• No results found

Ouderen zonder baan, één jaar later

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Ouderen zonder baan, één jaar later"

Copied!
79
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Tirza König, Pascal van den Berg, Daniëlle ter Haar

Ouderen zonder baan, één jaar later

Arbeidsmarktkansen van werkloze ouderen van 45 tot 65 jaar, 2008 en inkomstenbronnen van alle ouderen van 45 tot 65 jaar in 2006 – 2008

Onderzoek uitgevoerd door het Centrum voor Beleidsstatistiek van het CBS in opdracht van de Raad voor Werk en Inkomen

De Raad voor Werk en Inkomen is het overlegorgaan en expertisecentrum van werkgevers, werknemers en gemeenten. De RWI doet voorstellen aan de regering en andere partijen over het brede terrein van werk en inkomen. Doel van deze voorstellen is een goed

functionerende arbeidsmarkt te bevorderen. Het vergroten van de transparantie van en het verbeteren van de kwaliteit op de re-integratiemarkt behoren eveneens tot de kerntaken van de RWI.

maart 2011

(2)

Inhoud

1. Inleiding 4

1.1 Aanleiding en doel van het onderzoek 4

1.2 Opzet van het onderzoek 4

1.3 Indeling van het rapport 4

1.4 Inhoud van de tabellenset 4

2. Belangrijkste inkomstenbron van ouderen 5

2.1 Wat is de voornaamste inkomstenbron van ouderen in 2006? 5

2.2 Belangrijkste inkomstenbron na twee jaar 6

3. Werkloze ouderen 9

3.1 Wat kenmerkt de werkloze oudere? 9

3.2 Welke werkloze ouderen vonden in 2009 een baan? 9

3.3 In welke sectoren liggen kansen? 12

3.4 Andere baan, hoger loon? 14

4. Beschrijving van het onderzoek 16

4.1 Populatie 16

4.2 Onderzoeksmethode 16

4.3 Bronnen 17

4.4 Opmerkingen bij de tabellen 17

5. Begrippen en afkortingen 18

5.1 Begrippen 18

5.2 Afkortingen 19

Tabellenset 21

Centrum voor Beleidsstatistiek 80

(3)

4

1. Inleiding

1.1 Aanleiding en doel van het onderzoek

De Raad voor Werk en Inkomen (RWI) wil meer inzicht in de samenstelling, kenmerken en mobiliteitsaspecten van de oudere bevolking en van werkloze ouderen in het bijzonder.

Om een eerste indruk te krijgen van de omvang en kenmerken van oudere bevolking in Nederland heeft het Centrum voor Beleidsstatistiek van het CBS (CBS-CvB) in oktober 2010 in opdracht van de RWI een onderzoek gepubliceerd

1)

over de arbeidsmarktpositie en de werkwillendheid van ouderen van 45 tot 65 jaar.

Deze publicatie beschrijft de resultaten van een vervolgonderzoek naar de belangrijkste inkomstenbronnen van alle ouderen in Nederland en de kenmerken van werkloze ouderen in het bijzonder.

1.2 Opzet van het onderzoek

De RWI heeft het CBS-CvB gevraagd om een kwantitatief onderzoek uit te voeren naar ouderen in Nederland van 45 tot 65 jaar. Dit onderzoek bestaat uit twee delen. In het eer- ste gedeelte heeft het CBS-CvB onderzocht wat de belangrijkste inkomstenbronnen zijn van ouderen in 2006 en wat hun de belangrijkste inkomstenbronnen zijn één en twee jaar later.

Het tweede gedeelte van het onderzoek is gericht op de werkloze ouderen. In dit onder- zoek zijn werkloze ouderen personen van 45 tot 65 jaar die geen baan in loondienst heb- ben van twaalf uur of meer per week, met een WW-uitkering en/of inschrijving bij het UWV WERKbedrijf. Het onderzoek beschrijft persoonskenmerken als leeftijd, geslacht en her- komstgroepering en achtergrondkenmerken als het hebben van een uitkering, de econo- mische activiteit van de (laatste) baan en de duur van de periode dat ze geen baan had- den van twaalf uur of meer per week op 31 december 2008.

Voor de werkloze ouderen is vervolgens bepaald of ze in 2009 een baan vinden en om wat voor soort baan het dan gaat: het type contract, de wekelijkse arbeidsduur van de nieuwe baan en de sector en het uurloon in vergelijking met een eventuele vorige baan.

1.3 Indeling van het rapport

Hoofdstuk 2 beschrijft de belangrijkste inkomstenbronnen van ouderen in 2006 en hun belangrijkste inkomstenbronnen één en twee jaar later. Hoofdstuk 3 gaat alleen over de werkloze ouderen in 2008. In hoofdstuk 4 wordt de onderzoeksmethode toegelicht en het rapport eindigt met een opsomming van de gebruikte begrippen en afkortingen in hoofd- stuk 5.

1.4 Inhoud van de tabellenset

De tabellen staan achter in dit rapport. Tabel 1 tot en met 6 heeft als populatie de werkloze ouderen (45 tot 65 jaar) op 31 december 2008. De tabellen 3, 4 en 5 hebben als verdere selectie alleen de werkloze ouderen die in 2007 of 2008 voor werkloosheid een baan had- den. Tabellen 7 tot en met 19 gaan over de belangrijkste inkomstenbronnen van ouderen in 2006 en één en twee jaar later.

1)

Tirza König en Daniëlle ter Haar, Arbeidsmarktpositie van ouderen (45 tot 65 jarigen) in 2006–

2009, paper (2010), Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag.

(4)

2. Belangrijkste inkomstenbron van ouderen

Om inzicht te krijgen in de omvang en kenmerken van ouderen en werkloze ouderen is in dit onderzoek in eerste instantie gekeken naar de totale groep ouderen (45 tot 65-jarigen).

Wat is voor ouderen de belangrijkste inkomstenbron? Verandert deze inkomstenbron naarmate men ouder is? En wat zijn de belangrijkste verschuivingen na twee jaar? Dit hoofdstuk geeft antwoord op deze vragen.

2.1 Wat is de belangrijkste inkomstenbron van ouderen in 2006?

Ruim één op de twee ouderen heeft als belangrijkste inkomstenbron werk als werknemer Eind 2006 telde Nederland ruim 4,4 miljoen ouderen in de leeftijd van 45 tot 65 jaar. Een meerderheid (53 procent) van de ouderen had eind 2006 als belangrijkste inkomstenbron werk als werknemer. Daarnaast had 7 procent als belangrijkste inkomstenbron werk als zelfstandige, 17 procent had een uitkering als belangrijkste inkomstenbron en 8 procent was met pensioen. 15 procent van de ouderen had overige inkomsten of helemaal geen eigen inkomsten (zie figuur 1).

Het aandeel werknemers is kleiner in de hogere leeftijdsgroepen, het aandeel gepensioneerden groter

De ouderen zijn onderverdeeld in drie leeftijdsgroepen: 45 tot 55 jaar, 55 tot 60 jaar en 60 tot 65 jaar. Deze leeftijdsgroepen hebben hun eigen karakteristieke ‘inkomstenplaatjes’.

Onder de groep 45 tot 55-jarigen heeft tweederde als belangrijkste inkomstenbron werk als werknemer, terwijl dit aandeel bij de 55 tot 60-jarigen nog maar de helft is en bij de 60-plussers een vijfde. Het aandeel werk als zelfstandige als belangrijkste inkomstenbron lijkt echter veel minder leeftijdsgevoelig. Onder de 45 tot 55-jarigen heeft 8 procent werk als zelfstandige als belangrijkste inkomstenbron, onder de 55 tot 60-jarigen is dit aandeel 7 procent en onder de 60 tot 65 jaar 5 procent.

Verder hebben de 45 tot 55-jarigen nog geen inkomsten uit pensioen. Bij de 55 tot 60-ja- rigen heeft 6 procent pensioen als belangrijkste inkomstenbron, terwijl dit bij de leeftijds- groep 60 tot 65 jaar een derde is. Naarmate personen ouder zijn hebben ze vaker een uitkering als belangrijkste inkomstenbron. Onder de 45 tot 55-jarigen is dit het aandeel 14 procent, onder de 55 tot 60-jarigen 19 procent en onder de 60 tot 65-jarigen 24 pro- cent.

Voor de personen die eind 2006 45 tot 65 jaar oud waren, is ook gekeken wat twee jaar later hun belangrijkste inkomstenbron was. Paragraaf 2.2 beschrijft de belangrijkste ont- wikkelingen.

Belangrijkste inkomstenbron

Dit hoofdstuk gaat over de belangrijkste inkomstenbron van ouderen. De belangrijkste

inkomstenbron in dit onderzoek is de bron met de meeste inkomsten van een persoon

op peilmoment. Als er bijvoorbeeld wordt gesproken over zelfstandigen, betekent dit

dat de belangrijkste inkomstenbron de inkomsten uit werk als zelfstandige is. Een per-

soon kan daarnaast ook een kleine baan als werknemer of een uitkering hebben. Zie

voor een uitgebreide beschrijving de begrippenlijst in paragraaf 5.1.

(5)

6

1. Belangrijkste inkomstenbron van ouderen van 45 tot 65 jaar naar leeftijd, eind 2006

45 tot 55 jarigen 45 tot 65 jarigen

60 tot 65 jarigen 55 tot 60 jarigen

Personen met pensioen Overige personen

Werknemers Zelfstandigen Personen met een uitkering

53% 67%

8%

51%

20%

32% 24%

5%

18%

7%

19%

6%

17%

14%

15 % 11%

8 %

17 %

7%

2.2 Situatie na twee jaar

Bijna één op de tien ouderen met een uitkering is twee jaar later aan het werk

Eind 2006 hadden ruim 760 duizend personen van 45 tot 65 jaar een uitkering als belang- rijkste inkomstenbron. De meesten hadden een AO-uitkering (de helft), één op de vijf had een bijstandsuitkering, één op de tien personen een WW-uitkering en één op de tien een overige uitkering als belangrijkste inkomstenbron. Bijna één op de tien ouderen was twee

Staat 1

Aandeel personen van 45 tot 65 jaar met als belangrijkste inkomstenbron een uitkering eind 2006 naar belangrijkste inkomstenbron eind 2008 Belangrijkste inkomstenbron ultimo 2008

Totaal werknemer of

zelfstandige pensioen overig Totaal werknemer of

zelfstandige pensioen overig

aantal %

Totaal 760 620 65 200 102 830 592 600 100 9 14 78

Belangrijkste inkomstenbron ultimo 2006

WW 106 170 34 700 15 340 56 130 100 33 14 53

Bijstand 157 570 11 820 12 340 133 410 100 8 8 85

AO 412 570 8 570 55 970 348 030 100 2 14 84

Overige uitkeringen 84 320 10 110 19 180 55 030 100 12 23 65

(6)

jaar later weer aan het werk als werknemer of zelfstandige (zie staat 1). Vooral ouderen met een arbeidsgerelateerde uitkering (WW) in 2006 waren eind 2008 weer aan het werk.

Of ouderen met een uitkering als belangrijkste inkomstenbron twee jaar later werk hebben, verschilt per leeftijd. Figuur 2 laat zien dat naarmate personen met een uitkering ouder zijn, ze twee jaar later minder vaak aan het werk zijn. Dit geldt voor alle uitkeringssoorten.

Figuur 3 geeft de situatie in meer detail weer van 55 tot 65-jarigen die eind 2006 een WW-uitkering hadden. Hieruit blijkt duidelijk dat hoe ouder de WW-ers, hoe moeilijker ze weer aan de slag gaan. Het aandeel personen dat vanuit de WW weer aan het werk is, is 38 procent bij de 55-jarigen en slechts 2 procent bij de 64-jarigen.

Oudere werknemers blijven werknemer of gaan met pensioen

Bijna 740 duizend personen van 55 tot 65 jaar hadden eind 2006 als belangrijkste inkom- stenbron werk als werknemer. De meerderheid van deze personen was eind 2008 ook werknemer. Duidelijke omslagpunten liggen bij 58 en 62 jaar. Vanaf 58 jaar zijn twee jaar later steeds meer werknemers met pensioen. De grote uitstroom van werknemer naar pensioen begint op 63-jarige leeftijd, omdat deze personen twee jaar later de pensioenge- rechtigde leeftijd van 65 jaar hebben bereikt (zie figuur 4).

2. Aandeel personen van 45 tot 65 jaar, met een uitkering eind 2006 en werk eind 2008, op peilmoment 2006

%

45 tot 55 jarigen 55 tot 60 jarigen 60 tot 65 jarigen 0

10 20 30 40 50 60

Overige uitkeringen AO

Bijstand WW

Totaal

3. Aandeel personen van 55 tot 65 jaar met een WW-uitkering eind 2006 dat werk had eind 2008

%

leeftijd in jaren, eind 2006 0

5 10 15 20 25 30 35 40

64 63 62 61 60 59 58 57 56 55

(7)

8

4. Personen met de meeste inkomsten uit werk eind 2006 naar leeftijd in 2006 en belangrijkste inkomstenbron eind 2008

%

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

64 63 62 61 60 59 58 57 56 55

Zelfstandigen

Personen met een uitkering Werknemers

Personen met pensioen Overige personen

leeftijd in jaren, eind 2006

(8)

3. Werkloze ouderen

In hoofdstuk 2 is gekeken naar de belangrijkste inkomstenbron van ouderen. Daaruit bleek dat tot de leeftijd van 60 jaar de belangrijkste inkomstenbron werk als werknemer is, bij 60-plussers is dat inkomsten uit pensioen. Maar hoe gaat het met de ouderen die hele- maal geen baan hebben en daarbij wel een WW-uitkering of inschrijving bij het UWV- WERKbedrijf? Dit hoofdstuk beschrijft de ouderen die wel een zekere binding met de arbeidsmarkt hebben maar geen baan. Wat kenmerkt deze ouderen en wat bepaalt hun kans op de arbeidsmarkt?

Op 31 december 2008 telde Nederland ruim 200 duizend werkloze ouderen. In dit onder- zoek zijn dit personen van 45 tot 65 jaar zonder baan in loondienst van minimaal twaalf uur per week en met een werkloosheidsuitkering en/of inschrijving bij het UWV WERK- bedrijf.

3.1 Wat kenmerkt de werkloze oudere?

De persoonskenmerken van de groep werkloze ouderen verschillen van de hele groep ouderen in Nederland. Zo is in Nederland de verdeling tussen mannen en vrouwen gelijk terwijl onder de werkloze ouderen van 60 tot 65 jaar het aandeel mannen groter is.

Ook het aandeel niet-westerse allochtonen is onder de werkloze ouderen in dit onderzoek veel groter dan onder alle ouderen in Nederland. In Nederland is 7 procent van de 45 tot 65-jarigen niet-westerse allochtoon. Onder de werkloze ouderen is dit aandeel 32 procent voor de 45 tot 55-jarigen, aflopend naar 12 procent voor de 60 tot 65-jarigen.

In figuur 5 is verder te zien dat de werkloze oudere vaak al langer dan twee jaar werkloos is.

3.2 Welke werkloze ouderen vonden in 2009 een baan?

De kans op een baan neemt af naarmate men ouder is

Van alle ruim 200 duizend werkloze ouderen vonden er 34 duizend in 2009 een baan.

Vooral de jongere oudere vond een baan: in de leeftijdsgroep 45 tot 55 jaar ging bijna een kwart aan de slag. Het aandeel baanvinders is bij de 55 tot 60-jarigen een stuk lager met 15 procent. Bij de 60-plussers vond maar 7 procent een baan (zie figuur 6).

Werkloze ouderen

Personen van 45 tot 65 jaar die eind 2008 geen baan hadden in loondienst van twaalf uur of meer per week met een werkloosheidsuitkering en/of inschrijving bij het UWV WERKbedrijf.

Baanvinders

Werkloze ouderen die in 2009 een baan vonden in loondienst van minimaal twaalf uur per week.

Baanvinders met een recent arbeidsverleden

Werkloze ouderen die op enig moment in 2007 of 2008 een baan hadden voordat ze werkloos werden en in 2009 weer een baan vonden in loondienst van minimaal twaalf uur per week.

Zie voor een uitgebreide beschrijving de begrippenlijst in paragraaf 5.1.

(9)

10

Vooral personen die korter dan vier maanden werkloos waren, vonden een baan

Naast leeftijd is ook de duur van de werkloosheid van invloed op het vinden van een baan.

Het aandeel personen dat een baan vindt in 2009 neemt namelijk sterk af naarmate de werkloosheidsduur langer is. Zo vindt meer dan de helft van de personen die korter dan vier maanden werkloos zijn een baan. Dit aandeel daalt naar minder dan 10 procent wan- neer men langer dan twee jaar werkloos is (zie figuur 7).

Mannen vinden vaker een baan dan vrouwen en autochtonen vaker dan niet-westerse allochtonen

Voor alle leeftijdsgroepen geldt dat mannen iets vaker een baan vinden dan vrouwen. Zo vindt 27 procent van de mannen van 45 tot 55 jaar een baan tegenover 21 procent van de vrouwen. Bij de 55 tot 60-jarigen was de verhouding 18 procent van de mannen die een baan vond tegenover 12 procent van de vrouwen, en bij de 60-plussers 8 procent van de mannen tegenover 5 procent van de vrouwen.

Autochtonen vinden bijna twee keer zo vaak een baan dan niet-westerse allochtonen. Ook dit geldt voor alle drie de leeftijdsgroepen.

5. Personen van 45 tot 65 jaar zonder baan met een WW-uitkering of inschrijving bij het UWV-WERKbedrijf, naar achtergrondkenmerken, 31 december 2008

%

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90

24 maanden en langer geen baan13 tot 24 maanden geen baan7 tot 13 maanden geen baan4 tot 7 maanden geen baan0 tot 4 maanden geen baan Geen of overige uitkeringBijstandsuitkeringWW-uitkeringAO-uitkering Niet-westerse allochtonenWesterse allochtonenAutochtonen Mannen Vrouwen

45 tot 55 jaar 55 tot 60 jaar 60 tot 65 jaar

Vindt geen baan in 2009 Vindt baan in 2009

6. Personen van 45 tot 65 jaar zonder baan met een WW-uitkering of inschrijving bij het UWV-WERKbedrijf, naar vindt een baan in 2009, 31 december 2008

%

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

60 tot 65 jaar 55 tot 60 jaar 45 tot 55 jaar

(10)

Eén op de tien 60-plussers met een WW-uitkering vindt een baan

Werkloze ouderen met een WW-uitkering vinden vaker een baan dan werkloze ouderen met een AO-uitkering of bijstandsuitkering. Dit geldt voor alle drie de leeftijdsgroepen.

In de jongste leeftijdsgroep vindt 42 procent een baan vanuit een WW-uitkering terwijl dat voor de 55 tot 60-jarigen 27 procent is. Bij de 60 plussers met een WW-uitkering vindt 10 procent een baan.

Vanuit een AO-uitkering ligt het aandeel baanvinders een stuk lager. Daar vindt namelijk 13 procent van de jongste leeftijdsgroep een baan, terwijl van de 55 tot 60-jarigen maar 8 procent een baan vindt en van de 60 plussers 4 procent.

Vanuit een bijstandsuitkering is het vinden van een baan het lastigst. Van de 45 tot 55-ja- rigen vindt 11 procent een baan, van de 55 tot 60-jarigen 6 procent en van de 60-plussers slechts 2 procent.

Meerderheid van de ouderen werkt met een tijdelijk contract

De meerderheid van de ouderen die werk vinden, gaat aan de slag met een tijdelijk con- tract (bepaalde tijd). De verdeling tussen een contract voor bepaalde of onbepaalde tijd verschilt echter per leeftijdsgroep. De jongere leeftijdsgroepen (45 tot 60 jaar) hebben vaker een tijdelijk contract dan de 60-plussers. Dat betekent echter niet dat jongere oude- ren ook vaker een uitzendbaan hebben of als oproepkracht werken. In alle drie de leef- tijdsklassen werkt 28 procent als uitzend- of oproepkracht.

Eén op de drie baanvinders van 45 tot 65 jaar vindt een baan voor 32 uur of meer per week. Dit aandeel is het kleinst onder de 60 tot 65-jarigen met 9 procent. In de leeftijd van 55 tot 60 jaar vond 22 procent een baan voor 32 uur per week, maar het grootste ge- deelte (70 procent) valt in de leeftijd 45 tot 55 jaar. Onder de werkloze ouderen van 60 tot 65 jaar zitten relatief meer personen die een baan vinden met een wekelijkse arbeidsduur van minder dan twintig uur dan in de andere leeftijdsgroepen.

Aandeel baanvinders groot in de regio’s Zeeland en Friesland

Ruim 34 duizend werkloze ouderen vonden zoals gezegd in 2009 een nieuwe baan. Dat is 17 procent van alle werkloze ouderen. Niet in alle arbeidsmarktregio’s wist een evengroot deel van de werkloze ouderen een baan te vinden. In de leeftijd 45 tot 55 jaar is het aandeel baan- vinders in de regio Zeeland het grootst met 32 procent en in Groot Amsterdam het kleinst met 17 procent. Ook bij de 55 tot 60-jarigen bezet Zeeland de toppositie en staat Groot Amsterdam onderaan. Bij de 60-plussers heeft Friesland met 11 procent het hoogste percentage baan- vinders en Twente met 4 procent het laagste percentage (zie staat 2 en kaart 1).

7. Aandeel personen van 45 tot 65 jaar zonder baan met een WW-uitkering of inschrijving bij het UWV-WERKbedrijf dat een baan vindt in 2009 naar duur geen baan, 31 december 2008

%

13 tot 24 maanden 24 maanden en langer

0 tot 4 maanden 4 tot 7 maanden 7 tot 13 maanden

0 10 20 30 40 50 60 70

60 tot 65 jaar 55 tot 60 jaar

45 tot 55 jaar

(11)

12

3.3 In welke sectoren liggen kansen?

Ruim 25 duizend oudere werklozen die in 2009 een baan vonden, hebben op enig moment in 2007–2008 een baan gehad. Dit noemen we de baanvinders met een recent arbeids- verleden. In dit onderzoek zijn de banen voor en na de werkloosheidsperiode met elkaar

Staat 2

Top 5 van arbeidsmarktregio’s met hoogste en laagste percentages baanvinders naar leeftijd, 31 december 2008

45–54 jaar 55–59 jaar 60–64 jaar

% % %

Hoogste vijf

1. Zeeland 32 Zeeland 21 Friesland 11

2. Holland Rijnland 31 IJsselvechtstreek 21 Holland Rijnland 10

3. Drenthe 30 Achterhoek 20 Zeeland 10

4. Friesland 30 Noord- en Midden-Limburg 20 IJsselvechtstreek 9

5. Noord-Kennemerland en West-Friesland 29 Noordoost-Brabant 19 Noord-Kennemerland en West-Friesland 9

Laagste vijf

1. Groot Amsterdam 17 Groot Amsterdam 11 Twente 4

2. Rijnmond 20 Zuid-Limburg 12 Zuidoost-Brabant 5

3. Zuid-Gelderland 20 Rijnmond 13 Zuid-Limburg 5

4. Zuid-Limburg 20 Midden-Gelderland 13 Zaanstreek/Waterland 5

5. Twente 21 Twente 13 Groot Amsterdam 5

8%– 9%

9%–10%

10%–12%

12%–14%

14%–15%

Percentage baanvinders van 55 tot 65 jaar naar arbeidsmarktregio, 31 december 2008

(12)

vergeleken. In deze paragraaf worden de oude en de nieuwe baan vergeleken aan de hand van de sector en in de volgende paragraaf op basis van het verschil in loon.

Werkloze ouderen vinden in 2009 vooral banen in de Zakelijke dienstverlening en Gezondheids- en welzijnszorg

De meeste baanvinders met een recent arbeidsverleden zijn hun baan kwijtgeraakt in de sectoren Zakelijke dienstverlening, Handel en Industrie. De sectoren waarin de baanvin- ders in 2009 vooral een baan vonden waren Zakelijke dienstverlening en Gezondheids- en Welzijnszorg. De toestroom van werkloze ouderen in 2009 in deze sectoren is per saldo groter dan de uitstroom van ouderen in 2007 en 2008 voordat ze werkloos werden.

In de sectoren Handel en Industrie is een flinke afname van banen te zien. Relatief gezien neemt het aantal banen in de sectoren Financiële instellingen en Bouwnijverheid ook af. De sector Uitzendbureaus bevat uitzendbanen en is onder de werkloze ouderen zowel bij de laatste baan in 2007–2008 als bij de gevonden baan in 2009 goed vertegenwoordigd. Om- dat deze sector uit uitzendbanen bestaat is het niet aan te geven of werkloze ouderen die in deze sector een baan hebben gevonden ook daadwerkelijk van sector zijn ver anderd of dat ze in dezelfde sector zijn blijven werken maar dan via een uitzendbaan (zie figuur 8).

Naarmate men ouder is, wordt er minder van sector gewisseld

Bijna de helft van de baanvinders met een recent arbeidsverleden vond in 2009 een baan in een andere sector dan die van hun vorige baan. Naarmate men ouder is, wordt er min- der van sector gewisseld. Van de personen van 45 tot 55 jaar vond de helft een baan in een andere sector. Bij de 55 tot 60 jarigen is dat 44 procent en van de 60-plussers wisselde nog maar een derde van sector. Daarnaast speelt de duur van de werkloosheid een belangrijke rol. Voor alle drie de leeftijdgroepen geldt: hoe langer een persoon werkloos is, hoe meer er van sector gewisseld wordt (zie figuur 9).

3.4 Andere baan, hoger loon?

Eén op de drie ouderen gaat aan het werk voor een lager salaris

Van de 45 tot 65-jarigen gaat één op de drie personen aan het werk voor een lager salaris (levert minimaal 10 procent salaris in). De grootste groep blijft in de nieuwe baan gelijk in salaris en een kwart gaat er in salaris op vooruit.

8. Sector oude baan 2007–2008 en nieuwe baan 2009

0 5 10 15 20 25 30%

Uitzendbureaus Zakelijke dienstverlening exclusief uitzendbureausGezondheids- en welzijnszorgHandel Industrie Vervoer, opslag en communicatie Cultuur en overige dienstverleningGesubsidieerd onderwijsHoreca Openbaar bestuur Financiële instellingenLandbouw en visserijBouwnijverheid Energie- en waterleidingbedrijven Delfstoffenwinning

Sector nieuwe baan Sector oude baan

(13)

14

De verhoudingen verschillen per leeftijdsgroep. In de leeftijdgroep 45 tot 55 jaar is het aandeel dat gelijk blijft in salaris 4 procent groter dan het aandeel dat in salaris op achter- uit gaat. In de leeftijdgroep 60 tot 65 jaar is het aandeel personen dat gelijk blijft in salaris 17 procent groter dan het aandeel personen dat in salaris achteruit gaat. Uit de eerdere analyses bleek dat 60-plussers minder vaak een baan vonden in 2009. De groep die wel een baan vond, hield wel vaak hetzelfde salaris (zie figuur 10).

Hoe langer werkloos, hoe vaker een baan met een lager salaris

In figuur 11 is te zien dat ongeveer één op de drie 45 tot 65-jarigen een lager uurloon krijgt in de nieuwe baan. Het nieuwe uurloon wijkt vaker af van het oude uurloon naarmate men langer werkloos is. Bij alle drie de leeftijdsgroepen is te zien dat naarmate men langer werkloos is geweest het uurloon van de nieuwe baan vaker lager is dan het uurloon van de oude baan. 25 procent van de 60 tot 65-jarigen die korter dan vier maanden werkloos

9. Aandeel baanvinders in andere sector dan de oude baan naar duur geen baan en leeftijd, 31 december 2008

%

13 tot 24 maanden 0 tot 4 maanden

7 tot 13 maanden

4 tot 7 maanden 0

10 20 30 40 50 60 70 80

60 tot 65 jaar 55 tot 60 jaar

45 tot 55 jaar

10. Loonontwikkeling oude versus nieuwe baan, 31 december 2008

%

Uurloon nieuwe baan lager Uurloon nieuwe baan hoger

Uurloon nieuwe en oude baan gelijk 0

5 10 15 20 25 30 35 40 45 50

60 tot 65 jaar 55 tot 60 jaar

45 tot 55 jaar

(14)

zijn, gaat achteruit in salaris. Als de werkloosheid langer duurt dan een jaar gaat 39 pro- cent er op achteruit (zie figuur 11).

11. Aandeel personen met lager uurloon in hun nieuwe baan naar duur geen baan, 31 december 2008

%

7 tot 13 maanden 13 tot 24 maanden 0 tot 4 maanden 4 tot 7 maanden 0

5 10 15 20 25 30 35 40 45

60 tot 65 jaar 55 tot 60 jaar

45 tot 55 jaar

(15)

16

4. Beschrijving van het onderzoek

4.1 Populatie

De tabellen 1, 2 en 6 beschrijven alle personen van 45 tot 65 jaar die minder dan twaalf uur per week werken en een WW-uitkering hebben en/of ingeschreven staan bij het UWV- WERKbedrijf op 31 december 2008.

Deze populatie is in tabel 3 tot en met 5 beperkt tot alle personen die gedurende 2007 en 2008 enige tijd een baan hadden en in 2009 een baan hebben gevonden. Dit zijn de ouderen met een recent arbeidsverleden.

Deze populatie beperkt zich in tabel 4 verder tot alle personen die in 2009 een baan vonden in een andere sector dan in de oude baan in 2007 of 2008.

Tabel 7 beschrijft personen die ultimo 2006 45 tot 55 jaar oud waren.

Tabel 8 beschrijft personen die ultimo 2006 55 tot 60 jaar oud waren.

Tabel 9 beschrijft personen die ultimo 2006 60 tot 65 jaar oud waren.

De tabellen 10 tot en met 19 beschrijven personen die ultimo 2006 respectievelijk 55, 56,

…, 64 jaar oud waren.

4.2 Onderzoeksmethode

De uitkomsten zijn berekend door meerdere databestanden met elkaar te combineren.

De basis voor het onderzoeksbestand voor de tabellen 1 tot en met 6 vormt de Gemeen- telijke Basisadministratie (GBA). Aan de hand van de GBA is bepaald welke personen op 31 december 2008 45 tot 65 jaar oud waren. Het onderzoeksbestand is op persoons- niveau verrijkt met informatie uit registraties over banen, uitkeringen en inschrijvingen bij het UWV WERKbedrijf. Verder is bepaald of een persoon op 31 december 2008 geen baan had van twaalf uur of meer per week en een WW-uitkering had en/of ingeschreven stond bij het UWV WERKbedrijf. Op basis hiervan is de onderzoekspopulatie afgeba- kend.

De basis voor het onderzoeksbestand voor de tabellen 7 tot en met 19 vormt het Sociaal Statistisch Bestand (SSB). Eerst is bepaald welke personen op 22 december 2006 45 tot 65 jaar oud waren. Daarna zijn gegevens over inkomsten uit werk, uitkeringen en pen- sioenen gebruikt om van deze personen de belangrijkste inkomstenbron vast te stellen ultimo 2006. Van dezelfde personen is vervolgens nagegaan wat hun belangrijkste inkom- stenbron één en twee jaar later was.

Wanneer de volgende maandinkomsten het hoogst zijn, krijgt iemand de bijbehorende categorie als belangrijkste inkomstenbron toegekend:

— maandinkomsten uit een baan als werknemer;

— maandinkomsten uit een baan als zelfstandige;

— maandinkomsten uit een bijstandsuitkering;

— maandinkomsten uit een AO-uitkering;

— maandinkomsten uit een WW-uitkering;

— maandinkomsten uit overige uitkeringen (anders dan AO-, WW- of bijstandsuitkering);

— maandinkomsten uit een pensioen-uitkering.

Wanneer een zelfstandige ook ander inkomsten heeft, krijgt de persoon de categorie ‘zelf- standig’ toegekend als zijn overige inkomsten samen kleiner zijn dan 70 procent van het minimumloon inclusief vakantiegeld. Zijn de overige inkomsten gelijk aan of groter dan 70 procent van het minimumloon inclusief vakantiegeld, dan zullen de andere inkomsten meegenomen worden bij de bepaling van de categorie.

Bij gelijke maandinkomsten krijgt de persoon uit bovenstaande opsomming de eerst- genoemde categorie toegekend (‘bijstandsuitkering’ gaat bijvoorbeeld voor ‘AO-uitkering’).

Andere inkomensbronnen zoals alimentatie of inkomen uit vermogen, zijn momenteel niet

beschikbaar en daarom niet meegenomen.

(16)

4.3 Bronnen

Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) 1995–2009

De GBA is een geautomatiseerd persoonsregistratiesysteem van de gemeenten en in werking sinds 1 oktober 1994. In principe staan alle inwoners van een gemeente in de basisadministratie ingeschreven. Gegevens als geboortedatum, geslacht, geboorteland en woonplaats worden in de GBA geregistreerd.

Sociaal Statistisch Bestand (SSB) 1999–2008

Het SSB is een stelsel van registers en enquêtes – zogenaamde componenten, die op persoonsniveau aan elkaar zijn gekoppeld. Per jaargang worden meer dan vijftig registers gebruikt. Deze registers hebben betrekking op verschillende aspecten van de Nederland- se bevolking, zoals banen, uitkeringen, woningen en onderwijs. De doelpopulatie van het SSB bestaat uit alle personen die in Nederland wonen, en personen die niet in Nederland wonen maar in Nederland werken of een uitkering dan wel pensioen vanuit Nederland ontvangen. Voor dit onderzoek zijn componenten gebruikt die betrekking hebben op ba- nen van werknemers, sociaal-economische categorie, AO-, WW- en bijstandsuitkeringen en inschrijvingen bij het UWV-WERKbedrijf.

Polisadministratie 2007–2009

De loonaangifte bevat gegevens over inkomstenverhoudingen (uit de loonadministratie) van werkgevers en andere inhoudingsplichtigen. De Belastingdienst (BD) ontvangt de loonaangifte. Het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) maakt daar de polisadministratie van. In dit onderzoek is gebruik gemaakt van maandbestanden geba- seerd op de loonaangifte, met alle banen die op enig moment in de periode januari 2007 tot en met december 2009 bestaan. De sector zoals die is opgenomen in deze bestanden is afgeleid uit het Algemeen Bedrijven Register (ABR).

4.4 Opmerkingen bij de tabellen

De tabellen zijn afgerond op tientallen en op hele percentages.

(17)

18

5. Begrippen en afkortingen

5.1 Begrippen

Allochtoon – Persoon van wie ten minste één ouder in het buitenland is geboren.

Autochtoon – Persoon van wie de beide ouders in Nederland zijn geboren.

Baan – Een expliciete of impliciete arbeidsovereenkomst tussen een persoon en een economische eenheid waarin is vastgelegd dat arbeid zal worden verricht waartegen een (financiële) beloning staat. In dit onderzoek gaat het om banen in loondienst voor meer dan twaalf uur per week.

Baanvinders – Werkloze ouderen die in 2009 een baan vonden in loondienst van mini- maal twaalf uur per week.

Baanvinders met een recent arbeidsverleden – Werkloze ouderen die op enig moment in 2007 of 2008 een baan hadden voordat ze werkloos werden en in 2009 weer een baan vonden in loondienst van minimaal twaalf uur per week.

Duur geen baan – Aantal maanden dat een persoon geen baan heeft van twaalf uur of meer per week, teruggerekend van 31 december 2008.

Sector – De verzameling van werkzaamheden, gericht op de productie van goederen en diensten. Het gaat hierbij niet alleen om activiteiten van het bedrijfsleven, maar ook om activiteiten van niet op winst gerichte instellingen en de overheid. De sector is gebaseerd op de Standaard bedrijfsindeling 1993 (SBI 1993). Dit is de Nederlandse hiërarchische indeling van economische activiteiten die vanaf 1993 door het CBS wordt gebruikt om bedrijfseenheden in te delen naar hun hoofdactiviteit.

Herkomstgroepering – Voor de indeling van personen naar etnische achtergrond is de CBS-indeling naar herkomstgroepering gebruikt. De herkomstgroepering van een per- soon wordt vastgesteld aan de hand van diens geboorteland en dat van zijn ouders.

Kleine baan – Baan van minder dan twaalf uur per week.

Niet-westerse allochtoon – Allochtoon met als herkomstgroepering een van de landen in de werelddelen Afrika, Latijns-Amerika en Azië (exclusief Indonesië en Japan) of -Tur- kije.

Personen met een AO-uitkering – Personen met inkomsten uit een arbeidsongeschikt- heidsuitkering. Deze uitkeringen worden verstrekt op grond van de WAO, WIA, WAZ of Wajong.

Personen met een bijstandsuitkering – Personen met inkomsten uit een algemene bij- stands-, IOAW- of IOAZ -uitkering. Wanneer een partner is opgegeven bij de aanvraag, wordt het bedrag van de uitkering over beide partners verdeeld.

Personen met een WW-uitkering – Personen met inkomsten uit een werkloosheidsuit- kering. Deze uitkeringen worden verstrekt op grond van de WW.

Personen met pensioen – Personen met een pensioenuitkering. Deze uitkeringen wor- den verstrekt in het kader van de Algemene OuderdomsWet (AOW), oorlogs- en verzet- pensioenen, de Algemene Weduwe- en WezenWet/Algemene Nabestaanden Wet en overige pensioenen en lijfrenten.

Belangrijkste inkomstenbron – Bron met het meeste maandinkomen van een persoon op peilmoment.

Uurloon – Het individuele uurloon is het overeengekomen brutoloon per uur. Het bruto- loon is exclusief bijzondere beloning en overwerkloon, maar inclusief de fiscale waarde van niet in geld uitgekeerde belaste vergoedingen. De basisuren zijn de verloonde uren exclusief de overwerkuren. Het uurloon is berekend door het bruto maandloon te delen door het aantal basisuren per maand. Bij personen die meerdere banen hadden op het- zelfde moment zijn de basisuren het het bruto maandloon bij elkaar opgeteld. In tabel 5 is sprake van een lager of hoger uurloon van de nieuwe baan ten opzichte van de oude baan, als het uurloon meer dan tien procent gedaald of gestegen is.

Werkloze ouderen – Personen van 45 tot 65 jaar die eind 2008 geen baan hadden in loondienst van twaalf uur of meer per week met een werkloosheidsuitkering en/of inschrij- ving bij het UWV WERKbedrijf.

Werknemer – Inkomsten uit een baan als werknemer, overige arbeid en arbeid in het buitenland.

Westerse allochtoon – Allochtoon met als herkomstgroepering een van de landen in de werelddelen Europa (exclusief Turkije), Noord-Amerika en Oceanië of Indonesië of Japan.

Zelfstandige – Inkomsten uit een baan als zelfstandige.

(18)

5.2. Afkortingen

ABR – Algemeen Bedrijven Register AO – Arbeidsongeschiktheid AOW – Algemene Ouderdomswet

AWBZ – Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten BD – Belastingdienst

CBS – Centraal Bureau voor de Statistiek CvB – Centrum voor Beleidsstatistiek CWI – Centrum voor Werk en Inkomen GBA – Gemeentelijke Basisadministratie

IOAW – Wet Inkomensvoorziening Oudere en gedeeltelijk Arbeidsongeschikte IOAW – werkloze Werknemers

IOAZ – Wet Inkomensvoorziening Oudere en gedeeltelijk Arbeidsongeschikte IOAZ – gewezen Zelfstandigen

RWI – Raad voor Werk en Inkomen SBI – Standaard Bedrijfsindeling SSB – Sociaal Statistisch Bestand

UWV – Uitvoeringsorgaan Werknemersverzekeringen

Wajong – Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten WAO – Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering

WAZ – Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen WIA – Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen WW – Werkloosheidswet

WWB – Wet werk en bijstand

(19)
(20)

Tabellenset

(21)
(22)

Tabellenoverzicht

Tabel 1a Personen van 45 tot 65 jaar zonder baan met een WW-uitkering of inschrijving bij het UWV-WERKbedrijf, naar achtergrondkenmerken en kenmerken nieuwe baan, 31 december 2008

Tabel 1b Personen van 45 tot 65 jaar zonder baan met een WW-uitkering of inschrijving bij het UWV-WERKbedrijf, naar achtergrondkenmerken en kenmerken nieuwe baan, in percentages, 31 december 2008

Tabel 2a Personen van 45 tot 65 jaar zonder baan met een WW-uitkering of inschrijving bij het UWV-WERKbedrijf, naar achtergrondkenmerken en type contract, 31 december 2008

Tabel 2b Personen van 45 tot 65 jaar zonder baan met een WW-uitkering of inschrijving bij het UWV-WERKbedrijf, naar achtergrondkenmerken en type contract, in percentages, 31 december 2008

Tabel 3a Personen van 45 tot 65 jaar zonder baan met een WW-uitkering of inschrijving bij het UWV-WERKbedrijf, met een recent arbeidsverleden die een baan hebben gevonden in 2009, naar sector oude en nieuwe baan en leeftijd, 31 december 2008

Tabel 3b Personen van 45 tot 65 jaar zonder baan met een WW-uitkering of inschrijving bij het UWV-WERKbedrijf, met een recent arbeidsverleden die een baan hebben gevonden in 2009, naar sector oude en nieuwe baan en leeftijd, in percentages, 31 december 2008

Tabel 4 Personen van 45 tot 65 jaar zonder baan met een WW-uitkering of inschrijving bij het UWV-WERKbedrijf, met een recent arbeidsverleden die een baan hebben gevonden in 2009 in een andere sector dan in de laatste baan, 31 december 2008

Tabel 5a Personen van 45 tot 65 jaar zonder baan met een WW-uitkering of inschrijving bij het UWV-WERKbedrijf, met een recent arbeidsverleden die een baan hebben gevonden in 2009, naar uurloonontwikkeling, 31 december 2008

Tabel 5b Personen van 45 tot 65 jaar zonder baan met een WW-uitkering of inschrijving bij het UWV-WERKbedrijf, met een recent arbeidsverleden die een baan hebben gevonden in 2009, naar uurloonontwikkeling, in percentages, 31 december 2008

Tabel 6a Personen van 45 tot 65 jaar zonder baan met een WW-uitkering of inschrijving bij het UWV-WERKbedrijf, naar leeftijd, arbeidsmarktregio en het vinden van een baan in 2009, 31 december 2008

Tabel 6b Personen van 45 tot 65 jaar zonder baan met een WW-uitkering of inschrijving bij het UWV-WERKbedrijf, naar leeftijd, arbeidsmarktregio en het vinden van een baan in 2009, in percentages, 31 december 2008 Tabel 7 Personen van 45–54 jaar naar belangrijkste inkomstenbron ultimo 2006 en naar belangrijkste inkomstenbron

één en twee jaar later

Tabel 8 Personen van 55–59 jaar naar belangrijkste inkomstenbron ultimo 2006 en naar belangrijkste inkomstenbron één en twee jaar later

Tabel 9 Personen van 60–64 jaar naar belangrijkste inkomstenbron ultimo 2006 en naar belangrijkste inkomstenbron één en twee jaar later

Tabel 10 Personen van 55 jaar naar belangrijkste inkomstenbron ultimo 2006 en naar belangrijkste inkomstenbron één en twee jaar later

Tabel 11 Personen van 56 jaar naar belangrijkste inkomstenbron ultimo 2006 en naar belangrijkste inkomstenbron één en twee jaar later

Tabel 12 Personen van 57 jaar naar belangrijkste inkomstenbron ultimo 2006 en naar belangrijkste inkomstenbron één en twee jaar later

Tabel 13 Personen van 58 jaar naar belangrijkste inkomstenbron ultimo 2006 en naar belangrijkste inkomstenbron één en twee jaar later

Tabel 14 Personen van 59 jaar naar Belangrijkste inkomstenbron ultimo 2006 en naar Belangrijkste inkomstenbron één en twee jaar later

Tabel 15 Personen van 60 jaar naar Belangrijkste inkomstenbron ultimo 2006 en naar Belangrijkste inkomstenbron één en twee jaar later

Tabel 16 Personen van 61 jaar naar Belangrijkste inkomstenbron ultimo 2006 en naar Belangrijkste inkomstenbron één en twee jaar later

Tabel 17 Personen van 62 jaar naar belangrijkste inkomstenbron ultimo 2006 en naar belangrijkste inkomstenbron één en twee jaar later

Tabel 18 Personen van 63 jaar naar belangrijkste inkomstenbron ultimo 2006 en naar belangrijkste inkomstenbron één en twee jaar later

Tabel 19 Personen van 64 jaar naar belangrijkste inkomstenbron ultimo 2006 en naar belangrijkste inkomstenbron één

en twee jaar later

(23)

24

Tabel 1a

Personen van 45 tot 65 jaar zonder baan1) met een WW-uitkering of inschrijving bij het UWV-WERKbedrijf, naar achtergrondkenmerken en kenmerken nieuwe baan, 31 december 2008

Totaal 45 tot 55 jaar 55 tot 60 jaar 60 tot 65 jaar

Totaal w.o. met

kleine baan 2) w.o. vindt baan 2009 1) Totaal w.o. met

kleine baan 2) w.o. vindt baan 2009 1) Totaal w.o. met

kleine baan 2) w.o. vindt baan 2009 1) w.v. lopende

baan einde jaar beëindigde

baan einde jaar w.v. lopende

baan einde jaar beëindigde

baan einde jaar w.v. lopende

baan einde jaar beëindigde baan einde jaar

Totaal 200 130 98 290 6 680 23 080 13 380 9 690 48 590 2 900 7 490 4 340 3 150 53 250 2 310 3 490 2 020 1 470

Geslacht

Mannen 100 000 45 690 2 530 12 260 6 690 5 570 23 860 1 170 4 400 2 490 1 920 30 460 1 210 2 400 1 350 1 050

Vrouwen 100 130 52 610 4 140 10 810 6 690 4 120 24 730 1 730 3 090 1 850 1 240 22 790 1 110 1 080 670 410

Herkomstgroepering

Autochtonen 127 240 54 940 4 080 15 400 9 090 6 310 32 100 2 050 5 550 3 220 2 330 40 200 1 830 2 760 1 610 1 150

Westerse allochtonen 24 970 11 600 770 2 730 1 550 1 170 6 590 390 1 020 580 450 6 780 270 490 280 210

Niet-westerse allochtonen 47 920 31 750 1 820 4 950 2 740 2 220 9 900 460 920 540 380 6 270 210 240 130 110

Uitkeringssituatie 3)

Ontvangt AO-uitkering 21 150 9 410 560 1 220 780 440 5 410 290 460 280 170 6 330 240 240 140 100

Ontvangt WW-uitkering 79 970 34 290 3 140 14 290 7 970 6 330 19 250 1 540 5 190 2 840 2 350 26 440 1 360 2 550 1 400 1 160

Ontvangt bijstandsuitkering 88 640 47 450 2 180 5 000 3 370 1 630 21 490 840 1 230 860 370 19 700 630 490 350 140

Geen of overige uitkering 22 840 12 650 1 190 3 550 1 900 1 650 5 360 420 960 560 400 4 830 270 410 250 170

Sector laatste baan 1999–2008

Landbouw en visserij 2 970 1 610 100 510 180 330 690 30 180 50 140 670 40 100 40 60

Delfstoffenwinning 70 20 0 10 0 10 10 0 0 0 0 30 0 0 0 0

Industrie 19 850 7 120 290 1 940 1 250 700 4 350 170 690 470 220 8 380 200 360 250 110

Energie- en waterleidingbedrijven 160 80 0 20 20 0 60 0 0 0 0 20 0 0 0 0

Bouwnijverheid 4 980 2 190 70 950 400 540 1 210 50 440 170 270 1 580 50 150 60 90

Handel 17 580 7 670 560 2 460 1 510 950 4 000 290 770 500 280 5 910 340 470 320 160

Horeca 5 540 3 020 480 910 470 440 1 240 210 230 120 110 1 280 200 150 50 90

Vervoer, opslag en communicatie 7 810 3 380 330 1 110 630 480 1 870 150 430 230 200 2 560 150 220 130 90

Financiële instellingen 5 250 2 250 90 590 370 220 1 530 50 210 130 80 1 480 40 80 50 30

Zakelijke dienstverlening exclusief uitzendbureaus 17 020 8 730 870 2 570 1 600 970 3 810 330 770 480 290 4 480 270 410 250 160

Uitzendbureaus 27 640 16 970 1 780 6 020 2 950 3 070 6 220 640 1 810 880 930 4 460 360 780 370 400

Openbaar bestuur 4 290 2 110 80 360 250 110 1 200 50 120 90 30 980 30 40 30 20

Gesubsidieerd onderwijs 5 610 2 240 280 670 400 270 1 680 150 290 180 110 1 690 130 120 70 60

Gezondheids- en welzijnszorg 13 590 7 230 900 2 250 1 540 720 3 640 430 770 520 250 2 720 260 230 160 70

Cultuur en overige dienstverlening 5 380 2 640 300 860 480 380 1 350 140 330 180 150 1 390 130 200 100 100

Onbekend of geen baan gehad 62 380 31 040 570 1 860 1 340 520 15 720 210 450 330 120 15 620 110 190 150 40

Wekelijkse arbeidsduur nieuwe baan

12 tot 20 uur 12 290 7 970 2 250 7 970 4 410 3 550 2 790 880 2 790 1 620 1 160 1 530 590 1 530 930 610

20 tot 32 uur 9 560 6 580 900 6 580 3 810 2 770 2 070 310 2 070 1 160 910 910 150 910 530 370

32 uur en langer 12 210 8 530 670 8 530 5 160 3 370 2 630 200 2 630 1 560 1 080 1 050 90 1 050 560 490

Onbekend of niet van toepassing 166 070 75 220 2 850 0 0 0 41 100 1 510 0 0 0 49 760 1 490 0 0 0

Duur geen baan1)

0 tot 4 maanden geen baan 24 550 15 950 2 730 10 110 4 880 5 230 5 750 980 3 290 1 480 1 810 2 850 570 1 440 640 800

4 tot 7 maanden geen baan 10 460 6 420 630 2 750 1 640 1 100 2 560 260 830 520 310 1 480 200 320 170 150

7 tot 12 maanden geen baan 13 910 7 930 750 2 600 1 690 910 3 610 330 820 540 280 2 370 240 330 220 120

12 tot 23 maanden geen baan 14 740 7 720 620 1 970 1 320 660 3 880 300 660 440 220 3 140 220 250 160 80

24 maanden geen baan of langer 136 470 60 270 1 950 5 640 3 850 1 800 32 790 1 020 1 890 1 360 540 43 410 1 090 1 150 830 320

1) Een baan in loondienst van minimaal twaalf uur per week.

2) Persoon heeft een baan van minder dan twaalf uur per week.

3) Een persoon kan meer dan één uitkering hebben. De onderliggende categorieën tellen daarom niet op tot het totaal.

(24)

Tabel 1a

Personen van 45 tot 65 jaar zonder baan1) met een WW-uitkering of inschrijving bij het UWV-WERKbedrijf, naar achtergrondkenmerken en kenmerken nieuwe baan, 31 december 2008

Totaal 45 tot 55 jaar 55 tot 60 jaar 60 tot 65 jaar

Totaal w.o. met

kleine baan 2) w.o. vindt baan 2009 1) Totaal w.o. met

kleine baan 2) w.o. vindt baan 2009 1) Totaal w.o. met

kleine baan 2) w.o. vindt baan 2009 1) w.v. lopende

baan einde jaar beëindigde

baan einde jaar w.v. lopende

baan einde jaar beëindigde

baan einde jaar w.v. lopende

baan einde jaar beëindigde baan einde jaar

Totaal 200 130 98 290 6 680 23 080 13 380 9 690 48 590 2 900 7 490 4 340 3 150 53 250 2 310 3 490 2 020 1 470

Geslacht

Mannen 100 000 45 690 2 530 12 260 6 690 5 570 23 860 1 170 4 400 2 490 1 920 30 460 1 210 2 400 1 350 1 050

Vrouwen 100 130 52 610 4 140 10 810 6 690 4 120 24 730 1 730 3 090 1 850 1 240 22 790 1 110 1 080 670 410

Herkomstgroepering

Autochtonen 127 240 54 940 4 080 15 400 9 090 6 310 32 100 2 050 5 550 3 220 2 330 40 200 1 830 2 760 1 610 1 150

Westerse allochtonen 24 970 11 600 770 2 730 1 550 1 170 6 590 390 1 020 580 450 6 780 270 490 280 210

Niet-westerse allochtonen 47 920 31 750 1 820 4 950 2 740 2 220 9 900 460 920 540 380 6 270 210 240 130 110

Uitkeringssituatie 3)

Ontvangt AO-uitkering 21 150 9 410 560 1 220 780 440 5 410 290 460 280 170 6 330 240 240 140 100

Ontvangt WW-uitkering 79 970 34 290 3 140 14 290 7 970 6 330 19 250 1 540 5 190 2 840 2 350 26 440 1 360 2 550 1 400 1 160

Ontvangt bijstandsuitkering 88 640 47 450 2 180 5 000 3 370 1 630 21 490 840 1 230 860 370 19 700 630 490 350 140

Geen of overige uitkering 22 840 12 650 1 190 3 550 1 900 1 650 5 360 420 960 560 400 4 830 270 410 250 170

Sector laatste baan 1999–2008

Landbouw en visserij 2 970 1 610 100 510 180 330 690 30 180 50 140 670 40 100 40 60

Delfstoffenwinning 70 20 0 10 0 10 10 0 0 0 0 30 0 0 0 0

Industrie 19 850 7 120 290 1 940 1 250 700 4 350 170 690 470 220 8 380 200 360 250 110

Energie- en waterleidingbedrijven 160 80 0 20 20 0 60 0 0 0 0 20 0 0 0 0

Bouwnijverheid 4 980 2 190 70 950 400 540 1 210 50 440 170 270 1 580 50 150 60 90

Handel 17 580 7 670 560 2 460 1 510 950 4 000 290 770 500 280 5 910 340 470 320 160

Horeca 5 540 3 020 480 910 470 440 1 240 210 230 120 110 1 280 200 150 50 90

Vervoer, opslag en communicatie 7 810 3 380 330 1 110 630 480 1 870 150 430 230 200 2 560 150 220 130 90

Financiële instellingen 5 250 2 250 90 590 370 220 1 530 50 210 130 80 1 480 40 80 50 30

Zakelijke dienstverlening exclusief uitzendbureaus 17 020 8 730 870 2 570 1 600 970 3 810 330 770 480 290 4 480 270 410 250 160

Uitzendbureaus 27 640 16 970 1 780 6 020 2 950 3 070 6 220 640 1 810 880 930 4 460 360 780 370 400

Openbaar bestuur 4 290 2 110 80 360 250 110 1 200 50 120 90 30 980 30 40 30 20

Gesubsidieerd onderwijs 5 610 2 240 280 670 400 270 1 680 150 290 180 110 1 690 130 120 70 60

Gezondheids- en welzijnszorg 13 590 7 230 900 2 250 1 540 720 3 640 430 770 520 250 2 720 260 230 160 70

Cultuur en overige dienstverlening 5 380 2 640 300 860 480 380 1 350 140 330 180 150 1 390 130 200 100 100

Onbekend of geen baan gehad 62 380 31 040 570 1 860 1 340 520 15 720 210 450 330 120 15 620 110 190 150 40

Wekelijkse arbeidsduur nieuwe baan

12 tot 20 uur 12 290 7 970 2 250 7 970 4 410 3 550 2 790 880 2 790 1 620 1 160 1 530 590 1 530 930 610

20 tot 32 uur 9 560 6 580 900 6 580 3 810 2 770 2 070 310 2 070 1 160 910 910 150 910 530 370

32 uur en langer 12 210 8 530 670 8 530 5 160 3 370 2 630 200 2 630 1 560 1 080 1 050 90 1 050 560 490

Onbekend of niet van toepassing 166 070 75 220 2 850 0 0 0 41 100 1 510 0 0 0 49 760 1 490 0 0 0

Duur geen baan1)

0 tot 4 maanden geen baan 24 550 15 950 2 730 10 110 4 880 5 230 5 750 980 3 290 1 480 1 810 2 850 570 1 440 640 800

4 tot 7 maanden geen baan 10 460 6 420 630 2 750 1 640 1 100 2 560 260 830 520 310 1 480 200 320 170 150

7 tot 12 maanden geen baan 13 910 7 930 750 2 600 1 690 910 3 610 330 820 540 280 2 370 240 330 220 120

12 tot 23 maanden geen baan 14 740 7 720 620 1 970 1 320 660 3 880 300 660 440 220 3 140 220 250 160 80

24 maanden geen baan of langer 136 470 60 270 1 950 5 640 3 850 1 800 32 790 1 020 1 890 1 360 540 43 410 1 090 1 150 830 320

1) Een baan in loondienst van minimaal twaalf uur per week.

2) Persoon heeft een baan van minder dan twaalf uur per week.

3) Een persoon kan meer dan één uitkering hebben. De onderliggende categorieën tellen daarom niet op tot het totaal.

(25)

26

Tabel 1b

Personen van 45 tot 65 jaar zonder baan1) met een WW-uitkering of inschrijving bij het UWV-WERKbedrijf, naar achtergrondkenmerken en kenmerken nieuwe baan, in percentages, 31 december 2008

Totaal 2) 45 tot 55 jaar 55 tot 60 jaar 60 tot 65 jaar

Totaal w.o. met

kleine baan 3) w.o. vindt baan 2009 1) Totaal w.o. met

kleine baan 3) w.o. vindt baan 2009 1) Totaal w.o. met

kleine baan 3) w.o. vindt baan 2009 1) w.v. lopende

baan einde jaar beëindigde

baan einde jaar w.v. lopende

baan einde jaar beëindigde

baan einde jaar w.v. lopende

baan einde jaar beëindigde baan einde jaar

aantal %

Totaal 200 130 49 7 23 14 10 24 6 15 9 6 27 4 7 4 3

Geslacht

Mannen 100 000 46 6 27 15 12 24 5 18 10 8 30 4 8 4 3

Vrouwen 100 130 53 8 21 13 8 25 7 12 7 5 23 5 5 3 2

Herkomstgroepering

Autochtonen 127 240 43 7 28 17 11 25 6 17 10 7 32 5 7 4 3

Westerse allochtonen 24 970 46 7 23 13 10 26 6 16 9 7 27 4 7 4 3

Niet-westerse allochtonen 47 920 66 6 16 9 7 21 5 9 5 4 13 3 4 2 2

Uitkeringssituatie 4)

Ontvangt AO-uitkering 21 150 44 6 13 8 5 26 5 8 5 3 30 4 4 2 2

Ontvangt WW-uitkering 79 970 43 9 42 23 18 24 8 27 15 12 33 5 10 5 4

Ontvangt bijstandsuitkering 88 640 54 5 11 7 3 24 4 6 4 2 22 3 2 2 1

Geen of overige uitkering 22 840 55 9 28 15 13 23 8 18 10 7 21 6 9 5 3

Sector laatste baan 1999–2008

Landbouw en visserij 2 970 54 6 32 11 20 23 5 27 7 20 23 7 14 5 9

Delfstoffenwinning 70 35 4 35 13 22 14 11 22 0 22 52 3 6 6 0

Industrie 19 850 36 4 27 18 10 22 4 16 11 5 42 2 4 3 1

Energie- en waterleidingbedrijven 160 51 2 25 20 5 35 0 5 4 2 14 0 0 0 0

Bouwnijverheid 4 980 44 3 43 18 25 24 4 36 14 22 32 3 9 4 6

Handel 17 580 44 7 32 20 12 23 7 19 12 7 34 6 8 5 3

Horeca 5 540 54 16 30 16 14 22 17 19 10 9 23 16 11 4 7

Vervoer, opslag en communicatie 7 810 43 10 33 19 14 24 8 23 12 11 33 6 9 5 4

Financiële instellingen 5 250 43 4 26 16 10 29 3 14 9 5 28 2 5 3 2

Zakelijke dienstverlening exclusief uitzendbureaus 17 020 51 10 29 18 11 22 9 20 13 8 26 6 9 6 4

Uitzendbureaus 27 640 61 11 35 17 18 22 10 29 14 15 16 8 17 8 9

Openbaar bestuur 4 290 49 4 17 12 5 28 4 10 7 2 23 3 4 3 2

Gesubsidieerd onderwijs 5 610 40 12 30 18 12 30 9 17 11 6 30 8 7 4 3

Gezondheids- en welzijnszorg 13 590 53 12 31 21 10 27 12 21 14 7 20 10 9 6 3

Cultuur en overige dienstverlening 5 380 49 11 33 18 14 25 10 24 13 11 26 10 14 7 7

Onbekend of geen baan gehad 62 380 50 2 6 4 2 25 1 3 2 1 25 1 1 1 0

Wekelijkse arbeidsduur nieuwe baan

12 tot 20 uur 12 290 65 28 100 55 45 23 32 100 58 42 12 38 100 60 40

20 tot 32 uur 9 560 69 14 100 58 42 22 15 100 56 44 9 17 100 59 41

32 uur en langer 12 210 70 8 100 61 39 22 8 100 59 41 9 8 100 54 46

Onbekend of niet van toepassing 166 070 45 4 0 0 0 25 4 0 0 0 30 3 0 0 0

Duur geen baan1)

0 tot 4 maanden geen baan 24 550 65 17 63 31 33 23 17 57 26 31 12 20 51 22 28

4 tot 7 maanden geen baan 10 460 61 10 43 26 17 24 10 32 20 12 14 14 21 12 10

7 tot 12 maanden geen baan 13 910 57 9 33 21 11 26 9 23 15 8 17 10 14 9 5

12 tot 23 maanden geen baan 14 740 52 8 26 17 9 26 8 17 11 6 21 7 8 5 3

24 maanden geen baan of langer 136 470 44 3 9 6 3 24 3 6 4 2 32 2 3 2 1

1) Een baan in loondienst van minimaal twaalf uur per week.

2) Totaal is in aantallen, percentages van de leeftijdstotalen zijn als percentage van dit totaal. De onderliggende categoriën zijn percentages van het leeftijdstotaal.

3) Persoon heeft een baan van minder dan twaalf uur per week.

4) Een persoon kan meer dan één uitkering hebben. De onderliggende categorieën tellen daarom niet op tot het totaal.

(26)

Tabel 1b

Personen van 45 tot 65 jaar zonder baan1) met een WW-uitkering of inschrijving bij het UWV-WERKbedrijf, naar achtergrondkenmerken en kenmerken nieuwe baan, in percentages, 31 december 2008

Totaal 2) 45 tot 55 jaar 55 tot 60 jaar 60 tot 65 jaar

Totaal w.o. met

kleine baan 3) w.o. vindt baan 2009 1) Totaal w.o. met

kleine baan 3) w.o. vindt baan 2009 1) Totaal w.o. met

kleine baan 3) w.o. vindt baan 2009 1) w.v. lopende

baan einde jaar beëindigde

baan einde jaar w.v. lopende

baan einde jaar beëindigde

baan einde jaar w.v. lopende

baan einde jaar beëindigde baan einde jaar

aantal %

Totaal 200 130 49 7 23 14 10 24 6 15 9 6 27 4 7 4 3

Geslacht

Mannen 100 000 46 6 27 15 12 24 5 18 10 8 30 4 8 4 3

Vrouwen 100 130 53 8 21 13 8 25 7 12 7 5 23 5 5 3 2

Herkomstgroepering

Autochtonen 127 240 43 7 28 17 11 25 6 17 10 7 32 5 7 4 3

Westerse allochtonen 24 970 46 7 23 13 10 26 6 16 9 7 27 4 7 4 3

Niet-westerse allochtonen 47 920 66 6 16 9 7 21 5 9 5 4 13 3 4 2 2

Uitkeringssituatie 4)

Ontvangt AO-uitkering 21 150 44 6 13 8 5 26 5 8 5 3 30 4 4 2 2

Ontvangt WW-uitkering 79 970 43 9 42 23 18 24 8 27 15 12 33 5 10 5 4

Ontvangt bijstandsuitkering 88 640 54 5 11 7 3 24 4 6 4 2 22 3 2 2 1

Geen of overige uitkering 22 840 55 9 28 15 13 23 8 18 10 7 21 6 9 5 3

Sector laatste baan 1999–2008

Landbouw en visserij 2 970 54 6 32 11 20 23 5 27 7 20 23 7 14 5 9

Delfstoffenwinning 70 35 4 35 13 22 14 11 22 0 22 52 3 6 6 0

Industrie 19 850 36 4 27 18 10 22 4 16 11 5 42 2 4 3 1

Energie- en waterleidingbedrijven 160 51 2 25 20 5 35 0 5 4 2 14 0 0 0 0

Bouwnijverheid 4 980 44 3 43 18 25 24 4 36 14 22 32 3 9 4 6

Handel 17 580 44 7 32 20 12 23 7 19 12 7 34 6 8 5 3

Horeca 5 540 54 16 30 16 14 22 17 19 10 9 23 16 11 4 7

Vervoer, opslag en communicatie 7 810 43 10 33 19 14 24 8 23 12 11 33 6 9 5 4

Financiële instellingen 5 250 43 4 26 16 10 29 3 14 9 5 28 2 5 3 2

Zakelijke dienstverlening exclusief uitzendbureaus 17 020 51 10 29 18 11 22 9 20 13 8 26 6 9 6 4

Uitzendbureaus 27 640 61 11 35 17 18 22 10 29 14 15 16 8 17 8 9

Openbaar bestuur 4 290 49 4 17 12 5 28 4 10 7 2 23 3 4 3 2

Gesubsidieerd onderwijs 5 610 40 12 30 18 12 30 9 17 11 6 30 8 7 4 3

Gezondheids- en welzijnszorg 13 590 53 12 31 21 10 27 12 21 14 7 20 10 9 6 3

Cultuur en overige dienstverlening 5 380 49 11 33 18 14 25 10 24 13 11 26 10 14 7 7

Onbekend of geen baan gehad 62 380 50 2 6 4 2 25 1 3 2 1 25 1 1 1 0

Wekelijkse arbeidsduur nieuwe baan

12 tot 20 uur 12 290 65 28 100 55 45 23 32 100 58 42 12 38 100 60 40

20 tot 32 uur 9 560 69 14 100 58 42 22 15 100 56 44 9 17 100 59 41

32 uur en langer 12 210 70 8 100 61 39 22 8 100 59 41 9 8 100 54 46

Onbekend of niet van toepassing 166 070 45 4 0 0 0 25 4 0 0 0 30 3 0 0 0

Duur geen baan1)

0 tot 4 maanden geen baan 24 550 65 17 63 31 33 23 17 57 26 31 12 20 51 22 28

4 tot 7 maanden geen baan 10 460 61 10 43 26 17 24 10 32 20 12 14 14 21 12 10

7 tot 12 maanden geen baan 13 910 57 9 33 21 11 26 9 23 15 8 17 10 14 9 5

12 tot 23 maanden geen baan 14 740 52 8 26 17 9 26 8 17 11 6 21 7 8 5 3

24 maanden geen baan of langer 136 470 44 3 9 6 3 24 3 6 4 2 32 2 3 2 1

1) Een baan in loondienst van minimaal twaalf uur per week.

2) Totaal is in aantallen, percentages van de leeftijdstotalen zijn als percentage van dit totaal. De onderliggende categoriën zijn percentages van het leeftijdstotaal.

3) Persoon heeft een baan van minder dan twaalf uur per week.

4) Een persoon kan meer dan één uitkering hebben. De onderliggende categorieën tellen daarom niet op tot het totaal.

(27)

28

Tabel 2a

Personen van 45 tot 65 jaar zonder baan1) met een WW-uitkering of inschrijving bij het UWV-WERKbedrijf, naar achtergrondkenmerken en type contract, 31 december 2008

Totaal 45 tot 55 jaar 55 tot 60 jaar 60 tot 65 jaar

Totaal w.o. met

kleine baan2) w.o. vindt baan 2009 1) Totaal w.o. met

kleine baan 2) w.o. vindt baan 2009 1) Totaal w.o. met

kleine baan 2) w.o. vindt baan 2009 1) w.v. contract

bepaalde tijd

contract onbepaalde tijd

w.o.

uitzendkracht w.o.

oproepkracht w.v. contract

bepaalde tijd

contract onbepaalde tijd

w.o.

uitzendkrachtw.o.

oproepkracht w.v. contract

bepaalde tijd

contract onbepaalde tijd

w.o.

uitzendkrachtw.o. oproepkracht

Totaal 200 130 98 290 6 680 17 640 5 270 5 070 1 490 48 590 2 900 5 610 1 830 1 550 560 53 250 2 310 2 420 1 010 610 370

Geslacht

Mannen 100 000 45 690 2 530 9 360 2 760 3 090 550 23 860 1 170 3 330 1 020 990 220 30 460 1 210 1 700 650 460 220

Vrouwen 100 130 52 610 4 140 8 280 2 510 1 980 940 24 730 1 730 2 280 810 560 330 22 790 1 110 720 360 150 150

Herkomstgroepering

Autochtonen 127 240 54 940 4 080 11 660 3 600 3 180 1 020 32 100 2 050 4 090 1 410 1 060 440 40 200 1 830 1 870 840 450 310

Westerse allochtonen 24 970 11 600 770 2 100 610 660 160 6 590 390 800 220 250 70 6 780 270 370 120 100 40

Niet-westerse allochtonen 47 920 31 750 1 820 3 880 1 070 1 230 320 9 900 460 720 210 240 50 6 270 210 190 50 50 20

Uitkeringssituatie 3)

Ontvangt AO-uitkering 21 150 9 410 560 880 330 220 110 5 410 290 350 110 80 50 6 330 240 160 80 40 40

Ontvangt WW-uitkering 79 970 34 290 3 140 10 960 3 200 3 530 910 19 250 1 540 3 930 1 210 1 190 380 26 440 1 360 1 790 730 490 290

Ontvangt bijstandsuitkering 88 640 47 450 2 180 3 840 1 160 700 320 21 490 840 900 330 140 90 19 700 630 340 150 50 30

Geen of overige uitkering 22 840 12 650 1 190 2 690 840 800 260 5 360 420 710 250 210 80 4 830 270 280 130 60 40

Sector laatste baan 1999–2008

Landbouw en visserij 2 970 1 610 100 410 100 70 50 690 30 150 40 20 20 670 40 80 20 10 10

Delfstoffenwinning 70 20 0 10 0 0 0 10 0 0 0 0 0 30 0 0 0 0 0

Industrie 19 850 7 120 290 1 470 450 400 90 4 350 170 500 170 110 30 8 380 200 240 110 50 30

Energie- en waterleidingbedrijven 160 80 0 20 0 0 0 60 0 0 0 0 0 20 0 0 0 0 0

Bouwnijverheid 4 980 2 190 70 650 300 170 30 1 210 50 290 140 60 10 1 580 50 100 50 10 10

Handel 17 580 7 670 560 1 780 650 340 180 4 000 290 520 240 80 80 5 910 340 300 160 40 60

Horeca 5 540 3 020 480 650 260 80 90 1 240 210 160 70 20 20 1 280 200 90 50 10 20

Vervoer, opslag en communicatie 7 810 3 380 330 820 280 200 100 1 870 150 310 120 80 30 2 560 150 150 80 20 30

Financiële instellingen 5 250 2 250 90 430 140 100 20 1 530 50 150 50 30 10 1 480 40 50 20 10 10

Zakelijke dienstverlening exclusief uitzendbureaus 17 020 8 730 870 1 810 720 320 150 3 810 330 540 220 110 50 4 480 270 250 140 40 50

Uitzendbureaus 27 640 16 970 1 780 5 070 950 2 750 260 6 220 640 1 540 270 870 100 4 460 360 650 120 390 50

Openbaar bestuur 4 290 2 110 80 280 80 50 10 1 200 50 90 30 20 0 980 30 30 10 0 0

Gesubsidieerd onderwijs 5 610 2 240 280 530 140 70 50 1 680 150 210 70 20 20 1 690 130 80 40 10 20

Gezondheids- en welzijnszorg 13 590 7 230 900 1 660 580 240 280 3 640 430 560 210 70 110 2 720 260 130 100 10 50

Cultuur en overige dienstverlening 5 380 2 640 300 650 200 90 60 1 350 140 230 100 20 20 1 390 130 120 80 10 20

Onbekend of geen baan gehad 62 380 31 040 570 1 430 430 190 120 15 720 210 340 120 50 40 15 620 110 140 50 10 10

Wekelijkse arbeidsduur nieuwe baan

12 tot 20 uur 12 290 7 970 2 250 6 060 1 890 2 420 890 2 790 880 2 070 700 790 340 1 530 590 1 020 510 340 230

20 tot 32 uur 9 560 6 580 900 5 320 1 250 1 640 390 2 070 310 1 620 450 480 140 910 150 670 240 180 90

32 uur en langer 12 210 8 530 670 6 270 2 140 1 000 210 2 630 200 1 910 680 280 80 1 050 90 740 270 90 50

Onbekend of niet van toepassing 166 070 75 220 2 850 0 0 0 0 41 100 1 510 0 0 0 0 49 760 1 490 0 0 0 0

Duur geen baan1)

0 tot 4 maanden geen baan 24 550 15 950 2 730 7 740 2 320 2 940 690 5 750 980 2 480 800 930 230 2 850 570 1 000 430 340 170

4 tot 7 maanden geen baan 10 460 6 420 630 2 040 670 580 150 2 560 260 610 200 160 60 1 480 200 220 100 60 30

7 tot 12 maanden geen baan 13 910 7 930 750 1 910 650 450 150 3 610 330 590 220 130 70 2 370 240 220 100 50 40

12 tot 23 maanden geen baan 14 740 7 720 620 1 520 440 340 130 3 880 300 470 180 100 50 3 140 220 150 90 30 30

24 maanden geen baan of langer 136 470 60 270 1 950 4 430 1 200 750 360 32 790 1 020 1 460 430 240 150 43 410 1 090 840 300 130 110

1) Een baan in loondienst van minimaal twaalf uur per week.

2) Persoon heeft een baan van minder dan twaalf uur per week.

3) Een persoon kan meer dan één uitkering hebben. De onderliggende categorieën tellen daarom niet op tot het totaal.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Kijk of je recht hebt een bijdrage voor de kosten

Burgemeester en wethouders van de gemeente Velsen maken bekend dat zij in de periode van 25 februari tot en met 2 maart 2012 de volgende aanvragen voor een omgevingsvergunning

Burgemeester en wethouders van de gemeente Vel- sen maken bekend dat zij in de periode van 14 juni tot en met 17 juni 2011 de volgende aanvragen voor een omgevingsvergunning op

,,Dat is één van de leuk- ste kanten van mijn werk, dat je mensen op een leuke manier goed hebt geholpen en dat ze na een paar jaar weer bij me aan- kloppen voor

• Drempel voor klantcontact zo laag mogelijk laten zijn. • Denken start bij de klantbehoefte en niet bij

– dat naar eigen zeggen toenemende aandacht heeft voor gedrag en cultuur – gebaat zou zijn bij het laten meewegen van intuïtie.. Zeker in combinatie met het gebruik van andere

Voor wo-afgestudeerden die binnen achttien maanden een baan vonden, zijn de kansen op het vinden van een baan binnen een maand en voor het vinden van een baan in een aan de

Figuur 13.11 Sector Techniek: percentage studenten dat een baan in verwante richting en een baan op niveau heeft gevonden (als percentage van diegenen die binnen achttien maanden een