Inspectierapport
Augustinus (KDV) Johanna Naberpad 1 4105EA CULEMBORG
Registratienummer 188595247
Toezichthouder: GGD Gelderland-Zuid
In opdracht van gemeente: Culemborg
Datum inspectie: 05-10-2016
Type onderzoek : Jaarlijks onderzoek
Status: Definitief
Datum vaststelling inspectierapport: 02-11-2016
Inhoudsopgave
Het onderzoek ... 3
Observaties en bevindingen ... 4
Pedagogisch klimaat ... 4
Personeel en groepen ... 6
Veiligheid en gezondheid ... 7
Ouderrecht ... 8
Inspectie-items ... 9
Gegevens voorziening ... 13
Gegevens toezicht ... 13
Bijlage: Zienswijze houder kindercentrum ... 14
Het onderzoek
Onderzoeksopzet
Dit onderzoek is uitgevoerd op grond van artikel 1.62 lid 2 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen. Het betreft een onaangekondigd jaarlijks onderzoek.
Het kindercentrum heeft een verkorte praktijk inspectie gehad. Niet alle wettelijke eisen zijn beoordeeld.
Tijdens het inspectiebezoek is het onderzoek uitgebreid met de risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid omdat er een interne verhuizing heeft plaatsgevonden zonder inspectie.
Beschouwing
Korte beschrijving van het kindercentrum
Peutergroep Augustinus is onderdeel van Stichting RK Peuterspeelzalen Culemborg en is gevestigd in basisschool Augustinus.
Op de peutergroep worden maximaal 16 kinderen opgevangen in de leeftijd van 2-4 jaar oud.
Er wordt gewerkt met Piramide, een methode voor voor- en vroegschoolse educatie (VVE).
Inspectiegeschiedenis 2016 Nader onderzoek
2015 Jaarlijks onderzoek (advies handhaven) 2014 Jaarlijks onderzoek
Bevindingen op hoofdlijnen
In september 2016 heeft er een interne verhuizing plaatsgevonden. De peutergroep is verhuisd naar een ander lokaal in de school. Daarom is het onderzoek uitgebreid met de risico-
inventarisatie veiligheid en gezondheid.
Uit het onderzoek blijkt dat het kindercentrum voldoet aan de onderzochte voorwaarden.
Advies aan College van B&W Geen handhaving.
Observaties en bevindingen
Pedagogisch klimaat
Pedagogisch beleid
Peutergroep Augustinus heeft een een algemeen pedagogisch beleidsplan.
Voor deze verkorte inspectie is het beleid voor signaleren en verwijzen beoordeeld, dit is in orde bevonden.
Pedagogische praktijk Inleiding
De pedagogische praktijk is beoordeeld door middel van observatie en interview.
Voor observatie is gebruik gemaakt van het Veldinstrument observatie pedagogische praktijk (0 tot 4 jaar / 4 tot 12 jaar) van GGD GHOR Nederland (januari 2015).
Er is geobserveerd op de groep tijdens het eten en drinken, voorlezen, vrij spelen, knutselen en het buitenspelen.
De pedagogische praktijk is beoordeeld op vijf aspecten: de uitvoering van het pedagogisch beleid van het kindercentrum en het waarborgen van de vier pedagogische basisdoelen uit de Wet. De bevindingen worden weergegeven aan de hand van observatie-items uit het Veldinstrument (schuin gedrukt) en voorbeelden uit de waargenomen praktijk.
Uitvoering pedagogisch beleidsplan
De beroepskrachten zijn op de hoogte van de inhoud van het pedagogisch beleidsplan.
Het beleidsplan wordt besproken met de beroepskrachten. Zij mogen meedenken en veranderingen worden doorgevoerd.
Waarborgen emotionele veiligheid
De beroepskrachten communiceren met kinderen Observatie:
Aan tafel wordt er in twee kleine groepjes geknutseld door de kinderen. Een groepje verft een blad van een boom, het andere groepje kinderen plakt appeltjes in een boom.
De beroepskracht vraagt aan een kind: "zitten alle appeltjes vast?" "Ja" zegt het kind.
Een ander kind zegt: "ik ben klaar". De beroepskracht zegt: "dan kom ik even kijken of ze allemaal vaste zitten". Het kind houdt knutselwerk omhoog. "Ja allemaal vast, super". Zegt de
beroepskracht.
Observatie:
Er heerst een open en ontspannen sfeer op de groep
Gedurende de dag is de sfeer gezellig en ontspannen in de groep. De kinderen vermaken zich zichtbaar, en er wordt veel gelachen.
Mogelijkheid bieden tot ontwikkeling van een persoonlijke competentie Er is wederzijdse interactie tussen beroepskrachten en individuele kinderen Observatie:
Er is een nieuw kindje op de groep.
De beroepskracht gaat 1 op 1 met het nieuwe kind met het poppenhuis spelen. De beroepskracht benoemd wat er allemaal in het poppenhuis. De beroepskracht zegt: "de deurtjes kunnen open en dicht", "het poppetje kan op de bank zitten", "kijk het poppetje kan douche of aan de tafel zitten".
Nadat de beroepskracht even met het kind gespeeld heeft neemt de beroepskracht afstand en speelt het kind zelf verder met het poppenhuis.
Mogelijkheid bieden tot ontwikkeling van een sociale competentie De kinderen maken deel uit van de groep
Observatie:
De kinderen gaan aan tafel zitten, er wordt fruit gegeten en wat gedronken. Het meegebrachte fruit van de kinderen wordt gedeeld en op een grote schaal gelegd. De schaal gaat rond. Tijdens het eten van het fruit wordt het fruit op de schaal benoemd en wordt er gevraagd aan de kinderen of ze dat fruit wel lusten.
Overdracht van normen en waarden
Afspraken, regels en omgangsvormen zijn herkenbaar aanwezig en worden toegepast.
Observatie:
De beroepskracht geeft de kinderen fruit en drinken, de beroepskracht zegt hierbij: "alsjeblieft". De kinderen zeggen: "dank je wel terug".
Observatie:
Een kind duwd tegen een ander kind. De beroepskracht grijpt in en zegt: "he, mogen wij duwen".
Het gedrag houdt op.
Observatie:
Na de wc ronden, vraagt de beroepskracht aan de kinderen: "heb je je handen gewassen".
Conclusie pedagogische praktijk:
In de praktijk is te zien dat door het handelen van de medewerkers de vier basisdoelen gewaarborgd worden.
Voorschoolse educatie
In de peutergroep wordt vier ochtende in de week gewerkt met de VVE- (vroeg-voorschoolse educatie) thema's aan de hand van de methode Piramide.
Uit interview met de beroepskrachten en uit het inzien van de werkklapper is gebleken, dat de volgende ontwikkelingsgebieden in de thema's aan bod komen:
-emotionele ontwikkeling
Na de inspectie zijn de VVE-certificaten van twee beroepskrachten ingezien. Deze certificaten voldoen aan de gestelde eisen.
Er is een opleidingsplan voor VVE.
Conclusie:
Peutergroep Augustinus voldoet aan de wettelijk normen op het gebied van VVE.
Gebruikte bronnen:
Interview anderen (beroepskrachten)
Pedagogisch beleidsplan
VVE-certificaten (twee beroepskrachten)
Opleidingsplan voorschoolse educatie (2016 / 2017)
Personeel en groepen
Verklaring omtrent het gedrag
De verklaring omtrent gedrag van de twee vaste beroepskrachten zijn opgevraagd bij de directeur van de school, deze twee zijn in orde bevonden.
Passende beroepskwalificatie
Van de twee aanwezige beroepskrachten is de beroepskwalificatie gecontroleerd, deze zijn in orde bevonden.
Opvang in groepen
De peuterspeelzaal groep bestaat uit maximaal 16 kinderen in de leeftijd van 2-4 jaar oud met twee vaste pedagogisch medewerkers.
Er wordt opvang geboden op:
- maandag ochtend - dinsdag ochtend - woensdag ochtend - vrijdag ochtend.
Beroepskracht-kindratio
Op grond van de bezettingslijsten is gebleken dat er steeds voldoende beroepskrachten op de groep aanwezig zijn.
Gebruikte bronnen:
Observaties (groepsruimte, buitenruimte)
Verklaringen omtrent het gedrag (twee beroepskrachten)
Diploma's beroepskrachten (twee beroepskrachten)
Plaatsingslijsten
Presentielijsten
Veiligheid en gezondheid
Risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid
Peutergroep Augustinus is intern verhuisd naar een ander lokaal in de basisschool.
In verband met de interne verhuizing is de risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid 2016 opgevraagd, deze is in orde bevonden.
Tijdens een korte praktijktoets is naar voren gekomen dat de veiligheid en gezondheid van de kinderen over het algemeen voldoende gewaarborgd is.
Vierogenprincipe
Het vierogenprincipe is middels intercollegiale toetsing gewaarborgd. Er zijn te allen tijde 2 pedagogisch medewerkers op de groep aanwezig.
Gebruikte bronnen:
Observaties (groepsruimte, buitenruimte)
Risico-inventarisatie veiligheid (d.d. 2016)
Risico-inventarisatie gezondheid (d.d 2016)
Actieplan veiligheid (d.d 2016)
Actieplan gezondheid (d.d 2016)
Ouderrecht
Klachten en geschillen 2016
Peutergroep Augustinus is aangesloten bij de erkende geschillencommissie.
Gebruikte bronnen:
Website
Inspectie-items
Pedagogisch klimaat
Pedagogisch beleid
Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in duidelijke en observeerbare termen de wijze waarop beroepskrachten in de dagopvang bijzonderheden in de ontwikkeling van kinderen of andere problemen signaleren en ouders doorverwijzen naar passende instanties die hierbij verdere ondersteuning kunnen bieden.
(art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub i Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in duidelijke en observeerbare termen de wijze waarop beroepskrachten in de dagopvang worden toegerust voor de taak van signaleren en doorverwijzen en op welke wijze zij daarbij ondersteund worden.
(art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub j Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Pedagogische praktijk
De houder draagt zorg voor uitvoering van het pedagogisch beleidsplan.
(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De houder draagt zorg voor het waarborgen van emotionele veiligheid.
(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De houder draagt er zorg voor dat de kinderen de mogelijkheid krijgen om tot ontwikkeling van persoonlijke competentie te komen.
(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De houder draagt er zorg voor dat de kinderen de mogelijkheid krijgen om tot ontwikkeling van sociale competentie te komen.
(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De houder draagt zorg voor de overdracht van normen en waarden.
(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De houder draagt zorg voor het uitvoeren van het vierogenprincipe overeenkomstig het pedagogisch beleidsplan.
(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5a en 7 lid 1 sub h Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Voorschoolse educatie
De voorschoolse educatie omvat per week ten minste vier dagdelen van ten minste 2,5 uur of per week ten minste 10 uur aan activiteiten gericht op het stimuleren van de ontwikkelingsdomeinen taal, rekenen, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling.
(art 1.50b Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 en 5 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie)
De verhouding tussen het aantal beroepskrachten en het feitelijk aantal aanwezige kinderen in de groep bedraagt ten minste één beroepskracht per acht kinderen.
(art 1.50b Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 3 lid 1 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie)
De groep bestaat uit ten hoogste 16 feitelijk aanwezige kinderen.
(art 1.50b Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 3 lid 2 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie)
De beroepskrachten voorschoolse educatie zijn in het bezit van: Een getuigschrift van met gunstig gevolg afgelegd examen van één van de bij ministeriële regeling vastgelegde diploma’s.
OF Een erkenning van beroepskwalificaties als bedoeld in artikel 5 van de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties.
(art 1.50b Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 1 en 5 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie)
Onderdeel van de beroepsopleiding waarvoor het getuigschrift is behaald, vormt ten minste één module over het verzorgen van voorschoolse educatie.
OF
De beroepskracht bezit een bewijs dat met gunstig gevolg scholing is afgerond specifiek gericht op het vroegtijdig bestrijden van achterstanden bij jonge kinderen of het werken met voor- en vroegschoolse educatieprogramma’s.
(art 1.50b Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 2 en 3 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie)
De houder stelt jaarlijks een opleidingsplan op.
(art 1.50b Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 4 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie)
Voor de voorschoolse educatie wordt een programma gebruikt waarin op gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling wordt gestimuleerd op het gebied van taal, rekenen, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling.
(art 1.50b Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie)
Personeel en groepen
Verklaring omtrent het gedrag
De houder en personen werkzaam bij de onderneming waarmee de houder het kindercentrum exploiteert zijn in het bezit van een verklaring omtrent het gedrag die is afgegeven na 1 maart 2013.
(art 1.50 lid 3 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
Een verklaring omtrent het gedrag van een persoon werkzaam bij de onderneming is vóór aanvang van de werkzaamheden bij het kindercentrum overgelegd en is op dat moment niet ouder dan twee maanden.
(art 1.50 lid 4 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
Passende beroepskwalificatie
Alle beroepskrachten beschikken over de voor de werkzaamheden passende beroepskwalificatie zoals in de cao kinderopvang is opgenomen.
(art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 3 lid 1 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 4 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Opvang in groepen
De opvang vindt plaats in stamgroepen.
(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 1 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) De stamgroep bestaat uit maximaal 12 kinderen tot 1 jaar.
(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 1 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) OF
De stamgroep bestaat uit maximaal 16 kinderen van 0 tot 4 jaar waarvan maximaal 8 kinderen tot 1 jaar.
(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 1 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Beroepskracht-kindratio
De verhouding tussen het aantal beroepskrachten en het aantal feitelijk gelijktijdig aanwezige kinderen in de groep bedraagt ten minste:
- 1 beroepskracht per 4 aanwezige kinderen tot 1 jaar;
- 1 beroepskracht per 5 aanwezige kinderen van 1 tot 2 jaar;
- 1 beroepskracht per 8 aanwezige kinderen van 2 tot 3 jaar;
- 1 beroepskracht per 8 aanwezige kinderen van 3 tot 4 jaar.
Bij kinderen van verschillende leeftijden in één groep wordt het minimale aantal beroepskrachten berekend met de rekentool op www.rijksoverheid.nl.
(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 2 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5 lid 7 en 8 Regeling kwaliteit kinderopvang en
peuterspeelzalen)
Minstens de helft van het aantal vereiste beroepskrachten wordt ingezet wanneer er tijdelijk wordt afgeweken van de beroepskracht-kindratio.
(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 2 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5 lid 10 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Veiligheid en gezondheid
Risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid
De houder stelt jaarlijks een risico-inventarisatie veiligheid op voor alle voor kinderen toegankelijke ruimtes in een kindercentrum, waaronder de buitenspeelruimte.
(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 en 1.51 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 lid 1 sub a Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5 lid 3 sub f Besluit registers kinderopvang,
buitenlandse kinderopvang en peuterspeelzaalwerk)
De houder heeft een risico-inventarisatie veiligheid betreffende de actuele situatie.
(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 en 1.51 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 2 lid 5 Regeling kwaliteit kinderopvang en
peuterspeelzalen; art 5 lid 3 sub f Besluit registers kinderopvang, buitenlandse kinderopvang en peuterspeelzaalwerk)
De houder beschrijft de veiligheidsrisico’s op de thema’s: verbranding, vergiftiging, verdrinking, valongevallen, verwondingen, beknelling, botsen, stoten, steken en snijden.
(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 2 en 1.51 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 lid 1 sub a en lid 2 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 2 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
In het plan van aanpak geeft de houder aan welke maatregelen op welk moment zijn,
respectievelijk worden genomen in verband met de veiligheidsrisico’s, alsmede de samenhang tussen de veiligheidsrisico’s en de maatregelen.
(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 2 en 1.51 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 lid 1 sub b Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De houder zorgt ervoor dat personen werkzaam bij het kindercentrum kennis kunnen nemen van de vastgestelde risico-inventarisatie veiligheid.
(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 en 1.51 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 lid 2 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 2 lid 4 Regeling kwaliteit kinderopvang en
peuterspeelzalen)
De houder stelt jaarlijks een risico-inventarisatie gezondheid op.
(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 en 1.51 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5 lid 3 sub f Besluit registers kinderopvang, buitenlandse kinderopvang en peuterspeelzaalwerk)
De houder heeft een risico-inventarisatie gezondheid betreffende de actuele situatie.
(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 en 1.51 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 2 lid 5 Regeling kwaliteit kinderopvang en
peuterspeelzalen; art 5 lid 3 sub f Besluit registers kinderopvang, buitenlandse kinderopvang en peuterspeelzaalwerk)
De houder beschrijft de gezondheidsrisico’s op de thema’s: ziektekiemen, binnenmilieu, buitenmilieu en medisch handelen.
(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 2 en 1.51 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 lid 1 sub a en lid 2 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 2 lid 2 Regeling kwaliteit kinderopvang en
peuterspeelzalen)
In het plan van aanpak geeft de houder aan welke maatregelen op welk moment zijn
respectievelijk worden genomen in verband met de gezondheidsrisico’s, alsmede de samenhang tussen de gezondheidsrisico’s en de maatregelen.
(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 2 en 1.51 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 lid 1 sub b Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De houder zorgt ervoor dat personen werkzaam bij het kindercentrum kennis kunnen nemen van de vastgestelde risico-inventarisatie gezondheid.
(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 en 1.51 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 lid 2 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 2 lid 4 Regeling kwaliteit kinderopvang en
peuterspeelzalen)
Vierogenprincipe
De houder organiseert de opvang op zodanige wijze, dat de beroepskracht of de beroepskracht in opleiding de werkzaamheden uitsluitend kan verrichten terwijl hij gezien of gehoord kan worden door een andere volwassene.
(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 lid 2 sub b Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Ouderrecht
Klachten en geschillen 2016
De houder van een kindercentrum is aangesloten bij een door de minister van Veiligheid en Justitie erkende geschillencommissie voor het behandelen van:
a) geschillen tussen houder en ouder over:
- een gedraging van de houder of bij de houder werkzame personen jegens ouder of kind;
- de overeenkomst tussen de houder en de ouder;
b) geschillen tussen houder en oudercommissie over de toepassing en uitvoering van het wettelijke adviesrecht.
(art 1.57c lid 1 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
Gegevens voorziening
Opvanggegevens
Naam voorziening : Augustinus
Aantal kindplaatsen : 16
Gesubsidieerde voorschoolse educatie : Ja Gegevens houder
Naam houder : Stichting R.K. Peuterspeelzalen Culemborg
Adres houder : Irene Vorrinkstraat 19
Postcode en plaats : 4105JA CULEMBORG
KvK nummer : 41060037
Aansluiting geschillencommissie : Ja
Gegevens toezicht
Gegevens toezichthouder (GGD)
Naam GGD : GGD Gelderland-Zuid
Adres : Postbus 1120
Postcode en plaats : 6501BC Nijmegen
Telefoonnummer : 088 - 144 71 44
Onderzoek uitgevoerd door : L Brouwer Gegevens opdrachtgever (gemeente)
Naam gemeente : Culemborg
Adres : Postbus 136
Postcode en plaats : 4100AC Culemborg
Planning
Datum inspectie : 05-10-2016
Opstellen concept inspectierapport : 10-10-2016
Zienswijze houder : Niet van toepassing
Vaststelling inspectierapport : 02-11-2016 Verzenden inspectierapport naar houder : 03-11-2016 Verzenden inspectierapport naar
gemeente : 03-11-2016
Openbaar maken inspectierapport : 17-11-2016
Bijlage: Zienswijze houder kindercentrum
De zienswijze betreft een reactie van de houder op de inhoud van het inspectierapport.
De houder heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een zienswijze in te dienen.