• No results found

De achterkant van de stad

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De achterkant van de stad"

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De achterkant

van de stad

(2)

Terwijl de woningmarkt in de meeste steden van Nederland oververhit

is, is dat meerendeels op het platteland niet het geval. Waar je voor

de gemiddelde Nederlandse woningprijs in Haarlem een benauwde

tussenwoning vindt, kun je in Wamel, Tynaarlo of Roswinkel een

vrij-staande woonboerderij betrekken. Voor een ruime goedkope woning

met tuin moet je op het platteland zijn. Maar die lage prijzen roepen

ook de vraag op wie daar wil wonen. Wat is de toekomst van het

plat-teland als woonmilieu? Is die somber of valt dat wel mee?

Tekst Frank van Dam en Femke Daalhuizen

Hengelo ‘t Genseler

(3)

WONINGMARKT DRAAIT DOOR

S

inds de recessie is de Nederland-se woningmarkt weer flink in be-weging. De verhuismobiliteit is toegenomen en vooral in de ste-den zijn de prijzen van woningen weer sterk gestegen; soms zoals in Amster-dam, Utrecht en nu ook Den Haag zelfs ex-plosief. Op het Nederlandse platteland is dat in veel mindere mate het geval: de prijzen van woningen bevinden zich er nog veelal onder het niveau van 2008, soms op slechts 80% van het 2008-niveau. Bijvoorbeeld om-dat de vraag naar woningen er soms gerin-ger is dan het aanbod; het vertrek vanuit het platteland is groter dan de trek daar naar toe. En de aantrekkelijkheid van zowel een woonregio als van een woonbuurt uit zich in de ontwikkeling van woningprijzen.

Instroom en uitstroom

Een analyse van verhuisstromen van de ste-den naar het platteland laat zien dat het aantal mensen dat zich vanuit het platte-land in de steden vestigt in de afgelopen 25 jaar is toegenomen, en dat het aantal men-sen dat een omgekeerde beweging heeft ge-maakt en verhuisd is naar een plattelands-gemeente door de tijd heen enigszins schommelt (figuur 1). Het aandeel verhui-zingen van mensen vanuit een plattelands-gemeente binnen dezelfde plattelands-gemeente of naar een andere plattelandsgemeente is even-eens geleidelijk afgenomen, van 62% in 1990 naar 57% in 2016. Het nettoresultaat van al deze bewegingen door de tijd heen, een negatief binnenlands migratiesaldo, wordt slechts ten dele gecompenseerd door een positief buitenlands migratiesaldo.

Wat betreft de binnenlandse stromen be-staat de uitstroom uit plattelandsgemeenten met name uit jongeren, de instroom betreft met name gezinnen (figuur 2). De blijvers zijn vooral gezinnen en ouderen. Het gevolg

daarvan is een geleidelijke vergrijzing van de bevolking van het platteland. Die weerspie-gelt zich ook in de relatief geringe verhuismo-biliteit op en vanuit het platteland: die schommelt al decennialang rond de 12% (van de bevolking) per jaar, terwijl die in ste-delijke gemeenten veel hoger ligt, tot soms ver boven de 20% per jaar. Prognoses van CBS en PBL laten zien dat die vergrijzing zal doorzetten: in 2040 zal in vele plattelandsge-meenten meer dan een derde van de bevol-king ouder zijn dan 65 jaar. Als gevolg van het overlijden van de babyboomgeneratie in de periode 2025-2040, zullen steeds grotere aantallen woningen vrijkomen op de markt. Ook na 2040 blijft die ‘uitstroom’ aanzienlijk. Of naar die woningen vervolgens (nog) een vraag bestaat, staat te bezien. In een aantal plattelandsgemeenten wordt dan ook niet al-leen een dalend aantal inwoners voorzien (dat geldt voor de meeste gemeenten, vooral als gevolg van huishoudensverdunning), maar ook een krimpend aantal huishoudens. Woningleegstand is daardoor een reëel per-spectief (zie ook Van Dam, De Groot & Ver-west 2006; VerVer-west, Sorel & Buitelaar 2008).

Rurale idylle of suburbaan

ideaal?

Woningbehoeften- en verhuiswensenon-derzoek laat zien dat mensen een sterke voorkeur hebben voor groene, rustige, veili-ge en overzichtelijke woonomveili-gevinveili-gen, op korte afstand van stedelijke voorzieningen, werkgelegenheid en openbaar vervoer (Van Dam e.a. 2003; 2005). Ook woningprijzen-onderzoek ondersteunt die bevinding (Van Dam & Visser 2006). Die woonwensen zijn bovendien redelijk stabiel en robuust door de tijd heen (Van Dam & De Groot 2017).

Er lijkt sprake te zijn van een zogenaam-de ‘rurale idylle’ (Van Dam, Heins & Elber-sen 2002). De begrippen ‘ruraal’ en

(4)

‘platte-THEMA HIER INVULLEN

“De rurale

idylle lijkt

vooral een

suburbaan

ideaal.”

(5)

0 5000 10000 15000 20000 25000 30000 199 0 199 1 199 2 199 3 199 4 199 5 199 6 199 7 199 8 199 9 200 0 200 1 200 2 200 3 200 4 200 5 200 6 200 7 200 8 200 9 201 0 201 1 201 2 201 3 201 4 201 5 201 6

Van platteland naar stad Van stad naar platteland

0 5000 10000 15000 20000 2001 2009 2016 2001 2009 2016

van platteland naar stad van stad naar platteland 18-21 22-29 0-17 en 30-54 55 e.o.

Figuur 1. Aantal binnenlandse verhuizingen tussen stad (stedelijkheidsklasse 1 en 2) en platteland (stedelijkheidsklasse 5), 1990-2016.

Figuur 2. Binnenlandse migratie tussen stad (stedelijkheidsklassen 1 en2) en platteland (stedelijkheidsklasse 5), naar leeftijdsklasse in 2001, 2009 en 2016.

land’ zijn evenwel geen synoniemen. Rurale woonmilieus hoeven niet noodza-kelijk op het platteland te zijn gelokali-seerd. Sterker nog: de expliciete wens te verhuizen naar het platteland is vrij gering. Dit plaatst de vraag naar groen en rustig

wonen in perspectief. Men wil weliswaar verhuizen naar een woonmilieu met lande-lijke kenmerken, maar blijkt toch vooral op zoek naar een woning met een tuin in een rustige, veilige, groene en overzichtelijke woonomgeving, in of op korte afstand van

(6)

WONINGMARKT DRAAIT DOOR

de stad. Woonmilieukenmerken als

socia-le veiligheid, rust, verkeersveiligheid en de aanwezigheid van groen worden daar-bij daar-bij uitstek op prijs gesteld.

De rurale idylle lijkt vooral een subur-baan ideaal, hetgeen het succes van en de woontevredenheid in de Vinex-wijken ver-klaart. De meeste stedelingen willen ste-delijk blijven wonen. Daarnaast zijn er ook plattelandsbewoners die zich

in de stad willen vestigen, met name jongeren, op zoek naar een opleiding, naar werk, vertier en wellicht een partner. De stad trekt, en dat is altijd al zo geweest.

Wie willen er dan nog op het platteland wonen? Nou, ten eerste de meeste platte-landsbewoners zelf. Die wo-nen daar met veel plezier en willen daar niet weg. De vraag is echter of het platte-land ook een aantrekkelijk alternatief kan zijn voor men-sen die nu nog stedelijker wo-nen? Slechts een bescheiden,

maar niettemin significant, deel van de verhuisgeneigde stedelingen wil daadwer-kelijk de stap zetten van de stad of buiten-wijk naar het platteland. Rust, ruimte en groen is hier immers voor een schappelij-ke prijs beschikbaar. Bovendien is de flexi-biliteit in tijd en ruimte van individuen en huishoudens in de afgelopen decennia sterk toegenomen en zal in de nabije toe-komst nog verder toenemen. Belangrijkste factoren in dit proces zijn: de ontwikke-ling van de welvaart, de ontwikkeontwikke-ling van de automobiliteit, de beschikbaarheid van allerlei digitale toepassingen en diensten, de korter en flexibeler geworden werkwe-ken, en de vergrijzing. Hierdoor is de

keu-zeruimte op de woningmarkt voor veel huishoudens groter geworden. Wellicht dat dat, maar ook de lagere woningprijzen de vraag naar landelijk wonen verder zal stimuleren.

Die mogelijke toename van de vraag naar landelijk wonen (dorps wonen, bui-ten wonen) zal evenwel niet in alle platte-landsgebieden optreden, maar zich vooral

in de relatieve nabijheid van stedelijke centra (van Utrecht tot Groningen en van Maastricht tot Zwolle) en in de als land-schappelijk aantrekkelijk beschouwde plattelandsgebieden voordoen. Hoewel af-standen de woning- en woonmilieukeuze van huishoudens steeds minder bepalen, blijft relatieve nabijheid (tot centra van werkgelegenheid) en/of connectiviteit (treinverbindingen, glasvezel) belangrijk.

Achterkant

Elshof (2017) laat in zijn proefschrift zien dat ook op het in bevolkingsomvang stag-nerende platteland (in zijn geval Noord-Nederland) er altijd nog dorpen

“De mogelijke toename

van de vraag naar

landelijk wonen zal

vooral in de nabijheid

van stedelijke centra

optreden.”

(7)

zijn die wel groeien en waar de druk op de lokale woningmarkt aanzienlijk is. Een aantrekkelijke gebouwde omgeving en een aantrekkelijke woningvoorraad in een aan-trekkelijk landschap is blijkbaar veel waard. Die bevinding is waardevol en be-leidsrelevant. Maar tegelijkertijd niet nieuw: ook in het dertig jaar geleden

ver-schenen onderzoeksrapport De achterkant van verstedelijkt Nederland (Huigen & Van der Velden 1989), de proefschriften van Van Dam (1995) en Thissen (1997) en de Dorpenmonitor van het SCP (Steenbekkers & Vermeij 2013) werden vergelijkbare con-clusies getrokken.

De toekomst van de dorpen en daarmee Uitdammer Die Holysloot, Theo Bos

(8)

van het platteland als woonplek is veelkleu-rig en verre van kansloos. Al blijven er plek-ken, met name in onaantrekkelijke land-schappen en aan de randen van het land, waar leegstand onvermijdelijk lijkt. Er be-staan echter evenzeer verschillen in druk op de woningmarkt tussen plattelandsge-meenten, als tussen landelijke en stedelijke

gemeenten. Dus die zorgelijke ‘achterkant’ van de stedelijke woningmarkt staat niet per se synoniem voor ‘platteland’.

LEES MEER

Lees dit artikel, en meer, ook online op www.ruimteenwonen.nl/artikelen

Afbeelding

Figuur 2. Binnenlandse migratie tussen stad (stedelijkheidsklassen 1 en2) en platteland  (stedelijkheidsklasse 5), naar leeftijdsklasse in 2001, 2009 en 2016.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

[r]

Dit vraagt van hen een grote professionaliteit in het bewust en actief aandacht schenken aan het mogelijk maken van ontmoetingen tussen gezinnen (Geens et al., 2018). Al deze

Het onderzoek van Filip Dewallens naar het statuut van de ziekenhuisarts kon niet op een beter moment komen. Het statuut bestaat nu bijna 30 jaar, maar grondig juridisch onderzoek

Daarbij koppelt de auteur de eigendomsexclusiviteit voor het eerst zeer expli- ciet aan de (actieve) elasticiteit van het eigendomsrecht. Hierdoor komen een aan- tal paradigma’s op

Ge- vraagd naar waar zij over 15 jaar wil- len wonen, blijken jongeren een duidelijke voorkeur te hebben voor het buitengebied.. Met name lande- lijk wonen vlakbij een

Voor sommige instrumenten zijn voldoende alternatieven – zo hoeft een beperkt aantal mondelinge vragen in de meeste gevallen niet te betekenen dat raadsleden niet aan hun

Deze middelen worden ingezet voor het integreren van de sociale pijler (onder andere wonen – welzijn – zorg) in het beleid voor stedelijke vernieuwing en voor

Dergelijke inbedding (a) onderstreept de relevantie van integriteit in het dagelijkse werk, (b) draagt bij aan verdere normalisering van het gesprek over integriteit, (c) kan