijvingen vinden plaats volgens de methode T; in het jaar van aanschaf

Het gaat er in elk geval om duidelijkheid te krijgen of vanaf het moment fatale brand Welkoop in juni 2017 verwachtingen zijn gewekt en/of toezeggingen zijn gedaan dat Welkoop op