• No results found

D IE D ESTRUCTIE VAN J HERUSALEM

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "D IE D ESTRUCTIE VAN J HERUSALEM"

Copied!
122
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

D IE D ESTRUCTIE VAN J HERUSALEM

Voleint ter Goude in Hollant bi mi Geraart Leeu

in ’t jaar ons Heren MCCCC LXXXII (1482) op sinte Bartholomees avont (23 augustus)

Kritische editie van het exemplaar BLL: IA. 47339 dr. Willem Kuiper

Leerstoelgroep Historische Nederlandse Letterkunde UvA Amsterdam 2005

(2)

1. Deelnemers waren: door: Coen Borgman, Sara Braam, Marie-Joline Brinkman,

Annemarie Coevert, Susan van Dijk, Hendrik Folkerts, Jip Frank, Mathieu de Geest, Dave van Gompel, Marlous Hamburger, Vincent Hart, Just Houben, Helga Keessen, Jochem de Koning, Willem Kuiper, Linda Langemaire, Diena Leegte, Tjallin Melgers, Dieuwertje Mertens en Renee Verburg.

Verantwoording van de editie

Deze kritische editie is voortgekomen uit een eerstejaars werkgroep Tekstinterpretatie Historische Nederlandse Letterkunde, die gedurende het tweede semester van het collegejaar 2004-2005 op basis van

uitstekende fotokopieën uit het DOVO-apparaat een diplomatische editie bezorgde van deze druk. 1

Is de diplomatische editie bedoeld als een studie-editie, deze

kritische editie is bedoeld als een leeseditie voor een studenten publiek.

Om die reden is afgezien van herspelling. Wel werd het gebruik van ‘u’

en ‘v’ en ‘i’ en ‘j’ aangepast aan hedendaagse conventies. De ‘y’ die in deze druk niets anders dan een (typo)grafische variant van de ‘i’ is, wordt als een ‘i’ weergegeven. De variatie die in de druk wordt

aangetroffen - ‘myt’ versus ‘mit’ - vindt zijn oorzaak in het al dan niet voorhanden zijn van deze letter(s) in de zetkast, en in de ruimte die de zetter moest vullen. Vaak gebruikte hij de brede ‘y’ of de smalle ‘i’ om in- of uit te drijven. De schijnbare willekeur in de spelling ‘ghe’

tegenover ‘ge’ wordt eveneens veroorzaakt door de behoefte van de zetter om goed uitgevulde regels te maken. In alle gevallen wordt daarom gekozen voor het rustiger ‘i’. Eigenlijk geldt hetzelfde voor de verdubbeling van de ‘c’ tot ‘ck’ en ‘d’ en ‘dt’: waar de ‘k’ gemist kon worden zoals in ‘boeck’ werd ‘boec’ gespeld, en ‘gehadt’ werd ‘gehad’.

De conventionele ‘e’ die tot doel heeft aan te geven dat de eraan voorafgaande klinker lang is, wordt niet opgelost als de bedoelde letter.

De lezer moet dus zelf uitmaken of ‘doet’ bedoeld is het zelfstandig naamwoord ‘dood’ dan wel een vorm is van het werkwoord ‘doen’.

In beginsel zouden al deze spellingen genormaliseerd kunnen worden omdat ze betekenisloos zijn, maar het resultaat ziet er

‘onleesbaar’ uit: hedendaags Nederlands met spelfouten. Vandaar dat hiervan wordt afgezien. Hier en daar werd een apostrofe toegevoegd ter wille van de leesbaarheid.

Alle afkortingen worden voluit geschreven. Wie wil weten welke woorden werden afgekort en hoe dat gebeurde raadplege de

diplomatische editie.

(3)

De druk is schaars geïnterpungeerd, waarbij het einde van de kolom soms de functie van een punt kan hebben. Ook vindt men

koppeltekens die aangeven dat het woord is afgebroken, maar de zetters zijn hierin niet consequent. Hierin is normaliserend opgetreden, evenals in het gebruik van hoofdletters en kleine letters. Ten tijde van deze druk volgde men nog het middeleeuwse systeem dat gebaseerd was op

minuskelschrift, dat wil zeggen dat in beginsel alles in kleine letters geschreven werd, maar dat bepaalde letters door hun plaats in de tekst groter geschreven werden. Uiteindelijk heeft dit tot onze hoofdletters geleid, maar ten tijde van Geraert Leeu was het nog heel gebruikelijk om het Opperwezen met de spelling ‘god’ aan te duiden.

Tenslotte werden sommige woorden als ‘daermen’ gesplitst in het voor ons gebruikelijk ‘daer’ en ‘men’. In de druk gebeurt dit nu eens wel en dan weer niet.

(4)

[H]Ier begint die tafel van desen boec dat spreect van der destructien van Jherusalem ende van alden lande van Judeen, daer men bi

capittulen lichtelijc in vinden mach alle die materie die in ’t selve boec bescreven is.

Dat eerste capitel van Herodes Agrippa ende van sinen oem Herodes Antipa.

Hoe Herodes Antipa benide sinen neve ende van conincx Agrippen doot - Capitulum II.

Hoe die Joden eerst rebel worden ende om wat saken - Capitulum III. Van den moerdenaren ende bedriegers die doe in Jherusalem waren -

Capitulum IIII.

Hoe die Joden den Romeinen haren sijns ontseiden ende hoe haer verdriet begonde an te slaen - Capitulum V.

Van den eersten gevecht dat binnen Jherusalem was - Capitulum VI. Hoe tot Jherusalem die Romeinen verslagen worden ende te Cesariën

die Joden - Capitulum VII.

Van enen valschen Simon ende van sijnre mordaet die hi op sijn volc dede - Capitulum VIII.

Hoe Testius op die Jode[n] begon te oerlogen - Capitulum IX. Hoe Testius Jherusalem wan ende hoe datten die Joden weder

verdreven mit lachter - Capitulum X.

Hoe die Joden haer lant besetten ende hoe Josephus Galilea bewaerde Capitulum XI.

Hoe Nero die keiser Vespasiaen beval Judeam te destrueren - Capitulum

XII.

Hoe die Joden van Ascolon verslagen waren ende hoe Vespasiaen quam ende ontfinc Sephorus - Capitulum XIII.

Hoe Vespasiaen met alle den heer in Galilea toech - Capitulum XIIII. Hoe Jothabata beleit wort - Capitulum XV.

Hoe men op Jothabata stormede - Capitulum XVI.

Hoe Josephus die mueren hogen dede ende van den gebreke waters - Capitulum XVII.

Hoe Vespasiaen den ram an der muren deede rechten ende hoe hem Josephus weder stont - Capitulum XVIII.

Hoe die muer gebroken wort ende hoe dat een vrouwe ’t kijnt uten lichaem geworpen wort - Capitulum XIX.

Hoe Josephus die Romeinen verscalcte - Capitulum XX.

Hoe Vespasiaen ende Titus Effraten wonnen - Capitulum XXI.

(5)

2. In Leeu 1482 volgorde conform kapittelnummer.

Hoe Jothabata gewonnen wort - Capitulum XXII.

Hoe Josephus gevonden wort in enen putte of duwier - Capitulum XXIII. Hoe Josephus sijn gesellen in der hagedochte met subtijlheden verwan -

Capitulum XXIIII.

Hoe Josephus hem op gaf in der Romeinen hant ende hoe ’t heer op brac Capitulum XXV.

Hoe men in Jherusalem Josephum beclaechde - Capitulum XXVI. Hoe Titus Tharissen wan - Capitulum XXVII.

Hoe Vespasiaen Gamala begonde te bestrijden - Capitulum XXVIII. Hoe Gamala ende Taberius gewonnen worden ende hoe men tot

Giscol[a] waert toech - Capitulum XXIX.

Hoe die valsche Jan uut Giscola vloech - Capitulum XXX.

Hoe die moerdenaren verheven worden ende dwongen’t al dat in Jherusalem was - Capitulum XXXI.

Hoe die Zeloten in den Tempel belegen waren van die van Idumea - Capitulum XXXII.

Hoe die Zeloten weder haer moordaet deden in Jherusalem - Capitulum

XXXIII.

Hoe Vespasiaen tot Jherusalem waert toech - Capitulum XXXIIII. Van Nero des keisers doot ende hoe Simon van Massaida rees -

Capitulum XXXV.

Van den quaden feiten die Jan van Jherusalem dede ende hoe si Simon ontfingen Capitulum XXXVI.

Hoe Vespasiaen keiser wort ende hoe hi Josephum verloste ende hoe Titus te Jherusalem toech - Capitulum XXXVII.

Van den driën bergen die Titus voer Jherusalem maken dede - Capitulum XXXVIII.

Hoe die valsche Jan opten paesdach den binnensten Tempel wan - Capitulum XXXIX.

Hoe die Joden den Romeinen verscalcte[n] ende hoe vast dat die stat van Jherusalem gemaect was - Capitulum XL.

Van den driën toornen ende van des conincs sael die die Grote Herodes maken dede - Capitulum XLI.

’t Gesticht van den Tempel ende hoe Herodes Davids graf op dede - Capitulum XLII.

Hoe die partien binnen Jherusalem gedeilt waren - Capitulum XLIIII. 2

(6)

3. In Leeu 1482 volgorde conform kapittelnummer.

Hoe men die eerste muer bestormde ende wan - Capitulum XLIII. 3 Hoe Titus d’ander muer bestormde - Capitulum XLV.

Hoe Titus d’ander muer anderwerf wan ende valledese - Capitulum XLVI. Josephus sermoen op die van der stat - Capitulum XLVII.

Van den menichvoldigen gebreken die in der stat waren - Capitulum

XLVIII.

Hoe men die Joden tribuleerde ende cru[u]ste ende hoe men die derde muer bestont - Capitulum XLIX.

Hoe Titus een muer maecte al om ende omme an Jherusalem - Capitulum L.

Hoe die Romeinen ’t gout sochten in der Joeden buuc ende ’t getal van den doden Capitulum LI.

Hoe men derdewerf die muer bestont - Capitulum LII. Hoe den toren Anthonia gewonnen wort - Capitulum LIII.

Hoe Titus noch den volc der Joden pais boet bi Josephus’ rade - Capitulum LIIII.

Hoe men die stat begonde t’ontsteken - Capitulum LV.

Hoe men den Tempel verbarnde ende van den coninc - Capitulum LVI. Van Jhesus’ geroep - Capitulum LVII.

Waer mede die Joden bedrogen worden - Capitulum LVIII.

Titus woerden totten Joden ende hoe si wederscieden - Capitulum LIX. Hoe die Joden den heiligen Tempel eerst ontstaken - Capitulum LX. Van den wive die haer kint at - Capitulum LXI.

Hoe den groten Tempel ontsteken wort - Capitulum LXII. Ho[e] Titus een ridder sijn ridderscap nam - Capitulum LXIII. Hoe die binnenste stede gewonnen wort - Capitulum LXIIII.

Hoe die Joden die toornen ruimden ende hoe mense doot sloech - Capitulum LXV.

’t Getal van den volc dat binnen Jherusalem was - Capitulum LXVI. Hoe lange dat Jherusalem gestaen hadde - Capitulum LXVII.

Hoe die moerdadige Simon gevangen wort - Capitulum LXVIII.

Van der feest der Romeinen van der victoriën ende sege die si gehad hadden - Capitulum LXIX.

Hoe men Macheronta die starke borch wan - Capitulum LXX. Hoe men Amassaida die leste borch wan - Capitulum LXXI.

Hoe Silvius in den borch Amassaida quam - Capitulum LXXII ende dat leste.

(7)

4. verwoesting 5. priester 6. neergehaald 7. leerlingen 8. vertellen

9. Leeu 1482: drie twalef

Hier begint dat prologus op Josephus’ werc van der destructien 4 van Jherusalem die die Romeinen deden.

[J]Osephus die een paep 5 was van den Joden ende een edel man, hi bescrijft hoe ’t lant van Judea ende die heilige stat van Jherusalem

gedestrueert wort ende al onder geworpen 6 van den Romeinen, om der Joden sonden wille, gelijc dat hij ’t selver met sinen ogen aensach. Want om ons Heren Jhesus Cristus doot die die Joden valschelijc ter doot brochten, ende oec om sijnre heiliger jongers 7 doot, soe liet God al

’t lant destrueren, so Jhesus sinen apostelen voerseit had dat men daer den enen steen op den anderen niet en soude laten leggen, men souden omme werpen. Ende om dit woert te volmaken in den geest so wil ic dit hier na setten 8 als ic corste mach.

Hier begint die destructie van der stat van Jherusalem ende van al den lande van Judeen. In den eersten van Herodes Agrippa ende van sinen oem Herodes Antipa. Capitulum I.

[A]Ls die Joden Jhesus onsen Heer gecruust hadden, ende hi verresen was ende ten Hemel gevaren was, ende hi den Heiligen Geest in sinen jongeren gesent hadde van boven - alsoe’t bescreven is - ende die

apostelen ende Jhesus’ jongeren den Joden predicten, dat si des berou hebben souden ende hem bekeren, soe worden die Joden al meer quaet ende verkeert, ende doden ende verjaechden die geen die hem van Jhesum seiden. Ende hier om so riepen haer so[n]den wraec over hem alsoe’t noch over veel luden doet, soe dat si die quaetheit mosten becopen in deser manieren, die hier nae volget. Want tot dier tijt dat onse Heere Jhesus gecruust was, soe was Tiberius keiser te Romen, ende hi regneerde twalef 9 jaer ende drie dagen. Ende nae hem wort keiser Gaius soe als gescreven is. Ende hi seinde in ’t lant van Judea ende van

(8)

10. heer 11. ?

12. hoogmoed 13. bekocht

14. klaagde hem aan

Jherusalem coninc ende haer 10 Herodes Agrippa die Aristobolus’ sone was dien die Grote Herodes Ascolonita sinen vader dede doden met Alexandro sinen broeder in der kerker, omdat si hem vergeven wouden.

Ende deese twee sonen hadde hi bi Mariannen - so voerseit is - die des biscops Hircans suster was. Ende dese Marianne dede die Grote

Herodes, haer man, oec doden bi verradenisse sijn[r]e suster Saloma.

Dese voerseide Herodes Agrippa wort van Gaio gesent coninc van Judea, ende in ’t lant dat Phillips si[j]ns oems was, dat Ithurea ende Tracon hiete. Ende dat had Herodes Antipa, sinen oem, onwaert, die heer van Galilea ende des Outs Herodes’ soen was. Nu had Aristobolus, Herodes Agrippen vader, een dochter die Herodias hiete, ende dese hadde haer wirch 11 heer Herodia Philips, sinen soen, te wive gegeuen. Mer dese Antipa hadde Philips, sinen broeder, dat wijf met crachte genomen.

Ende omdatt’en sinte Johan Baptista hier om berispte, so dede hi hem bi Herodias rade doden.

Hoe Herodes Antipa benide sinen neve ende van ’s conincs Agrippen doot. Capitulum II.

[D]Oe Herodes Antipa ende Herodias vernamen dat die keiser Herodes Agrippam aldus verheven hadde ende coninc gemaect - ja, dat hem Agrippa verhief van hoverdien 12 als of hi selver god geweest had, al becoft 13 hij’t namaels swaerlic - so hadden sij’s groten nijt ende worden beide te rade dat si tott’en keiser varen souden, omdat Herodes Antipa begeerde oec eens conincs naem te vercrigen. Mer doe’t Herodes

Agrippa vernam, volchde hi hem na, ende wroechden 14 voer den keiser so, dat hi hem wel na gedoot had. Mer die keiser nam hem Galilea si[j]n lant ende gaf’t Herodes Agrippa sinen neve oec, ende deden versenden in Spaengen, daer hi [ende] sijn quade wijf Herodias, die Herodes Agrippen suster was, jammerliken ’t lijf verloren. Hier nae wort Gaius die keiser soe hovaerdich, dat hi hem dede aenbeden voer god, ende daer om wort hi in der poort te Romen vermoert, doe hi VI jaer ende

(9)

15. Leeu 1482: ruwaerts 16. Leeu 1482: indien 17. Leeu 1482: indien 18. samenscholingen

drie maenden geregneert had. Ende daer brocht Herodes Agrippa mit subtijlheden daer toe dat die senatoers Claudium ontfingen over keiser.

Ende dese Claudius gaf Agrippam al dat rijc dat sijn oudevader Herodes gehad hadde. Ende doe Herodes Agrippa te Jherusalem gecomen was, doe begonste hi daer om een muer te maken, alsoe hoech ende so dicke, dat - hi bliven levende tot dat die muer volmaect hadde geweest - om niet hadden die Romeinen op Jherusalem gestreden, want si en hadden’t nimmermeer mogen winnen. Mer hi bleef jammerliken doot in Cesariën, so voerseit is: omdat hi hem liet aenbeden over god. Daer om sloech hem Goods engel. Desen Herodes dede Jacob, Zebedeus soen, onthoefden, die in Galissien nu leit. Ende oec dede hi sinte Peter kerkeren om den Joden te leveren, dien Goods engel verloste bi miraculen. Dese Herodes regneerde drie jaer ende liet na hem sinen soen die oec Agrippa hiet, daer wi na of scriven sellen.

Hoe die Joden eerst rebel worden ende om wat saken. Capittel III.

[C]laudius die keiser vernam dat Agrippa doot was, ende hi sende in der Joden lant doe enen ruwaert, 15 ’t lant te berechten, die Cestius hiet, ende dese hiltet lant in vreden. Ende nae Cestius wort gesent een geheten Tiberius Alexander die ’t lant oec vredeliken berechte. Tot desen tiden was gewassen Agrippa Herodes soen, soe datten die keiser te [Judeen] 16 wert sende, ende gaf hem ’t lant over der Jordaen datter tweer geslachte was ende eens halfs ende sin moeder sterf doe. Hier na geviel dat Tiberius Alexander uut [Judeen] 17 te Romen waert voer, ende doe sende die keiser in Judea enen ruwaert hiet Cumanus om ’t lant te berechten, ende in d[i]es rechters tiden begonsten die Joden stiverich te worden in Jherusalem tegen die Romeinen, ende fisierden daer na veel saken, so dat si haer eer daer mede verloren, ende dit quam hier om:

Want tegen Paeschen, doet ’t folc van Judea ter feesten gehecomen

waren ende si haer feeste hilden in den Tempel, so waren die Roemsche ridders in den wapen om ’t volc te wachten van perlementen. 18 Ende die van den Romeinen hadden der Joden feeste in onwaerden, soe dat

(10)

19. veranderde 20. Leeu 1482: tsijn 21. men hem

een van haren ridderen den Joden toende in hare feesten sijn ende al bloot. Ende doe worden alle die Joden gram, ende liepen alle tot Cumanum, ende baden hem dat hi dien ridder staphans leverde, dat si’en mochten doden. Mer ee[r] Cumanus antwoerden mocht, so quamen veel Joden met stenen ende worpen op die ridders, soe dat Cumanus versocht wort, daer si den ridder brochten gejaecht. Ende doe dien ridder sinen stert getoent hadde, soe riepen veel ridders ten

Tempel waert in spot, so dat die Joden met so groten gedruusch uten Tempel quamen, soe dat si wel XXV dusent man verpletten, omdat die poorten te nauwe waren, ende dat volc so nideliken dranc. Dus

verkeerde 19 die feeste in droefheden. Hier nae wort’et lant alsoe vol rovers ende moerdenaers, dat nauwe iemant dat sijn 20 behouden en mocht. Ende die Samaritanen worden oec vechtende op die Joden van Galilea, soe dat hier of grote scade ende scande quam. Ende omdat Cumanus hier over niet en rechte, so togen die Joden ende oec die Samaritane an Quadratum, den ruw[a]ert van Siriën, ende claechden ouer Cumanum. Mer Quadratus hiet hem dat si te Romen voeren den keiser clagen van deser moert. Ende hi sende Celar, die een van den rovers was, mitten Joden ende Samaritanen om deser saec te Romen waert, ende Agrippa die coninc dede der Joden boetscap voer den keiser.

Van den moerdenaren ende bedriegers die doe in Jherusalem waren.

Capitulum IIII.

[A]Ls Claudius die keiser haer clage gehoert had, so gaf hi hem goede antwoerde ende hi verboet Cumanum die poert van Romen ende van Jherusalem hier om, ende hi dede drie van den edelsten Samaritanen onthoefden, omdat si op den Joden gesteken hadden, ende hi seinde Celer te Jherusalem gevangen, omdat men 21 doer die stat slepen soude ende dan onthoefden. Hier na sende die keiser tot enen ruwaert van den Joden Felix, ende oec van Samariën ende Galilea, ende gaf Agrippen een deel lants meer dan sijns vader was. Ende hier na starf Claudius, doe hi XVIII jaer regneert hadde ende VIII maende ende XXX dage, Hier na

(11)

22. belasting

23. weigerden (te betalen)

wort Nero keiser, mer hi regneerdet rijc alte felliken, want sijn moeder ende sinen broeder ende menigen edelen man sloech hi doot, ende oec menigen kersten, dat ic hier after laet om der historiën van den Joden te volgen. Dese Nero gaf noch Agrippen veel meer lants ende

heerlicheden. Dese Felix, die ruwaert was van Judea, hi vinc Eleasar, die prince was van den rovers, ende mit hem vinc hi veel ridders die mit hem 't lant geroeft hadden wel XX jaer lanc, ende dat hiet hem die keiser doe hi’en verhief. Desen Eleasar sende Felix te Romen wert, ende hi henk’er veel van sinen gesellen, ende hier wasser so veel datt’er geen getal en was ende hi verdeetse die’t lant geroeft hadden, ende

purgeerde dus 't lant van Judea van allen rovers. Daer na so verresen binnen Jherusalem een ander manier van moerdenaers ende van rovers, die des dages binnen der stat dat volc alleinxken moerden, ende si

scoten onder’t volc al heimelic scut, so dat niemant weten en mocht wie se so scote, ende dus so vermoerde[n] si groot volc in der stat, ja oec van den edelsten ende meesten van der poort, want si droegen corte zwaerden onder haer cleder, ende si sloegen Jonathas den biscop mede doot. Ende hier of wasser grote plage of binnen, dattet volc dus

vermoert wort in der stat van Jherusalem. Ende oec waren daer binnen bedriegers die mit toveriën 't folc bedrogen, ende leidense in den

wildernissen, ende seiden hem si souden hem groot wonder laten sien.

Tegen dese tovenaers sette hem Felix seer, ende sloeg’er veel doot van haren geselscap, want hem docht dat si hem souden willen setten tegen dat Roemsche Rijc. Ende tot desen tiden quam daer uut Egipten een groet tovenaer, ende seide dat hi een propheet was, ende hi had wel XXX

dusent manne[n] vergadert, ende brochtse bi nacht tot op den Berg van Oliveten, ende woud’er Jherusalem mede winnen in der dageraert, als men die poerten ontsloet, ende 't folc op sijn hoede niet en was, ende hi woude die Romein[en] dae[r] uut jagen. Ende Felix vernam dit, ende quam mit sijnre Roemscher scaren, ende scoffierde al sijn volc, ende verdreef hem, ende sloech veel van sinen volc doot. Mer nochtant so meerde dit quaet van rovers ende van moerdenaren alle dage, soe dat al dat lant van Judea daer of verwoest wort.

Hoe die Joden den Romeinen haren sijns 22 ontseiden 23 ende hoe haer

(12)

24. Leeu 1482: noch daer

verdriet begonde. Capitulum V.

[H]Ier na wort groot geruft te Cesariën in de stat, want daer woenden binnen heiden ende Joden, ende die worden stridende, welc hare die heerscappie van der stat hebben soude, ende hier sloegen die heiden alte veel Joden doot, ende namen hem al haer goet. Mer Felix vink’er veel van desen rovers, ende na hem wort ruwaert Festus, dien Nero die keiser daer sonde. Ende als Festus in’t lant gecomen was, vant hi daer noch 24 veel rovers, ende sonderlinge vant hi daer enen toevenaer, die groot volc van den Joden an hem getogen hadde, ende Festus socht’en, ende hi vernam dat [h]i met sinen volc in die wildernisse getogen was, want hi seide den volc dat hi hem groot goet geven soude. Ende Festus volchde hem nae mitten Romeinen, ende hi sloe[ch]’en doot met al den volc dat hi vergadert hadde. Ende daer so starf Festus, ende doe sende die keiser tot enen ruwaert Albinum. Ende eer Albinus in’t lant quam, so dede A[n]anus, die biscop, sinte Jacob, Alpheus soen, doden, die biscop was van den keersten te Jherosolima. Omdat dese Jacob soe goet was, so toenaemden 't volc: Jacob die men hiet Gerecht. Hi hiet oec Jhesus ons Heren broeder, want hi was Hem harde gelijc, ende hi was sijnre

moejen soen. Ende als Albinus quam in’t lant, soe nam hi desen

Ananum sijn macht, ende Agrippa, die coninc, nam’t hem oec, ende gaf dat bisdom van den Tempel dien hi wilde. Dese Albinus was so quaet dat hi niemant recht doen en woude die hem geen gelt en gaf, want die recht hadden in haren saken, op dat si hem geen gelt en gaven, hi gaf hem onrecht ende deetse ontliven of in vangenis leggen. Ende hier bleef die stat ende 't lant vol onvredes ende rovers, want die gene die daer binnen woenden hadden verdient dat om haren wille 't lant ende de poort gedestrueert worden soude. Na desen quaden Albinum wort ruwaert in’t lant een hiet Florijs, ende hi dede den Joden groot verdriet, want hi was soe quaet dat Albinus goet scheen tegen des Florijs

quaetheden te rekenen, want Albinus was bedect in sijnre quaetheit, mer dese Florijs hielt quaetheit over eer, ende hi quam in’t lant als moerdenaer ende rover. Niemant en was sijns gelijc in liegen ende in bedriegen, ende hi hadde al sijne sin geset in’t volc ende 't lant te verderven, so dat menich man om sijnre quaetheit wil 't lant ruumde.

Ende hier om quam Cestius, dien die keiser boven Siriën geset hadde, mit open heer in Jherusalem, ende doe quamen die Joden gemeenlic tot

(13)

25. beloften

hem, ende claechden over Florijs’ overdaet. Mer Florijs onsculdichde hem met starker gelove, 25 ende dus bleef hi in’t lant ende der Joden ongeval wiessch’er mede, want Florijs dede opt’er marct die lude roven binnen Jherusalem, ende nam wijf ende kinder ende mannen tot VIC

ende XXX ende ded’er sinen wille mede. Nochtan en liet hi’er hem mede genoegen, mer hi pijnde hem hoe hi den Tempel soude mogen roven van den goude, dies daer veel binnen was. Hier om versierde hi ene quaetheit, ende dede gewapende ridders comen tot Jherusalem wert, als op die stad te comen. Ende doe voer hi so met sijnre l[o]genen binnen tegen den Joden, dat si tegen die ridders te velde togen, dat meeste deel van der poorte. Mer doe si te velde quamen, so sloegense die ridders ende jaechdense ter stat waert. Mer dese valsche Florijs dedese weder staen, daer si in quamen, ende hi toech voert om den Tempel te

winnen. Mer di’er binnen waren sloten den poertael ende

wederstonden, ende si hielden’t seer vromelic voer dien toorn die die Oude Herodes maken dede, ende hiet Anthonia, ende dus en mocht Florijs den Tempel niet roven, mer hi voer t’hant uter stat in der poort van Cesarea. Dese quade Florijs deet dat die Joden eerst staken tegen die Romeinen, ende en wouden hem haren tijnse niet geven, ende hier om wort namaels Jherusalem gevellet, ende dien Tempel, soe wi hier nae seggen sellen. Agrippa ontsach hem dat die Romeinen souden worden stridende op die Joden ende op die poort, ende hi quam op enen dach te Jherusalem, ende vergaderde volc omdat hise gaern bescermt hadde voer ongeval, ende hi toechde hem dat si alte cranc waren te steken tegen die Romein[en] die verwonnen hadden Galileen ende Grieken ende alle der Joden lant ende Burtaengen ende Engelant ende al Affrike ende menich stat ende menich borch ende Siriën,

Spaengen, Egipten ende Aquitanien, ende al’t lant totter rivier Eufraten, ende die van Persen, ende al’t volc van desen landen dat dient die van Romen. “Ende besiet oec of gi starker sijt dan die van Gallen ende die Aelmanne of vroeder dan die van Grieken of mogender dan al’t volc van aertrijc? Nu hebt ontfermenis op uwe wive ende op uwe kijnder ende op die heilige stat ende op den heiligen Tempel, ende laet ons met alle desen volc vrede hebben!” ende dit seide hi al wenende. Mer 't folc antwoerde hem ende seiden dat si den Romeinen niet en weten, mer si weten’t Florijs die hem al dit verdriet maecte. Ende Herodes antwoerde daer op ende beval hem dat si den Romeinen betaelden den jaer tseins

(14)

die si hem onthouden hadden. Si antwoerden: si souden’t garne doen, ende si vergaderden alle afterstallicheit van den tsins. Ende doe hiet hem Agrippa dat si Florijs onderdaen waren tot dier tijt dat men den keiser sijn quaetheit te weten mochte doen, ende dat hi hem enen

anderen ruwaert sende. Doe si dit hoerden, so gaven si enen roop, ende verspraken den coninc Agrippen, ende worpen steen na hem, ende jaechden uter stat. Ende enige van den volke verweerden den strijt, ende onderliepen den casteel Mesunda, daer die Romeinen in lagen, ende sloegen alle die Romeinen doot, ende leiden haers selfs volc daer in. Hier na so quam een in den Tempel die Eleazarus hiet, ende verboet den papen dat si der Romeinen offerhande niet ontfaen en souden.

Ende hier of quam groten scade ende scand, want alle die Romeinen hadden dit onwaert, ende worden daer arre om. Ende omdat si dit

keren wouden, soe ontboden si Florijs ende den coninc Agrippen, dat si met gewapender hant comen souden binnen Jherusalem, omdat si mit cracht dese werringe wouden vellen.

Van den eersten gewecht dat binnen Jherusalem was. Capitulum VI. [F]Lorijs en antwoerde hier op niet, want hi was blide om dese werrige, mer die coninc Aggrippa sende twe dusent ridders in die stat. Ende die poerters die garne vrede hadden gehad, si togen aen dese ridders, ende dat waren die voerbaerste van der stat, ende si hadden te hem waert dat hoechste van der stat. Mer die rechters van der stat waren in den

Tempel, ende hadden oec tot hem waert 't nederste van der stat. Ende d’een partie woude dus den Tempel winnen daer Eleazarus mit sijnre partien in was in vresen, mer hi pijnde hem oec 't lant ende die stede te winnen. Ende si [v]ochten d’een op den anderen seven dagen, ende geen van den partien en conden d’een op den anderen winnen. Hier na quam een feeste dat die Joden vieren mosten, groet ende clein, na

haerre wet. Mer die in den Tempel lagen, waren rovers ende

moerdenaer[s], ende si en wouden niet vieren. Ende op dien feesteliken dach onderliepen si die veste, daer dat heer in lach, dat Agrippa daer gesent hadde. Ende aldus wonnen si die stat, want die ridders vlogen, ende som sloegen si’er doot. Ende doe gingen si breken ende ontweën slaen des bisscops Ananus huus, ende Agrippen husinge oec, ende dat huus oec daer die previlegien in lagen van den gelde, dat men plach te lenen aen die rike in dier stat na zede ende castume totten armen luden

(15)

26. Leeu 1482: ops 27. Corrupt.

behoef. Ende die previlegien ende brieve verbarnden si alle, omdat die gene van hare partien quijt daer of souden bliven, dier in bescult waren.

Ende op den derden dach hier na so beleiden si den toren Anthonia, ende daer lagen si twe dagen voer, ende sloegen’t al doot dat daer binnen was. Hier na belagen si des conincs sale, want daer waren alle Agrippen ridders in die ontvloegen waren, ende op desen zael streden si dach ende nacht. Ende doe liepen si te Messida waert, die daer voer lagen ende waren, want daer lagen des Outs Herodes wapine binnen, ende daer wapenden si 't folc mede dat in der stat was. Ende si streden so op 26 sconincs zale, dat si met groter pinen den toren vallen daden, want si mineerden. Mer si worden bedrogen, want die van binnen

hadden een mineeringe tegen hem een nuwe muer gemaect. Ende daer om worden si buten gescoffiert, ende si lieten alle Agrippen ridders wech varen, die hi in die stat gesent had, mer die Roemsche scaren vlogen alle op die hoge toornen, die de Oude Herodes wilen maken dede, so dat ic waen dat haers gelijc niet wesen en mochten van vastichheden. Deser toren waren drie: d’een hiet Opilfis, d’ander

Mariannes, na Herodes’ wijf, die hi doden dede, die dorde hiet Phaselus, na sinen broeder. Ende die Joden wonnen cortelijc ’s conincs sale, ende sloegen doot al dat si daer binnen vonden, ende daer na roefden si op 't lant ende stakend’er vier in.

Hoe tot Jherusalem die Romeinen verslegen worden, ende te Cesariën die Joden. Capitulum VII.

[O]P den anderen dach hier na vonden si Annas, den biscop van den Tempel, ende Ezechias, sinen broeder, ende die sloegen si doot op die stat. Ende Ananias hiet, ende was als een prins ende heer van der poort, ende hi was in den toren Messida, ende hi dede halen Herodes

harnasch, ende hi wort aldus verslagen. 27 Der gemeente van der stat was desen onvrede harde leet, omdat si die Romeinen ontsagen, ende si behagen Ananias ende sijn partie, ende [s]i stormden so op die borch daer hi in was, dat sise wonnen. Ende si vonden hem in enen hoec, daer hi gevloegen was, ende daer sloech men doot. Ende dit deden si, omdat si hoepten van den Romeinen vrede te vercrigen, als si des viants quijt

(16)

28. Bedoeld lijkt ‘oerlofden’ d.i. beloofden.

29. Leeu 1482: si deden 30. Leeu 1482: diet

waren. Mer die moerdenaers holpen Ananiam verslaen, omdat si te bet hoer moertdade souden gebruken mogen. Dit was Eleazarus’ pertie, ende gingen hem pinen om die Romeinen te winnen, die in den toernen lagen ende hoe sise verdriven mochte[n]. Ende als die

Romeinen dat vernamen, soe pijnde si hem met groter list of te comen.

Ende haer hoeftman Vitilius seinde an Heleazarus, ende bad hem dat hi hem luden haer lijf liet: si wouden wapen, harnasch ende al haer ander goet daer laten. Ende die Joden oerlochden 28 hem, dat si sekerlijc of quamen, hem en soude niet messchien. Ende op dit belof quam vitilius ende sijn geselscap van den toornen, ende doe si alle haer harnasch of gedaen hadden, soe quamen die van Heleazarus partie op hem striden, ende sloegense alle doot sonder Vitilius. Ende Vitilius swoer hi woude hem te besniden, ende hem houden an die Joetsche wet. Dese

moortdaet en crancte den Romeinen niet seer, want hier waren luttel groter heren verslagen. Mer dit was oec een sake daer die poorte om onteert wort. Ende der goeder luden herten waren haer seer bedroeft, omdat si ontsagen dat God die stede plagen soude, al en wraken’t die van Romen niet. Menich mensche weende hier om, want si duchten’t te becopen, omdat si 29 dese quade daet bestonden opten saterdach, die si schuldich waren te eren ende te vieren nader Joden wet, mer si

besmetten dus den saterdach. Op desen selven saterdach worden onder cleen ende groot te Cesariën XX dusent Joden verslaegen. Ende om desen moort wort al Siriën in roer, want die Joden verbarnden mit hare partie die stede van Siriën, ende si en lieten geen lant noch poort daer in met vreden, ende si sloegen die wive ende kijnder doot. Ende die van Siriën deden dit selver oec op die Joden, want 't lant van Siriën was in tweën gedeelt, so dattet [d]en Joden scheen, want dages vachtet

openbaer, ende des nachts wast in groten vaer ende vresen, want d[een] 30 roefden den anderen, ende wie dat meest roven mocht, hem docht dat hi die best was. Die wegen ende die graften lagen vol doder luden, beide wijf ende mannen ende kinder, jonc ende out, ende si lagen alle al naec[t] met hare scamelheit, dat jammer was. Oec gesciede groot jammer in een poort hiet Antipolus, want die Joden die in die stat woenden hadden grote onvrede mitten heidenen, die daer binnen woenden, soe dat si met den heidenen vochten op hoer volc. Mer dit

(17)

31. Leeu 1482: trouwe doet

verginc hem te quaden, want die poerters ontsagen hem dat die Joden bi nacht die poort op hem winnen souden, ende si vraechden hem of si vrede wouden, dat si vaste trouwe hielden, ende dat si met haren

meismieden uter stat togen wonen daer bi. Ende die Joden en hoeden hem geens scamps, ende deden haren raet, ende togen uut buten

wonen, met al dat hem toe behoerde, ende daer bleven si twe dagen in vreden. Mer ten derden dage togen die heiden van der poort uut, ende sloegense al doot, wel XXX d[u]sent onder wive ende kinder ende

manne, ende si namen hem al haer guet. Nu sal ic voert tellen van enen valschen Jode die Simon hiet, wiesch hi plach.

Van enen valschen Simon, ende van sijnre moertdaet, die hi op sijn volc dede. Capitulum VIII.

[B]Innen Antipolis die stede was een Jode, een edel mans soen, die Simon hiet, ende hi had lange tijt mitten heidenen gevochten tegen den Joden, sijns selfs volc. Ende op die tijt dat die van Antipolis dus die Joden vermoerden, soe en toech hi sijn zwaert niet om sijn luden te helpen, mer hi riep met luder stemmen ende seide: “Gi heren van Antipolis, hoert, met recht soe doge ic nu torment ende pijn. Want ic bens nu wel waert, want om die trouwe die ic tot u waert hadde, soe bereit ic’t ende bracht toe op mijn volc desen moert ende dit grote verdriet. Ende omdat ic minen volc ontrou heb geweest, so is’t recht dat gi mi di trouwe 31 breect, gi die van eenre ander wette sijt, omdat ic mijn wette besmet heb. Nu sterve ic hier als een verwaten man van mijns selfs handen, want dit’s die verdiente van minen sonden. Ende ic en bin niet waert, dat mi mine vianden doden souden. In desen doot, die ic mi selven doden sel, so sal ic u toenen mijn vromichheit ende mijn stoutheit.” Ende doe hi dit seide, so toechde hi sinen verwoeden sin, want hi sloech eerst sijns selfs vader doot, sijn wijf ende sijn brueder, ende al sijn meismede. Ende daer nae sloech hi sijn ridders doot eer die vianden daer toe comen consten, dat sise gedoot hadden. Ende doe hise al verslegen hadde, die hem toebehoerden, ginc hi boven opten doden staen, ende doerstac hem selven met sinen zwaerde daer’t menich man sach. Ende dus bleef dese sotte stoute jongelinc doot. Dese jongelinc, omdat hi so vroem was ende soe schoen, ende dat hi metten heidenen

(18)

32. Leeu 1482: dat dat - dittografie.

33. Leeu 1482: gegeven - dittografie.

34. Leeu 1482: testius 35. Leeu 1482: hier

36. Leeu 1482: Joden wouden

gesworen hadde tegen’t volc van sijnre wet, soe liet hem God dit

verdriet ende desen jammerliken doot geschien. Die moerdaet die hi in Antipolis op den Joden halp doen binnen Siriën, al hier om soe

vermoerden die heiden die Joden oec aldus. Want die van Ascolon vermoerden die Joden, die binnen hare poorte woende[n], wel XVI

hondert. Te Ptolomaiden in der stat waren wel II dusent Joden gedoot.

Ende die van Tirus sloegen oec die beste Joden doot, die de voerbaerste waren, ende d’ander vengen si. Ende die van Joppe ende van Garisa doden oec die voerbarichste, ende vengen d’ander. Dus verderfden al die steden van Siriën die [Joden die] onder hem woenden. Mer die van Anthiochiën ende die van Apanien lieten die Joden, die onder hem woenden, in paise haer wet houden, ende in Garisim oec, in ’s conincx Agrippen lant, so worden oec een deel Joden vermoert. Mer die Joden die dien moert holpen doen, togen voer een casteel dat 32 Apprijs hiet, ende dien worpen si der neder ende slechten die vesten. Hier na

quamen oec veel van den besten Joden, ende belagen die Romeinen in enen casteel die Matheronta hiet, ende si boden hem, wouden si den casteel op geven, 33 si souden hem haer lijf laten. Ende op deser belofte gaven die Romeinen den casteel blideliken op. In der stat van

Alexandriën worden oec wel II dusent Joden doot geslagen om dier overdaet die si deden.

Hoe [C]estius 34 begonde op die Joden te oerloegen. Capitulim IX.

[A]Ls [C]estius dit vernam, dien die van Romen ruwaert gemaect hadden van Siriën, so peinsde hi dat hi die Joden lichtelic nu t’onder doen

soude, ende hi 35 vergaderde een groot heer, ende quam op die stede, ende hem viel oec groot volc an, al met haetien op den Joden. 36 Ende Cestius quam met sinen heer in Galilea op een stat hiet Zabulon, mer 't folc wasser al uut getogen in den montaengen. Ende hi ende sijn heer die beroefden die stat ende verbarnendense, ende doe woesten si al 't lant daer omtrent. Ende Cestius voer weder te Ptholomaïden. Mer daer

(19)

37. Leeu 1482: want 38. Lees: Jafet.

39. Leeu 1482: stakent

na keerde sijn volc in Siriën ende roefdent 't lant. Ende doe Cestius dus gekeert was, so sloegen hem die Joden wel II dusent man of van sinen heer. Ende [C]estius voer te Cesariën waert ende wan 37 't lant van

Josephet, 38 dat doe Joppe hiet, ende daer worden wel IIII hondert ende

VIII Joden verslagen in dier stat. Ende doe staken 39 sij’t vier in der poort, ende woesten al 't lant daer omtrent. Doe sende [C]estius 't heer in Galilea, ende daer wonnen si sonder weer die vaste stat Sephoris, want die van der stat gaven hem op, omdatse die Joden begeerden te roven.

Ende die hem setten wouden tegen die Romeinen, si vloegen op enen borch die Amason hiet, ende daer wouden si hem ter weer setten. Doe seinde [C]estius Gajum mit enen heer, ende omleide dese Joden, so dat hi die borch wan, ende doe vloegen ende ontsagen hem die Joden seer, want die Romeinen sloegen’re wel CC doot. Ende die Romeinen streden daer soe starkelijc op die Joden, dat sise al verwonnen, ende sloegen’re meer dan II dusent doot. Aldus suverde Gajus 't lant van Galileen, ende keerde weder in Cesariën, daer [C]estius lach. Nu toech [C]estius met al sijn heer te Jherusalem waert, want alle die Joden van den lande waren derwaert getogen tot eenre groter feesten. Mer doe die Joden vernamen dat dus die Romeinen op hem quamen, so lieten si varen die vierte van den saterdage ende die feeste, ende togen uut tegen die Romeinen, ende streden’re tegen, so dat sire IIII dusent doot sloegen ende xv, ende van den Joden worter doot geslagen XXII. Nochtan mosten si vlien weder in der stat. Ende die Romeinen volchden hem na, omdat si bi der stat logieren wouden. Ende een Jode die Gair heet, quam mit een deel Joden slaende after in den start van den Romeinen, ende sloech veel ridder[s] doot, ende nam hem enen roef, ende brocht’en in Jherusalem;

dat prees men hem seer. Dus lach [C]estius ten pleinen lande logeert met sinen heer voer die stat drie dagen. Mer die Joden lagen al op enen berch, ende wachten wat tijt dat hi wech trecken woude. Als die concinc Agrippa aensach der Romeinen vrese an vallen in haren keren van den Joden, so peinsde hi dat hij’t beletten soude, mochte hi. Ende hi sende an hem twe personen die wel kenden dat si die van der stat troesten souden, ende dat si vrede ende pais maken souden mit [C]estio, ende dat si souden beteren dat si misdaen hadden. Mer die gene daer’t oerloge an lach ende oerlogen wouden, si ontsagen hem dat die gemeente van der poort volgen souden Agrippen raet, ende daer om

(20)

40. Leeu 1482: lachster

41. Leeu 1482: die die - dittografie.

sloegen si den enen, die daer gesent was, doot eer si iet begonden te seggen van hare boetscap; mer d’ander ontscoot hem. Ende hier om wort die gemeent[e] gram, ende si gingen met steen werpen op die dit deden, ende drevense weder in die stat.

Hoe [C]estius Jherusalem wan ende hoe datte[n] die Joden weder verdreven met lachter. 40 Capitulum X.

[D]Oe [C]estius hoerde dat de gemeente dus verbolgen was ende dattet volc van binnen in der stat discoort was, so logeerde hi op min dan een mile nader poort, ende daer bleef hi drie dage stille leggende. Mer opten vierden dach porrede hi ter stat waert, ende wan sonder strijt die butenste muer van driën, want 't folc hadse gelaten, ende was in die binneste stat getogen ende in den Tempel, ende dit hilden si, want dese stat ende desen Tempel en mocht men niet lichtelijc winnen. Ende doe [C]estius binnen der butenster muer gecomen was, so verbarnde hi veel van den husingen dier binnen stonden, ende doe sloech hi daer sijn getelde. Ende had hi doe op die binneste poert gaen stormen, hi hadse t’hant gewonnen, ende had des oerlogens een einde gemaect. Mer onse Heer en wout’s niet, want hi woude hem een meerre plage toe brengen om haer quaetheit. Hier na hilden die Joden starckelijc haer toernen ende muren doe die Romeinen op hem stormeden, ende vochten vijf dage, mer si en wonnen niet. Ende opten sesten dach beval [C]estius dat men op den Tempel stormen soude ter noort side. Mer die Joden

dedense achterwae[r]t trecken. Doe quamen die Romeinen met daetsen an die muer, ende begonden te mineren ende si ontstaken die poerten.

Hier om begonden hem veel Joden t’onsien di’er binnen waren, ende die dit oerloge meest begonnen hadden, vlogen uter stat. Ende die 41 gemeenten ondeden [C]estius die poerten, ende ontfing’en over haren heer. Ende had hi daer iet langer bleven, men had hem den Tempel oec op gegeven. Mer God, die opten Joden verbolgen was, en woude niet dattet oerloge dus einden soude, mer hi woudse swaerliker plagen.

Ende [C]estius en nam geen grote waer op die Joden, want hi

vergaderde doe sijn heer ende toech haesteliken wech. Ende die roevers die uter stat gevlogen waren, worden doe stout, ende voechden hem

(21)

42. Leeu 1482: hi 43. Leeu 1482: hi 44. Leeu 1482: hadden

45. Leeu 1482: dreden - het was overigens de achtste november.

46. Lees 12e jaar.

achter an den stert, ende sloegen hem menich man of, so dat [C]estius in Gabaa ontvloech met groter pinen ende groten volc dat si hem of sloegen, so roefden si veel van sinen guede. Dus bleef [C]estius in Gabaa twe dage. Ende opten derden dach sach hi op hem comen soe veel Joden dat hi bliven most ter Bethoren wert, ende hi dedet al ontweën slaen dat hem te prophijt niet comen en mochte. Ende daer [C]estius te Bethoren wert vloe, so waren die Joden altoes in sijn volc, ende sloegenre alte veel doot, soe dat hi selver nauwe ontvlien mochte, soe seer gram was hi ende in soe groter vresen. Ende die Joden belagen Bethoren t’allen zijden. Doe wort [C]estius in groten anxt hoe hi soude mogen ontvlien, ende hi dede ’s nachts IIII hondert man daweit doen opter mure van der stat, als of al dat Roemssche Rijc aldaer mit haren heer waer. Ende op dien nacht ontvloe [C]estius mit sinen heer XX

stadiën van daer mit groter haesten. Ende des morgens vroe quamen die Joden op die poert stormen, ende worden gewaer dat [s]i 42 aldus

gehoent waren. Ende doe sloegen [s]i 43 die CCCC edel luden doot, die dabbeit daden, ende volchden [C]estius na. Mer [C]estius die was hem verre ontvaren, want hi ende sijn luden vlogen so haestelijc dat sijn luden lieten leggen op’t velt haer tenten, haer scachten, haer ramme ende mangen, ende haer ander instrumenten, daer men die muren mede plach te breken; mer die Joden namen dit en vochtenre naemaels mede op die Romeinen. Ende als die Joden [C]estium ende sijn heer niet verhalen en mochten, so keerden si weder ende namen den roef ende dat goet dat [C]estius volc mit groter vresen ende haesten wech geworpen hadde, 44 ende aldus keerden si weder in Jherusalem. Ende van haren luden en wasser niet veel doot gebleven, mer si hadden

verslagen voetgangers van den Romeinen XIIIIC ende LXXX machtige edele ridders. Dit gesciede op den d[er]den 45 dach van november in Nero des keisers XXste 46 jaer van sinen rijc.

Hoe die Joden haer lant besetten ende hoe Josephus Galilea bewaerde.

Capitulum XI.

(22)

47. Lees: Moreie (Morea).

48. Leeu 1482: die die - dittografie.

[N]Adien dat [C]estius dit oerloge dus verloren had, so volchd’er hem veel uut Jherusalem, die hem van den Romeinen ontsagen, ende

peinsden dat dit quaet einde nemen soude. Ende [C]estius sende dese Joden, die hem aldus volchden, tot Nero den keiser, die in Athis was ,dat nu hiet 't Lant van Nerone. 47 Ende hi ontboet den keiser dies die sake was van alre quaetheit, want hi hoepte dat die scande van deser scaren al op Florijs raken soude. Hier na sloegen die van Damasch in haren steden veel Joden doot, wel X dusent, um die wrake van den Romeinen.

Mer hoe die boden die tot Nero gesent waren haer boetscap daden, dat laten wi hier staen, want wi sellenre hier na of scriven. Die Joden die [C]estium dus verdre[v]en hadden si maecten voechde van der stat Ananias, haren biscop, ende enen anderen man, mer si en gaven

Eleazarum geen heerscappie in der poort, die veel roefs ende gevechts op [C]estium gedaen hadde, want hi was een pijnlic man, ende si besetten haer lant verre ende na, tot beiden einden van Galilea, ende leiden t’allen steden salcoirs tegen die Romeinen. Josephus, die dese jesten screef, die Machathias sone was, ende geboren van den

Machabeeuschen geslachte, dien maecten si leitsman ende ruwaert boven al Galilea voer sinen vader. Ende omdat Josephus wel wiste dat die Romeinen daer in’t lant comen souden, so en dede hi al niet die wile dat si vrede hadden, dan dat si vesten ende muerden die steden die in Galilea waren, want daer waren die XIIII steden onder hem, ende die dede hi mildelijc maken sonder sparen, ende die XVste stede Sephorus stichte haer selven, ende hi beval Jan Giscola te stichten, dattie XVIste stat was. Ende Josephus vergaderde uut Galilea meer dan C dusent man, ende die leerde hi ter wapijn, alsoe die van Romen plegen. Ende hi seide hem dat si voer hem sagen, ende dat si vroem waren, want si

souden moeten vechten tegen die 48 Romeinen, die bi nae alle die werelt verwonnen hadden. Ende hi beval hem dat si niet en souden leggen op stelen of op roven noch op moerden, ende dat men van hem luden niet en vertelde sulke quade zeden, die de heiden haten, want hi seide dat die goede ridderen seer te prisen sijn die den strijde vroem sijn, ende daer toe goede seden an hem hebben: “Mer die quaet ende onrein sijn ende quade zeden plegen, al’t volc haetze, ende God wort oec haer viant!” Dus troeste Josephus sijn volc ende leerdse tot alre vromicheit.

Ende hi had LXX dusent man te voet ende CC ende LX ridders, ende daer

(23)

49. Leeu 1482: gliscola 50. Leeu 1482: broechtet

IIII dusent ende V hondert man onder ors ende te voet, ende hier toe soe had hi noch VI hondert man die t’sinen lichaem waer namen. Dit was een schoen volc dat Josephus had mede striden, hadde God mit hem geweest. Doe Josephus dit lant dus besettede, so was een quaet valsch Jan die veel quaets conde, ende van niet opgecomen was, ende was geboren van [gis]cola. 49 Dese dede Josephum veel hinders, want dese Jan was al te valsch, ende zeer beveinst, ende liegen ende bedriegen helt hi voer vroetscap. Ende hi had oec altoes een rover ende een

moerdenaer geweest, in busschen ende in wildernissen, ende met moerdaden had hi hem altoes geneert. Ende deese Jan hadde vergadert

IIII hondert man, daer hi mede pleecht te roven. Al met desen quam hi, ende werp hem an in dienste met Josephum, soe datten Josephus ontfinc, ende Josephus setten dat hi waer boven die wercluden die de stede muerden. Ende dese quade Jan dede hem daer soe toe, dat hi in corter tijt alle der riker lude scat ontwant van den lande, mer hi pijnde hem in alre manieren ende listen hoe hi Josephum verdriven mochte, ende dat hi heer van de[n] lande worde. Ende hi dede op Josephum een meerre dinc, ende seide dat hi al Galilea verraden soude tegen die

Romeinen. Nochtan en was’t desen valschen Jan niet genoech, hi en brochtet 50 daer toe, dat al Galilea verbolgen was op Josephum, ende en hadden si hem so lief niet gehad, si soud’en doot geslagen hebben. Op een ander tijt so hadde dese valsche Jan Josephus verraden, dat hi hem doot geslagen soude hebben, mer Josephus ontschoet hem ende

ontvloech hem. Ende doe vloech Jan uten lande ende voer te

Jherusalem, ende maecte die van der stat so gram op Josephum, dat si Jan gaven groten scat ende II dusent man, omdat hi Josephus doot slaen soude of verdriven. Dus maecte die valsche Jan al Galilea in roer op Josephum, ende oec die van Jherusalem. Mer Josephus was so subtijl, dat hi met sijnre behendicheit Galileen t’hant gevreed hadde, soe dat si hem onderdaen bleven, ende hi hiete hem, dat si altoes vromelijc met hem striden souden tegen die Romeinen. Ananias, die biscop van Jherusalem, ende alle sijn partie die striden wouden op die Romeinen, dat si maecten haer muer, volc ende ander wapen ende rescap tegen den Romeinen te striden, ende haer steden mede te behoeden.

(24)

Hoe Nero, die keiser, Vespasiaen beval Judeam te destrueren. Capitulum

XII.

[D]Oe Nero, die keiser, hoerde hoe [C]estius, si[j]n ruwaert in Judea gevaren hadde, so verwonderde hem dies, ende hi wort in vare van der Joden stoutheit. Mer van buten toende hi sijn hoverdicheit, ende teech’t sijnre riderre traecheit an, datt’er so gevaren was, dat sij’t verloren so voerseit is. Ende hi toende sijn hoverdie, ende seide datt’et behoerliken hem waer, ende der eren van den keiserrijc, dat men dit den Joden goude, al wat er of comen mochte. Ende doe dede hi Vespasiaen voer hem comen, die van sinen jongen dagen tot sijnre outheit was een man van vromen daden, ende wel vroem in wapen, ende die al die gene plach te dwingen ende t’onder te doen, mit den Roemschen hulpen, die tegen’t rijc van Romen staken. Ende hi vermaende Vespasiaens sonen, dat si haers vader leven navolgen souden in vromicheden. Ende ic waen wel datt’et God vertoende, dat Vespasiaen namaels keiser worden

soude. Dus sende die keiser Vespasiaen met vriendeliken woerden wech om Siriën te suveren van den rouers, ende hi sende Titus, des

Vespasiaens soen, die oec een vroem man van wapen was, in

Alexandriën, omdat hi van daer halen soude dat Roemsche heer ende brengen’t in Siriën te salcoirse. Ende Vespasiaen toech over, ende an hem togen veel Romeinen, die vluchtich hadden geweest, ende oec som ander volc.

Hoe die Joden van Ascolon verslagen waren, ende hoe Vespasiaen quam ende ontfinc Sephoris. Capitulum XIII.

[D]Us began dat oerloge daer menich mensche sijn lijf in verliesen

soude. Omdat die Joden soe gueden sege gehad hadden tegen [C]estius, so waenden si dat hem die Aventuer altoes mede vallen soude, ende si togen voer Ascolon, om die stat te winnen, ende die Romeinen doot te slaen, dier binnen waren. Mer binnen der stat was een ruwaert, die Anthonijs hiet, van den Romeinen, ende hi toech uut mit luden te velde tegen den Joden, ende stret’er tegen ende verwanse, ende sloecher doot

X dusent, ende twe van haren hoeftmannen. Ende d’ander die

ontvloegen in Idumea. Mer die Joden worden weder verstout, ende quamen met meer volcx voer Ascolon. Mer Anthonius beleidse, ende toech weder uut ende vacht’er teegen, ende sloecher wel VIII dusen[t]

(25)

doot, ende vencker veel van den genen die’r ontvloegen. Tot deser tijt quam Vespasiaen te Antiochiën, dat die hoefststat van Siriën is, want Agrippa die ruwaert van den lande was, ontbeide sijns daer. Ende Vespasiaen toech met sinen volc te Ptholomaida, ende die gaven hem haer stat op, behouden lijf ende goet. Ende hi ontfencse, ende sende daer binen een hoeftman, die hiet Placidus, mit M ridders ende mit VI

hondert man te voet, die de stat houden souden totter Romeinen

salcoerse. Dit was den Joden een zwaer verlies van deser stat, ende den Romeinen een grote hulpe, want die’r binnen lagen deden Josephum grote pijn ende sijn volc, die de stat also vast gemaect hadden, al

beroude’t hem te spade, want si togen daer uut ende doer woesten al’t

’tlant ende doer roefden’t ende verbarnden’t al, ende sloegen’t al do[o]t dat si vonden, so dat al’t volc vlien most in den bemuerden steden.

Hoe Vespasiaen met alle den heer in Galilea toech. Capitulum XIIII. [G]Helijc dat gi voer gehoert hebt, so had Vespasiaen gesent Titum, sinen soen, tot Alexandriën, om dat Roemsche heer dat daer lach. Ende Titus quam, ende brocht al dat heer sinen vader tot Ptholomaiden, die daer met vier coningen sijns ontbeide mit sinen heer. Daer ordineerden si ende seinden noch salcoers Placidum in Sephorin, die dat lant van Galilea seer pijnde ende woeste, so dat al’t 't volc vlien most uten lande in gevesten steden. Ende Placidus toech mit sinen volc op Jothabathae, dat die starcste stat was van Galilea, want die waende hi vluchts te winnen, ende daer of grote eer te jagen voer sinen heer. Mer ten quam hem niet also hi waende, want die poerters togen uut, ende wonden veel van Placidus’ volc, ende verdrevense, ende Placidus ontvloech

selver met pinen. Daer blevenre ses van sinen heren doot, ende van den Joden III. Hier na porrede Vespasiaen met alle sinen heer uut

Ptolomaiden ten lande van Galilea waert, ende hi deilde dus sijn volc, want hi sende dat lichte voet volc ende die die scutters voer om te besien of in den holen ende hagen enige Joden lagen, die’t volc

onversiens souden mogen deren, ende daer nae dede hi busschen ende hagen of houwen, ende berge slechten in den dalen. Ende hier na

quam’t grote heer van Romen, ende den standert van Romen, ende dat was een velt van goude gemaect, ende van sabel als enen vliegenden aern, ende dit bediet gelijc dat die aern boven allen vogelen vliecht, dat Romen al so waer die hoefstat van [alle aertrijc, ende] die sijn heer sach,

(26)

51. Zie de diplomatische editie voor de verdwaalde woorden.

52. Leeu 1482: lant 53. Leeu 1482: sin

54. Bedoeld is de stad Gabara.

55. Josephus

56. De i staat ondersteboven.

57. Lees: vier

hi en vervaerde hem daer of. 51 Dus quam Vespasiaen met alle sinen heer in Galilea, ende sloech daer sijn getelde lan[c] 52 ende wijt, omdat hi die Joden vervaren woude, want niemant en was so stout die si[j]n 53 heer sach, hi en vervaerde hem daer of, ende si vloegen alle. Ende doe Josephus heer dit grote heer ansach, so ontvloech hem veel sijns volcx, so datter hem niet so veel en bleef, dat hi tegen den Romeinen dorste bestaen te striden, ende Josephus vloech met veel volcx dat hem bleef in Tiberiën. Mer Vespasiaen ende sijn volc wonnen die stede 54 ende doden al’t volc datter binnen was, so gram waren die Romeinen van der plagen die de Joden gedaen hadden op [C]estium. Als Josephus in Tiberiën gecomen was, so wort dat volc seer vervaert, want si wisten wel dat hi niet gevloegen en soude hebben van den Romeinen, had hi enige hoep gehat van zege, ende si peinsden waer... Want hem 55 docht wel, na dat gescepen was, dat hem alre best had geweest, dat hij’t lant op gegeven hadde in der Romeinen hant. Want hi sach wel, had hi paijs gesocht an den Romeinen, hi hadden wel gecregen. Mer hi had liever te sterven, dan dat hij’t lant op gegeven hadde, daer hi 56 ruwaert ende hoeftman of gemaect was, omdat men dan geseit soude hebben, dat hi een verrader waer, had hi daer so scandelijc of gescheiden. Hier om screef hi tot Jherusalem dat d[at] Roemsche heer op hem quam, ende hoe hem sijn volc of gegaen was, ende hi ontboet hem dat si hem salcoirs senden, hi soude die Romeinen bestriden.

Hoe Jothabata beleit wort van den Romeinen. Capitulum XV.

[V]Espasiaen ginc hem bereiden Jothabata te beleggen, want hi wist wel dat in dier stat veel Joden getogen waren, ende dattet die starcste stat was van Galilea. Ende dattet omtrent den poerten oneffen was van geberchte, dat mer te orsse niet toe comen en mochte, ende oec

qualiken te voete, soe sende hi die voetgangers voer, ende dede al die straten slechten, ende binnen driën 57 dagen voldeden sij’t werc. Ende opten vijften dach hier nae, doe quam Josephus met sinen hulpen te

(27)

58. Leeu 1482: soude 59. Leeu 1482: ggheen 60. Leeu 1482: weerde 61. Leeu 1482: dienen 62. Leeu 1482: Een 63. Leeu 1482: gelyc 64. Leeu 1482: wel

Jothabatha binnen, daer blide of waren alle die gene die in der stat waren. Ende Vespasiaen vernam dit, want een bode seit hem, ende hi seinde onder dach ende nacht te Sephorijs om Placido, omdat si

Josephum daer beleggen wouden. Want Vespasiaen was so blide, omdat hi waende Josephum daer te hebben in sinen handen, den stoutsten ende den vroemsten van alle den Joden, want hem docht dat al der Joden macht aen Josephum alleen lach. Ende Placidus quam haestelijc met dusent ridders, ende beleide Jothabata al om ende omme, dat hem Josephus niet ontvaren noch ontrumen en soude. Ende ’s dages daer na quam Vespasiaen met al den heer, ende beleide die stat an de noortzide, ende sloech sijn getelt seven stadiën veer van der stat, op enen berch, so dat die gene die binnen der stat waren 't heer mochten sien, omdat si dus te meer anxtes hebben souden. Want doe sijse van binnen sagen, so worden si so seer vervaert dat niemant uter stat gaen en dorste an geen side. Ende die Romeinen gingen die poorten al om ende om beleggen mit driën scaren, omdat si hem niet ontvlien en soude[n]. 58 Ende doe die Joden haren noot an sagen, so verstouten si want geen 59 dinc en maect enen man stouter, dan als hi hem selven verweren moet van node. Ende die Romeinen begonden te stormen op die poort, ende die van binnen weerde[n] 60 hem stoutelic, ende en lieten’t so saen niet winnen. Mer si dreven 61 die Romeinen afterwert. Hier nae quam

Vespasiaen mitten slingers ende mitten scutters, ende bestont die muer daer si vastste was, so dat Josephus ende alle die in der stat waren,

vervaert worden ende duchten die stat te verliesen. Doe worpen die van binnen die stat die poorten open [ende] 62 angingen die Romeinen van buten so vromelijc dat sise van der muer dreven. Mer daer bleven van beiden siden veel luden, want geli[j]c 63 dat die Joden stout ende bout worden om den noot diese dwanc, also worden oec die Romeinen hem scamende, dat si wiken souden den Joden, ende dus vochten si al den dach totter nacht toe te velde, die Joden van gramscap ende van node, ende die Romeinen met cracht. Daer waren [ve]el 64 Romeinen gewont, mer daer en bleeffer mer XIII doot, ende der Joden XVII.

(28)

65. Leeu 1482: op

Hoemen op Jothabata stormde. Capitulum XVI.

[D]Es anderen dages quamen die Romeinen weder te gader om op die stad te stormen, mer die van binnen togen anderwerven tegen hem uut, ende dus deden si vijf dagen lanc, ende streden starckelijc den enen op den anderen voerder muer van der stat. Ende die Romeinen vochten starckelijc op die van binnen o[m] 65 dat die van binnen so veel scaden deden an haer volc, mer si en mochten niet op hem winnen. Nochtant om den doot te sterven so en woudens die Romeinen niet laten, si en wouden op die stat stormen, al waer si noch eens so starc, want

Jothabata stont op een hoge roetsche, ende daer onder was een valeie so diep, dat men niet sien en konde van binnen dat gras dat wies in die valeie. Mer alle[e]n an die noortzide van der stat, daer’t gebergt einde nam, daer mocht men der poorte genaken. Mer Josephus had daer tegen doen maken so hogen starcken muer dat men daer die stat niet en had mogen winnen, en had’t groot aventuer gedaen. Ende Vespasiaen ginc mercken ende sach die stat so vast datter geen winnen an en was, ende oec dat die Joden stout ende starc waren. Doe vergaderde hi sinen raet, ende beval alle den heer dat si drachte dragen souden, ende die vesten vollen. Ende al’t volc ginc gemeenlijc dragen, onder taertsen ende scilde, hout ende steen, ende volden die grafte. Mer die van binnen worpen uutwert met stenen, ende scoten vier, ende verbarnden die dracht, d’een voer d’ander na. Mer nochtant wrochten die Romeinen so vromelijc buten dat si tegen haren danc die graft volleden, ende droegen enen berch, daer si scutters op leiden die die lude van der stede binnen seer quetsten ende wonden.

Hoe Josephus die muren hogen dede, ende van den gebreke waters.

Capitulum XVII.

[J]Osephus die vroet ende subtijl was, hi peisde hoe hi dit benemen mocht. So vant hi enen raet van subtijlheden, dat hi boem dede corten te punt, ende stacse boven ter muer uut, ende daer dede hi t’enden an hangen natte hude ende cleder, die muer al doer ende doer, tegen die scote. Ende daer dede hi die mure soe hoge metselen, dattie scutters

(29)

66. Lees?: doer

den volcke binnen niet en mochten deren, ende tegen [der] Romeinen danc so de[de] hi die muer wel C voet hoge metselen, ende daer op veel toornen. Des hadden die Romeinen groot wonder, die de stat te voren eerst meenden te winnen, ende om dat werc worden si so gram, ende Vespasiaen oec, dat si meerre wille ende begeert hadden om die poort te winnen. Want die Joden waren so stout op deese muer, dat si dicwijl uut liepen, strijden op die Romeinen, ende barnden haer loedsen ende tenten of ende [deden] hem menigen roef, so dat Vespasi[a]en sijn volc verboet, dat si ter stat waert niet en togen om assaut daer op te doen, want hi woude die stat geheel winnen, ende 't folc daer in verhongeren, ende hi dede alle die wege beleggen die ter stat waert lagen. Mer die van binnen hadden alrehande vitalie genoch, sonder water ende sout, want si en hadden binnen gene fontein, mer in putten hadden si binnen een luttel waters. Nochtant waren die putten wel na al verdroecht van der hetten van der zomer, want het was somer doe si belegen waren, ende het regende selden binnen dier tijt, so dat Josephus den volc dat water dede deilen alle dage bi maten. Dit verhoerden die Romeinen, ende waenden die poert saen tot haren wille gehad te hebben. Als dit

Josephus vernam, soe dede hi ter muren uut hangen genette cleder, tot enen teiken dat si waters genoech binnen hadden. Ende doe dat die Romeinen sagen, behaechde’t hem qualiken, ende Vespasiaen docht wel dat hi die poort met honger ende dorst niet en soude mogen winnen.

Doe vant hi in sinen raet, dat hi op die poort stormen woude in’t eerste.

Ende dit begeerden die Jode alle, want si hadden liever cortelijc in den stride te sterven voer 66 't swaert dan van honger ende van dorst te verderven, want si en mochten nergent ontvlien. In deser noot so vant Josephus oec enen anderen raet, want neffens der stat lach een seer diepe valeie, verre buten allen wegen, ende daer doer senden si boden al heimelic, die hem binnen brochten al dat si behoefden of te doen hadden. Oec beval hi hem: waer’t dat si water vonden, dat si gaen

souden over handen ende over voeten, ende hi deedse overdecken met ruwen huden; aldus schenen’t dan honden te wesen. Ende in deser manieren so haelden dese boden doer’t dal al dat die stat behoefde tot dattet heer van Romen des gewaer wort, soe dat si doe dat altemael beleide ende bewarde. Ende doe sach Josephus wel dat hi die stat niet lange en soude mogen houden, ende ontsach hem sijns lijfs, ende nam raet mitten besten die’r waren, dat si mit een deel volcx doer 't heer van

(30)

67. Verkeerd begrepen. Eerst worden de ‘lijtsen’ aangevallen en vervolgens de ‘tenten’.

68. Lees: engiene 69. Dittografie.

70. Leeu 1482: drie

Romen breken souden ende ontvaren. Mer die gemeente van der poorte wort des gewaer, ende si quamen alle, van den minsten totten meesten, omtrent hem, ende baden hem oetmoedelijc, dat hi hem niet en

ontvoer, want dede hij’t t’en waer hem geen eer. Oec beloefden si hem dat si alle voer hem sterven wouden, want hi haer heer ende haer troest waer. Mer Josephus had garne sinen raet bedect, ende seide, dat hi nergent om uut varen en woude dan dat hij’t volc van Galilea

vergaderen woude, ende striden dan op die Romeinen, om die stat corts te ontsetten. Ende hi seide oec: “Omdat si mi hier binnen weten, so striden si hier om op ter stat. Ende ben ic hier binnen blivende, so en mach ic u niet alsoe wel helpen als of ic buten waer.” Mer die gemeente en mercte op desen woerden niet die hi seide, want man ende wijf ende clein kijnder, ende alle die in der stat waren, quamen ende vielen voer sinen voeten al wenende, ende baden hem dat hi hem niet en ontvoer in deser noot. Doe wort Josephus verwonnen met wanhopen ende seide: “Lieve vrienden, nu is’t dan tijt dat wi ons tot stride geven, want daer en helpt geen cronen tegen. Want, bi Gode, 't is eerlic dat men’t lijf geeft om eer, nu dan so laet ons die vianden so vromelic an gaen, ende so groten moert daer onder doen, dat men daer ewelic of spreke!” Als hi dit geseit had, so togen si alle willichlijc met hem uut der stat, ende si braken der Romeinen lussen van den tenten 67 ende haer aensien, 68 soe dat si togen vromelijc also bi een totten tenten van Romen, ende si braken ende verbarnden haer ansien 69 van haren tenten. Aldus so vochten si op die Romeinen drie dagen ende drie nacht vromelijc.

Hoe Vespasiaen den ram an der muer rechte, ende hoe hem Josephus wederstont - Capitulum XVIII.

[V]Espasiaen mercte dat die Romeinen aldus alden dach ende nacht groten scade leden van den Joden, ende hi beval wijselijc sinen volc als si die 70 Joden uutcomen sagen, dat si hem wiken souden, want hi seide dat die Joden niet en begeerden dan die doot. Ende oec dattet alte

(31)

71. Leeu 1482: vol 72. Leeu 1482: thonen 73. Leeu 1482: dienen 74. Leeu 1482: aensien

quaet een dinc is ende onseker vol[c] 71 te tho[m]en 72 dat in wanhopen is. Ende hi sette tegen der Joden oploop die scutters van Arabien ende die slingers van Siriën, ende hi beval desen dat si die Joden

wederstonden, ende si deden also Dit behagede den Joden qualiken, nochtant braken si doer den scoten, want si en mercten op haren leven niet, ende si dreven 73 die Romeinen achterwaert, ende doerbraken dicwijl haer scaren. Hier om dede Vespasiaen weder drachte dragen ter mueren, so hoge dat die Romeinen daer op rechten een engien 74 dat een ram hiet, dat’s een grote lange balc die voer ’t hoeft alte starckelijc verisert heeft met tweën starcken iseren hoernen, ende dien hout men sonderlinge vast met starcken repen an een engien gemaect als een galge. Ende desen ram trecken veel luden achterwaert ende voerwaert mit repen. Ende geen muer en mach so vast wesen noch so dicke dat iseren hoeft en stectse ontweën. Aldus om lange tijt dede Vespasiaen desen ram rechten opter dracht tegen die niewe muer, ende besiden den ram sette hi scutters, die totten kertelen waert opscoten van der muer, so datter niemant op staen en mocht uutwaert siende. Ende den ram gaf enen stoot soe groot dat die van binnen begonden te roepen of si die stat verloren hadden, want al die muer waechde van den stoot.

Mer Josephus vant een subtijlheit tegen den stoot van den ram, dat hi niet seer en soude mogen hinderen, want hi dede sacken vollen mit stro, ende deedse hangen tegen den steec van den ramme, dus en mocht hi der muer niet deren. Die Romeinen die dit sagen worden al verwoet, ende namen lange boemen of pertsen, ende nagelden daer zekelen an, ende sneden die sacken of. Ende si deden so veel met hare neidicheit, dat si den ram noch stieten opter muer. Ende omdat die muer noch nuwe ende varsch was, so en conde sij’t niet weder staen, mer si scoerde. Als Josephus dit sach, soe liep hi met sinen volc ter mueren van binnen, ende worpen tot drie steden vuer uut met peec ende met sulpher gemenget. Ende hier mede verbarnde hi cort die costelike engiene, ende die drachten die de Romeinen met groter pinen gemaect hadden, ende dus waren si buten weder verwonnen.

Hoe die muer gebroken wort ende der vrouwen kijnt uten lichaem

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Alleen als iedereen zich aan de- ze regels houdt, wordt het coro- navirus geen nieuwe kans gege- ven en kunnen de komende tijd steeds meer beperkende maatre- gelen geschrapt

Van de eerste plenai- re coachsessie, waarin de deel- nemers vol verwachting zijn van wat hen geboden wordt, elkaar nog niet kennen tot aan het slot- event waarin het een groep is

Het bouwen van minder huizen hier heeft natuurlijk nega- tieve consequenties, maar hier te- genover staat het positieve eff ect door de visie voor de Zwarteweg te wijzigen van

Maar als het effe kan wel al vast de windturbines gaan plaatsen, de locaties zijn al bijna bekend, althans de voorkeuren van 1500 bewoners van het ruim 44.000 telende

Veel van de feitelijke uitgaven voor het komend jaar liggen in het soci- aal domein en wat daar de finan- ciële consequenties van zijn kun- nen we niet inschatten, alles heeft

Zij wo- nen dan niet alleen meer buiten De Ronde Venen, maar ook hun werkzame en sociale leven zal zich buiten onze gemeente gaan afspelen. Met alle gevolgen van

B- lijn: De eerste plaats was voor het paar Ria en Greet met 65,63%, een gelegenheids-paar, waar Greet Joop heel goed heeft ver- vangen.. De tweede plaats was voor het paar Arna

Inwoners kunnen echt samen het verschil gaan ma- ken tussen een succesvolle samenleving waar we het samen leuk hebben of een samenleving waar het ieder voor zich is.. De