• No results found

Inzake van het Openbaar Ministerie. rechtstreeks dagende partij. vertegenwoordigd door Mr. P. Jongbloet, advocaat de balie van Brussel

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Inzake van het Openbaar Ministerie. rechtstreeks dagende partij. vertegenwoordigd door Mr. P. Jongbloet, advocaat de balie van Brussel"

Copied!
11
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Nr.

C f r '$ 1/

('

Çi

van het arrest

Nr.

�.00 � /20:'�

van het repertorJ.um

Nr. 922 P 93

van het parket-generaal

urbanisatie

ARREST

uitsluitend voor

bestuurlijke Inlichting

-

�behoeften van Inwendig�

aard

Het Hof van Beroep zetelende te Antwerpen 12de kamer

recht doende in Correctionele Zaken, verleent het volgende arrest:

Inzake van het Openbaar Ministerie en

geboren te wonende te

rechtstreeks dagende partij

vertegenwoordigd door Mr. P. Jongbloet, advocaat bij de balie van Brussel

tegen

STEDENBOUWKUNDIGE INSPECTEUR VAN DE AFDELING

RUIMTELIJKE ORDENING, HUISVESTING EN MONUMENTEN EN LANDSCHAPPEN VOOR DE PROVINCIE ANTWERPEN,

waarvan de kantoren gevestigd zijn te 2018 ANTWERPEN 1, Copernicuslaan 1, bus 9

rechtstreeks gedaagde partij

vertegenwoordigd door Mr. J. Claes, advocaat bij de balie van Antwerpen

(2)

. . 922 p 93 2

Rechtstreeks gedaagd bij exploot d. d. 29 juli 2003 van Johan Bocklandt, plaatsvervangend

gerechtsdeurwaarder, handelende in vervanging van Jan De Belder, gerechtsdeurwaarder met standplaats te Antwerpen, die kantoor houdt te 2018 Antwerpen 1, Justitiestraat 20, en bij hetzelfde exploot betekend, aangezegd en gelaten aan de Procureur­

generaal te Antwerpen

de rechtstreekse dagvaarding luidende als volgt:

Aangezien mijn verzoeker beheerder is van een golfclub;

Dat mijn verzoeker veroordeeld werd bij vonnis van 9 juni 1993 tot het herstel in de vorige staat door afbraak van 5 houten constructies afgedekt met een lessenaarsdak op de percelen

nrs. en , het verwijderen van de

betonverharding en de brandstoftank op een metalen draagconstructie en het verwijderen van de

afbraakmaterialen van het terrein en het herstel van de bodem in oorspronkelijke staat; dat om te voldoen aan de comfortvereisten een golfclub echter over een dergelijk afdak moet kunnen beschikken;

Dat hiertegen beroep werd aangetekend, maar dat het vonnis werd bevestigd door het Hof van Beroep van Antwerpen bij arrest d.d. 16 maart 2000;

Dat voorziening in Cassatie werd ingesteld, dat deze echter bij arrest van het Hof van Cassatie d.d. 11 december 2001 werd verworpen;

Dat dit arrest werd betekend op 26 juni 2003 op verzoek van hiernagedaagde;

Dat de opgelegde straf bijgevolg uitvoerbaar wordt en dat mijn verzoeker het gevaar loopt een enorme dwangsom te moeten betalen;

Dat om deze reden de zaak uiterst dringend is; dat de Dwangsomrechter bevoegd is; aangezien de

procedure werd ingesteld omwille van nieuwe omstandigheden; dat deze nieuwe omstandigheden enerzijds het gevolg zijn van het gewijzigd

decreet op de ruimtelijke ordening en anderzijds de Golfnota;

Dat op de website van het Vlaams Gewest men de volledige herwerkte tekst kan lezen van het

decreet op de ruimtelijke ordering, goedgekeurd op 28 mei 2003; dat dit decreet immers aangepast werd door het Vlaams Parlement en onmiddellijk via de electronische post - zoals trouwens ook het geval

(3)

922 p 93

is met het Belgisch Staatsblad - bekendgemaakt werd;

3

Dat deze recente wijziging aan Titel I, Hoofdstuk III van het decreet van 18 mei 19 9 9 , houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, gewijzigd bij decreet van 26 april 2000, een afdeling 4

toevoegt; dat deze afdeling bestaat uit een art.

9 bis; dat dit artikel de oprichting en de opdracht bespreekt van de Hoge Raad voor het Herstelbeleid;

Dat door artikel 8 van het voormelde decreet, artikel 149 van het decreet van 18 mei 1 9 9 9 werd gewijzigd, dat voortaan het eensluidend advies vereist is met betrekking tot de vordering van de stedenbouwkundige diensten ten aanzien van

eventuele inbreuken;

Dat het zonder enig belang is te weten of deze decreetwijziging reeds ván toepassing om de eenvoudige reden dat de strafrechterlijke vervolgden zich altijd kunnen beroepen op een gunstigere wetgeving vanaf het ogenblik dat deze door het Parlement is gestemd; dat immer het lot van de vervolgden niet kan afhangen van de

publicatie, die uitsluitend in handen is van de diensten van de vervolgende partij, nl. het Vlaams Gewest; dat de beginselen van behoorlijk bestuur er zich formeel tegen verzetten dat men geen

rekening houdt met een bestaande, door het Vlaams Gewest zelf verspreide wettekst;

Dat deze tekst op 4 juni 2003 bekrachtigd werd, maar nog niet electronisch in het Staatsblad werd verspreid, omdat hij nog niet vertaald is;

Daarenboven dat tevens verwezen dient te worden naar de Golfnota; dat volgens deze golfnota voorziet dat aan een golfterrein een 'practice'

('driving range' en 'puttingreen'); dat het inrichten van een 'driving range'

noodzakelijkerwijze de bouw impliceert van een afdak voor degenen, die er gebruik van maken;

Dat de gemeente voorziet om het betreffende gebied in een zone voor dagrecreatie in te delen; dat in dat geval, volgens de golfnota, dit gebied een specifiek bestemmingsvoorschrift 'golfzone' verkrijgen in de gewestelijke en provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen;

Daarenboven dat de Golfnota het volgende stelt:

5.1.3. Golfterrein waarvoor door ARP een

bestemming naar 'golfzone' wordt voorgesteld maar waar de principes "eco-golfterreinn wordt opgelegd

(zie hoofdstuk 10);

(4)

. . 922 p 93

In de nota 'Ruimtelijke afweging van bestaande golfterreinen in Vlaanderen' van de Afdeling Ruimtelijke Planning werd reeds voorgesteld om

volgende golfterreinen te bestemmen als 'golfzone':

4

1988 Parkgebied

en landschappelijk waardevol agrarisch gebied"

Dat op 29 januari 2003 mijn verzoeker een

regularisatie-aanvraag heeft ingediend; dat gezien deze nieuwe omstandigheden de toestand

geregulariseerd kan worden;

Dat het daarom aangewezen is dat de inning van de dwangsom wordt opgeschorst tot de volledige

afhandeling van de vergunningsaanvraag;

TEN EINDE:

- de vordering van m1Jn verzoeker ontvankelijk en gegrond te horen verklaren en dientengevolge;

- gedaagde verbod te horen opleggen over te gaan tot de inning van de opgelegde dwangsom tot de volledige afhandeling van de procedure met betrekking tot de regularisatie-aanvraag;

- zich bovendien te horen veroordelen tot de kosten van het geding, hierin begrepen de rechtsplegingsvergoeding zoals voorzien bij artikel 1022 van het Gerechtelijk Wetboek;

- het te vellen arrest uitvoerbaar te horen verklaren bij voorraad, niettegenstaande cassatieberoep;

* * *

Gelet op het arrest, op tegenspraak gewezen op 16 maart 2000 door het Hof van beroep van Antwerpen, ge kamer, dewelke onder meer als volgt heeft beslist:

(5)

(6)

922 p 93 6

, geboren te op 13 februari 1951, de hiernavermelde werken in art. 44 omschreven, gedurende hiernavermelde periode te hebben instandgehouden, nl.

5. van 11 april 1990 tot 17 september 1991 a} een houten constructie afgedekt met een lessenaarsdak uit zwarte golfplaten (8,20 m x 3,75 m x H ca 4 m}

b) een houten constructie afgedekt met een lessenaarsdak uit zwarte golfplaten (29,40 m x 5,5 m x H ca 4 m)

c) een houten constructie afgedekt met een lessenaarsdak uit zwarte golfplaten (7,60 m x 4,70 m x H ca 3 m)

d} een betonverharding (5,70 m x 58,70 m) (perceel gekadastreerd als ,

6. van 11 april 1990 tot 17 september 1991 a) een houten constructie afgedekt met een lessenaarsdak uit zwarte golfplaten (12 m x 12 m x H ca 3 à 5 m)

b) een houten constructie afgedekt met een lessenaarsdak uit zwarte golfplaten (20 m x 4,90 m x H ca 3 à 5 m)

c) een betonverharding in een driehoeksvorm (18 m x 21 m)

d) een brandstoftank op een metalen draagconstructie (4 m x 1,15 m)

(perceel gekadastreerd

de feiten thans op dezelfde wijze strafbaar

gesteld zijnde ingevolge de artikelen 42, 43, 44, 66, 68, 69 en 72 van het Decreet van 22 oktober 1996 tot coördinatie van de Wet van 29 maart 1962 houdende organisatie van de ruimtelijke ordening en van de stedenbouw (Belgisch Staatsblad van 15 maart 1997) ;

B. in meerdere malen, tussen 5 januari 1988 en 12 maart 1991, de feiten de achtereenvolgende en

(7)

. ' 922 P' 93 7

voortdurende uiting zijnde van eenzelfde opzet, het laatste feit gepleegd zijnde op 11 maart 1991,

Bij inbreuk op de artikelen 6, 21. 2°, 22 en 23 van de wet van 7 augustus 1931 op het behoud van

monumenten en landschappen, aangevuld en gewijzigd bij het decreet van 13 juli 1972 en het decreet van 3 maart 1976 tot bescherming van monumenten en stads- en dorpsgezichten, werken te hebben

ondernomen welke verboden zijn bij het Koninklijk Besluit tot rangschikking van een landschap, in casu het K. B. van 28 mei 1962 tot rangschikking van het landschap gevormd door het domein

"Bossenstein", en meer bepaald de hiernavermelde verbodsbepalingen van dit besluit te hebben

overtreden door het uitvoeren van hiernavermelde werken op de hiernavermelde percelen te ·

eigendom van 1

, geboren te nl.

5. in meerdere malen, op niet nader te bepalen data, tussen 1 oktober 1988 en 21 februari 1990

door op het perceel gekadastreerd als

, 3 houten constructies afgedekt met een lessenaarsdak uit zwarte golfplaten met respect.

afmetingen van 8, 20 m x 3,75 m x H ca 4 m, 29, 40 m x 5, 5 m x H ca 4 m en 7, 60 m x 4, 70 m x H ca 3 m en een betonverharding (5, 70 m x 58,70 m) te

hebben opgericht (inbreuk art. 1.1°

rangschikkingsbesluit)

6. in meerdere malen, op niet nader te bepalen data, tussen 1 oktober 1988 en 29 maart 1990 door op het perceel gekadastreerd als :

2 houten loodsen afgedekt met een lessenaarsdak uit zwarte golfplaten met respect.

afmetingen van 12 m x 12 m x H ca 3 à 5 m en 20 m x 4, 90 m x H ca 3 à 5 m, een betonverharding in een driehoeksvorm (18 m x 21 m) en een

brandstoftank op een metalen draagconstructie (4 m x 1, 15 m) te hebben opgericht (inbreuk art. 1.1°

rangschikkingsbesluit)

de feiten thans zwaarder strafbaar gesteld zijnde

ingevolge de huidige artikelen 5, 10 § 1, 2 ° , 2 0

§1, 3°, 21 en 22 §2 van het decreet van 16 april 1996 houdende bescherming van landschappen (B.S.

van 21 mei 1996)i

(8)

922 p 93 8

de oorspronkelijke dagvaarding overgeschreven door de bewaarder der hypotheken, 3e kantoor te

Antwerpen, d.d. 28 januari 1993 nr. 1275, boek 833 , deel 10

het onroerend goed toebehorend aan 1

krachtens een akte van schenking ontvangen op

28. 12.1977, door de notaris te

Gelet op het arrest van het Hof van Cassatie d.d.

11 december 2001 waarbij het door beklaagde ingestelde beroep in cassatie verworpen werd.

* *

I. De procedure:

Om reden van de gewijzigde samenstelling van de zetel van dit Hof van beroep, werd de zaak

hernomen op de terechtzitting van 25 maart 2009.

De rechtstreeks dagende partij werd gehoord in zijn middelen, ontwikkeld door mr . P. Jongbloet, advocaat bij de balie van Brussel.

De door deze partij neergelegde conclusie en stukken werden in het beraad betrokken.

Het Openbaar Ministerie werd gehoord in zijn vordering.

De rechtstreeks gedaagde partij werd gehoord in zijn middelen van verdediging, ontwikkeld door mr.

J. Claes, advocaat bij de balie van Antwerpen.

De door deze partij neergelegde conclusie en stukken werden in het beraad betrokken.

II. Ten gronde:

De rechtstreeks gedaagde partij concludeert tot de niet-ontvankelijkheid van de vordering doch voert daartoe geen specifieke middelen aan; de vordering komt het Hof alleszins ontvankelijk voor.

(9)

922 p 93

Waar de rechtstreeks dagende partij in de

dagvaarding niet expliciet de wettelijke basis aangeeft waarop hij zijn vordering steunt

(dagvaarding bij de dwangsomrechter wegens

9

gewijzigde omstandigheden en strekkend� tot het horen verbod opleggen tot inning van de opgelegde dwangsom), wordt deze vordering verduidelijkt in conclusie en strekt zij er toe: "de dwangsom, opgelegd bij arrest van 16 maart 2000, te horen opheffen (_) wegens de onmogelijkheid om aan de hoofdveroordeling te voldoen, minstens de looptijd ervan op te schorten (_.) " ; het betreft derhalve een vordering ex artikel 1385 quinquies van het Gerechtelijk Wetboek.

Uit de gegevens van het dossier blijkt dat het Hof van beroep te Antwerpen de rechter is die destijds de te dezen geviseerde dwangsom heeft opgelegd en derhalve, als dwangsomrechter, kan gevat worden met een vordering op grond van artikel 1385 quinquies van het Gerechtelijk Wetboek; partijen zijn het omtrent deze bevoegdheid in hun middelen trouwens eens.

De uiteenzetting en beweringen van de rechtstreeks dagende partij met betrekking tot de "Golfnota"

van 20 juni 2003, het Vlaams Golfmemorandum, de houding van de Vlaamse overheid in dit dossier, de aanpak ervan door de stedenbouwkundig inspecteur, de tot op heden tevergeefs gebleken pogingen tot regularisatie evenals de bedenkingen omtrent mogelijke toekomstige regularisatie doch

waaromtrent geen concrete elementen voorliggen, zijn alle niet van aard daaruit te kunnen aannemen dat de rechtstreeks dagende partij in de blijvende of tijdelijke, gehele of gedeeltelijke

onmogelijkheid was of is om aan de

hoofdveroordeling - het rechterlijk bevolen herstel met het slopen van de vermelde

constructies - te voldoen.

De opgelegde dwangsom is te dezen, als

dwangmiddel, als geldelijke prikkel om de nakoming van de opgelegde veroordeling zoveel mogelijk te verzekeren, nog steeds zinvol; de rechtstreeks dagende partij heeft zeker nog niet de nodige inspanningen en zorgvuldigheden daartoe volbracht;

gewoonweg hopen dat de situatie ooit in de tijd eens in zijn voordeel zou kunnen verlopen, is daartoe niet aan te nemen; de titel in hoofde van de stedenbouwkundig inspecteur bestaande, is nog steeds actueel en deze heeft er nog altijd belang bij dat de rechtstreeks dagende partij overgaat tot de uitvoering van het bevolen slopen van de

(10)

922 p 93

bewuste constructies en waaraan de rechtstreeks dagende partij nog steeds kan voldoen.

1.0

Er is dan ook geen enkele aanleiding om de destijds opgelegde dwangsom op te heffen, de looptijd ervan op te schorten voor enige termijn of die dwangsom te verminderen; de vordering mist alle grond.

OM DEZE REDENEN:

BET BOF,

Recht doende op tegenspraak,

Met toepassing van de artikelen

1.1.,· 1.2, 1.4, 24, 31. tot 37 en 41. van de wet van 1.5 juni 1.935

1.62, 1.85, 1.90, 1.90ter, 1.94, 1.95, 1.99, 200, 202, 203, 203bis, 21.0, 21.1. wetboek van

strafvordering

1., 2, 3, 7 strafwetboek

1385quinquies van het Gerechtelijk Wetboek

Verklaart de vordering ontvankelijk doch niet gegrond;

Wijst de rechtstreeks dagende partij ervan af en veroordeelt hem tot de kosten daaraan verbonden, deze voorgeschoten door de openbare partij in totaal begroot op 52,47 euro.

(11)

922 p 93

Dit arrest is gewezen te ANTWERPEN door het HOF VAN BEROEP, TWAALFDE KAMER,

samengesteld uit

P. BUYLE, Raadsheer wnd. Voorzitter, B. LUYTEN, Raadsheer,

L. KNAPEN, Raadsheer,

en op de openbare terechtzitting van

NEGENENTWINTIG APRIL TWEEDUIZEND EN NEGEN

uitgesproken door P. BUYLE, Raadsheer wnd.

Voorzitter,

in aanwezigheid van �vocaat-generaal L. DE MOT, met bijstand van Griffier J. GEYSEMANS.

��

L. KNAPEN

.,--..

B. LUYTEN P. BUYLE

11

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

WAM-verzekering. De consument heeft een schadeclaim ingediend, nadat zij letsel aan haar linkervoet had opgelopen door een aanrijding met een auto. Volgens de verzekeraar heeft de

Uit mijn onderzoek is gebleken dat 75% van de Marokkaanse en Turkse ouders het niet leuk vinden dat hun kind naar Het Kwadrant gaat omdat ze van mening zijn dat hun kinderen te

Tevens heeft de kinderrechter aangegeven dat de samenwerking moet worden gezocht met de bij de GI werkzame specialisten op het gebied van complexe scheidingen en dat daarbij

Het BIBF werd een schadevergoeding toegewezen gelijk aan de ontdoken bijdragen : «de rechtstreeks dagende partij vordert een bedrag van 2 557,04 EUR als

Het feit dat de stad Dilsen-Stokkem werkt aan een Ruimtelijk Uitvoeringsplan genaamd "Toeristisch- recreatieve as " en dat bij besluit van het Schepencollege van 12

Het College [van Toezicht] ziet gelet hierop niet in dat [verweerster] weigert informatie over het eerste gezin van de vader te betrekken bij haar onderzoek, zoals [appellante]

Het is wellicht op basis van dit laatste criterium – onvoldoende duidelijkheid van de wet – dat het Hof van Cassatie in het besproken arrest heet geoordeeld dat wanneer de

Ook dit jaar gaven bezoekers die voorafgaande aan het bezoek een afspraak hadden gemaakt het bezoek aan publieksbalie een hogere beoordeling (8,5 zeer goed) dan bezoekers