• No results found

Jaarverslag LKC 2008 & 2009Landelijke Klachtencommissie Onderwijs

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Jaarverslag LKC 2008 & 2009Landelijke Klachtencommissie Onderwijs"

Copied!
44
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Jaarverslag LKC 2008 & 2009

Landelijke

Klachtencommissie

Onderwijs

(2)
(3)

Inhoudsopgave

Voorwoord 3

Organisatie van de LKC 4

Werkwijze LKC (klachtbehandeling) 8

Onderwerpen uit de in 2008 en 2009 afgewikkelde klachten 12

3.1 Communicatie 12

3.2 Pedagogisch-didactische begeleiding 16

3.3 Veiligheid 21

3.4 Optreden tegen leerling 26

3.5 Schoolorganisatie 30

Statistiek 36

Samenstelling van de LKC en het secretariaat 40

1 2

3

4 5

(4)
(5)

Dit jaarverslag biedt u een overzicht van de werkzaamheden van de LKC over 2008 en 2009. Deze twee jaren zijn niet onopgemerkt voorbij gegaan. Niet alleen doordat de LKC in 2008 haar tienjarig bestaan vierde, maar ook door de fusie van de secretariaten van enkele landelijk werkende Commis­

sies, waaronder die van de LKC, en verhuizing naar Utrecht.

Het ter gelegenheid van het tienjarig bestaan van de LKC georganiseerde symposium bood een gevarieerd programma rond het klachtrecht. Tijdens mijn inleiding heb ik onder meer opgemerkt dat het na tien jaar klachtrecht niet meer van deze tijd is dat er per denominatie aparte klachtencom mis­

sies bestaan. De fusie, vooralsnog op secretarieel niveau, is dan ook niet zonder reden gerealiseerd.

Een jaar later kunnen we met tevredenheid constateren dat de fusie heeft geleid tot een significant snellere behandeling van zaken. De opening van zaken gebeurt thans, behoudens verzuimherstel, binnen enkele dagen, waardoor het bevoegd gezag ook eerder dan voorheen op de hoogte kan worden gesteld van het bestaan van de klacht. Dit biedt het bevoegd gezag voldoende gelegenheid om vroegtijdig de klacht alsnog op schoolniveau op te lossen. Klachten worden inmiddels overwe­

gend binnen drie maanden afgehandeld.

Het aantal klaagschriften dat de LKC bereikt ligt doorgaans tussen de 115 tot 130 zaken per jaar.

Met ingang van 1 januari 2009 wordt om administratieve redenen niet meer het aantal klachten (soms meer dan één per klaagschrift), maar het aantal klaagschriften (het aantal dossiers) geteld.

De toename van het aantal klachten in het voortgezet onderwijs heeft zich na 2008 niet voortgezet.

Over 2009 is in het VO zelfs sprake van een opvallende afname. Omdat het totale aantal klachten in 2009 niet wezenlijk is gedaald, zijn er dat jaar dus veel meer klachten ontvangen vanuit het primair onderwijs. Uit de aard van ingediende klachten kan echter niet worden afgeleid, waarom het aantal klachten binnen het PO en VO de afgelopen twee jaren zo heeft gevarieerd.

Relatief veel klachten in het voortgezet onderwijs gaan over bevordering, examens en schoolkeuze.

De afgelopen twee jaren zijn er opnieuw veel klachten ontvangen over de omgang door scholen met meldingen aan en onderzoek door het Advies en Meldpunt Kindermishandeling. Hiervan maakte ik in 2007 al melding. In 2007 is door de LKC een studiedag georganiseerd over de informatievoorziening van scholen aan AMK/Jeugdzorg. Gelet op de hoeveelheid klachten rond het thema AMK/Jeugdzorg lijkt het er op dat scholen hun aanpak op dit terrein nog kunnen verbeteren.

U bent er de laatste jaren mee vertrouwd dat het jaarverslag van de LKC als full colour drukwerk wordt aangeboden en digitaal beschikbaar wordt gesteld op de website. Vele instanties hebben er inmiddels voor gekozen om hun jaarverslag uitsluitend nog digitaal te verspreiden. Bij de LKC is dit in overweging genomen en mogelijk bereikt dit verslag u volgend jaar ook uitsluitend digitaal. Zover is het nu nog niet. Het doet mij genoegen dat u het verslag over 2008 en 2009 als gedrukt naslagwerk kan worden aangeboden.

Dit is mijn laatste voorwoord als voorzitter van de LKC. Na bijna 12 jaar (en na afronding van de fusie) is het de hoogste tijd om het stokje aan een ander over te dragen. De LKC heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan de ontwikkeling van het klachtrecht in het primair en voortgezet onderwijs.

Ik beschouw het als een voorrecht om daaraan vanaf het eerste uur (1998) een bijdrage te hebben mogen leveren. Ik wil daarbij ook graag mijn waardering uitspreken voor de multidisciplinaire benade­

ring die reeds blijkt uit de samenstelling van de Commissie. Deze benadering biedt haar de gelegen­

heid om klachten, hoe divers ook, steeds vanuit een breed kader te beoordelen. Dat is, in combinatie met de door mij altijd als zodanig ervaren volledige onafhankelijkheid van de Commissie, een sleutel voor de toekomst.

mr. H.Th. van der Meer voorzitter

Voorwoord

(6)

De opzet van dit jaarverslag

In dit hoofdstuk treft u informatie over de ontwikkelingen bij de LKC en het secretariaat van de Commissie. Verder wordt onder meer stil gestaan bij de ontwikkelingen op het terrein van het klachtrecht.

In hoofdstuk 2 is aan de hand van de door de Commissie behandelde zaken informatie gerubri­

ceerd over klachtbehandeling. Het gaat daarbij over ontvankelijkheidskwesties en wie er bijvoor­

beeld als partij een klacht kan indienen bij de LKC.

In hoofdstuk 3 van dit jaarverslag treft u een beknopt overzicht van onderdelen uit adviezen aan die een meer algemene, of juist bijzondere gelding bezitten. Het zijn zaken die de klachtprocedure verduidelijken, die licht werpen op de grenzen van pedagogische begeleiding, enzovoorts.

Wilt u na het lezen van het beknopte overzicht over een bepaalde zaak meer weten, dan kunt u met behulp van het bij het overzicht vermelde dossiernummer op onze website www.onderwijs­

geschillen.nl zowel een samenvatting van het advies als een uittreksel van het geanonimiseerde advies lezen.

Het overzicht van alle behandelde zaken dat als bijlage B de voorgaande jaren aan het jaarverslag was toegevoegd is thans niet meer opgenomen. Overzicht B was immers een soort van ‘papieren’

zoekfunctie. Die functie is digitaal via de website beschikbaar en biedt een vollediger overzicht dan via de oude Bijlage B kon worden getoond.

Ontwikkelingen bij de LKC

De LKC heeft zich sedert 2007 ingezet voor meer landelijke samenwerking en afstemming tussen de verschillende klachtencommissies. Dit paste binnen een bredere ontwikkeling: sinds 2007 is de wet telijke regeling voor medezeggenschapsge schillen zodanig dat er nog maar één geschillencom­

missie is. De LKC heeft in het verlengde van deze ontwikkeling zich steeds voorstander getoond om ook de klachtencommissies en hun secretariaten te bundelen. In het effectueren hiervan is per 1 januari 2009 een belangrijke stap gezet. Per die datum is het secretariaat van vier lande­

lijke commissies (waaronder de LKC) die zetel hadden te Woerden, alsmede het secretariaat van dertien andere landelijke commissies met zetel te Utrecht ondergebracht bij de Stichting Onder­

wijsgeschillen. Onderwijsgeschillen houdt ook de Commissie voor Geschillen WMS (LCG­WMS) in stand.

De noodzakelijke aandacht voor dit fusieproces is er de oorzaak van geweest dat de LKC over 2008 nog geen jaarverslag uitbracht. Met dit verslag is daarin thans voorzien.

Onderwijsgeschillen is een onafhankelijke stichting. Iedere Nederlandse onder­

wijsinstelling kan zich aansluiten bij de commissies die door Onderwijsgeschillen in stand worden gehouden. Dit is statutair vastgelegd. De LKC heeft gedurende haar tienjarig bestaan bij de behandeling van de aan haar voor gelegde zaken altijd onafhan­

kelijk willen en kunnen oordelen. De fusie per 1 januari 2009 heeft daarin geen enkele verande­

ring gebracht. De Commissie is wat de behandeling

Organisatie van de LKC

1

(7)

van zaken en haar oordeel betreft volledig onafhankelijk van Onderwijsgeschillen. Het bestuur van de stichting heeft geen inhoudelijke bemoeienis met de werkzaamheden

van de LKC.

De LKC voorziet in 2010 een bundeling met de Landelijke klachtencommissie BVE die ook bij Onderwijsgeschillen is ondergebracht. Het werk­

gebied van de LKC zal zich per 1 augustus 2010 gaan uitstrekken over het gehele onderwijs: de expertisecentra, het primair en voortgezet onder­

wijs, de beroeps­ en volwasseneneducatie en het hoger onderwijs.

In de loop van 2008 hebben twee leden van de Commissie (de heren S.J. Drijver en R.C.A. Wilcke) afscheid genomen. Omdat in de periode daarvoor de Commissie zich met twee extra voorzitters en drie extra leden had weten te versterken konden deze wijzigingen worden opgevangen.

In de loop van 2009 heeft mevrouw drs. M.R. Backer, secretaris, afscheid genomen.

Mevrouw mr. H.E. Mertens, directeur/secretaris van de Stichting Onderwijsgeschillen, is thans secretaris van de Commissie. Binnen het secretariaat is de heer drs. J. van Velzen belast met de coördinatie van de LKC.

De LKC is tijdens deze verslagperiode vier maal plenair bijeen geweest. Twee maal werd er in 2008 vergaderd en twee maal in 2009.

Voorts is in 2009 een werkgroep ingesteld om een meer eenduidig beleid te formuleren over het al dan niet in behandeling nemen van klachten indien een andere voorziening (zoals de weg van bezwaar of beroep) openstaat. Verwacht wordt dat de voorstellen van de werkgroep tijdens de plenaire vergadering van maart 2010 tot een beleidsvaststelling zullen leiden. Daarvan wordt u in het jaarverslag van 2010 op de hoogte gesteld. Dit beleid zal ook op de website worden gepubli­

ceerd.

Ontwikkelingen op het terrein van het klachtrecht

De klachtenregeling in het onderwijs is in 1998 ingevoerd als uitvloeisel van de zogenoemde Kwali­

teitswet (invoering schoolplan, schoolgids en klachtrecht). De klachtenregeling is in haar uitwerking een regeling van het onderwijsveld zelf waar het ministerie van OCW inhoudelijk geen bemoeienis mee heeft gehad. In 2004 en 2005 zijn onderzoeken uitgevoerd naar het functioneren van de klach tenregeling in het PO en VO. De conclusie van deze onderzoeken was, kort gezegd, dat de uitvoering van de klachtenregeling beter kan. Het overleg over de conclusies van deze onder­

zoeken met de landelijke organisaties van ouders, leerlingen, besturen, personeel en schoolleiders leidde tot twee initiatieven:

­ er werd een stuurgroep verbetering klachtenregeling onder leiding van de heer A. Kotte ingesteld die een aantal verbeteringen heeft doorgevoerd binnen de bestaande bestuurlijke en juridische kaders;

­ er werd een expertgroep ingesteld onder leiding van mevrouw E. Salomons die adviseerde over de aanpassing van de bestuurlijke en juridische kaders.

De stuurgroep heeft de voornemens uit de notitie ‘Naar een verbeterde klachtenregeling’

uitgevoerd. Concreet ging het hierbij om twee verbeteringen.

(8)

­ Er werd een ‘proeve van kwaliteitskenmerken van een klachtencommissie’ opgesteld door de ambtelijke secretariaten van alle landelijke klachtencommissies (waaronder de LKC) en een aantal regionale commissies. Deze proeve bevat een aantal kwaliteits­

kenmerken en gedragsregels voor alle landelijke, regionale en schoolonafhankelijke klachtencommissies in het PO en VO. De visie en werkwijze van de LKC hebben in belangrijke mate bijgedragen aan de ‘proeve’. De ‘proeve’ kunt u raadplegen via de website van Onderwijsgeschillen.

­ Er is een brochure ‘Klachten op school. Hoe los je ze op?’ gemaakt. Deze brochure is verstuurd naar alle scholen, medezeggenschapsraden, klachtencommissies en de inspectie. De brochure is te raadplegen via de website van Onderwijsgeschillen.

De expertgroep adviseerde de opzet van de klachtenregeling op hoofdlijnen te handhaven. De expert groep pleitte hierbij voor een versterking van de horizontale verantwoording en voor de versterking van het inspectietoezicht. Deze aanbevelingen van de expertgroep zijn door de staats­

secretarissen van OCW (Dijksma en Bijsterveldt­Vliegenthart) overgenomen en hebben geleid tot de volgende aanpassingen.

­ Ter verbetering van de horizontale verantwoording dient het jaarverslag van het bevoegd gezag informatie te bevatten over de afhandeling van klachten. Dit is opgenomen in de Richtlijn Jaar­

verslag Onderwijs. In de Wet medezeggenschap op scholen is daarnaast opgenomen dat de medezeggen schapsraad geïnformeerd moet worden over een klacht die door de klachtencom­

missie gegrond is verklaard en over de maatregelen die het bevoegd gezag naar aanleiding van dat oordeel neemt.

­ De staatssecretarissen hebben met de inspectie afgesproken dat het inspectietoezicht zich meer richt op klachten en de uitvoering van de klachtenregeling. In hun brief van 6 oktober 2009 hebben de staatssecretarissen vermeld dat de inspectie zich niet opstelt als behandelaar van individuele klachten. Dit is niet haar taak.

De expertgroep adviseerde ook de wettelijke opzet van de klachtenregeling te wijzigen. De expert­

groep wilde een onderscheid maken tussen een interne klachtencommissie per school en een onaf hankelijke externe klachtencommissie. Dit kwam er op neer dat iedere school een interne klachten commissie op zou moeten zetten naast de bestaande externe klachtencommissie. De expertgroep adviseerde dit omdat een afhandeling van klachten zo dicht mogelijk bij de school zowel de betrok kenheid bij de klachtaf handeling bevordert als de leereffecten voor de schoolorga­

nisatie.

Deze aanbeveling, om voor iedere school een aparte klachtencommissie in te stellen, hebben de staatssecretarissen niet overgenomen op grond van de volgende overwegingen.

­ De procedure voor afhandeling (eerst intern en dan nog eens extern) wordt langer. De klager is daar niet bij gebaat.

­ Een interne klachtencommissie ontvangt, zeker vergeleken met een landelijke of regionale klach­

tencommissie, zo weinig klachten dat het opbouwen van deskundigheid lang zal duren.

­ Bij een schoolinterne commissie zullen de leden eerder in de kringen van betrokkenen gezocht worden. Dit kan er toe leiden dat een klager de commissie niet als onafhankelijk zal zien.

­ Het optuigen van een interne klachtencommissie voor iedere school zorgt voor extra administra­

tieve lasten en bureaucratie.

Ook de landelijke organisaties voor ouders in het PO en VO hebben zich uitgesproken tegen dit onderdeel van het advies van de expertgroep. Deze mening van de direct belanghebbenden (draagvlak van de regeling) telde voor de staatssecretarissen zwaar.

(9)

Symposium LKC

Op 19 november 2008 heeft de LKC een studiesymposium gehouden over nut en noodzaak van het klachtrecht in het onderwijs. Het symposium vond plaats te Amersfoort. Gastsprekers tijdens het ochtendprogramma waren prof.

mr. P.J.J. (Paul) Zoontjens van de Universiteit van Tilburg, tevens lid van de Onder­

wijsraad, en de Nationale ombudsman, dr. A.F.M. (Alex) Brenninkmeijer. Tijdens het middagprogramma was er een forumdiscussie onder leiding van LKC­voorzitter mr. H.Th.

(Herman) van der Meer. Zoontjens ging in op het gebruik van het klachtrecht. Daarbij tekende hij, net als Van der Meer, aan dat het aantal door de LKC behandelde klachten relatief gering is.

Dat is overigens een landelijk beeld. Hij vroeg zich af of dit geringe aantal klachten betekent dat er in het onderwijs weinig te klagen valt. Dat is volgens hem niet zo, getuige de parlementaire commissie­Dijsselbloem, die in 2008 onder zoek heeft gedaan naar de onderwijsvernieuwingen van de afgelopen 20 jaar en de algemene maat schappelijke onvrede daarover. Het geringe aantal klachten dat door klachtencommissies wordt behandeld, kan ook een gevolg zijn van een goede interne klachtenafhandeling

Ook Zoontjens wees, net als Van der Meer, op de wens om tot één klachtencommissie te komen,

‘omdat openbare klachten niet wezenlijk anders zijn dan denominatieve klachten’.

Het is volgens Brenninkmeijer de kunst om met zo min mogelijk uitspraken zo veel mogelijk kwesties op te lossen. Volgens hem is het in feite de taak van een klachtencommissie om zichzelf overbodig te maken, maar zolang dat niet lukt, moeten klachten serieus worden benaderd. “Ook het onder­

wijs moet open oog hebben voor wrijvingen”, aldus Brenninkmeijer. Goede klachtenbehandeling staat volgens hem voorop, omdat organisaties van klachten kunnen leren. Verandering tot stand brengen is belangrijk als het om klachten gaat, maar de vraag is ook hoe organisaties verstandig met conflicten kunnen omgaan. Brenninkmeijer wees op de mogelijkheden die bemiddeling en mediation spelen. “In het onderwijs is nog een hele wereld te winnen als je die kant op gaat”, meende hij. Juri­

disering van klachten is volgens hem niet het juiste antwoord. “Achter elke klacht zit de menselijke beleving: Je moet heel goed focussen op waar het mis is gegaan, want klachten raken mensen in hun hart.” Het studiesymposium werd bijgewoond door ruim 100 belangstellenden.

Klachten over de Commissie

In artikel 24 van het reglement van de Commissie is bepaald dat partijen een klacht kunnen indienen over de wijze waarop zij door de Commissie zijn bejegend. Er kan niet worden geklaagd over de inhoud van een advies van de Commissie. De Voorzitter van de Commissie behandelt deze klachten, tenzij de klacht zijn eigen optreden betreft. In dit laatste geval behandelt de vice­

voorzitter de klacht. De Voorzitter ontving over de in 2008 en 2009 behandelde zaken in totaal vier klachten. Hierna volgen enkele aspecten uit die zaken.

Een klacht ging over het summiere antwoord van de LKC naar aanleiding van vragen van klager over het uitgebrachte advies. Het uitgangspunt is dat de Commissie na het uitbrengen van een advies niet met partijen in discussie treedt over het oordeel. Daarom voldeed de korte reactie van de LKC aan de behoorlijkheidsnorm en was de klacht ongegrond.

Een tweede klacht betrof het niet honoreren van een verzoek, de zitting uit te stellen. Omdat de beslissing hierover binnen de kaders van het reglement was gebleven was deze klacht ongegrond.

Voorts werd geklaagd over stukken die ter zitting waren ingediend en waartegen ter zitting geen bezwaar was gemaakt. Over een dergelijke beslissing, zoals door de voorzitter ter zitting gemaakt, kan niet worden geklaagd.

Een laatste klacht betrof een wrakingsverzoek dat, omdat het advies reeds was uitgebracht, te laat was ingediend en daarom niet­ontvankelijk was.

Tegen de beslissing van de Voorzitter staat geen beroepsmogelijkheid open.

Het verslag van dit symposium kunt u nalezen op:

http://www.onderwijsgeschillen.nl/

klachten/publicaties­klachten/

(10)

2

Ook in de adviezen van de LKC is terug te vinden welk beleid zij hanteert ten aanzien van een zorgvuldige en correctie klachtafhandeling. Hieronder volgen enkele voorbeelden.

De procedurele rol van klager en verweerder Klager wordt ter zitting verwacht

In zijn algemeenheid is de Commissie van oordeel dat iemand die een klacht indient zich vervol­

gens wel dient te conformeren aan de regels die voor de klachtenprocedure zijn opgesteld en zich niet aan de verantwoordelijkheden dient te onttrekken die het gebruik van de klachtenregeling op hem legt. Eén van die verantwoordelijkheden is om de Commissie gelegenheid te bieden vragen te stellen en de wederpartij gelegenheid te bieden te reageren op hetgeen naar voren is gebracht.

De Commissie betreurde het dat klager ervoor had gekozen niet te verschijnen en dit pas in de allerlaatste fase voldoende duidelijk had gemaakt. 104047

Verweerder wordt ter zitting verwacht

Verweerder was zonder opgave van redenen niet ter zitting verschenen. Juist bij een klacht als deze, waar de door klagers aangevoerde problemen over de com muni catie met de school een centraal onderwerp vormden, mocht worden verwacht dat de schooldirecteur aan het onderzoek ter zitting door haar aanwezigheid een bijdrage zou leveren. Het niet verschijnen van ver weerder deed afbreuk aan de volledige beeldvorming over de kwestie. 104028

Geen inhoudelijke behandeling van de klacht Kantonrechter en UWV

Klacht over het niet terugbetalen van door de docent/ex­werknemer ten behoeve van de aanschaf van materialen voor de school voorgeschoten bedragen, het niet uitbetalen van overuren, het verstrekken van foutieve informatie aan het UWV en het niet beantwoorden van enkele e­mails.

De voorzitter stelde vast dat het merendeel van de elementen van de klacht niet voor behandeling door de LKC in aanmerking kwam vanwege het bestaan van andere voorzieningen. De vorde­

ringen van geldbedragen vanwege verstrekte voorschotten en nog te betalen salaris behoren tot de competentie van de (kanton)rechter en het verstrekken van de informatie aan het UWV kan in een aldaar aanhangige procedure aan de orde worden gesteld. Derhalve resteerde het niet beant­

woorden van e­mails als eventueel te behandelen klachtonderdeel. 104015 Ook niet ontvankelijk:

- Klacht over jubileumgratificatie, salarisinhouding en seniorenbijdrage: 104113 - Klacht over auteursrecht: 08.061

Uitzondering niet-ontvankelijkheid

Een ex­werknemer kan op grond van de model­klachtenregeling en het reglement van de LKC geen klacht indienen. Toch kan de Commissie besluiten een klacht in behandeling te nemen.

Niet­ontvankelijkverklaring van een door een ex­werknemer ingediende klacht kan achterwege blijven indien bijzondere belangen dat rechtvaardigen. Deze belangen dienen gelegen te zijn in de doel stellingen van het klachtrecht in het onderwijs

en de taak van de LKC om door het behandelen van klachten bij te dragen aan verbetering van de kwaliteit van het onderwijs. Bij het beoordelen of een klacht van een ex­werknemer in behande­

ling kan worden genomen is voorts vereist dat de klager gemeten naar maatstaven van redelijkheid voldoende belang heeft bij de behandeling van zijn klacht. 104015

Werkwijze LKC:

klachtbehandeling

(11)

Ouder van een meerderjarige ex-leerling

Klager als ouder van een meerderjarige ex­leerling voldoet niet aan de definitie van klager zoals verwoord in artikel 1 lid 1 onder d van de klachtenregeling van de school en is om die reden niet ontvankelijk. 08.077. Indien een ouder daartoe schriftelijk wordt gemachtigd kan deze, namens zijn meerderjarig kind, wel een klacht indienen.

Onvoldoende belang

De klacht over het niet beantwoorden van e­mails (zie hiervoor: ­Kantonrechter en UWV­) was niet van zodanig belang voor de kwaliteit van het onderwijs dat het met voorbijgaan aan het in de klachtenre geling bepaalde (dat klager als ex­werknemer niet­ontvankelijk was) behandeling van de klacht door de Commissie rechtvaardigt. Hierbij was het van belang dat de in het geding zijnde e­mails uitsluitend betrekking hadden op voorgeschoten, gekochte materialen, uitbetalen van over­

uren en informatieverstrekking aan het UWV: kwesties die niet in aanmerking komen voor behande­

ling door de LKC. Klager had niet een zodanig zwaarwegend belang bij behandeling van zijn klacht dat daarin een reden was gelegen om met voorbijgaan aan het bepaalde in de klachtenregeling de klacht in behan deling te nemen. De klacht werd als kennelijk­niet ontvankelijk beoordeeld. 104015 Ook: 104113

Onvoldoende zelfstandige betekenis

In oorsprong was de klacht gericht tegen een schorsingsbesluit (in afwachting op verwijdering van de leerling). Klager stelde dat het voorval dat aanleiding vormde voor het besluit onvoldoende was onder zocht. Volgens klager leidde dat tot de conclusie dat het besluit een kenbare en deugdelijke motive ring miste en onzorgvuldig was voorbereid. Nadat de Commissie klager er op had gewezen dat op het schorsingsbesluit de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing was, beperkte klager zijn klacht tot ­het niet instellen van een onderzoek­.

Aan dat onderdeel van de klacht kende de LKC geen zelfstandige betekenis toe omdat het uitslui­

tend diende ter onderbouwing van de klacht, die door de LKC vanwege toepasselijkheid van de Awb niet in behandeling kon worden genomen (klacht niet­ontvankelijk). 104098

Klager wenst geen inhoudelijke behandeling

Klager had weliswaar een klacht ingediend maar bleek geen prijs te stellen op inhou delijke behan­

deling van de klacht noch op een advies van de Commissie. Om die reden werd de klacht buiten behandeling gesteld en besloten tot sluiting van het dossier.

Directe aanleiding hiertoe vormden de verklaringen van klager ter zitting. Klager wenste zich daar niet te houden aan de normen die noodzakelijk zijn voor een correct zittingsverloop. Hij kon zich er niet mee verenigen dat het weerspreken van de klacht door verweerster voor de Commissie aanleiding was om de klacht nader te onderzoeken. Klager nam dat onderzoek niet serieus. Hij meldde diverse klachtonderdelen niet te meer te willen handhaven en geen vertrouwen te hebben in de objectieve beoordeling van de klacht door de Commissie. Overigens zonder daarbij feiten en omstandigheden aan te voeren waarop dit gebaseerd was. 104257

Termijnoverschrijding Doorlopend proces

De klacht van juni 2008 betrof de onvoldoende begeleiding van de zoon van klagers voor het vak Engels vanaf het schooljaar 2004­2005. Hoewel een deel van de gebeurtenissen zich langer dan een jaar voor het indienen van de klacht had voorgedaan betrok de Commissie die gebeurtenissen wel bij de klacht omdat er geen sprake was van losse onderdelen, maar van een doorlopend proces waarbij in ieder geval de laatste gebeurtenis zich had voorgedaan binnen het jaar voor indiening van de klacht. 08.073

(12)

Niet verschoonbaar

Het pleidooi van klager om zijn klacht te behandelen vanwege de signaal functie die daarvan zou uitgaan kan geen zelfstandige grond opleveren om de kennelijke verjaring van zijn klacht terzijde te schuiven. 08.182

Zie ook 08.077

Verjaring, toch onderzoek ter zitting

Verweerder stelde dat de klacht als gevolg van termijnoverschrijding niet­ontvankelijk was. Ter zitting gaf verweerder echter aan betekenis toe te kennen aan een inhoudelijke behandeling van de klacht. De Commissie heeft vervolgens de klacht mondeling behandeld en aangekondigd in de uitspraak op de aangevoerde verjaring te zullen beslissen. (niet­ontvankelijk wegens verjaring).

104259

Behandeling van de klacht Directe gang naar LKC

Ook nadat een klacht in behan de ling is genomen, draagt de Commissie in haar brieven aan partijen en het bevoegd gezag uit dat klachtbehandeling een tussentijdse oplossing niet in de weg staat. Het bevoegd gezag is vrij om zelf actie te onder nemen waardoor zaken ten goede keren, zelf nader onderzoek in te stellen of alvast een maatregel te treffen. De Commissie wijst partijen steeds op de mogelijkheid van een tussentijdse oplossing en ervaart dat deze beleidslijn er regelmatig toe leidt dat door de Commissie in behandeling genomen klachten voor de zitting worden ingetrokken omdat klagers en het bevoegd gezag de kwestie hebben opgelost. Alhoewel ook in deze klacht de Com mis sie haar beleidslijn heeft gevolgd en bovendien klaagster er op heeft

geattendeerd dat het be voegd gezag met haar in gesprek wenste te gaan, heeft klaagster om haar moverende redenen ervoor gekozen om haar klacht direct te laten beoordelen door de

Commissie. De wet staat dit toe. 08.067 Ook: 103980, 104066, 104336, 104338

Uitbreiding klacht ter zitting 1

Ter zitting hadden klagers verzocht om aan de klachtbehandeling nog hun grieven over de interne vertrouwenspersoon van de school toe te voegen. Dit verzoek werd door de Commissie afgewezen mede omdat de door klagers gewenste uitbreiding van de klacht geen betrekking had op de verwerende partij (een directielid van de school).

07.106

Uitbreiding klacht ter zitting 2

Doordat zowel klager als verweerder zich ter zitting expliciet akkoord verklaarden met een door klaag ster gewenste uitbreiding van de klachtsamenvatting stond de Commissie die uitbreiding toe en behandelde deze inhoudelijk. De uitbreiding betrof een uitlating van verweerder over het gedrag van klaagster. 104247

Stukken ter zitting 1

Ter zitting hebben klagers met instemming van de Commissie en verweerders het verslag van een op 27 november 2007 door een onderwijsbegeleidingsdienst afgenomen psychologisch onderzoek bij klagers zoon aan de Commissie overhandigd. Verweerders hebben het verslag ter zitting inge­

zien en daags na de zitting is hen hiervan een afschrift toegezonden. 07.153/161/162 Zie ook 08.005

Poging tot schikking na zitting

De LKC gaf partijen in overweging om op basis van hetgeen ter zitting was besproken, binnen

(13)

een week nog eens om tafel te gaan zitten en te bezien of de zaak niet in onderling overleg kon worden opgelost. Toen na die week bleek dat partijen niet nader tot elkaar waren gekomen heeft de Commissie alsnog haar advies uitgebracht. 08.097

Wie kan er klagen Vrijwilliger

Klager maakte bezwaar tegen de afwijzende houding die het schoolbestuur, al dan niet via zijn verzekeringsmaatschappij innam in de afhandeling van een incident dat zich in september 2002 had voorgedaan. Als vrijwillige medewerker van de school was klager destijds aangevallen door een ouder en heeft hij zich toen moeten verweren waarbij de ouder letsel had opgelopen. Eerst 4,5 jaar na het incident werd klager daarvoor door de ouder aansprakelijk gesteld. Het schoolbestuur had echter niet gereageerd op het verzoek van klager om deze aansprakelijkstelling in behandeling te nemen. (klacht gegrond) 07.152

Belanghebbende

Gesteld werd dat klager niet ontvankelijk was omdat de gedragingen waarover hij klaagde geen betrekking hadden op zijn eigen zoon. Klager was in het kader van de klachtenregeling echter belanghebbende ten aanzien van de veiligheid van zijn zoon in de klas van verweerster en ten aanzien van het schoolklimaat in het algemeen. Ouders van leerlingen kunnen klagen over de veiligheid op school, zeker waar dit veiligheidsaspect de leerkracht betreft van hun eigen kind.

104065

Niet met gezag belaste ouder

Op grond van de klachtenregeling van de school kan een ouder een klacht over een beslissing of gedraging van de directie van een school bij de Commissie indienen. Klager was de vader van de leerling in kwestie en behoort derhalve tot de kring van personen, die een klacht kunnen indienen.

104300, zo ook 104095

Ex-werknemer

De ex­leerkracht vond dat hij tijdens een gesprek met onder meer de personeelsconsulent van de gemeente was misleid en onder druk gezet toen hem werd voorgesteld zelf de gemeente te verzoeken om aan hem ontslag te verlenen. Tijdens de opzegter­

mijn hoefde klager dan geen werkzaamheden meer te verrichten en verder mocht hij een outplacementprocedure volgen. Een andere optie was om in augustus weer als docent aan de slag te gaan en in zijn vrije tijd te zoeken naar een andere baan.

Klager heeft begin juli zijn verzoek tot ontslag ingediend. Doordat dit zeer nadelige consequenties voor hem had, was het aannemelijk dat hij die beslissing mede had genomen onder druk een beslissing te moeten nemen in de aan hem voorgehouden opties. Het is verder niet gebruikelijk dat van een werknemer binnen enkele dagen een dergelijke ingrijpende beslissing wordt verlangd. 08.011

Ex-werknemer niet ontvankelijk: 104015

Lid van de oudergeleding van de MR klaagt over de MR Klager klaagt erover dat vanwege het aftreden van een lid van de oudergeleding en de drie leden van het team de MR vanaf medio augustus 2007 niet meer representatief was en geen besluit had mogen nemen tot het vaststellen van een nieuw rooster van aftreden voor de leden. (klacht ongegrond) 08.036/062/063

(14)

3.1 Communicatie

Mondeling

Gebrekkige communicatie voor risico docent

De docent had klagers er duidelijkheid over moeten verschaffen waarom het hem niet meer zinvol leek om in afwijken van hetgeen was afgesproken geen extra huiswerk meer mee te geven. 07.098

Directeur bespreekt gezin met andere ouder

Het past de directeur niet om zich tijdens een telefoongesprek met een ouder in kwalificerende termen over andere ouders (klagers) uit te laten en daarbij te wijzen op de pedagogische aanpak van klagers dochter. Het was aannemelijk geworden dat de directeur tijdens het uitvoerige telefoonge sprek was ingegaan op de vertrouwelijke relatie tussen klagers en Jeugdzorg omdat de ouder met wie de directeur het gesprek had gevoerd, hiervan melding had gemaakt in haar verslag van het telefonisch onderhoud en deze kwestie door verweerster/directeur niet werd weersproken.

07.106

Schending van vertrouwen

Het komt voor dat leerlingen docenten in vertrouwen nemen. Het is dan van belang dat de leerling erop gewezen wordt dat de informatie die hij slechts in vertrouwen wil verstrekken in beginsel ook vertrouwelijk blijft, maar dat er zich situaties kunnen voordoen

die de docent ertoe kunnen verplichten om anderen, zoals ouders, op de hoogte te stellen van hetgeen in vertrouwen is meegedeeld. 08.070/146

Schriftelijk

Directie behandelt bestuursbrief Klager had zeer vaak over hetzelfde onderwerp naar de school geschreven en gebeld. Een school behoort in beginsel op brieven (en telefoontjes) van ouders te reageren. Dat hoeft niet altijd in de vorm van een brief te zijn. Dat kan ook telefonisch of via een persoonlijk gesprek gaan. Indien er geregeld brieven met (gedeeltelijk) dezelfde inhoud worden gestuurd, hoeft daar niet elke keer op te worden ingegaan. Ook als er al een afspraak

voor een gesprek is gemaakt, kunnen brieven die tussen die

uitnodiging en het gesprek binnenkomen, tijdens dat gesprek aan de orde worden gesteld. Het is in het voortgezet onderwijs niet ongebruikelijk dat de afhandeling van een aan het bestuur gerichte brief wordt gedaan door de directie van de school. Er kan dan niet in redelijkheid worden gesteld dat het bevoegd gezag niet heeft gereageerd op een brief. 07.160/166

Communicatie over begeleiding

Mede op grond van de uitgebreide begeleidingsplannen van de ambulant begeleidster was voldoende aannemelijk geworden dat de leerling extra was begeleid en ook dat haar leerkrachten specifieke extra beleiding hadden ontvangen met het oog op de problematiek van de dochter van klagers. Dat klagers nauwelijks wisten waar de extra begeleiding van hun dochter uit bestond,

Onderwerpen uit de in 2008 en 2009 afgewikkelde klachten

3

(15)

Onderwerpen uit de in 2008 en 2009 afgewikkelde klachten

kwam mogelijk doordat de school voor hen weinig tot niets schriftelijk vastlegde. De aanbeveling van de ambulant begeleidster om de ouders de handelingsplannen te laten lezen en hen bij het proces te betrekken bleek kennelijk niet te zijn opgevolgd. 07.138/140

Ouders te laat informeren over plan van aanpak/verwijdering: 08.091/139 en 104073

Volstaat één uitnodiging voor een gesprek?

Klager was de toegang tot de school ontzegd en ontving informatie over zijn kinderen op door de school bepaalde tijdstippen. Hij was op 5 februari uitgenodigd voor het voeren van een ouder­

gesprek. Klager had de directeur tijdig van zijn verhindering op de hoogte gebracht en verzocht om een ander tijdstip vast te stellen. Aan dat verzoek werd niet tegemoet gekomen omdat de school vond dat de directeur bij het gesprek aanwezig moest zijn. Vanwege diens agenda was het plannen van een ander tijdstip niet mogelijk.

De Commissie overwoog dat het voeren van oudergesprekken niet enkel plaatsvindt om ouders in de gelegenheid te stellen aan de leerkrachten van hun kinderen te vragen hoe het er met hun kinderen voorstaat, maar ook aan de school gelegenheid biedt ouders daarover te informeren en met hen te overleggen over de begeleiding van hun kinderen. Derhalve had de school niet alleen klager de mogelijkheid ontnomen over de vorderingen van zijn dochters overleg te voeren, maar ook zichzelf de mogelijkheid om geïnformeerd te worden over de mening van klager daarover.

Zeker nu klager toch al vergaand beperkt was in zijn mogelijkheden om overleg te voeren, had het op de weg van de school gelegen om het verzoek van hem in te willigen een ander tijdstip voor het gesprek te plannen. Weliswaar was het formeel juist dat het op grond van het bestuursbesluit aan de school was om de tijdstippen voor de contacten met klager vast te stellen, maar een redelijke uitleg en uitvoering van dat besluit brengen met zich mee dat bij het vaststellen van die tijdstippen rekening dient te worden gehouden met verhinderingen van klager. 104095

Termijn inhoudelijke reactie

Ten aanzien van de beantwoording van correspondentie heeft de Com missie vaker geoordeeld dat het redelijk is dat brieven in zijn algemeenheid binnen drie weken beantwoord worden. Wanneer een inhoudelijke reactie binnen die periode niet mogelijk is, dient de geadresseerde hiervan op de hoogte te worden gesteld. 07.106

Onjuist gespreksverslag

Uit het verslag, dat uit twee pagina’s bestond, kon niet worden opgemaakt wat er tot het gespreks verslag moest worden gerekend en welke elementen er niet toe behoorden. De in het verslag opge nomen verwijten van de interim­directeur waren zonder nuancering of toelichting op het conto geschreven van klager. Verder deden de inhoud en omvang van het verslag geen recht aan het bespro ken aantal onderwerpen. Tot slot maakte het verslag, gedateerd 7 januari 2008, melding van de mogelijkheid om tegen de inhoud bezwaar aan te tekenen. Echter, de brief met rechtsposi tionele consequenties, die mede op het verslag was gebaseerd,

was op 20 december 2007 al aan klager toege zonden. (klacht over onjuist gespreksverslag gegrond) 08.002/012

Versluierd taalgebruik

Verweerder heeft erkend dat hij klager onjuist heeft geïnformeerd toen hij hem schreef dat de school een verwijderingsprocedure overwoog terwijl intern al vaststond dat zijn zoon zou worden verwijderd. Klager heeft terecht aangevoerd dat in de brief van de school sprake is geweest van versluierend taalgebruik. 104080

Informatie aan alle ouders

Het staat vast dat de directeur op 3 juli voor de ouders van alle leerlingen

(16)

van de groep van klagers zoon een brief heeft meegegeven. Deze brief bevat feitelijke informatie over de verwijdering van klagers zoon. Een dergelijke brief, met informatie over de verwijdering van een leerling, behoort rechtstreeks aan ouders bekend gemaakt te worden (dus niet via de leerlingen). 08.101/114/115 Ook: 104073

Inspraak klagers m.b.t. brief aan alle ouders: 104025

Stigmatiseren (privacy)

Enkele lichamelijke incidentjes in de peutergroep waarbij steeds dezelfde peuter was betrokken, hadden zeer emotionele reacties bij de ouders veroorzaakt en een hetze tegen het zoontje van klagers doen ontstaan. De school had veel in het werk gesteld om de emotionele reacties van ouders terug te brengen tot juiste proporties. In dat kader had de directeur individuele gesprekken gehouden met alle ouders van groep 2. Tijdens die gesprekken besprak de directeur een van de incidenten en noemde in dat verband de naam van klagers zoon. Alhoewel niet onaan­

nemelijk is dat die naam bij de ouders al bekend was, had de directeur dat niet moeten beves­

tigen. Als directeur en represen tant van het bevoegd gezag had zij het noemen van de naam van klagers zoon achterwege kunnen en moeten laten uit oogpunt van privacy, bescherming van deze zeer jonge leerling en het voorkomen van mogelijke stigmatisering. 104056

Privacy versus algemeen belang

De school had vanwege het afwijkend gedrag van een medeleerling, vanaf groep 2 op verschil­

lende manieren gezorgd voor extra begeleiding, gericht op zowel die leerling als op zijn klas. De Commissie toonde er begrip voor dat de directeur de privacy van deze leerling en zijn ouders niet had willen schenden. Privacy dient echter niet altijd voorrang te krijgen boven het informeren en geruststellen van andere leerlingen en ouders (zoals klagers) wanneer die te maken krijgen met de problemen van een andere leerling en het creëren van een veilig schoolklimaat. 08.048

Gescheiden ouders

Uitgangspunt informatievoorziening

Indien beide ouders met het gezag over de kinderen zijn belast, is het uitgangspunt dat zij beiden van school dezelfde informatie ontvangen. Wanneer de school ermee bekend is dat de ouders elkaar op de hoogte houden over de schoolaangelegenheden mag zij volstaan met het verstrekken van alle informatie aan één van beide ouders. 08.070/146

Ook: 08.161, 104048 en 104080

Geen omgangsregeling, toch informatie

Artikel 1:377b BW. De met het gezag belaste ouder heeft op grond van dit artikel uit het Burgerlijk Wetboek de verplichting de andere ouder op de hoogte te houden van gewichtige aangelegen­

heden die het kind betreffen. De rechter kan op verzoek van de ouder een regeling vaststellen.

Artikel 1:377c BW. De school is in principe gehouden een ouder die niet het ouderlijk gezag heeft, desgevraagd van beroepshalve beschikbare informatie te voorzien over de persoon van het kind en over de verzorging en opvoeding van het kind. Bij weigering van de informatie kan de betrokken ouder zich tot de rechter wenden. Scholen kunnen bij de afweging of en welke informatie zij moeten geven op dit artikel terugvallen.

Art. 1:377c BW kent twee beperkingen voor het verstrekken van informatie. De informatie wordt niet verstrekt als de school de informatie niet op gelijke wijze aan de ouder met het ouderlijk gezag zou verschaffen of als het belang van het kind zich tegen het verschaffen van de informatie verzet.

De school dient zelfstandig een afweging te maken over dat belang van de leerling. Het enkele feit dat de ouder met het gezag zich verzet tegen het verstrekken van informatie door school aan de

(17)

ex­partner, dan wel dit niet in het belang van het kind acht, is niet voldoende. Deze ouder zal zijn mening moeten onderbouwen met bij voorkeur een gerechtelijke uitspraak waarin een contact­

verbod of een beperking van de informatieplicht is opgenomen.

Daarvan is in deze klacht onvoldoende sprake geweest. In de uitspraak van de rechtbank, bekrachtigd door het hof, waarin het verzoek van klager om een omgangsregeling met zijn dochter was afge we zen, waren namelijk geen overwegingen opgenomen over het verstrekken van infor­

matie aan klager door derden. Het niet bestaan van een omgangsregeling brengt niet automa­

tisch met zich mee dat ook de informatieverstrekking geweigerd moet worden. (klacht gegrond) 08.023/037

Schoolinfo naar het oude adres: 104129

Controle van informatieplicht gescheiden partners

De directeur was er bij de aanmelding van klagers zoon over geïnformeerd dat beide ouders het ouderlijk gezag hadden. Tevens was hij er door de moeder over geïnformeerd dat er geen omgang was tussen vader en zoon. Hoewel een school er in het algemeen van uit mag gaan dat de door aanmeldende ouders gegeven informatie juist is, kunnen zich situaties voordoen waarin, juist met het oog op het (kunnen) nakomen van verplichtingen van de school zelf, niet zonder meer kan worden uitgegaan van de juistheid of de volledigheid van de verkregen informatie. Zo’n situatie heeft zich in het onderhavige geval voorgedaan. Toen de directeur vernam dat er geen omgang was tussen vader en zoon/leerling had dat voor hem aanleiding moeten zijn niet zonder meer genoegen te nemen met de mededeling van de moeder dat zij zou voorzien in het verstrekken van informatie aan klager. Door naar het adres van klager te informeren en hem vervolgens in te lichten over de met de moeder gemaakte afspraak dat zij klager zou informeren over de schoolvor­

deringen van hun kind, had verweerder op vrij eenvoudige wijze zeker kunnen stellen dat alle drie betrokken partijen (moeder, vader en de school) op de hoogte waren van de gemaakte afspraken.

Indien de moeder zou hebben geweigerd hieraan mee te werken, had de directeur zich op dat moment een zelfstandig oordeel kunnen vormen over de te volgen handelwijze ten aanzien van de verplichting aan klager informatie te verschaffen. 103918

Toestemming bij gezamenlijk ouderlijk gezag

Klager en zijn ex­partner oefenden gezamenlijk het ouderlijk gezag uit over hun dochter die haar hoofd verblijf bij moeder had. Moeder had de dochter meegenomen naar een vrijblijvende kennis­

makingsochtend op een basisschool. Op de dag van de kennismaking had moeder de zorgplicht over dochter. Vaste rechtspraak is dat bij de uitoefening van het gezag het belang van het kind leidend dient te zijn. Het gezamenlijk uitoefenen van het gezag betekent dat ouders niet buiten elkaar om belangrijke, richtinggevende beslissingen nemen over hun kind. De Commissie rekent het bijwonen van een kennismakingochtend op een school daar niet toe omdat die kennismaking vrijblijvend was. Waar de moeder zelfstandig mocht beslissen om haar dochter deel te laten nemen aan een kennisma kings ochtend op school, berustte er bij de directeur geen verplichting om ten aanzien van deze vrijblijvende kennismaking te controleren of klager daarvoor toestemming had verleend. 104169

(18)

3.2 Pedagogisch-didactische begeleiding

Deze paragraaf richt zich op kwesties rondom het primaire proces: het pedagogisch en didactisch begeleiden van leerlingen. Een terugkerend thema vormt hierbij de onduidelijkheid over de rappor­

tages die school opstelt of laat opstellen.

Begeleiding

Slordige intake

De leerling was lopende het schooljaar ingeschreven. Bij de intake verstrekte de moeder een verslag van behandeling bij een psychiatrische instelling. De combinatie van deze twee ongebruikelijke zaken had de school ten onrechte geen aanleiding gegegeven om de zorgcoördinator op de hoogte te stellen of om contact op te nemen met de vorige school van de leerling. (klacht gegrond) 104209

School creëert loyaliteitsprobleem

Buiten weten van moeder (klaagster) had de zorgcoördinator, de dochter van klaagster benaderd om via haar informatie over de thuissituatie te verkrijgen. De dochter was daarmee (in het bijzijn van haar broer) voor een loyaliteitsdilemma geplaatst door zich over de situatie bij haar moeder thuis uit te moeten spreken. Deze aanpak had vermeden moeten worden. 104102

Ook loyaliteitsprobleem in 104072: leerling ondertekent een voor zijn vader ongunstige verklaring

Voldoende ondersteuning

De school roosterde alle examenleerlingen in voor uren waarin zij extra uitleg kregen van de docenten (steunuren). De leerlingen hadden ook de keuze om naar een steunuur te gaan dat niet door hun eigen docent werd gegeven. De dochter van klager bezocht deze uren niet of nauwe­

lijks. Dat deze uren te druk werden bezocht waardoor er voor haar geen plek meer zou zijn, was niet aannemelijk omdat de dochter zelfs op de steunuren, aansluitend op haar eigen lessen en gehouden in hetzelfde lokaal, niet aanwezig was. De dochter van klager had docenten niet op andere wijze gevraagd om extra begeleiding of ondersteuning. Klager heeft met school nauwelijks contact gezocht om de gestelde onvoldoende begeleiding te bespreken. Hij was onbereikbaar op momenten dat school hem benaderde. (klacht ongegrond) 104264

Structureel overleg over begeleiding: 07.138/140

Zelfstudie-uren, systeem van controle op de werkzaamheden niet effectief: 07.148

Te lang gewacht met adequate aanpak

De school had de voorgaande zes jaren geen problemen met de leerling had gehad. De leerkracht in groep 7 had geen verklaring voor het veranderde gedrag en had na enige tijd geen begeleidings­

alter na tieven meer. Op dat moment had hij binnen de zorgstructuur een hulpvraag moeten neer­

leggen. Niet gebleken is dat hij dit heeft gedaan. De school is niet met klagers in gesprek gegaan om in gezamen lijkheid tot een plan van aanpak te komen. De eerste formele reactie op het door klagers zoon tentoongespreide gedrag was het verwijderingsbesluit van midden januari 2009.

Minder zware maatregelen als een schorsing waren nog niet ingezet. Er was geen stappenplan opgesteld zodat het klagers en hun zoon duidelijk kon zijn dat diens gedrag niet langer straffeloos geaccepteerd werd. Daarnaast was er geen onderzoek waaruit bleek dat klagers zoon in het regu­

liere basisonderwijs niet op zijn plaats zou zijn. De school had te snel gegrepen naar het middel van verwijdering. 104057

Begeleiding zieke leerling

De school was er niet in geslaagd om haar leerlinge in Davos een passend onderwijspro gram ma

(19)

te laten volgen omdat over dat programma van te voren geen afspraken waren gemaakt en op de aanhoudende verzoeken vanuit Zwitserland om voor deze leerlinge aanvullend schoolmateriaal te sturen niet adequaat was gereageerd. 08.022

Terugkeer zieke leerling

Een leerlinge was ruim 2 maanden ziek thuis geweest. Gezien de lange afwezigheid en de aard van de problemen (overspannenheid) had het voor de hand gelegen dat de leerlinge bij haar terug­

komst op school was aangemerkt als zorg/probleemleerling zodat zij door het Zorg Advies Team begeleid had kunnen worden. 08.032/170/171

Begeleiding bij hoogverzuim

Er was sprake geweest van hoogverzuim bij de dochter van klagers die gedurende het schooljaar 372 lessen had gemist. De school had er bewust voor gekozen om de afwezigheid van de leer­

linge te accepteren en niet de strijd met moeder aan te gaan. De school was er echter aan voorbij gegaan om te bezien welke extra zorg en structuur aan deze leerlinge geboden had moeten worden. De school bezat daartoe voldoende faciliteiten (bijlessen, zorgteam en schoolmaatschap­

pelijk werk). 08.060

Ouders informeren over zorgadviesteam

Ouders dienen erover geïnformeerd te worden indien een school hun kinderen wil bespreken in het zorgadviesteam (ZAT). Met deze eis wordt getracht te voorkomen dat beslissingen worden genomen die niet zijn gebaseerd op een grondige afweging en evenwichtige betrokkenheid van de ouders van de desbetref fende leerling. 104102

Vrijblijvende aanmelding bij ZAT: 104029 Zorgadviesteam ook: 07.160/166

Spelfouten niet nagekeken

Bij het beoordelen van schrijfwerk van leerlingen maakt de school een onderscheid tussen spelling­

werk/dictees en schrijfoefeningen. Een leerling moet gestimuleerd worden zich te ontwikkelen.

Daarom had de school er voor gekozen bij spellingwerk het werk op spelfouten te corrigeren en bij schrijfvaardigheidsoefeningen de nadruk van de correcties te leggen op netheid/leesbaarheid. De nadruk in dat geval leggen op enkele (niet structureel) gemaakte spelfouten zou dan niet stimule­

rend werken. Het door klager overgelegde stuk betrof onmiskenbaar een oefening op het netjes tussen de lijntjes schrijven. Hierin had de leerkracht inderdaad niet consequent spelfouten aange­

geven, maar dat werd, gezien de aard van de oefening ook niet van hem verlangd. 104062 Over pedagogisch correctiewerk ook: 104095

Onverwacht toetsen

Los van de vraag of het middel van onverwachte toetsen werkelijk ingezet is om ordeproblemen op te lossen, is de Commissie van oordeel dat er op zichzelf genomen niets tegen het fenomeen van onverwachte toetsen is.

Toetsen, en zeker onverwachte, zijn doorgaans ook een graadmeter of de leerling zijn huiswerk voldoende heeft gemaakt. 08.073

Onervaren leerkracht

Het ten overstaan van de klas en klaagsters dochter aan de orde stellen van de brief van klaagster is klachtwaardig, maar werd de leerkracht in dit geval niet aangerekend gelet op haar korte onderwijs ervaring en het feit dat deze aanpak vooraf met de schoolleiding was overlegd.

07.116/141/142/143

(20)

Rapportages

Leerlingdossier, brief staatssecretaris

Over het leerlingdossier heeft de staatssecretaris van OCW op 19 februari 2009 een brief naar de tweede kamer gezonden waarin het navolgende staat: “Het leerlingdossier bevat adminis- tratieve gegevens, een onderwijskundig rapport, uitslagen van toetsresultaten, gegevens uit het leerlingvolg systeem, verslagen van gesprekken met ouders en soms ook een psychologisch rapport”.

De staatssecretaris gaf in haar brief aan dat het leerlingdossier eigenlijk bestaat uit twee compo­

nen ten: de leerlingadministratie (over verzuim, in­ en uitschrijving) en het feitelijk leerlingdossier (over de ontwikkeling van de leerling). De Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) verlangt dat in het dossier slechts informatie zit die relevant is voor het doel van het dossier.

De Commissie merkte op dat naast de wettelijke kaders en hetgeen de staatssecretaris over het leerlingdossier heeft aangegeven, het ook met het oog op de raadpleging door derden van belang is te voorkomen dat allerlei voor het doel van het dossier irrelevante informatie in het leerlingdos­

sier terecht komt. Niet alleen de schooldirecteur, maar ook leerkrachten en mentoren kunnen het leerling dossier inzien. Dit geldt ook voor de onderwijs inspectie omdat het dossier bijvoor­

beeld informatie bevat die onderwerp kan zijn van controle op de juist heid van de opgegeven bekostigings gegevens. In een aantal gevallen is de school verplicht om gege vens uit het leerling­

dossier aan derden te geven zonder dat hiervoor toestem ming nodig is, zoals bijvoor beeld bij de overgang van een leerling naar een andere school.

Derhalve behoorden de e­mails tussen een schooldirecteur en klager, over het bijwonen van een ouderavond of een zwemles niet thuis in het leerlingdossier. Deze e­mails waren evenmin te beschouwen als ‘verslagen van gesprekken met ouders’. Het betrof immers geen informatie over de leerling.

Dit laat overigens de mogelijkheid bestaan om een correspondentiearchief bij te houden, mits de school daarbij de regels voor dossiervorming (met name uit de Wbp) in acht neemt. 08.165

Leerlingdossier, recht op afschrift

De mede met gezag beklede ouder komt het recht op inzage in het leerlingdossier toe. Ook heeft hij een recht op afschrift. Gebleken is dat de directeur klager wel de inzage heeft toegestaan, maar klagers aanvankelijk verzoek om een afschrift van het volledige dossier afwees. Dit is onjuist

(21)

geweest. Van de directeur had verwacht mogen worden dat hij niet op voorhand het recht op afschrift afwees.

De door klager gestelde eisen ten aanzien van een afschrift van het leerlingdossier zijn in de fase dat de kwestie tussen partijen escaleerde buitenproportioneel geweest. Van klager mocht verlangd worden dat hij, zeker bij een omvangrijk dossier, op school zou aangeven van welke documenten hij een afschift wenste. 104072

Niets weglakken in leerlingdossier

In de aan klager overgelegde delen van het leerlingdossier bleken diverse aantekeningen van de leerkrachten te zijn weggelakt. Ouders hebben op grond van de Wbp recht op inzage in de gege­

vens over hun kind. Het kan niet de bedoeling zijn dat een ouder informatie uit het leerlingdossier niet te zien krijgt. 104092

VO-advies wijkt af van uitslag Citotoets

Tussen school en ouders stond niet ter discussie dat klagers zoon cognitief in staat was het vwo te volgen, hetgeen bevestigd werd door het resultaat van de Citotoets. Hij had aan het einde van groep 7 een voorlopig advies havo/vwo met de nadruk op vwo gekregen. Wat het schooladvies betreft meende de directeur dat vanwege de sociaal­emotionele ontwikkeling van klagers zoon een havo/vwo advies de leerling paste.

Het schooladvies is meer dan een vertaling van de Citoscore. Bij het schooladvies spelen meer en andere aspecten een rol dan de momentopname van een toetsgegeven. Mede gelet op hetgeen partijen daarover ter zitting hebben verklaard was het schooladvies niet onredelijk. Daarmee waren klagers zoon geen kansen ontnomen, maar was juist getracht hem een goede start te bieden in het voortgezet onderwijs met de mogelijkheid om een vwo­opleiding te volgen. 104270

Tijdstip onderwijskundig rapport

Aangezien het onderwijskundige rapport wordt opgesteld ten behoeve van de school waar de leer lingen naar toe gaan, is het logisch dat een dergelijk rapport pas wordt opgesteld als het zeker is dat leerlingen naar een andere school gaan en daar zijn ingeschreven. Uit de stukken bleek dat de kinderen begin juli op de nieuwe school waren ingeschreven, dat beide onderwijskundige rapporten voldoende tijdig, namelijk op respectievelijk 9 en 19 juli waren opgesteld en kort daarna aan klaagster waren gestuurd. 07.150/158/159

Onzorgvuldige opmerking over gedrag leerling in onderwijskundig rapport: 08.111/132/133

Inhoud rapport voor Rebound

Op de aanmeldformulieren voor de Rebound had de school aangegeven dat de leerlinge uitda­

gend gekleed ging, dronk en vocht. Alhoewel klagers dit gedrag niet hebben weersproken is het voor te stellen dat zij niet ingenomen waren met deze informatie over hun dochter op het aanmeld­

formulier. Dat is op zichzelf niet klachtwaardig. Het doel van de kenschets van de leerlinge was immers het verstrekken van informatie over haar die van belang was voor de aanmelding bij de Rebound. Wel was het beter geweest als de school de aanmeldformulieren met klagers had doorge­

nomen voordat deze waren opgestuurd naar de Rebound. 104254 LWOO-advies ten onrechte doorgezonden aan VO-school: 08.084

Karakter handelingsplan

De school had als beleid om pas tot het opstellen van een handelings­

plan over te gaan als de leer kracht in handelingsverlegenheid raakte.

Naar het oordeel van de Commissie dient dit criterium niet het doorslag­

gevend argument te zijn voor het opstellen van een handelingsplan. Het hande lings plan dient ook niet te worden opgevat als een ‘zwaar’, formeel

(22)

document. Het is een kwaliteitsinstrument dat kan dienen als voortgangs­ en verantwoordingsdo­

cument (wat hebben we gedaan, wat werkt) en als praktisch handvat bij de overdracht naar een volgende groep of bij vervanging. 08.004/008

Geen plan van aanpak: 08.070/146

Wec: geen groepshandelingsplan

In de Wet op de Expertisecentra zijn heldere termijnen voor het opstellen van een handelingsplan opgenomen. De school dient voor elke leerling een handelingsplan op te stellen. Voor reeds op de school zittende leerlingen dient het plan er voor het nieuwe schooljaar te zijn. Voor leerlingen die op of na 1 augustus worden ingeschreven dient het plan er binnen een maand te zijn.

De wetstekst biedt geen aansluiting voor de stelling dat een school zich zou kunnen beperken tot een groepshandelingsplan. De in artikel 41 a van de Wec gebruikte formulering (het bevoegd gezag stelt voor elke leerling voor elk schooljaar een handelingsplan op) lijkt geen andere interpre­

tatie toe te laten dan dat er voor elke individuele leerling een handelingsplan moet zijn. 07.156

Onvoldoende zorgstructuur

De school stelde weliswaar handelingsplannen op maar besprak die niet in alle gevallen met de ouders. Dit gold ook voor handelingsplannen die voor zorgleerlingen werden op­ of bijgesteld. De school besprak die slechts indien er sprake was van ernstige kwesties of achterblijven van resul­

taten.

Het heden ten dage gehanteerde professionele uitgangs punt is echter dat de school te allen tijde met de ouders het handelingsplan bespreekt en ter ondertekening aan hen voorlegt. Verder behoren han delings plannen evaluatiemomenten te bevatten en dient er over de voortgang voldoende terugkoppe ling met de ouders plaats te vinden. Dit alles was onvoldoende terug te vinden in de zorgsyste matiek van school, waar bijvoorbeeld niet de school zelf maar een extern bureau de communicatie met ouders onderhield over de zwaardere handelingsplannen. 08.029

Rapport PCL

Uit het oogpunt van zorgvuldigheid mag worden verlangd dat een school de door haar in te dienen stukken bij een PCL­aanvraag bespreekt

met de ouders van de betreffende leerling. Over de reden van de aanvraag en de visie van de school kan dan geen onduidelijk­

heid bestaan. Hierbij wordt een actieve rol van de school verwacht zoals staat vermeld op het toestemmingsformu­

lier van de PCL. Daarin staat dat wordt verwacht dat het onderwijskundig rapport met de ouders is besproken en

dat deze in de gelegenheid zijn geweest over het onder­

wijskundig rapport hun zienswijze te geven. 104062

(23)

3.3 Veiligheid

Deze paragraaf richt zich op de fysieke en mentale veiligheid van (veelal) leerlingen. Het aantal zaken waarin over de de communicatie tussen school en het Advies en Meldpunt Kindermis­

handeling (AMK) werd geklaagd was opmerkelijk hoog. Over het digitaal pesten werd 1 klacht ontvangen.

Welzijn

Informatie aan AMK

De school dient in beginsel een eigen afweging te maken of en welke informatie in het kader van een onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) wordt verstrekt. Er rust geen verplichting op de school om de informatie aan de RvdK daaraan voorafgaand voor te leggen aan de ouders zodat die daarop hun visie kunnen geven. Het voorlopig rapport van de onderzoeker van de RvdK wordt blijkens de website van de RvdK besproken met de ouders die op dat moment in de gelegenheid worden gesteld daarop te reageren.

Van de school mocht wel worden verwacht dat zij beide ouders in december 2006 had geïnfor­

meerd dat en welke informatie aan de RvdK was verstrekt. 07.100/134/135

Meewerken aan onderzoek AMK

Alhoewel hiertoe geen wettelijke plicht bestaat mag van scholen verlangd worden dat zij meewerken aan een AMK­onderzoek. Van belang is dat de status (feiten, opvattingen, vermoe­

dens) van de informatie die wordt verstrekt, duidelijk naar voren wordt gebracht zodat het AMK daarmee rekening kan houden bij haar onderzoek. Het kan de afdelingsleider dan ook niet worden tegengeworpen dat zij op uitdrukkelijk verzoek van het AMK informatie heeft verstrekt. Zij heeft er daarbij met nadruk op gewezen dat het niet ging om feiten maar om vermoedens van haar kant.

Niet is vast komen te staan dat de vermoedens van de afdelingsleider zonder enige grond waren.

104090

Te snel richting AMK

De school had uitdrukkelijk aangegeven dat er van kindermishandeling geen sprake was. Wel was er zorg over het functioneren van de kinderen door het gedrag van moeder. De AMK­melding was bedoeld om een hulpverleningstraject op gang te brengen. Het had volgens de Commissie meer voor de hand gelegen om eerst advies in te winnen bij het AMK. De AMK­melding werd in dit geval te als een te zwaar middel beoordeeld. 07.150/158/159

Contract ter voorkoming van AMK-melding: 104220

Informatie per e-mail over AMK-melding

De school behoort ouders er zoveel als mogelijk over te informeren indien zij overgaat tot een AMK­melding. Ook het AMK zelf adviseert dat ouders, behoudens bijzondere omstandigheden, op de hoogte worden ge steld indien een school overgaat tot melding. Het heeft de voorkeur dit in een mondeling gesprek te doen. De school mocht vanwege de escalerende situatie met klaagster afzien van zo’n gesprek en kon volstaan met een kennisgeving per e­mail. 07.150/158/159 Zonder voldoende communicatie met ouders is school overgegaan tot AMK-melding: 104179 Er is geen wettelijke bepaling die verplicht om voorafgaand aan de AMK-melding ouders daarvan op de hoogte te stellen: 104209

(24)

Niet volgen van onderwijs: AMK-melding

Bij klagers zoon was sprake van een zorgvraag. Klagers ontkenden dit niet, maar hadden gedu­

rende de driejarige periode op de school niet of nauwelijks willen meewerken aan nader onderzoek om de zorgbehoefte van hun zoon vast te stellen. De school had de AMK­melding gedaan wegens het onthouden van zorg toen bleek dat klagers zoon was afgewezen bij alle vo­scholen in de regio, op dat moment geen onderwijs volgde en niet was aangemeld bij een opvangvoorziening. (klacht ongegrond)

08.084/131/138

Ongewenste intimiteiten Eenzijdige beeldvorming

Twee leerlingen uit groep 4 hadden tijdens een schoolreisje lichamelijk geëxperimenteerd. De Commissie concludeerde dat de handelingen van de twee leerlingen op zich niet laakbaar waren en pasten bij de ontwikkeling van de leeftijd. Van enige dwang was niet gebleken.

Volgens de directeur was er in de ogen van de school geen dader of slachtoffer aan te wijzen en waren de gedragingen op zich bij de leeftijd passend gedrag. De school maakte in de formele maat regelen jegens de twee leerlingen echter onderscheid. Slechts één van de twee werd geschorst hetgeen schriftelijk aan de ouders van groep 4 en groep 4/5 bekend werd gemaakt.

Daarmee had de directeur onbedoeld toch de indruk gewekt dat de ene leerling meer te verwijten viel dan de andere leerling. Het was verder onjuist geweest dat de school in haar communicatie met de ouders geen stelling heeft genomen en niet expliciet/schriftelijk heeft verklaard dat wat er gebeurd was, paste binnen de leeftijdsontwikkeling. 104025

Ongewenst gedrag oudere leerkracht jegens collega

Een docent en een bijna 30 jaar jongere vrouwelijke collega hadden samen een etentje bij de docent thuis. Volgens klaagster maakte de collega die avond allerlei intieme opmerkingen. Zij heeft het avondje vervroegd afgebroken. Verweerder ontkende.

De Commissie kende meer gewicht toe aan de gede tailleerde en consistente verklaring van klaagster, boven het niet altijd heldere verhaal en de zichzelf soms tegensprekende verweerder.

Daarbij speelde een rol dat er volgens beiden een vrije, amicale omgang binnen de sectie lichame­

lijke opvoeding (waar zij deel van uitmaakten) heerste en het aantoonbare veelvuldige contact dat de docent na het etentje buiten schooltijden per sms en per telefoon met klaagster had gezocht.

Op verweerder, de oudere docent en voor klaagster overduidelijk een rolmodel en mentor, rustte vanuit deze positie de plicht om de veiligheid van de jonge docente te beschermen. Dat had hij niet of onvoldoende gedaan. Klacht gegrond. 08.100

In een min of meer vergelijkbare zaak werd overschrijding van de professionele grenzen tussen collega’s geconcludeerd. Het bevoegd gezag werd aanbevolen overplaatsing te overwegen van een van beide partijen: 104049

Professionele warmte

Er is in het algemeen niets op tegen dat een leerkracht in de lagere groepen van de basisschool een leerling op schoot neemt, een aai over de bol geeft of even een arm om de schouder legt om te troosten of waardering te uiten. Al dit soort gedragingen maken deel uit van de professionele warmte die een leerkracht juist tot een betere leerkracht kan maken. Zolang er geen dwingende

(25)

kracht wordt gebruikt, moet het mogelijk zijn dat een leerkracht een leerling even vasthoudt bij de schouders of de arm. 07.138/140

Pesten

Vinger aan de pols

In drie opeenvolgende groepen was het nodig geweest om, vanwege pestgedrag voor de dochter van klagers beschermende maatregelen te treffen. In groep 5 gaf de school het advies om dochter een weerbaarheidscursus te laten volgen. Na afronding van de cursus had de school de vinger aan de pols moeten houden. Er waren echter geen afspraken gemaakt met (de dochter van) klagers om op gezette tijden de stand van zaken te bespreken. Ook informeerde de school klagers onvoldoende over de maatregelen die getroffen waren tegen het pesten. Zo wisten klagers niet dat (de ouders van) de leerling die hun dochter had geslagen en (de ouders van) de leerlingen die doodverwensingen hadden geuit, op hun gedrag waren aangesproken. De pestincidenten werden evenmin besproken tijdens de bouwvergaderingen. 07.146

Zie ook: 104060

Pestprotocol ondeugdelijk

Naast het als pestprotocol aangeduide dossierstuk beschikte de school niet over enig ander op schrift gesteld beleid hoe omgegaan diende te worden met pestgedrag. Het pestprotocol bevatte slechts gedragsregels voor leerlingen. Daarin waren niet de consequenties van het overtreden ervan en de vervolg stappen opgenomen. Een dergelijk protocol is voor een SBO­school onvol­

doende, ondanks de door verweerster gegeven toelichting over de toepassing van de methode

´leefstijl´, intensieve training in sociale vaardigheden en eventuele aanvullende therapie voor bepaalde leerlingen. 08.005

Ook 08.053

Geen pestprotocol: 104269

Inspanningsverplichting

Een school bezit weliswaar geen resultaatverplichting bij het tegengaan van pesten, maar heeft wel een inspanningsverplichting. Een school behoort zich er niet bij neer te leggen wanneer haar aanpak ten aanzien van het indammen van pestgedrag niet blijkt te werken. 08.053

Onveiligheid/geweld

Verantwoordelijkheid buiten officiële schooluren

Wettelijk is niet vastgelegd dat het bevoegd gezag verantwoordelijk is voor de leerlingen gedurende een bepaalde tijd voor aanvang en na afloop van de officiële schooluren. Algemeen wordt echter aangenomen dat de rede­

lijkheid met zich meebrengt dat de verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag voor adequaat toezicht op de leerlingen op school en op het schoolplein wordt verlengd met een kwartier voor en na de officiële school­

tijden. Het is wenselijk dat een school kennis heeft van incidenten tussen leerlingen die zich buiten school(tijd) hebben voorgedaan. Een school kan daar echter geen formele verantwoordelijkheid voor dragen. De school kan de incidenten wel betrekken bij het bespreken en bestrijden van mogelijk

(26)

pestgedrag, maar kan leerlingen geen straf opleggen voor zaken die zich buiten de verantwoorde­

lijkheid van de school hebben afgespeeld. 104077

Leerling bedreigt docent

Omdat verweerster docent is van de school, is zij bevoegd om de leerlingen van de school (voor consumptieve beroepen) aanwijzingen te geven, ook indien dat niet ‘haar’ leerlingen waren. Op grond van de verklaringen ter zitting van twee bij het incident aanwezige docenten staat voldoende vast dat de leerling tegen verweerster/docente heeft gezegd haar dood te maken. Deze verwerpe­

lijke uitspraak heeft verweerster enkel op grond van zijn inhoud als bedreigend mogen opvatten.

Een dergelijke uitspraak levert, zeker in het licht van de gebleken eerdere schorsingen wegens onder meer agressief gedrag, voldoende grond op voor directe schorsing van de leerling, uitzetting uit het schoolgebouw en formele verwijdering. 104294

Ouderavond, politie stand-by

Gezien de vergaande verstoorde verhoudingen tussen school en klager was het begrijpelijk dat de school preventief aan de politie had verzocht om waakzaam te zijn tijdens een ouderavond. De directeur mocht op deze wijze inhoud geven aan zijn verantwoordelijkheid voor de ordelijke gang van zaken tijdens die ouderavond en daartoe de politie in kennis stellen van zijn vrees voor moge­

lijke escalatie. Dat klagers’ belang bij het behouden van zijn wapenvergunning mogelijk geschaad zou worden indien over hem contact plaatsvond met een politiefunctionaris, komt voor rekening en risico van klager. Dat verweerder weigerde klager te informeren over de naam van de politiefuncti­

onaris met wie hij contact had gehad is op zich niet klachtwaardig. Er is geen rechts­ of fatsoens­

regel die verweerder daartoe verplicht. Hoewel verweerder op zichzelf genomen de gevraagde informatie wel aan klager had kunnen verstrekken is de klacht hierover ongegrond. 104095

Telefonisch onbereikbaar

De directeur bevestigde dat hij kinderen wel eens fysiek aanpakte. Achteraf had hij daar spijt over gekregen en is met zijn aanpak gestopt toen de ouders dit vroegen. Gezien het ontbreken van een anti­pestbeleid op de school en het fysieke optreden van de directeur jegens leerlingen was er op de school sprake geweest van een onvoldoende veilig schoolklimaat. (klacht gegrond).

Alhoewel de telefonische onbereikbaarheid van de school geen directe invloed heeft op het gevoel van veiligheid dat de kinderen op school ervaren, is het voor de ouders ongemakkelijk en onbe­

hagelijk om geen telefonisch contact te kunnen krijgen met de leiding van de school. Als zodanig heeft ook de telefonische onbereikbaarheid bijgedragen aan gevoelens van onrust bij de ouders en zodoende niet bijgedragen aan een veilig schoolklimaat. 08.024/042

Ook: 08.004/008 en 08.026/038/039

Onveiligheid verschoonbaar

De werkomstandigheden van verweerder/leerkracht waren verre van optimaal geweest. Hij zat het eerste half jaar als enige leerkracht in een aparte locatie, met een moeilijke groep die twaalf nieuwe leerlingen had. Veel mogelijkheden om leerlingen uit de groep te plaatsen of apart te nemen waren er niet wegens afwezigheid van ruimte en collega’s die toezicht konden houden. Zowel de locatie, het feit dat verweerder daar als enige leerkracht zat en de samenstelling van de groep hebben risicofactoren geleverd voor het omgaan met de groep en de vorming van een normaal groeps­

proces. Verweerder vond dat hij niet voor alle leerlingen een veilige omgeving had kunnen bieden.

Dat bleek ook uit de intensieve bemoeienis van de directeur bij het groepsproces en de brieven die deze daarover aan de ouders van groep 7 stuurde. Het is de groepsleerkracht onder de genoemde bijzondere omstandig heden niet te verwijten dat er problemen in de groep waren ontstaan die niet op korte termijn waren of konden worden opgelost. 08.030/046

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Deze onmogelijkheden kunnen te maken hebben met de gegrondheid /aard van de vraag, de eigenheid van de regels bij detentie in het algemeen of met de specifieke situatie in

de klager legt de klacht aan het schoolbestuur voor als er binnen de school geen oplossing komt. een school valt onder een

Onderwijsgeschillen blijkt dat schoolbestuur en klager zelf al hebben geprobeerd het probleem op te lossen of geen heil zien in de interne klachtbehandeling, dan kan worden

Als partijen niet tot een oplossing komen, kan de klager een officiële klacht indienen bij het schoolbestuur of bij de

Werknemers in het funderend onderwijs (primair, voortgezet en (voortgezet) speciaal onderwijs), die het niet eens zijn met bepaalde besluiten van hun werkgever, kunnen daartegen

De Commissie houdt in de regel een openbare zitting waarin partijen in de gelegenheid gesteld worden hun standpunten nader toe te lichten en vragen van de Commissie te

In het verslagjaar zijn vijf klachten niet in behandeling genomen: omdat de klacht verjaard was (1), de klacht al door een andere onafhankelijke klachtencommissie was afgedaan maar

Voor zover de klacht betrekking heeft op handelingen of gedragingen die gelegen zijn vóór 16 maart 2013 - op 16 maart 2014 is de klacht bij het bestuur van de Stichting X ingediend -,