• No results found

Gemeente Gennep. 12 JUN 2018 No L- ïoyt -OOOqfi

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Gemeente Gennep. 12 JUN 2018 No L- ïoyt -OOOqfi"

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Gemeente Gennep

Limburg-Noord Postbus 1150

5900 BD Venlo 088 - 11 91 200 info.ggd@vrln.nl www.ggdlimburgnoord.nl

Gemeente Gennep De heer J. Hasper Postbus 9003

12 JUN 2018

No L- ïoYt -OOOqfi

6590 HD GENNEP

datum 19 juni 2018 uw kenmerk

ons kenmerk UIT034363

behandeld door Milieu/MM/PJ/MS telefoonnummer +31881191200 bijlage(n)

onderwerp advies inzake aanvraag omgevingvergunning te Ottersum; nader advies gevraagd d.d. 15 mei 2018

Beste heer Hasper,

De gemeente Gennep heeft het team milieu van de GGD Limburg-Noord (GGD) gevraagd een advies uit te brengen met betrekking tot de aanvraag

omgevingsvergunning voor het gedeeltelijk omschakelen van een nertsenhouderij naar een geitenhouderij. De inrichting is gelegen aan de Biezendijk 5 in Ottersum.

De door u hiervoor beschikbaar gestelde informatie is: ‘aanvraag omgevingsvergunning, 31 maart 2017’.

AANVULLING MEI 2018

De gemeente Gennep vraagt nader advies naar aanleiding van een aanpassing van de aanvraag (toepassen gecombineerd luchtwassysteem BWL2009.12.V3) en de brief van de Staatssecretaris van lenW (3 april 2018) over het rendement van luchtwassers.

De door u hiervoor beschikbaar gestelde informatie is: 'concept ontwerpbesluit’.

Achtergrond: gezondheid en veehouderij

Omwonenden van veehouderijen kunnen een verhoogde blootstelling hebben aan onder meer geur, fijn stof, biologische agentia en infectieziekten. Van geur is bekend dat dit kan leiden tot hinder en gezondheidsklachten zoals misselijkheid en hoofd pijn.

Van vee gerelateerd fijn stof, endotoxinen en biologische agentia is bekend dat deze tot gezondheidseffecten kunnen leiden zoals luchtwegklachten en van dier-op-mens overdraagbare infectieziekten.

Voor veel milieufactoren gelden wettelijke normen. Het is bekend dat ook onder de algemeen wettelijke normen gezondheidseffecten optreden, echter het is nog niet goed inzichtelijk vanaf welke concentraties of binnen welke afstand tot aan veehouderijen het risico is verhoogd.

(2)

Daarnaast is in de huidige wetgeving onvoldoende opgenomen dat bij

vergunningverlening rekening gehouden dient te worden met het cumulatieve effect als een gevoelige bestemming omgeven is/wordt door meerdere veehouderijen.

Gepubliceerde RIVM rapporten

Op 7 juli 2016 is het RIVM rapport “Veehouderij en gezondheid omwonenden”

gepubliceerd.

Tevens zijn de resultaten van dit onderzoek door de onderzoekers gepresenteerd tijdens een regionale bijeenkomst op 11 juli 2016 welke georganiseerd was door onze GGD.

De bestuurders van al onze gemeenten in de regio Limburg-Noord zijn geïnformeerd over het tweede rapport 'Veehouderij en gezondheid omwonenden - aanvullende analyses', middels een mailing d.d. 24 juli 2017'

In dit VGO-2 rapport wordt geconstateerd dat rondom pluimvee- en geitenhouderijen meer longontstekingen voorkomen.

In de besluitvorming bij vergunningaanvragen verdient dit naar oordeel van de GGD extra aandacht. In het algemeen herstellen mensen van een longontsteking en ondervinden geen blijvend effect. Risicogroepen voor longontstekingen zijn

voornamelijk heel jonge kinderen en ouderen. De ernst van een longontsteking hangt af van de gesteldheid van een patiënt en de verwekker. Wanneer de patiënt in een

risicogroep valt, treden er eerder complicaties op. Ook onderliggend lijden van de patiënt kan de ernst van de symptomen verergeren. Kinderen zijn weliswaar gevoeliger, maar genezen in het algemeen ook beter/sneller na een longontsteking.

Opmerking: Uit de aanvullende studies komt naar voren dat er voor geiten een statistisch verband is met het voorkomen van longontstekingen (met een straal van 2 kilometer). Dit betekent dat rondom geitenhouderijen mensen een grotere kans hebben op een longontsteking.

Opmerking: endotoxinen maken onderdeel uit van het fijn stof. Het inademen van endotoxinen kan leiden tot acute luchtwegklachten en chronische effecten op de luchtwegen. Endotoxine-belasting in veedichte gebieden kan worden toegerekend aan de uitstoot van veehouderijen. Factoren die de grootste invloed hebben op de

endotoxine-concentraties zijn afstand tot het bedrijf en het aantal dieren. Naast diersoorten die een hoge stofemissiefactor hebben, dragen diersoorten met een lage stofemissiefactor (waaronder geiten) ook bij aan de opeenstapeling van de endotoxine concentraties in de lucht.

Door gebruik te maken van het GGD advies kan de gemeente gezondheid meewegen in haar besluitvorming rondom deze aanvraag.

Op basis van bovenstaande informatie is het advies van de GGD aan de gemeente om bij lopende- en nieuwe vergunningaanvragen of meldingen, te vermijden dat de

gezondheidsrisico’s voor omwonenden groter worden. Dit kan door:

- voorkomen nieuwe knelpunten

- voorkomen dat bestaande knelpunten vergroten.

In onderstaande gezondheidkundige beoordeling is de GGD ervan uitgegaan dat de gemeente zelf de milieugegevens zoals aangeleverd voor de vergunningaanvraag door het bedrijf op juistheid heeft gecontroleerd. Bij de beoordeling is enkel rekening

gehouden met de wijziging van de inrichting.

(3)

Wijziging inrichting Biezendijk 5 te Ottersum

De aanvraag betreft het houden van 3 volwassen paarden, 3 paarden in opfok, 23 volwassen pony’s, 16 pony’s in opfok, 1400 nertsen en 1840 geiten (ouder dan 1 jaar).

De inrichting ligt in een landelijk gebied met veel agrarische activiteiten. Op 11 meter afstand ligt de dichtstbijzijnde bedrijfswoning en op 50 meter afstand ligt het eerste geurgevoelige object (woning). Er vindt mestopslag plaats in de stal (600 m3 maximaal).

Emissies

Vanuit gezondheid, omgevingsbewust handelen en zorgvuldige veehouderij bezien is het advies van de GGD te streven naar een reductie van emissie van zowel geur, fijn stof als ammoniak. Immers blootstelling aan fijn stof kan ook onder de wettelijke norm van 40 ug/m3 leiden tot gezondheidseffecten als luchtwegklachten en verminderde longfunctie. Naast het fijn stof dat direct afkomstig is uit de stallen (primair fijn stof), vindt vorming van secundair fijn stof plaats doordat vrijkomend ammoniak uit de stallen reageert met andere stoffen in de lucht. Omdat ammoniak en secundair fijnstof zich over grote afstanden (tientallen tot honderden kilometers) verplaatsen, is dit verband niet specifiek voor omwonenden van een bepaald bedrijf, maar meer regionaal.

Uit het VGO onderzoek blijkt dat de longfunctie lager is bij mensen wanneer de concentratie ammoniak in de lucht hoog is.

Uit de beschikbaar gestelde informatie blijkt dat de emissies van ammoniak en fijn stof in de beoogde situatie toenemen.

Opmerking: er zijn geen gegevens bekend over emissie van geur in de vergunde situatie.

EMISSIES (AANVULLING MEI 2018)

Uit de beschikbare informatie blijkt dat de emissie van fijnstof in de beoogde situatie afneemt. Dit is vanuit gezondheidkundig oogpunt gewenst.

Echter de emissie van geur en ammoniak neemt toe en dit is vanuit gezondheidkundig oogpunt niet gewenst.

Emissies Vergunde situatie (paarden, pony’s en nertsen)

Aanvraag

(paarden, pony’s, nertsen en geiten)

verschil

Geur (OU/s) 0 34592.0 +34592.0

Ammoniak (kg/jaar) 863.2 1144.2 +281.0

Fijnstof (kg/jaar) 24.0 20.4 -3.6

AMMONIAK (AANVULLING mei 2018)

Gezondheidkundig gezien is het van belang om ook de ammoniakemissie zo laag mogelijk te houden. Ammoniak is namelijk een belangrijke geurfactor en de emissie van ammoniak draagt bij aan de (secundaire) vorming van fijnstof deeltjes in de vorm van aerosolen.

In de rapportage staat vermeld dat de ammoniakemissie (kg/jaar) toeneemt in de nieuwe situatie ten opzichte van de vergunde situatie.

(4)

Deelconclusie ammoniak

Op basis van de beschikbare informatie blijkt dat de ammoniak emissie toeneemt in de nieuwe situatie ten opzichte van de vergunde situatie. Vanuit gezondheidkundig

oogpunt is dit niet gewenst.

Geur

Geurwaarneming is een biologische reactie op geurstoffen hetgeen kan leiden tot lichamelijke reacties. De hinderlijkheid is afhankelijk van de aangenaamheid, duur, frequentie en intensiteit van de geur en deze is individueel bepaald. Effecten die kunnen optreden zijn geurhinder, verstoring van gedrag en activiteiten, welke kan leiden tot stress gerelateerde gezondheidseffecten.

De GGD adviseert voor geurhinder landelijke normen en streefwaarden op effectniveau vast te stellen. Binnen de bebouwde kom achten de GGD’en maximaal 12% geurhinder acceptabel en in het buitengebied maximaal 20%". Dit geldt voor zowel de voorgrond- als ook voor de achtergrondbelasting. Dit hinderniveau komt in de dorpskern overeen met een maximale achtergrond geurbelasting in de bebouwde kom van 5 OU/ m3 en een maximale achtergrond geurbelasting in het buitengebied van 10 OU/m3. Wij adviseren om de nieuwste wetenschappelijke inzichten ook toe te passen voor de voorgrondbelasting.

In de gemeentelijke geurverordening zijn de geurnormen vastgesteld t.w.: binnen bebouwde kom 3 OU/m3 en buiten bebouwde kom 14 OU/m3 (voorgrondbelasting).

Uit de beschikbare rapportage is de voorgrondbelasting berekend.

De voorgrondbelasting (nieuwe situatie) varieert in de nabijheid van de inrichting tussen 1.0 en 13.6 OU/m3 (gevoelige bestemming buiten bebouwde kom) en 0.3 OU/m3 (gevoelige bestemmingen binnen/rand bebouwde kom).

Deelconclusie geur

Uit de voorgrondbelasting berekeningen blijkt dat bij realisatie van de beoogde bedrijfsvoering in 2 van de 11 geurgevoelige objecten niet wordt voldaan aan de gezondheidkundige advieswaarden (<10 OU/m3 in het buitengebied). De

voorgrondbelasting op de geurgevoelige objecten in de woonkern voldoen aan de gezondheidkundige advieswaarde (5 OU/m3) in de beoogde situatie.

Opmerking: er zijn geen gegevens beschikbaar over de achtergrondbelasting. Tevens zijn er geen gegevens beschikbaar over de vergunde situatie.

AANVULLING MEI 2018

Uit de beschikbare rapportage is de voorgrondbelasting berekend.

De voorgrondbelasting (nieuwe situatie) varieert in de nabijheid van de inrichting tussen 0.9 en 10.4 OU/m3 (gevoelige bestemming buiten bebouwde kom) en 0.3 OU/m3 (gevoelige bestemmingen binnen/rand bebouwde kom).

(5)

Deelconclusie geur

Uit de voorgrondbelasting berekeningen blijkt dat bij realisatie van de beoogde bedrijfsvoering, voor 9 van de 11 geurgevoelige objecten, wordt voldaan aan de gezondheidkundige advieswaarden (<5 OU/m3 in het buitengebied). Voor de drie geurgevoelige objecten (binnen/rand bebouwde kom) wordt voldaan aan de advieswaarde voor de bebouwde kom (<2 OU/m3).

Fijn stof / biologische agentia

Blootstelling aan fijn stof (PM2.5 en PM10) kan leiden tot luchtwegklachten, acute klachten van ogen, neus en bovenste luchtwegen en verminderde longfunctie.

Secundair fijnstof bevindt zich vooral in de fractie die kleiner is dan 2.5 micrometer, terwijl de primaire fijnstof emissies van landbouw (uit stallen) vooral in de fractie 2.5-10 micrometer zit.

De wettelijke norm voor PM10 ligt op 40 ug/m3 en maximaal 35 overschrijdingsdagen met een belasting van 50 ug/m3. Ook onder deze norm worden gezondheidseffecten gevonden.

Vandaar dat de WHO deze norm heeft aangescherpt en de volgende strengere normen hanteert, t.w. PM10 20 ug/m3 en voor PM2.5 10 ug/m3 (jaarlijks gemiddelde).

Een toename van de fijn stof belasting voorkomen is een belangrijke preventieve maatregel voor vermindering van gezondheidsrisico’s.

Daarom adviseert de GGD dat een toename van de fijn stof belasting vanuit gezondheidkundig oogpunt moet worden voorkomen.

Uit de gegevens blijkt dat in de beoogde situatie de concentratie fijn stof (inclusief bijdrage bedrijf) op de 13 gevoelige objecten tussen 20.33 en 20.55 ug/m3 bedraagt met tussen de 8.0-8.2 overschrijdingsdagen.

Opmerking: er zijn geen gegevens beschikbaar over de huidige situatie.

Deelconclusie fijn stof

Vanuit gezondheidskundig oogpunt is een afname een gewenste ontwikkeling.

AANVULLING MEI 2018

In de rapportage staat vermeld dat de PM 10 concentratie op 13 gevoelige objecten varieert tussen 18.40 en 18.90 ug/m3 bij de beoogde situatie.

Deelconclusie fijnstof

Op basis van de beschikbare informatie blijkt dat de fijnstof emissie afneemt in de nieuwe situatie ten opzichte van de vergunde situatie. Vanuit gezondheidskundig oogpunt is een afname een gewenste ontwikkeling.

Zoönosen

Een zoönose is een infectieziekte die van dieren op mensen kan overgaan. Per diersoort kunnen verschillende ziekten voorkomen die zich via de lucht verspreiden naar mensen, via direct contact tussen dier en mens of via voedsel. Voor omwonenden zijn vooral de via de lucht overdraagbare aandoeningen van belang.

(6)

Algemeen geldt dat veehouderijbedrijven zorgen voor een (mogelijke) verhoogde

blootstelling aan via de lucht overdraagbare zoönoseverwekkers en antibioticaresistente bacteriën die leiden tot een verhoogd risico op infectieziekten of moeilijk behandelbare infecties, met name bij kwetsbare groepen. Het is nog niet goed inzichtelijk vanaf welke concentraties of binnen welke afstand tot aan veehouderijen het risico verhoogd is.

In relatie tot geitenhouderij is met name Q-koorts van belang. Sedert de Q-koorts uitbraak 2006-2010 en de daarna ingestelde vaccinatieplicht voor melkgeiten en schapen (bij > 50 dieren) speelt dit probleem niet meer in Nederland.

Om de infectierisico’s voor mensen in direct contact te verminderen kunnen op twee niveaus maatregelen genomen worden: de aanwezigheid van zoönoseverwekkers bij de dieren verminderen en transmissie van dier naar mens tegengaan. Door vaccinatie wordt aan beiden voldaan. Daarnaast is hygiënisch werken en zorgvuldige

mestverwerking van belang.

Deelconclusie zoönosen

Sinds de invoering van vaccinatie tegen Q-koorts speelt deze ziekte geen rol meer met betrekking tot geitenhouderijen in Nederland. Door hygiënisch werken en zorgvuldige mestverwerking wordt het risico op verspreiding van overige ziekteverwekkers en resistente micro-organismen beperkt. Het is nog niet goed inzichtelijk vanaf welke concentraties of binnen welke afstand tot aan veehouderijen het risico verhoogd is.

De ondernemer geeft aan dat er geen hygiënesluis aanwezig is. De GGD is van mening dat er extra aandacht besteed dient te worden aan de preventie van insleep van

infectieziekten door werknemers en bezoekers.

Eindconclusie

De GGD constateert dat het bedrijf voor 2 van de 11 geurgevoelige objecten niet voldoet aan de gezondheidkundige advieswaarden voor geur in het buitengebied. De voorgrondbelasting op de geurgevoelige objecten in de woonkern voldoet aan de gezondheidkundige advieswaarde (5 OU/m3) in de beoogde situatie.

Op basis van de beschikbare informatie is de hoogste concentratie blootstelling (immissie) aan fijn stof ongeveer gelijk aan de WHO-norm van 20 ug/m3. Gezien de toename van de fijn stof emissie van de beoogde situatie ten opzichte van de vergunde situatie wordt de gemeente geadviseerd om (in overleg met de ondernemer) na te gaan of er nog een emissieverlaging kan worden toegepast omdat vanuit gezondheidskundig oogpunt een afname een gewenste ontwikkeling is.

De GGD is van mening dat deze resultaten bij slechte of onjuiste bedrijfsvoering of afwijking van regelementen, makkelijk ten negatieve kunnen veranderen en kunnen leiden tot ongewenste situaties. Daarvoor is een goede borging in de vergunning of in gemeentelijk beleid noodzakelijk zodat, indien nodig, tot controle en handhaving kan worden overgegaan.

Opmerkingen:

- er zijn geen gegevens beschikbaar over de achtergrondgeurbelasting (OU/m3) op de gevoelige bestemmingen. Tevens zijn er geen gegevens beschikbaar over de vergunde situatie.

(7)

Aanvullende aanbevelingen zijn:

- Bij de aanbouw en toekomstige renovaties dient gebruik gemaakt te worden van optimale technieken om emissies en de introductie van ziekteverwekkers te minimaliseren

- Houd bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen voldoende afstand tussen

veehouderijen onderling ter voorkoming van de verspreiding van dierziekten en zoönosen

- Om de infectierisico’s voor mensen in direct contact te verminderen kunnen op twee niveaus maatregelen genomen worden, t.w.:

o de aanwezigheid van zoönoseverwekkers bij de dieren verminderen (vaccineren)

o transmissie van dier naar mens tegengaan

- Het consequent hanteren van strikte hygiënemaatregelen en het toezien op het opvolgen van die maatregelen is van belang

De eventuele negatieve risicoperceptie van omwonenden kan door het krijgen van goede informatie en voorlichting positief worden bijgesteld.

Aanbevolen wordt dan ook om hier vóór en tijdens realisatie van het bedrijf voldoende aandacht aan te besteden.

AANVULLING mei 2018

Vanuit gezondheid, omgevingsbewust handelen en zorgvuldige veehouderij bezien is het advies van de GGD te streven naar een reductie van emissie van zowel geur, fijn stof als ammoniak.

In de beoogde situatie neemt de emissie van fijnstof af. Dit is vanuit gezondheidkundig oogpunt gewenst. Echter de emissies van geur en ammoniak nemen toe en dit is vanuit gezondheidkundig oogpunt niet gewenst.

De GGD constateert dat het bedrijf voor 9 van de 11 geurgevoelige objecten

(buitengebied) en de drie geurgevoelige objecten (binnen/rand bebouwde kom), voldoet aan de gezondheidkundige advieswaarden voor geur, bij de beoogde bedrijfsvoering.

Op basis van de beschikbare informatie blijkt dat de fijnstof emissie afneemt in de nieuwe situatie ten opzichte van de vergunde situatie. Vanuit gezondheidskundig oogpunt is een afname een gewenste ontwikkeling. De GGD adviseert om in gebieden met hoge concentraties vee-gerelateerd fijnstof te streven naar een zo groot mogelijke verlaging van de fijnstofconcentratie.

De GGD is op de hoogte van het recent uitgevoerd oriënterend onderzoek naar de werking van gecombineerde luchtwassers (maart 2018, Wageningen University &

Research (WUR). Uit dit onderzoek concludeert het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (lenW) dat combiluchtwassers op stallen niet het verwachte

geurverwijderingsrendement halen (brief 3 april 2018, betreft onderzoek naar het rendement van luchtwassers voor de veehouderij).

Wanneer met de huidige emissiefactoren uit de Rgv gerekend wordt, zal dit leiden tot een onderschatting van de geurbelasting.

Op dit moment vindt er op landelijk niveau overleg plaats over dit onderwerp.

GGD-GHOR NL levert hiervoor ook input. Bespreekpunten zijn o.a. aanpassing van de emissiegetallen in de Rvg (RAV-codes).

Aangezien deze discussie op landelijk niveau gevoerd wordt, is de GGD in afwachting van de uitkomst hiervan.

(8)

Opmerking: Het is uit de beschikbare informatie niet duidelijk of de geitenstal een dicht stalconcept heeft. Voor de effectiviteit van een luchtwasser is dit noodzakelijk.

Mocht u naar aanleiding van bovenstaande vragen hebben dan kunt u contact opnemen met het team Milieu (contactpersoon mevrouw drs. M. Meijerink,

milieugezondheidkundige) of het team infectieziekten (contactpersoon de heer. P.

Jacobs, arts infectieziekten) (tel. 088-1191200).

i a.a. Gemeente Gennep - t a v. mevrouw M. Hendrickx - Postbus 9003 - 6590 HD Gennep

1 Reactie GGD Limburg-Noord op onderzoeksresultaten veehouderij en gezondheid, mailing d.d. 24 juli 2017.

" Bron: Geurhinder van veehouderij nader onderzocht: meer hinder dan Handreiking Wgv doet vermoeden? - L. Geelen, D. Boers, e.a. - Bureau Gezondheid, Milieu & Veiligheid GGD’en Brabant/Zeeland en Institute for Risk Assessment Sciences, Universiteit Utrecht. - 23 maart 2015.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De ACM heeft geen reden om aan te nemen dat de voorgenomen overname van Thio door BENU de daadwerkelijke mededinging op de lokale/regionale markt voor producten en diensten

Mijn cliënt acht deze normen te beperkend voor het realiseren van de beoogde bebouwing In deze bouwvlakken en stelt voor deze normen te wijzigen.. Bij voorkeur naar 5 meter voor

Een afleverbon die niet behoort bij een productcertificaat bevat tenminste die aanduidingen, waaruit blijkt om welke bouwstof het gaat, hoeveel is geleverd, waar de bouwstof

Gelet op (i) het gezamenlijke landelijke marktaandeel van partijen en de beperkte toevoeging aan het marktaandeel van Mediahuis, (ii) het feit dat landelijke dagbladen van Mediahuis

De bewoners van Krommehoekstraat 13 in Beuningen verzoeken mee te werken aan het wijzigen van het bestemmingsplan voor de bouw van één woning achter hun bestaande woning aan

De vier scenario’s, Global Economy, Strong Europe, Transatlantic Market en Regional Communities, hebben een horizon tot 2040.. Scenario’s schetsen een speelveld van

Bedenk drie argumenten waarom je hier niet blij mee bent.  Gebruik hierbij

 Googlen op “industriële revolutie Veenendaal” geeft informatie om een algemeen beeld te vormen van arbeiders uit die tijd in Veenendaal..  Interviews met arbeiders