• No results found

Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD"

Copied!
11
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

EUROPESE COMMISSIE

Brussel, 24.8.2020 COM(2020) 471 final 2020/0225 (NLE)

Voorstel voor een

UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD

tot toekenning van tijdelijke steun op grond van Verordening (EU) 2020/672 van de Raad aan België om het risico op werkloosheid in een noodtoestand als gevolg van de

COVID-19-uitbraak te beperken

(2)

TOELICHTING 1. ACHTERGRONDVANHETVOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

In Verordening (EU) 2020/672 van de Raad (“SURE-verordening”) is het rechtskader vastgesteld waarbinnen de Unie aan een lidstaat die een ernstige economische verstoring ondervindt of dreigt te ondervinden als gevolg van de COVID-19-uitbraak, financiële bijstand kan verlenen. Steun in het kader van SURE dient voor het financieren van hoofdzakelijk werktijdverkortingsregelingen of soortgelijke maatregelen ter bescherming van werknemers en zelfstandigen, en zodoende voor het verminderen van werkloosheid en inkomensverlies, alsook, in aanvulling daarop, voor de financiering van sommige maatregelen op gezondheidsgebied, met name op de werkplek.

Op 7 augustus 2020 heeft België de Unie om financiële bijstand op grond van de SURE- verordening verzocht. Overeenkomstig artikel 6, lid 2, van de SURE-verordening heeft de Commissie de Belgische autoriteiten geraadpleegd om de plotse en sterke stijging te verifiëren van de werkelijke en geplande uitgaven die rechtstreeks verband houden met de regeling voor tijdelijke werkloosheid, het corona-overbruggingsrecht voor zelfstandigen, het corona-ouderschapsverlof, een aantal regionale regelingen inzake inkomenssteun en regionale maatregelen op gezondheidsgebied ten gevolge van de COVID-19-pandemie. Met name gaat het om:

(1) de regeling voor tijdelijke werkloosheid, die voorziet in compensatie voor werknemers met verminderde of opgeschorte arbeidsprestaties omdat er minder werk is of vanwege de door de overheid opgelegde maatregelen inzake sociale afstand. De regeling voor tijdelijke werkloosheid bestond al vóór de COVID-19-pandemie, maar de toelatingsvoorwaarden werden aan COVID-19 aangepast en de aanvraagprocedure werd verder versoepeld. Voorts werd de uitkering bij tijdelijke werkloosheid verhoogd van 65 % tot 70 % van het gemiddeld dagloon (met een maximum van 2 754,76 EUR bruto per maand). Daarenboven werd een dagpremie van 5,36 EUR ingevoerd;

(2) het corona-overbruggingsrecht, een uitbreiding van het bestaande overbruggingsrecht voor zelfstandigen, wat een vervangingsinkomen is. Dit is een uitkering die wordt toegekend wanneer de door de overheid opgelegde maatregelen inzake sociale afstand leiden tot een volledige of gedeeltelijke onderbreking van een zelfstandige activiteit of tot een vrijwillige onderbreking van ten minste zeven opeenvolgende kalenderdagen gedurende de maand. Vanaf juni 2020 is de uitkering bestemd voor zelfstandigen die hun activiteit hebben heropgestart, maar nog steeds een omzetdaling hebben ten opzichte van 2019. Zelfstandigen die hun activiteit nog niet mogen heropstarten, komen nog steeds in aanmerking voor de uitkering, maar moeten aantonen dat dit het gevolg is van COVID-19-beperkingen;

(3) het corona-ouderschapsverlof. Dit is een bijzonder ouderschapsverlof dat niet meetelt voor het gewone ouderschapsverlof, waardoor ouders tussen mei en september 2020 verlof kunnen nemen om voor hun kinderen te zorgen, met een hogere uitkering dan bij gewoon ouderschapsverlof;

(4) een aantal regionale regelingen inzake inkomenssteun voor zelfstandigen, eenmanszaken en andere soorten werknemers, die niet in aanmerking komen voor andere vormen van inkomenssteun. Met name de compensatiepremie voor bedrijven en voor ondernemers in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de corona-

(3)

hinderpremie, de compensatiepremie en de ondersteuningspremie in Vlaanderen en de compensatievergoeding voor sluiting van de onderneming in Wallonië vormen veralgemeende eenmalige steun voor ondernemingen en zelfstandigen die hun activiteiten moesten stopzetten ten gevolge van COVID-19 of een aanzienlijke omzetdaling hadden. Andere maatregelen (de compensatiepremie voor cultuurwerkers in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de subsidie voor opvangvoorzieningen en de subsidie voor culturele operatoren in de Franse Gemeenschap, de opleidingsactiviteiten in Wallonië, de subsidie voor culturele operatoren en zelfstandigen en de subsidie voor toeristische operatoren in de Duitstalige Gemeenschap) zijn gericht op de zelfstandigen en werknemers die geen toegang hebben tot de regeling voor tijdelijke werkloosheid in specifieke sectoren (culturele sector en zorgsector, opleidingsactiviteiten);

(5) maatregelen op gezondheidsgebied in de Duitstalige Gemeenschap, waaronder opleiding op het gebied van hygiëne, het verstrekken van beschermingsmateriaal aan woon- en zorgcentra, ziekenhuizen en medische zorgverstrekkers en informatiecampagnes.

België heeft de Commissie de nodige informatie verschaft.

Rekening houdende met het beschikbare bewijsmateriaal stelt de Commissie de Raad voor om een uitvoeringsbesluit vast te stellen waarbij op grond van de SURE-verordening ten behoeve van de bovengenoemde maatregelen financiële bijstand aan België wordt verleend.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Het voorliggende voorstel is volledig verenigbaar met Verordening (EU) 2020/672 van de Raad, op grond waarvan het voorstel wordt gedaan.

Dit voorstel vormt een aanvulling op een ander wetgevingsinstrument van de Unie om steun te verlenen aan lidstaten in noodsituaties, namelijk Verordening (EG) nr. 2012/2002 van de Raad van 11 november 2002 tot oprichting van het Solidariteitsfonds van de Europese Unie (“Verordening (EG) nr. 2012/2002”). Op 30 maart is Verordening (EU) 2020/461 van het Europees Parlement en de Raad vastgesteld; bij die verordening wordt het toepassingsgebied van het bovengenoemde instrument uitgebreid tot grote volksgezondheidscrises en wordt bepaald welke specifieke acties in aanmerking komen voor financiering.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Het voorstel maakt deel uit van een reeks maatregelen die zijn genomen in respons op de huidige COVID-19-pandemie, zoals het corona-investeringsinitiatief, en vormt een aanvulling op andere instrumenten die de werkgelegenheid ondersteunen, zoals het Europees Sociaal Fonds en het Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI)/InvestEU. Aangezien dit instrument gebruik maakt van het opnemen en verstrekken van leningen om de lidstaten in dit specifieke geval van de COVID-19-uitbraak te ondersteunen, fungeert dit voorstel als tweede verdedigingslinie voor de financiering van regelingen voor werktijdverkorting en soortgelijke maatregelen, die banen en dus ook werknemers en zelfstandigen helpen te beschermen tegen het risico van werkloosheid.

2. RECHTSGRONDSLAG,SUBSIDIARITEITENEVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

De rechtsgrondslag voor dit instrument is Verordening (EU) 2020/672 van de Raad.

(4)

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Het voorstel komt er na een verzoek van een lidstaat en is een blijk van Europese solidariteit, doordat financiële bijstand van de Unie in de vorm van tijdelijke leningen wordt verstrekt aan een lidstaat die zwaar door de COVID-19-uitbraak wordt getroffen. Deze financiële bijstand vormt een tweede verdedigingslinie voor een overheid die wordt geconfronteerd met een tijdelijke toename van de overheidsuitgaven voor werktijdverkortingsregelingen en soortgelijke maatregelen om banen te beschermen, en dus ook om werknemers en zelfstandigen te beschermen tegen het risico op werkloosheid en inkomstenverlies.

Deze steun helpt de getroffen bevolking en draagt bij tot het beperken van de directe maatschappelijke en economische gevolgen van de COVID-19-crisis.

Evenredigheid

Het voorstel is in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel. Het gaat niet verder dan wat nodig is om de met het instrument beoogde doelstellingen te verwezenlijken.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN

EFFECTBEOORDELING

Raadpleging van belanghebbenden

Het voorstel moest dringend worden voorbereid zodat het tijdig kan worden aangenomen door de Raad. Daardoor kon geen raadpleging van de belanghebbenden worden uitgevoerd.

Effectbeoordeling

Gezien de urgentie van het voorstel heeft geen effectbeoordeling plaatsgevonden.

4. GEVOLGENVOORDEBEGROTING

De Commissie moet leningen op de financiële markten kunnen aangaan en deze vervolgens kunnen gebruiken om zelf leningen te verstrekken aan de lidstaten die financiële bijstand vragen in het kader van het SURE-instrument.

Naast de garanties van de lidstaten worden ook andere waarborgen in het systeem ingebouwd om de financiële soliditeit van de regeling te garanderen:

 een strikte en conservatieve benadering van financieel beheer;

 een leningenportefeuille die zodanig is opgebouwd dat het concentratierisico, het jaarlijkse risico en de buitensporige blootstelling aan risico’s van individuele lidstaten beperkt blijven en die er tegelijkertijd voor zorgt dat voldoende middelen kunnen worden toegekend aan de meest behoeftige lidstaten; en

 de mogelijkheid om schulden door te rollen.

(5)

2020/0225 (NLE) Voorstel voor een

UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD

tot toekenning van tijdelijke steun op grond van Verordening (EU) 2020/672 van de Raad aan België om het risico op werkloosheid in een noodtoestand als gevolg van de

COVID-19-uitbraak te beperken

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2020/672 van de Raad van 19 mei 2020 betreffende de instelling van een Europees instrument voor tijdelijke steun om het risico op werkloosheid te beperken in een noodtoestand (SURE) als gevolg van de COVID-19-uitbraak1, en met name artikel 6, lid 1,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie, Overwegende hetgeen volgt:

(1) Op 7 augustus 2020 heeft België de Unie om financiële bijstand verzocht als aanvulling op zijn nationale inspanningen om het hoofd te bieden aan de gevolgen van de COVID-19-uitbraak en de sociaal-economische gevolgen daarvan voor werknemers.

(2) De COVID-19-uitbraak en de buitengewone maatregelen die België heeft getroffen om de uitbraak en de sociaal-economische en gezondheidseffecten daarvan in te perken, zullen naar verwachting een dramatisch effect op de overheidsfinanciën hebben. Volgens de voorjaarsprognose 2020 van de Commissie zou België tegen het einde van 2020 een overheidstekort van 8,9 % van het bruto binnenlands product (bbp) en een schuld van 113,8 % van het bbp hebben. Volgens de tussentijdse zomerprognose 2020 van de Commissie zou het bbp van België in 2020 met 8,8 % krimpen.

(3) Door de COVID-19-uitbraak is een aanzienlijk deel van de beroepsbevolking in België inactief geworden. Een en ander heeft geresulteerd in een plotse en sterke stijging van de overheidsuitgaven van België ten behoeve van de regeling voor tijdelijke werkloosheid, het corona-overbruggingsrecht voor zelfstandigen, het corona- ouderschapsverlof en een aantal regionale regelingen inzake inkomenssteun, en ten behoeve van volksgezondheidsmaatregelen, die in de overwegingen 4 tot en met 8 zijn uiteengezet.

(4) Bij het koninklijk besluit van 30 maart 20202, waarnaar in het verzoek van België van 7 augustus 2020 wordt verwezen, is de regeling voor tijdelijke werkloosheid aangepast

1 PB L 159 van 20.5.2020, blz. 1.

2 Koninklijk besluit van 30 maart 2020 tot aanpassing van de procedures in het kader van tijdelijke werkloosheid omwille van het Covid-19-virus en tot wijziging van artikel 10 van het koninklijk besluit van 6 mei 2019 tot wijziging van de artikelen 27, 51, 52bis, 58, 58/3 en 63 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering en tot invoeging van de artikelen 36sexies, 63bis en 124bis in

(6)

in verband met het COVID-19-virus, zodat werknemers met verminderde of opgeschorte arbeidsprestaties vanwege minder werk of de door de overheid opgelegde maatregelen inzake sociale afstand, een uitkering kunnen ontvangen. De regeling voor tijdelijke werkloosheid bestond al vóór de COVID-19-pandemie, maar de toelatingsvoorwaarden werden aan COVID-19 aangepast en de aanvraagprocedure werd verder versoepeld. Voorts werd de uitkering bij tijdelijke werkloosheid verhoogd van 65 % tot 70 % van het gemiddeld dagloon (met een maximum van 2 754,76 EUR bruto per maand). Daarenboven werd een dagpremie van 5,36 EUR ingevoerd.

(5) Bij de wet van 23 maart 20203, waarnaar in het verzoek van België van 7 augustus 2020 wordt verwezen, werd het bestaande overbruggingsrecht ten gunste van zelfstandigen uitgebreid met een corona-overbruggingsrecht. Dit is een uitkering die wordt toegekend wanneer de door de overheid opgelegde maatregelen inzake sociale afstand leiden tot een volledige of gedeeltelijke onderbreking van een zelfstandige activiteit of tot een vrijwillige onderbreking van ten minste zeven opeenvolgende kalenderdagen gedurende de maand. Vanaf juni 2020 is de uitkering bestemd voor zelfstandigen die hun activiteit hebben heropgestart, maar nog steeds een omzetdaling hebben ten opzichte van 2019. Zelfstandigen die hun activiteit nog niet mogen heropstarten, komen nog steeds in aanmerking voor de uitkering, maar moeten aantonen dat dit het gevolg is van COVID-19-beperkingen.

(6) Bij het koninklijk besluit nr. 23 van 13 mei 20204, waarnaar in het verzoek van België van 7 augustus 2020 wordt verwezen, werd het corona-ouderschapsverlof ingevoerd;

dit is een bijzonder ouderschapsverlof dat niet meetelt voor het gewone ouderschapsverlof, waardoor ouders tussen mei en september 2020 verlof kunnen nemen om voor hun kinderen te zorgen, met een hogere uitkering dan bij gewoon ouderschapsverlof. Het corona-ouderschapsverlof kan worden beschouwd als een soortgelijke maatregel als werktijdverkortingsregelingen, zoals bedoeld in Verordening (EU) 2020/672, aangezien deze regeling inkomenssteun voor werknemers verleent en bijdraagt aan het behoud van de werkgelegenheid doordat wordt belet dat ouders hun dienstverband moeten beëindigen omdat zij voor hun kinderen moeten zorgen terwijl de scholen gesloten zijn.

(7) Bij het bijzonderemachtenbesluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering nr.

2020/0195, het bijzonderemachtenbesluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering nr. 2020/0306, de betekening van de vergadering van de Ministerraad van de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van donderdag 14 mei 20207, het besluit van

3 Wet van 23 maart 2020 tot wijziging van de wet van 22 december 2016 houdende invoering van een overbruggingsrecht ten gunste van zelfstandigen en tot invoering van tijdelijke maatregelen in het kader van COVID-19 ten gunste van zelfstandigen.

4 Koninklijk besluit nr. 23 van 13 mei 2020 tot uitvoering van artikel 5, § 1, 5°, van de wet van 27 maart 2020 die machtiging verleent aan de Koning om maatregelen te nemen in de strijd tegen de verspreiding van het coronavirus COVID-19 (II) houdende het corona ouderschapsverlof.

5 Bijzondere machtenbesluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering nr. 2020/019 tot wijziging van het bijzondere machtenbesluit nr. 2020/013 van 7 april 2020 betreffende de steun tot vergoeding van de ondernemingen getroffen door de dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken.

6 Bijzondere machtenbesluit nr. 2020/030 van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de steun aan ondernemingen die een terugval van hun activiteit ondergaan als gevolg van de gezondheidscrisis COVID-19.

7 Betekening van de vergadering van de Ministerraad van de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van donderdag 14 mei 2020 (punt 23) - Toekenning van een premie voor de Brusselse creatieve en culturele

(7)

de Vlaamse Regering van 20 maart 20208, het besluit van de Vlaamse Regering van 10 april 20209, het besluit van de Vlaamse Regering van 12 juni 2020 10, het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap houdende bijzondere machten nr. 4 van 23 april 202011, het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 7 april 202012, het ministerieel besluit houdende uitvoering van het besluit van de Waalse Regering van 20 maart 202013, het besluit van de Waalse regering van 19 juni 202014, het crisisdecreet I van het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap van 6 april 2020 en het crisisdecreet III van 20 juli 2020 van het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap, waarnaar in het verzoek van België van 7 augustus 2020 wordt verwezen, hebben de Belgische autoriteiten een aantal regionale regelingen ingevoerd om inkomenssteun te verlenen aan de zelfstandigen, eenmanszaken en andere soorten werknemers, die niet voor andere soorten inkomenssteun in aanmerking komen. Met name de compensatiepremie voor bedrijven en voor ondernemers in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de corona-hinderpremie, de compensatiepremie en de ondersteuningspremie in Vlaanderen en de compensatievergoeding voor sluiting van de onderneming in Wallonië vormen veralgemeende eenmalige steun voor ondernemingen en zelfstandigen die hun activiteiten moesten stopzetten ten gevolge van COVID-19 of een aanzienlijke omzetdaling hadden. Wanneer de maatregelen gericht zijn op een breder scala aan begunstigden, worden alleen de bedragen gevraagd voor de uitgaven voor de steun aan zelfstandigen en eenmanszaken. Andere maatregelen (de compensatiepremie voor cultuurwerkers in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de subsidie voor opvangvoorzieningen en de subsidie voor culturele operatoren in de Franse Gemeenschap, de opleidingsactiviteiten in Wallonië, de subsidie voor culturele operatoren en zelfstandigen en de subsidie voor toeristische operatoren in de Duitstalige Gemeenschap) zijn gericht op de zelfstandigen en werknemers die geen toegang hebben tot de regeling voor tijdelijke werkloosheid in specifieke sectoren (culturele sector en zorgsector, opleidingsactiviteiten). Bij de subsidie voor culturele operatoren en zelfstandigen in de Duitstalige Gemeenschap gaat het om leningen die in subsidies kunnen worden omgezet; om te voldoen aan de

8 Besluit van de Vlaamse Regering van 20 maart 2020 tot toekenning van steun aan ondernemingen die verplicht moeten sluiten ten gevolge van de maatregelen genomen door de Nationale Veiligheidsraad vanaf 12 maart 2020 inzake het coronavirus.

9 Besluit van de Vlaamse Regering van 10 april 2020 tot toekenning van steun aan ondernemingen die een omzetdaling hebben ten gevolge van de exploitatiebeperkingen opgelegd door de maatregelen genomen door de Nationale Veiligheidsraad vanaf 12 maart 2020 inzake het coronavirus.

10 Besluit van de Vlaamse Regering van 12 juni 2020 tot toekenning van steun aan ondernemingen die een omzetdaling hebben ondanks de versoepelde coronavirusmaatregelen, tot wijziging van de artikelen 1, 9 en 11 van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 april 2020 tot toekenning van steun aan ondernemingen die een omzetdaling hebben ten gevolge van de exploitatiebeperkingen opgelegd door de maatregelen genomen door de Nationale Veiligheidsraad vanaf 12 maart 2020 inzake het coronavirus, en tot wijziging van de artikelen 1, 6, 9 en 12 van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 maart 2020 tot toekenning van steun aan ondernemingen die verplicht moeten sluiten ten gevolge van de maatregelen genomen door de Nationale Veiligheidsraad vanaf 12 maart 2020 inzake het coronavirus.

11 Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap houdende bijzondere machten nr. 4 van 23 april 2020 betreffende de steun aan de culturele sector in het kader van de gezondheidscrisis van het COVID-19.

12 Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 7 april 2020 betreffende de steun aan opvangvoorzieningen in het kader van de gezondheidscrisis van COVID-19.

13 Ministerieel besluit houdende uitvoering van het besluit van de Waalse Regering van 20 maart 2020 betreffende de toekenning van compensatievergoedingen in het kader van de maatregelen tegen het coronavirus COVID-19 en het besluit van de Waalse Regering van 20 maart 2020 betreffende de toekenning van compensatievergoedingen in het kader van de maatregelen tegen het coronavirus COVID-19.

14 Besluit van de Waalse Regering van 19 juni 2020 houdende diverse bepalingen betreffende de vormingswerkers en de subsidiëring van de opleidingsactiviteiten van de opleidingscentra van het IFAPME-

(8)

voorwaarde dat het om overheidsuitgaven moet gaan, mogen alleen de uitgaven voor leningen die in subsidies worden omgezet, in het kader van Verordening (EU) 2020/672 worden ondersteund.

(8) Ten slotte heeft het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap bij het coronacrisisdecreet I van 6 april 202015, waarnaar in het verzoek van België van 7 augustus 2020 wordt verwezen, maatregelen op gezondheidsgebied in de Duitstalige Gemeenschap ingevoerd, waaronder opleiding op het gebied van hygiëne, het verstrekken van beschermingsmateriaal voor woon- en zorgcentra, ziekenhuizen en medische zorgverstrekkers en informatiecampagnes.

(9) België voldoet aan de voorwaarden van artikel 3 van Verordening (EU) 2020/672 om financiële bijstand te kunnen aanvragen. België heeft de Commissie het nodige bewijsmateriaal verschaft dat de werkelijke en geplande overheidsuitgaven sinds 1 februari 2020 met 7 766 380 000 EUR zijn gestegen als gevolg van de nationale maatregelen om de sociaal-economische gevolgen van de COVID-19-uitbraak het hoofd te bieden. Dit is een plotse en sterke stijging, die zowel verband houdt met nieuwe maatregelen als met een uitbreiding van bestaande maatregelen die betrekking hebben op een aanzienlijk deel van de ondernemingen en van de beroepsbevolking in België.

(10) De Commissie heeft, overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EU) 2020/672, België geraadpleegd en heeft de plotse en sterke stijging geverifieerd van de werkelijke en geplande overheidsuitgaven die rechtstreeks verband houden met werktijdverkortingsregelingen en soortgelijke maatregelen, alsook het beroep op relevante maatregelen op gezondheidsgebied in verband met de COVID-19-uitbraak, waarvan sprake in het verzoek van 7 augustus 2020.

(11) Daarom moet financiële bijstand worden verleend om België te helpen het hoofd te bieden aan de sociaal-economische gevolgen van de ernstige economische verstoring als gevolg van de COVID-19-uitbraak.

(12) Dit besluit laat de uitkomst onverlet van eventuele procedures met betrekking tot verstoringen van de werking van de interne markt, met name op grond van de artikelen 107 en 108 VWEU. Het doet geen afbreuk aan het vereiste dat de lidstaten, overeenkomstig artikel 108 VWEU, de Commissie op de hoogte brengen van voorgenomen steunmaatregelen.

(13) België moet de Commissie op regelmatige basis informeren over de tenuitvoerlegging van de geplande overheidsuitgaven, zodat de Commissie kan beoordelen in hoeverre België die uitgaven ten uitvoer heeft gelegd.

(14) Bij het besluit om financiële bijstand te verlenen is rekening gehouden met bestaande en verwachte behoeften van België en met verzoeken om financiële bijstand op grond van Verordening (EU) 2020/672 die reeds door andere lidstaten zijn ingediend of gepland, met toepassing van de beginselen gelijke behandeling, solidariteit, evenredigheid en transparantie,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

België voldoet aan de voorwaarden van artikel 3 van Verordening (EU) 2020/672.

15

(9)

Artikel 2

1. De Unie stelt België een lening van maximaal 7 766 380 000 EUR beschikbaar. De lening heeft een gemiddelde looptijd van ten hoogste 15 jaar.

2. De periode waarin de bij dit besluit verleende financiële bijstand beschikbaar is, bedraagt 18 maanden te rekenen vanaf de eerste dag na de inwerkingtreding van dit besluit.

3. De Commissie stelt de financiële bijstand van de Unie in maximaal acht tranches beschikbaar aan België. Een tranche kan in één of meer deeltranches worden uitbetaald. De looptijden van de deeltranches in het kader van de eerste tranche kunnen langer zijn dan de in lid 1 genoemde maximale gemiddelde looptijd. In dergelijke gevallen worden de looptijden van verdere deeltranches zodanig vastgesteld dat de in lid 1 genoemde maximale gemiddelde looptijd in acht is genomen als alle tranches zijn uitbetaald.

4. De vrijgave van de eerste tranche hangt af van de inwerkingtreding van de in artikel 8, lid 2, van Verordening (EU) 2020/672 bedoelde leningsovereenkomst.

5. België betaalt de in artikel 4 van Verordening (EU) 2020/672 bedoelde financieringskosten van de Unie voor elke tranche, vermeerderd met alle vergoedingen, kosten en uitgaven van de Unie die uit financiering voortvloeien.

6. De Commissie beslist over de omvang en de vrijgave van de tranches, alsmede over de omvang van de deeltranches.

Artikel 3 België mag de volgende maatregelen financieren:

a) de regeling voor tijdelijke werkloosheid waarin wordt voorzien door het koninklijk besluit van 30 maart 2020;

b) het corona-overbruggingsrecht voor zelfstandigen waarin wordt voorzien door de wet van 23 maart 2020;

c) het corona-ouderschapsverlof waarin wordt voorzien door het koninklijk besluit nr. 23 van 13 mei 2020;

d) regionale regelingen inzake inkomenssteun, met name:

i) voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest:

– de compensatiepremie voor bedrijven waarin wordt voorzien door het bijzonderemachtenbesluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering nr.

2020/019, voor het deel van de uitgaven voor de steun voor zelfstandigen en eenmanszaken;

– de compensatiepremie voor ondernemers waarin wordt voorzien door het bijzonderemachtenbesluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering nr.

2020/030, alleen voor het deel van de uitgaven voor de steun voor zelfstandigen en eenmanszaken;

– de compensatiepremie voor cultuurwerkers waarin wordt voorzien door de betekening van de vergadering van de Ministerraad van de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van donderdag 14 mei 2020 (punt 23);

ii) voor het Vlaams Gewest:

(10)

– een corona-hinderpremie waarin wordt voorzien door het besluit van de Vlaamse Regering van 20 maart 2020, voor het deel van de uitgaven voor de steun voor zelfstandigen en eenmanszaken;

– een compensatiepremie waarin wordt voorzien door het besluit van de Vlaamse Regering van 10 april 2020, voor het deel van de uitgaven voor de steun voor zelfstandigen en eenmanszaken;

– een ondersteuningspremie waarin wordt voorzien door het besluit van de Vlaamse Regering van 12 juni 2020, voor het deel van de uitgaven voor de steun voor zelfstandigen en eenmanszaken;

iii) voor de Franse Gemeenschap:

– een subsidie voor culturele operatoren waarin wordt voorzien door het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap houdende bijzondere machten nr.

4 van 23 april 2020;

– een subsidie voor opvangvoorzieningen waarin wordt voorzien door het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 7 april 2020, voor het deel van de uitgaven voor de steun voor zelfstandigen en eenmanszaken;

iv) voor het Waals Gewest:

– een compensatievergoeding voor sluiting van de onderneming in Wallonië waarin wordt voorzien door het ministerieel besluit houdende uitvoering van het besluit van de Waalse Regering van 20 maart 2020, voor het deel van de uitgaven voor de steun voor zelfstandigen en eenmanszaken;

– opleidingsactiviteiten waarin wordt voorzien door het besluit van de Waalse Regering van 19 juni 2020;

v) voor de Duitstalige Gemeenschap:

– een subsidie voor culturele operatoren en zelfstandigen waarin wordt voorzien door het coronacrisisdecreet I van het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap van 6 april 2020 (artikel 7), voor het deel van de uitgaven voor leningen die in subsidies worden omgezet;

– een subsidie voor toeristische operatoren waarin wordt voorzien door het coronacrisisdecreet III van het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap van 20 juli 2020 (artikel 4), voor het deel van de uitgaven voor de steun voor zelfstandigen en eenmanszaken;

e) maatregelen op gezondheidsgebied in de Duitstalige Gemeenschap waarin wordt voorzien door het coronacrisisdecreet I van het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap van 6 april 2020 (artikel 7).

Artikel 4

België stelt de Commissie tegen [DATUM: 6 maanden na de bekendmakingsdatum van dit besluit], en nadien om de zes maanden, in kennis van de tenuitvoerlegging van de geplande overheidsuitgaven totdat die geplande overheidsuitgaven volledig ten uitvoer zijn gelegd.

(11)

Artikel 5 Dit besluit is gericht tot het Koninkrijk België.

Artikel 6

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel,

Voor de Raad De voorzitter

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de ondertekening namens de Unie en de voorlopige toepassing van de Overeenkomst inzake wetenschappelijke en technologische

Op 15 september 2017 heeft de Raad op verzoek van de Commissie en zeven lidstaten overeenkomstig artikel 6, lid 1, van bovengenoemd besluit gevraagd om een beoordeling

Op 23 januari 2017 heeft de Raad op verzoek van de Commissie en elf lidstaten overeenkomstig artikel 6, lid 1, van bovengenoemd besluit gevraagd om een beoordeling van

7 Besluit .../.../EU van de Raad betreffende de sluiting namens de Europese Unie van het Protocol betreffende de uitbanning van illegale handel in tabaksproducten

Onverminderd de bepalingen van bijlage I bij deze Overeenkomst omvatten de in deze Overeenkomst overeengekomen diensten en gespecificeerde routes, tot het ogenblik waarop de

Op 15 september 2017 heeft de Raad op verzoek van de Commissie en zeven lidstaten overeenkomstig artikel 6, lid 1, van bovengenoemd besluit gevraagd om een beoordeling

Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de sluiting van de overeenkomst in de vorm van een briefwisseling over de verlenging van het protocol tot vaststelling van

Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de ondertekening, namens de Unie, en voorlopige toepassing van de overeenkomst in de vorm van een