Inspectierapport
Mariniershof KDV (KDV) Mariniershof 184 3011NA ROTTERDAM
Registratienummer 113368495
Inhoudsopgave
Het onderzoek ... 3
Observaties en bevindingen ... 4
Pedagogisch klimaat ... 4
Personeel en groepen ... 6
Ouderrecht ... 7
Inspectie-items ... 8
Gegevens voorziening ... 12
Gegevens toezicht ... 12
Bijlage: Zienswijze houder kindercentrum ... 13
Het onderzoek
Onderzoeksopzet
Dit onderzoek is uitgevoerd op grond van artikel 1.62 lid 2 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen. Het betreft een onaangekondigd jaarlijks onderzoek.
In het kader van het risico gestuurd toezicht heeft de inspectie zich primair gericht op de kwaliteit van de dagelijkse praktijk aangevuld met aandachtspunten uit vorige inspecties.
Beschouwing
Feiten over Kdv 't Steigertje, Mariniershof
Kinderdagverblijf 't Steigertje, Mariniershof is onderdeel van Kinderopvang 't Steigertje.
De organisatie heeft meerdere kinderdagverblijven en buitenschoolse opvang locaties in het centrum van Rotterdam.
Het kinderdagverblijf en de buitenschoolse opvang zijn gehuisvest in hetzelfde pand. Het kinderdagverblijf heeft momenteel 7 groepen, waaronder 3 babygroepen, 2 peutergroepen en 2 verticale groepen voor kinderen van 0 tot 4 jaar.
Inspectiegeschiedenis
In november 2015: nader onderzoek, waarbij de overtredingen zijn opgeheven.
In april 2015: jaarlijks onderzoek, waarbij overtredingen zijn geconstateerd op de kwaliteitsdomeinen pedagogisch klimaat en personeel & groepen.
In oktober 2014: jaarlijks onderzoek, waarbij geen overtredingen zijn geconstateerd.
Bevindingen op hoofdlijnen
De toezichthouder heeft geconstateerd dat de pedagogisch praktijk voldoende op orde is. Wel zijn er een aantal aandachtspunten geconstateerd. Deze zijn doorgesproken met de
locatieverantwoordelijke.
Zij heeft aangegeven hier actie op te ondernemen.
Niet alle beroepskrachten die werkzaam zijn in de peutergroepen en verticale groepen zijn VVE gecertificeerd.
Verdere informatie is te vinden bij de toelichting van de kwaliteitsdomeinen.
Advies aan College van B&W
De toezichthouder adviseert het college om te handhaven conform handhavingsbeleid.
Op het kwaliteitsdomein Pedagogisch klimaat; voorschoolse educatie (VVE certificaten)
Observaties en bevindingen
Pedagogisch klimaat
Pedagogisch beleid
In het pedagogisch werkplan is beschreven op welke wijze beroepskrachten in de dagopvang:
bijzonderheden in de ontwikkeling van kinderen of andere problemen signaleren en ouders doorverwijzen naar passende instanties die hierbij verdere ondersteuning kunnen bieden;
toegerust worden voor de taak van signaleren en doorverwijzen en op welke wijze zij daarbij ondersteund worden.
Hiermee wordt voldaan aan de wettelijke vereisten.
Pedagogische praktijk
De 4 basisdoelen zoals vastgelegd in de Wet kinderopvang zijn geobserveerd en beoordeeld:
- emotionele veiligheid - persoonlijke competentie - sociale competentie
- overdracht van normen en waarden
Tijdens de observaties van de pedagogische praktijk wordt gebruik gemaakt van het
veldinstrument observatie pedagogische praktijk 0-4 jaar (versie januari 2015) met de daarin opgenomen indicatoren. De teksten van de gedragsbeschrijvingen van de pedagogische praktijk uit het veldinstrument zijn cursief gedrukt.
Alle basisdoelen zijn beoordeeld. Hieronder zijn slechts een paar voorbeelden uitgewerkt van situaties die zich voordeden tijdens de observatie.
De observatie heeft plaats gevonden tijdens vrij spelsituaties en activiteiten binnen en buiten in diverse groepen.
Emotionele veiligheid
Indicator: De beroepskrachten hebben een vertrouwde relatie met de kinderen.
De beroepskrachten laten merken dat ze de kinderen accepteren zoals ze zijn; ze geven
complimentjes, maken grapjes, knuffelen, hebben oogcontact en treden bemoedigend op als een kind dat nodig heeft.
Observatie
Tijdens het voorlezen, waarbij de kinderen samen met de beroepskrachten op de grond zitten, probeert de beroepskracht de kinderen bij het verhaal te betrekken door iets te vragen ,een liedje te zingen. Steeds kijkt ze welke reactie ze van welk kind kan verwachten. Als een kindje
afwijzend reageert op haar poging om een reactie te geven, respecteert de beroepskracht dat en ze dringt niet aan. Later doet de beroepskracht nog een poging om het kind meer bij het verhaal te betrekken.
Persoonlijke competentie
Indicator: Kinderen hebben de mogelijkheid om (leer)ervaringen op te doen dankzij de groep, spelmateriaal, activiteitenaanbod en inrichting.
De meeste kinderen zijn het grootste deel van de tijd bezig met een bepaalde activiteit. Momenten van betrokkenheid (aandacht en concentratie) wisselen af met rondlopen of kortdurend en
oppervlakkig spel. Kinderen zijn trots op wat zij hebben gedaan of gemaakt.
Observatie.
Tijdens het 'peuteruurtje', waarbij de peuters zelf kunnen kiezen welke activiteit ze willen doen, zijn er diverse activiteiten in de buitenspeelruimte. Een groep kinderen veegt samen met een beroepskracht de herfstbladeren op een hoop en gooit ze vervolgens weer voor een groot deel in
de lucht om te zien hoe ze neerdwarrelen. Met groot enthousiasme wordt dit ritueel vele malen herhaald onder begeleiding van de beroepskracht.
Aandachtspunten
Het is belangrijk om spelmateriaal binnen bereik van de kinderen (ook de baby's en dreumesen) te leggen, zodat zij zelf kunnen kiezen;
In de groepsruimten van de baby's kunnen nog meer zachte materialen gebruikt worden, zoals speelkleden, zachte spelmaterialen.
Tijdens het onderzoek is gebleken dat de houder zorg draagt voor de uitvoering van het
pedagogisch beleidsplan en dat beroepskrachten op de hoogte zijn van het beleidsplan en daar in de praktijk uitvoering aan geven. De 4 basisdoelen worden voldoende gewaarborgd waarmee voldaan is aan de wettelijke vereisten.
Voorschoolse educatie
Er wordt gewerkt met de voorschoolse educatie methode: Uk en Puk.
Er is een jaarplanning voor de thema's gemaakt.
Tijdens het inspectiebezoek is het thema: reuzen en kabouters.
Veel activiteiten staan in het teken van het thema.
De kinderen worden geobserveerd met de ZO observatielijsten.
De houder heeft een jaarlijks opleidingsplan opgesteld.
Niet alle beroepskrachten die werkzaam zijn in de peutergroepen en verticale groepen zijn VVE gecertificeerd.
Hiermee wordt niet voldaan aan de wettelijke vereisten.
Uit bovenstaande constatering(en) / bevinding(en) blijkt dat aan de volgende voorwaarde(n) niet is voldaan.
Onderdeel van de beroepsopleiding waarvoor het getuigschrift is behaald, vormt ten minste één module over het verzorgen van voorschoolse educatie.
OF De beroepskracht bezit een bewijs dat met gunstig gevolg scholing is afgerond specifiek gericht op het vroegtijdig bestrijden van achterstanden bij jonge kinderen of het werken met voor- en vroegschoolse educatieprogramma’s.
(art 1.50b Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 2 en 3 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie)
Gebruikte bronnen:
Interview houder en/of locatieverantwoordelijke (er heeft overleg met de locatieveranwoordelijke plaatsgevonden.)
Interview anderen (aanwezige beroepskrachten)
Observaties
Pedagogisch werkplan
VVE-certificaten
Opleidingsplan voorschoolse educatie
Personeel en groepen
Verklaring omtrent het gedrag
De door de toezichthouder beoordeelde verklaringen omtrent het gedrag voldoen aan de wettelijke vereisten.
Passende beroepskwalificatie
Alle beroepskrachten beschikken over de voor de werkzaamheden passende beroepskwalificatie zoals in de cao kinderopvang is opgenomen.
Opvang in groepen
Kinderen worden alleen met vooraf gegeven schriftelijke toestemming van de ouders in een overeengekomen periode in één andere stamgroep opgevangen.
Ieder kind maakt van maximaal twee stamgroepruimtes gebruik gedurende een week.
Beroepskracht-kindratio
Op het kindercentrum worden voldoende beroepskrachten ingezet voor het aantal kinderen dat wordt opgevangen. Bij ziekte, vakantie en verlof wordt gebruik gemaakt van een vaste invalpool.
Gebruikte bronnen:
Interview houder en/of locatieverantwoordelijke (er heeft overleg met de locatieveranwoordelijke plaatsgevonden.)
Interview anderen (aanwezige beroepskrachten)
Observaties
Verklaringen omtrent het gedrag
Presentielijsten
Personeelsrooster
Ouderrecht
Informatie
De houder brengt de aanpassingen van het interne klachtenreglement en de mogelijkheid om geschillen aan de geschillencommissie voor te leggen op passende wijze onder de aandacht van de ouders. Bijvoorbeeld via de eigen website.
Oudercommissie
Er is een oudercommissie ingesteld, die uit 4 leden bestaat.
Klachten en geschillen 2016
De houder heeft een regeling getroffen (interne klachtenregeling) voor de afhandeling van klachten over:
een gedraging van de houder of bij de houder werkzame personen jegens een ouder of kind;
de overeenkomst tussen de houder en de ouder.
De regeling is schriftelijk vastgelegd, voorziet er in dat de ouder de klacht schriftelijk bij de houder indient en dat de houder:
de klacht zorgvuldig onderzoekt;
de ouder zoveel mogelijk op de hoogte houdt van de voortgang van de behandeling;
de klacht, rekening houdende met de aard ervan, zo spoedig mogelijk wordt afgehandeld;
de klacht, uiterlijk zes weken na indiening bij de houder, wordt afgehandeld; de ouder een schriftelijk en met redenen omkleed oordeel op de klacht verstrekt;
in het oordeel een concrete termijn wordt gesteld waarbinnen eventuele maatregelen zullen zijn gerealiseerd.
De houder is aangesloten bij de Geschillencommissie Kinderopvang en Peuterspeelzalen.
Hiermee wordt voldaan aan de wettelijke vereisten.
Gebruikte bronnen:
Interview houder en/of locatieverantwoordelijke (er heeft overleg met de locatieveranwoordelijke plaatsgevonden.)
Interview anderen (aanwezige beroepskrachten)
Website
Klachtenregeling
Inspectie-items
Pedagogisch klimaat
Pedagogisch beleid
Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in duidelijke en observeerbare termen de wijze waarop beroepskrachten in de dagopvang bijzonderheden in de ontwikkeling van kinderen of andere problemen signaleren en ouders doorverwijzen naar passende instanties die hierbij verdere ondersteuning kunnen bieden.
(art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub i Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in duidelijke en observeerbare termen de wijze waarop beroepskrachten in de dagopvang worden toegerust voor de taak van signaleren en doorverwijzen en op welke wijze zij daarbij ondersteund worden.
(art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub j Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) Pedagogische praktijk
De houder draagt zorg voor uitvoering van het pedagogisch beleidsplan.
(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De houder draagt zorg voor het waarborgen van emotionele veiligheid.
(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De houder draagt er zorg voor dat de kinderen de mogelijkheid krijgen om tot ontwikkeling van persoonlijke competentie te komen.
(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De houder draagt er zorg voor dat de kinderen de mogelijkheid krijgen om tot ontwikkeling van sociale competentie te komen.
(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De houder draagt zorg voor de overdracht van normen en waarden.
(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De houder draagt zorg voor het uitvoeren van het vierogenprincipe overeenkomstig het pedagogisch beleidsplan.
(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5a en 7 lid 1 sub h Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Voorschoolse educatie
De voorschoolse educatie omvat per week ten minste vier dagdelen van ten minste 2,5 uur of per week ten minste 10 uur aan activiteiten gericht op het stimuleren van de ontwikkelingsdomeinen taal, rekenen, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling.
(art 1.50b Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 en 5 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie)
De verhouding tussen het aantal beroepskrachten en het feitelijk aantal aanwezige kinderen in de groep bedraagt ten minste één beroepskracht per acht kinderen.
(art 1.50b Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 3 lid 1 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie)
De groep bestaat uit ten hoogste 16 feitelijk aanwezige kinderen.
(art 1.50b Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 3 lid 2 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie)
De beroepskrachten voorschoolse educatie zijn in het bezit van: Een getuigschrift van met gunstig gevolg afgelegd examen van één van de bij ministeriële regeling vastgelegde diploma’s.
OF Een erkenning van beroepskwalificaties als bedoeld in artikel 5 van de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties.
(art 1.50b Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 1 en 5 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie)
Onderdeel van de beroepsopleiding waarvoor het getuigschrift is behaald, vormt ten minste één module over het verzorgen van voorschoolse educatie.
OF
De beroepskracht bezit een bewijs dat met gunstig gevolg scholing is afgerond specifiek gericht op het vroegtijdig bestrijden van achterstanden bij jonge kinderen of het werken met voor- en vroegschoolse educatieprogramma’s.
(art 1.50b Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 2 en 3 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie)
De houder stelt jaarlijks een opleidingsplan op.
(art 1.50b Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 4 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie)
Voor de voorschoolse educatie wordt een programma gebruikt waarin op gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling wordt gestimuleerd op het gebied van taal, rekenen, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling.
(art 1.50b Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie)
Personeel en groepen
Verklaring omtrent het gedrag
De houder en personen werkzaam bij de onderneming waarmee de houder het kindercentrum exploiteert zijn in het bezit van een verklaring omtrent het gedrag die is afgegeven na 1 maart 2013.
(art 1.50 lid 3 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
Een verklaring omtrent het gedrag van een persoon werkzaam bij de onderneming is vóór aanvang van de werkzaamheden bij het kindercentrum overgelegd en is op dat moment niet ouder dan twee maanden.
(art 1.50 lid 4 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
Een verklaring omtrent het gedrag van een stagiaire, uitzendkracht, vrijwilliger, is niet ouder dan twee jaar.
(art 1.50 lid 4, 8 en 9, art 1.57 lid 1, 2, 3 en 5 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen) Passende beroepskwalificatie
Alle beroepskrachten beschikken over de voor de werkzaamheden passende beroepskwalificatie zoals in de cao kinderopvang is opgenomen.
(art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 3 lid 1 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 4 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Ieder kind maakt van maximaal twee stamgroepruimtes gebruik gedurende een week.
(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 1 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5 lid 4, 5 en 6 Regeling kwaliteit kinderopvang en
peuterspeelzalen)
Beroepskracht-kindratio
De verhouding tussen het aantal beroepskrachten en het aantal feitelijk gelijktijdig aanwezige kinderen in de groep bedraagt ten minste:
- 1 beroepskracht per 4 aanwezige kinderen tot 1 jaar;
- 1 beroepskracht per 5 aanwezige kinderen van 1 tot 2 jaar;
- 1 beroepskracht per 8 aanwezige kinderen van 2 tot 3 jaar;
- 1 beroepskracht per 8 aanwezige kinderen van 3 tot 4 jaar.
Bij kinderen van verschillende leeftijden in één groep wordt het minimale aantal beroepskrachten berekend met de rekentool op www.rijksoverheid.nl.
(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 2 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5 lid 7 en 8 Regeling kwaliteit kinderopvang en
peuterspeelzalen)
De afwijking betreft maximaal anderhalf aaneengesloten uren voor 9.30 en na 16.30 uur en tijdens de voor dat kindercentrum gebruikelijke middagpauze gedurende maximaal twee uur
aaneengesloten.
(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 2 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5 lid 10 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) Minstens de helft van het aantal vereiste beroepskrachten wordt ingezet wanneer er tijdelijk wordt afgeweken van de beroepskracht-kindratio.
(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 2 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5 lid 10 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Ouderrecht
Informatie
De houder brengt de klachtenregeling, alsmede wijzigingen daarvan, op passende wijze onder de aandacht van ouders.
(art 1.57b lid 3 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
De houder brengt de mogelijkheid om geschillen aan de geschillencommissie voor te leggen op passende wijze onder de aandacht van de ouders.
(art 1.57c lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen) Oudercommissie
De houder stelt binnen zes maanden na de registratie een oudercommissie in.
(art 1.58 lid 1 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen) OF
In een kindercentrum waar 50 of minder kinderen worden opgevangen is (nog) geen
oudercommissie ingesteld, de houder heeft zich echter aantoonbaar voldoende ingespannen om een oudercommissie in te stellen
én de houder biedt, als ouders op een andere wijze worden betrokken bij onderwerpen waarvoor adviesrecht geldt, ouders de gelegenheid deel te nemen aan een oudercommissie.
(art 1.58 lid 2 en 3 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen) Klachten en geschillen 2016
De houder treft een regeling voor de afhandeling van klachten over:
- een gedraging van de houder of bij de houder werkzame personen jegens een ouder of kind;
- de overeenkomst tussen de houder en de ouder.
(art 1.57b lid 1 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
De regeling is schriftelijk vastgelegd, voorziet er in dat de ouder de klacht schriftelijk bij de houder indient en dat de houder:
- de klacht zorgvuldig onderzoekt;
- de ouder zoveel mogelijk op de hoogte houdt van de voortgang van de behandeling;
- de klacht, rekening houdende met de aard ervan, zo spoedig mogelijk wordt afgehandeld;
- de klacht, uiterlijk zes weken na indiening bij de houder, wordt afgehandeld;
- de ouder een schriftelijk en met redenen omkleed oordeel op de klacht verstrekt;
- in het oordeel een concrete termijn stelt waarbinnen eventuele maatregelen zullen zijn gerealiseerd.
(art 1.57b lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen) De houder handelt overeenkomstig deze regeling.
(art 1.57b lid 3 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
De houder van een kindercentrum is aangesloten bij een door de minister van Veiligheid en Justitie erkende geschillencommissie voor het behandelen van:
a) geschillen tussen houder en ouder over:
- een gedraging van de houder of bij de houder werkzame personen jegens ouder of kind;
- de overeenkomst tussen de houder en de ouder;
b) geschillen tussen houder en oudercommissie over de toepassing en uitvoering van het wettelijke adviesrecht.
(art 1.57c lid 1 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
Gegevens voorziening
Opvanggegevens
Naam voorziening : Mariniershof KDV
Website : http://www.steigertje.nl
Aantal kindplaatsen : 78
Gesubsidieerde voorschoolse educatie : Ja Gegevens houder
Naam houder : KDV Het Steigertje B.V.
Adres houder : Hoogstraat 66A
Postcode en plaats : 3011PT Rotterdam
KvK nummer : 55449662
Aansluiting geschillencommissie : Ja
Gegevens toezicht
Gegevens toezichthouder (GGD)
Naam GGD : GGD Rotterdam-Rijnmond
Adres : Postbus 70014
Postcode en plaats : 3000KS ROTTERDAM
Telefoonnummer : 010 4984015
Onderzoek uitgevoerd door : S Wilken Gegevens opdrachtgever (gemeente)
Naam gemeente : Rotterdam
Adres : Postbus 70014
Postcode en plaats : 3000KS ROTTERDAM
Planning
Datum inspectie : 29-09-2016
Opstellen concept inspectierapport : 13-10-2016
Zienswijze houder : 20-10-2016
Vaststelling inspectierapport : 20-10-2016 Verzenden inspectierapport naar houder : 20-10-2016 Verzenden inspectierapport naar
gemeente : 20-10-2016
Openbaar maken inspectierapport : 20-10-2016
Bijlage: Zienswijze houder kindercentrum
De zienswijze betreft een reactie van de houder op de inhoud van het inspectierapport.
Op 29 september j.l. vond een inspectie plaats op locatie KDV Mariniershof door mevrouw S.
Wilken, toezichthouder.
Tijdens dit bezoek heeft de toezichthouder vastgesteld, dat niet alle medewerkers op de peutergroepen in het bezit waren van een VVE-certificaat.
De medewerkers werkzaam op de peutergroepen welke niet in het bezit waren van een VVE certificaat volgen op dit moment de AD PEM opleiding aan de Hoge School Rotterdam en hebben een module VVE gevolgd. Zij zijn reeds in het bezit van een PW niveau 4 diploma. Hiermee voldoen zij ons inziens aan de door de Gemeente gestelde eis omtrent het werken op een VVE groep.