• No results found

Jaargang 32, November 2020, nummer 10. Meditatie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Jaargang 32, November 2020, nummer 10. Meditatie"

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De Zaaier

Jaargang 32, November 2020, nummer 10

Maandelijkse uitgave van de Hersteld Hervormde Evangelisatie Scheveningen en de Hersteld Hervormde Gemeente Voorburg

Meditatie

“Gij dan, bidt aldus”. (Mattheüs 6:9a)

Toehoorders, laat het bidden niet na. U moet niet zeggen: “Bij mij is de ellende zo groot. Ik ben zo’n goddeloos mens. Ik ben zo onkundig. Er is van mij nooit iets te ver- wachten. Er komt van mij ook nimmer iets terecht.” Dat moet u niet doen. U moet de eenzaamheid zoeken. Valt op uw knieën.

Slaat een weg in, waarin niemand u ziet, als u dit kunt doen, en valt op uw knieën en vol- hardt! Wie weet, God mocht Zich wenden en een zegen achter Zich overlaten! Dit geldt ook uw nabestaanden. “Dat kind, die man, die vrouw, daar kan nooit iets van komen”;

dat moet u nooit zeggen. Ten eerste moet u uw kind nooit loslaten, of wie het dan ook is.

En in de tweede plaats moet u denken aan een oud Hollands spreekwoord: Zolang er leven is, is er hoop. Maar u moet God geen voorwaarden stellen, de weg Hem niet voor- schrijven, de maat, waarin Hij hulp bieden zal, niet bepalen of de tijd noemen. U moet het aan God overlaten, want Hij is God en niemand meer.

Als u bidt, dan laat gij er maar alles uitko- men, alles! Uw dieverijen, uw afhoereren, uw echtbreuk, uw stelen, uw kwaadspreken, uw lasteren, uw hoogmoed, uw trots, uw onreinheid. Steekt maar af naar de diep- te en daar vindt u nooit iets anders dan modder, dan gruwelen. Laat ’t er maar uit komen. Zegt ’t maar tot de Heere. Breidt het maar voor Hem uit. Hij weet toch wel wie u is. “Wat ook iemand zij, alrede is zijn naam genoemd.” (Pred. 6:10). Er is geen ster- veling op aarde vroom. Er is er maar één geweest, die vroom was: de Heere Jezus.

Wij zijn goddeloos, veel meer dan wij weten en van elkander geloven willen, volstrekt goddeloos. Maar omdat wij goddeloos zijn, hoeven wij niet verworpen te worden, want de apostel Paulus schrijft, dat God de god- delozen rechtvaardigt om niet. Zij zijn juist de voorwerpen van Gods liefde, namelijk die goddelozen, die zijn kunnen, wat zij zijn.

’t Is geen geringe zaak om een goddeloze

te zijn en weer te worden. Aan de rand van de wanhoop leert men wel eens verstaan, hoe moeilijk het is te geloven, maar óók dat het een gave Gods is. Wij moeten alles door ondervinding leren en wie de ondervinding niet heeft, heeft de kennis niet en wie de kennis niet heeft, die praat maar zo wat en spreekt in het wilde weg.

’t Gebed moet ook geleerd worden. Wij zongen met elkander Psalm 143. Kreeg u aandacht te schenken aan de inhoud van deze verzen? Ik zal u op twee verzen wijzen, waaruit u kunt zien, hoe er eigenlijk gebe- den moet worden. Hier hebt u het eerste vers:

O HEER’, wil mijn gebeden horen;

Neig tot mijn smeken gunstig’ oren;

Verhoor m’, o Oppermajesteit, Om Uwe trouw, aan mij gezworen;

Verhoor m’ om Uw gerechtigheid.

Kreeg u er aandacht aan te schenken, toen wij het zongen? Dat is het rechte bidden.

“Om Uwe trouw aan mij gezworen”. Ja, daar zit u nu misschien, en toch is dit de waar- heid. “Om Uwe trouw aan mij gezworen”. Als er geen eed Gods is, dan is er geen gebed ook. Ik zeg niet, dat u dan op moet houden met bidden. Ik heb ’t u in ’t begin van mijn toepassing al gezegd. Verstaat u nu het vers? Misschien verstaat u het morgen, over een jaar of later. Tot zulk een God moeten wij naderen, tot Wie wij vrijmoedigheid hebben om te zeggen: “Gij hebt het onder ede bekrachtigd.” Dit alleen geeft houvast.

Ik weet wel: het is heel moeilijk. Maar wat is er gemakkelijk? Gemakkelijk is: zich te laten gaan, te zondigen. Dat is gemakkelijk, daar heeft men alles in mee, vlees en bloed, zoals wij van nature staan. Maar het andere moet tegen alles in. Dat is de grondslag van het gebed, bezworen trouw, maar niet direct aan ons, indirect aan ons, direct aan Christus en in Christus aan ons. Dat is het

rechte gebed. Als u bidt, dan moet u niet beginnen met bidden, want dat helpt niet.

U zult zeggen: “Wat nu? Zo’n gebed wordt niet verhoord? Nu begrijp ik ’t helemaal niet meer!” Ik zal het u uitleggen. Als u bidt, moet u beginnen met te danken. Vindt u dat zo vreemd? Moeilijk is het, moeilijk; dat geef ik onmiddellijk toe. Ik heb zo-even gezegd:

Wat is gemakkelijk? Neen, als je niet weet, waar je blijven zult van de pijn (er zijn er velen onder ons, die wel eens zo ondrage- lijke smarten geleden hebben), dan is het moeilijk om met je hart te zeggen, dat God goed is. En het zou niet moeilijk zijn in zulke omstandigheden te vloeken, God te verlaten of wanhopig te worden. Als men nu bidden zal, wanneer men bijna niet kan leven van de pijn, dan moet men beginnen met te danken, anders wordt ons gebed niet ver- hoord. En dit leert de Heilige Schrift. Want de Heilige Schrift zegt: Weet gij niet, “dat de goedertierenheid Gods u tot bekering leidt?”

(Rom. 2:4). Er is niets dat de mens tot beke- ring leidt dan de goedertierenheid Gods.

Wie niet ziet, dat God goed is, wie dat niet erkent, komt nooit tot bekering.

En nu zal ik het andere versje voorlezen, waar mijn aandacht onder het zingen op gevallen is; het is het vijfde versje:

Ik denk in ’t midden der gevaren, Nog aan Uw gunst van vroeger jaren;

Ik tracht Uw werken na te gaan.

O God, wie kan U evenaren?

Hoe heerlijk zijn Uw wonderdaân!

Duidelijk nietwaar? Duidelijk. Hier is het. De goedertierenheden Gods leiden tot beke- ring. En dan nooit ophouden! Moet u verlo- ren gaan, gaat dan biddende verloren! Nooit opgeven! Er is geen enkele reden om ’t op te geven, want bij de Heere zijn uitkomsten tegen de dood. Hem zij de lof en de dank tot in alle eeuwigheid.

Ds. J.P. Paauwe Zie, een zaaier ging uit

om te zaaien.

Matth. 13:3b

(2)

Rooster kerkdiensten

(Diensten Deo Volente in het kerkgebouw Hoge Prins Willemstraat 214)

Woensdag 04 nov. 14.30 uur: Kand. M.S. Roos, ´t Harde (Dankstond)

Zondag 08 nov. 10.00 uur: Kand. M.S. Roos, ´t Harde

17.00 uur: Ds. J. van Meggelen, Nederhemert

Zondag 15 nov. 10.00 uur: Kand. D. Baarssen, Urk 17.00 uur: -idem-

Zondag 22 nov. 10.00 uur: Kand. C.A. van den Brink, Ede 18.00 uur: -idem.

Zondag 29 nov. 10.00 uur: Kand. Joh. Fekkes, Nijkerk 17.00 uur: Kand. W.J. Korving, Den Helder

Zondag 06 dec. 10.00 uur: Kand. C.A. van den Brink, Ede 17.00 uur: Ds. H. Juffer, Ouddorp N.B. Let u s.v.p. op de afwijkende vetgedrukte aanvangstijden!

Op D.V. zondag 22 november aanstaande (beide diensten) en de morgendienst van D.V.

6 december aanstaande stond kand. P.J.T. van den Herik uit Staphorst aanvankelijk op het preekrooster. Deze kandidaat belde enige tijd terug met de mededeling dat hij met het coronavirus was besmet. Hoelang hij daardoor niet in staat zou zijn om te preken, stond toen nog niet vast. Bijkomstig is dat de kandidaat en zijn vrouw rond de gemelde data hun eerste kindje verwachten. Daarom koos hij voor de meest veilige weg en gaf de beurten terug aan ons. We waardeerden het bijzonder dat kandidaat Van den Herik vervolgens aan zijn collega kand. C.A. van den Brink uit Ede gevraagd heeft of hij de beurten in Scheveningen van hem wilde overnemen. En zoals u ziet, is dat Deo Volente ook mogelijk. Wij zijn beide kandidaten dankbaar voor hun medewerking. Kand C.A. van den Brink heeft recentelijk zijn preekbevoegdheid verkregen en daardoor was zijn roos- ter ook nog niet helemaal gevuld. De kandidaat woont in Ede, maar is lid van de Hersteld Hervormde Gemeente te Harskamp.

Draagt u hem als ook de overige voorgangers op in uw gebeden?!

Hersteld Hervormde Evangelisatie Scheveningen

D.V. woensdag 04 november aanstaande – Dankstond

Kand. M.S. Roos hoopt op bovengenoemde datum Dankstond met u te houden. Van nature zijn wij geen mensen die zo maar willen als ook oprecht zouden kunnen dan- ken. Ons rechthebbende karakter staat zulks in de weg. Maar als we onszelf recht leerden kennen, dan is het een wonder dat er nog Dankstond kan worden gehouden en dat we nog niet weggevaagd zijn. Het alom doden- de corona-virus hield en houdt de wereld in haar greep. Een oordeel van God overkwam ons in het voorjaar en het overkomt ons nu opnieuw. Maar wie wil er nog een oordeel in zien? De seculiere mens wil daar zeker niets van weten. Ook de godsdienstige mens vindt dan zoiets dikwijls veel te zware taal.

Met zoiets moet je rationeel omgaan en samen, maar wel zonder God, gaan we het virus te lijf en we zullen het wel even klaren.

Tenminste, als iedereen zich aan de regels houdt. Maar om het nu in te leven met de dichter van Psalm 119:

Gij zijt volmaakt, Gij zijt rechtvaardig HEER´;

Uw oordeel rust op d´allerbeste wetten;

Uw loon, Uw straf beantwoordt aan Uw eer.

Vanuit die gestalte gaat iemand inleven dat hij nooit een oprecht dankgebed kan voort- brengen. Dan alleen leren we als een schuld- verslagene te bidden om een dankgebed. De Heere geve ons dat we zo D.V. woensdag 4 november aanstaande de Dankstond moch- ten ervaren en Hem oprecht leerden danken voor al het wat Hij ons onverdiend in de achterliggende tijd schonk. De dienst vangt aan om 14.30 uur. Een rijk gezegende Dankstond van harte toegewenst!

D.V. woensdag 18 november aan- staande - Jaarvergadering

Het heeft lang geduurd, maar de komen- de maand hopen we dus weer eens een Jaarvergadering te houden. Het Bestuur hoopt ditmaal verslag uit te brengen over de jaren 2018 en 2019. Dat waren bijzon- dere jaren waarbij sprake is geweest van de verkoop van het kerkgebouw, de ver- huizing van een tweetal bestuursleden, het mogelijk opheffen van de evangelisatie, besprekingen over het doorgaan met de evangelisatie als ook een mogelijk samen- gaan met de Thaborgemeenten. Zeer veel tijd vergende zaken, waardoor er niet altijd

gelegenheid was om nog een datum voor een Jaarvergadering te prikken. We hebben gekozen voor de meest praktische oplossing in dezen; dus twee jaargangen in één verga- dering. We hopen met u op D.V. woensdag 18 november aanstaande een gezegende vergadering te beleggen waarbij de Heere kennelijk in het midden mag zijn.

Aanvang: 19.30 uur

Bijbellezing

Hoewel ds. IJ. R. Bijl graag had willen komen op woensdag 21 oktober jongstleden, heeft het Bestuur, wetend dat slechts enke-

le mensen konden komen, de Bijbellezing afgezegd. Met de dominee is afgesproken dat wij zullen kijken of het mogelijk is om elkaar D.V. op een latere datum weer onder het Woord te kunnen ontmoeten. De eerst- volgende Bijbellezing zal op D.V. woensdag 9 december aanstaande worden gehouden.

Kand. M.S. Roos hoopt dan verder te gaan met de geschiedenis van Jakob.

Via internet luisteren

De kerkdiensten worden uitgezonden via internet door Kerkomroep.nl. Indien u niet in staat bent naar de kerk te gaan kunt u via

(3)

internet de dienst volgen door te gaan naar www.kerkomroep.nl/#/kerken/20230, daar gekomen kunt u onder de afbeelding van het kerkje een keuze maken van de dienst die u wilt beluisteren, door op het

‘luidspreekertje’ te klikken, begint de opname, zie onderstaande afbeelding.

Mocht u hierover vragen hebben kunt u ze aan Dhrn van der Zwan of Balyon stellen.

Verjaardagen

D.V. de komende periode hopen de navol- gende personen vermeerdering van jaren te mogen ontvangen:

5 november Mevrouw A. Visser-Hofland (73 jaar);

Mevrouw A. Roeleveld- Noorduin (73 jr.);

16 november De G. de Ruiter (85 jaar).

Wij wensen u met allen die u lief en dierbaar zijn een fijne en gezegende dag toe. Dat u met de weldaden in de Weldoener mocht eindigen.

Vanuit de gemeente

De familie Van Alpen-den Heijer moest in de achterliggende periode hun broer en zwager naar het graf uitdragen. Piet den Heijer, een broer van mevrouw Van Alphen, kwam na een ziekbed van slechts enkele maanden op 70-jarige leeftijd te overlijden.

Enige maanden terug werd een ongenees- lijke ziekte bij hem vastgesteld en nu is het eeuwigheid voor hem geworden. Een ernsti- ge roepstem ging zo tot eenieder van ons uit. Dat deze roepstem nog geheiligd zou worden aan ons aller hart.

De Heere zij de rouw dragende familie nog nabij met zijn vertroostende nabijheid. Dat wensen wij u allen toe, in het bijzonder de bejaarden, weduwen- en weduwnaren als ook de overigen die in dit leven hun weg in eenzaamheid gaan.

De zieken

Op zondag 11 oktober jongstleden moest er onverwacht preek worden gelezen. Die mor- gen werden we gebeld door mevrouw Roos dat de dominee met koorts op bed lag.

De bestuursleden Van der Zwan en Balyon hebben die dag preek met u gelezen. Een hele opgave als er zo weinig tijd tot voorbe- reiding is. Maar bedenk wel dat als de Heere erin meekomt, dat dan goed is. Wij hopen dat u dat ook zo hebt mogen ervaren.

De dominee is daarna nog ruim twee weken aan huis gekluisterd geweest met corona-achtige verschijnselen. Op het moment dat we de kopy voor deze Zaaier

aan het opstellen zijn (dinsdag 27 oktober jongstleden) liet ds. Roos ons weten dat hij aan de beterende hand en binnenkort weer hoopt te kunnen preken. Verder gaf de dominee ook aan dat hij door binnen te blijven heel veel tijd had kunnen besteden met het bewonderen van het Scheveningse schilderij. Wij wensen ds. Roos een verder herstel toe. Dat wensen we eveneens kand.

M.S. Roos toe. Ook hij was geveld door het corona-virus. Wie wie heeft aangestoken is onduidelijk, is ook niet belangrijk. Feit is wel dat ook dhr. Roos junior mocht herstellen en daar mogen we de Heere dankbaar voor zijn.

Voor u gelezen in “Israël aktueel”

Psalm 126

Een lied Hammaäloth

1. Als de HEERE de gevangenen Sions wederbracht, waren wij gelijk degenen die dromen.

2. Toen werd onze mond vervuld met lachen, en onze tong met gejuich; toen zeide men onder de heidenen: De HEERE heeft grote dingen aan dezen gedaan.

3. De HEERE heeft grote dingen bij ons gedaan; dies zijn wij verblijd.

4. O HEERE, wend onze gevangenis, gelijk waterstromen in het zuiden.

5. Die met tranen zaaien, zullen met gejuich maaien.

6. Die het zaad draagt dat men zaaien zal, gaat al gaande en wenende, maar voorzeker zal hij met gejuich wederkomen, dragende zijn schoven.

Lachen en juichen

In het eerste deel van Psalm 126 -een danklied na de ballingschap- wordt uiting gegeven aan de geweldige blijdschap van de teruggekeerde ballingen. Het is als een droom, een prachtige droom. Het volk is in een droom stemming en hun mond wordt vervuld met lachen en hun tong met gejuich. De verwoesting van Jeruzalem en de tempel in 586 voor Christus leken het einde van de geschiedenis van Israël. Het volk verloor zijn vrijheid, zijn land en de centrale plaats van de aanbidding. Velen werden gedood en de meesten anderen weggevoerd als slavenvolk. Zou er über- haupt nog een toekomst zijn voor Israël?

De val van Jeruzalem toen is de grootste tragedie uit de geschiedenis van Israël van voor Christus.

Maar Jeremia bleek de waarheid te hebben geprofeteerd. Na zeventig jaar kwam er een einde aan de ballingschap! Er kwam een terugkeer op gang. De tempel werd herbouwd en later ook de muren van Jeruzalem. Ze woonden weer in het land

en veel van wat verloren was gegaan, werd weer opgebouwd. Logisch dat dit een eufo- risch gevoel gaf bij de voormalige gevange- nen . Door Gods genade en voorzienigheid kwam er een nieuwe toekomst voor het volk in het land.

De moderne terugkeer

Psalm 126 wordt natuurlijk ook vandaag de dag letterlijk voortdurend geciteerd en gezongen door de Joden, omdat vanaf 1840 de Heere de gevangenen van Sion opnieuw doet terugkeren naar het land. Opnieuw wordt hun mond vervuld met lachen en tong met gejuich. In de Psalm wordt gesproken over de heidenvolken die over deze verheugende ontwikkelingen zeggen:

“De Heere heeft grote dingen aan dezen gedaan. Wij mogen ons als heidenen ook verblijden, ook wij kunnen juichen omdat de Heere Zijn beloften voor Israël vervult. Hoe zou het komen dat het lijkt dat zo weinig christenen zich hierover verblijden, dat het 

FINANCIËN oktober 2020

Collectes:

Zo 4 okt : € 131,00

Zo 11 okt : € 174,25

Zo 18 okt : € 93,10

Zo 25 okt : € 94,25

Bijbellezing 30-9-2020: € 43,00

Collectegeld via ABN/ING

€ 80,00 fam. N.N, € 25,00 fam. J. B.,

€ 15,00 mw. T.V.= Totaal € 120,00

Giften:

€ 300,00 mw. F.A.-V.

RESERVE-FONDS: (voor onderhoud en onverwachte uitgaven)

ABN-AMRO Rekening:

NL35ABNA0590796860 - € 665,58

Al ’t aardrijk smeek’U, neergebogen Het heff’de schoonste psalmen aan, Gezangen, die Uw naam verhogen, De glorie van Uw wonderdaan.

Komt, allen, ziet Gods wijze wegen;

Wat is Zijn werking hoog geducht, Hetzij Hij ’t mensdom met Zijn zegen Bezoekt, of met Zijn strenge tucht.

Ps. 66 : 2

Na de Heere, hartelijk dank voor uw offervaardigheid.

Met vriendelijke groet, uw penningmeester.

(4)

onmiskenbare herstel van Israël zo veel christenen koud lijkt te laten? Ik denk dat dat komt omdat wij zo gewend zijn het- geen wij in de Bijbel lezen alleen maar op onszelf te betrekken, en het daarom niet (makkelijk) kunnen hebben dat het over Israël gaat.

Gelezen in de Veluwse kerkbode:

In de kerkbode van 9 maart 1957 was het volgende, afkomstig van de dominee J.T.

Doornebal, te lezen.

Oene: Voor de eerste keer in deze tien jaar in Oene ben ik zondagmorgen gewoon naar de kerk gegaan en in de pastoriebank gaan zitten. De gemeenteleden kennen hun voorrecht niet en weten niet wat het is om iedere rustdag op te kunnen gaan zonder de spanning van het preken. Voor mij was het een bijzondere beleving.

Ik heb nu vanaf mijn plekje de gemeente zien binnen komen. Met een zekere ver- bazing! Want in elke andere gemeente schrijden de kerkgangers rustig en inge- togen naar hun zitplaats, maar in Oene marcheren ze er heen, in de letterlijke zin van het woord, de vrouwen evengoed als de mannen. Er is zoiets resoluuts en zelfverzekerds in als ik het in geen enkele Hervormde gemeente ooit gezien heb. En ik had sterk het gevoel, dat mijn woorden op de preekstoel en de psalmen die ik doorgaans laat zingen, toch op de één of andere manier een contrast vormen met de gemoedsgesteldheid van mijn gemeen- te die op zo´n zondagmorgen meer doet denken aan de triomferende kerk dan aan de strijdende. Ik begrijp nu ook enigszins waarom ze de liederen Sions zingt in een marstempo dat mij altijd vreemd zal blij- ven, en zelfs waarom ik zo weinig de klank- bodem vind voor mijn moeizaam voorbe- reide predicaties. De geest der gemeente is kennelijk een andere dan de mijne.

Dat is zeker te betreuren. Maar het is een feit. Dit zal ook wel één der redenen zijn waarom deze aanvankelijk opmarcherende eskadrons aldra hun triomfantelijke aan- blik verliezen en bevangen worden met de geest eens diepen slaaps. Dat nu was op deze zondagmorgen bij uitzondering niet het geval, en ik heb opnieuw kunnen con- stateren hoe nuttig het is wanneer van tijd van tijd een ander op de preekstoel staat en de gemeente een ander geluid te horen krijgt dan het van ouds bekende……

Noot van de redactie: Bij de laatste regel dringt de vraag zich op welk ander geluid de gemeente van Oene toen te horen kreeg?

Hervormingsdag (2020)

In 1520 (dus geruime tijd voor de Rijksdag in 1521) vroeg Georg Spalatin aan Luther wat hij zou doen als hij voor de keizer rekenschap van zijn geloof zou moeten afleggen. Luther schrijft dan aan Spalatin, de kapelaan en secretaris van keurvorst Frederik de Wijze (én de speciale vertrouwenspersoon tussen de keurvorst en Luther!) het volgende:

“Zaligheid! Ik heb uw schrijven, waarop u mijn antwoord vraagt, vandaag ontvan- gen. U vraagt mij wat ik zal doen, als ik voor keizer Karel [de vijfde] zou moeten verschijnen, en dat zonder schade voor het Evangelie en voor het algemene wel- zijn, temeer omdat u ziet dat de tegen- standers alles willen doen om mijn komst [naar Worms] te bevorderen.

Dan zeg ik: Wanneer ik geroepen zou worden, dan wil ik mij, zo veel in mij is, ook als ik ziek zou zijn, mij graag vóór hem laten brengen, als ik gezond niet zou kunnen komen. Want er is geen twijfel aan, dat God mij roept, als de keizer mij zou roepen. Wanneer zij echter geweld willen gebruiken, zoals waarschijnlijk zal gebeuren (want ze laten mij niet roepen omdat ze graag iets van mij willen leren), dan is het goed om alles in Gods hand te leggen. Want Hij, Die de drie jongelingen uit de oven van de koning van Babel heeft gered, leeft en regeert nog.

Wil Hij mij echter niet redden, dan is het verlies van mijn hoofd maar een gerin- ge zaak. Want vergeleken met Christus, Die onder grote smaad, allerlei ergernis en veel smarten de dood heeft moeten lijden, is mijn dood maar een onbedui- dend ding. Want in deze zaak moet men niet naar gevaar of welstand vragen.

Veelmeer moeten wij bezorgd zijn, dat het Evangelie dat we eenmaal begonnen zijn, tot spot van de goddelozen zal wor- den gesteld, óf dat wij de tegenstanders aanleiding zullen geven tegen ons te roe- men. Verder, dat zij zouden zeggen: dat wij niet het hart hebben om te belijden wat wij onderwezen hebben, of ons bloed daarvoor willen vergieten. Deze lafheid en blaam moge de barmhartige Jezus ver- hoeden! Amen.

Daarom, als het evenwel moet gebeuren, dat de koningen der aarde en de vorsten tezamen komen en met de heidenen en de volken woeden tegen de HEERE en Zijn Christus – dan leert de Heilige Geest in de tweede Psalm: dat zíj zalig zijn die op Hem vertrouwen. En niet alleen dit, maar dat God hen die Hem weerstaan, zal

uitlachen en bespotten. Ik weet dus niet of het Evangelie door mijn leven of dood meer of minder in gevaar zal komen. God regeert! Ik weet dat de Waarheid van God een Rots der ergernis is, gezet tot een val en opstanding van velen in Israël (zie Lukas 2 vers 34).

We moeten echter wel zorgdragen dat het keizerschap van Karel [de vijfde] niet met mijn of iemand anders bloed zal wor- den ingewijd. Om deze goddeloosheid te voorkomen, wilde ik (zoals ik al vaker heb gezegd) liever alleen in de handen van de roomse geestelijkheid omkomen, zodat de keizer en de zijnen in deze zaak niet ver- wikkeld zouden worden. Ik weet wat voor ellende het huis van keizer Sigismund na de moord op Johannes Huss is overko- men. (…)

Hier heeft u nu mijn gedachten. U kunt alles eerder van mij verwachten, dan vluchten of herroepen. Vluchten kan ik niet, herroepen nog veel minder – zo zeker als mijn Heere Jezus mij kracht geeft! Want ik kan geen van beide doen zonder gevaar voor de godzaligheid en het zielenheil van velen. Zo helpe mij God!

Broeder Mart. Luther, Augustiner zu Wittenberg.

Hersteld Hervormde Evangelisatie Scheveningen

Hoge Prins Willemstraat 214, Scheveningen

Telefoon 06 338 399 54

www.hhevangelisatiescheveningen.nl Patoraalmedewerker:

Kand. M.S. Roos

Oostloo 7a, 8084 PK ‘t Harde Telefoon 06 518 143 34 J. Roeleveld, Stakenbergweg 10, 8075 RA Elspeet,

Telefoon 06 271 825 48 jan.roeleveld@outlook.com A.J. van der Zwan, Terschellingsestraat 7 2583 JN Scheveningen, Telefoon 070 352 04 32 arievdzwan@telfort.nl M. Balyon, Vlierstraat 42, 2225 SM Katwijk Telefoon 06 814 758 81 maarten@balyon.com Giro: NL57 INGB 0005 9311 26 t.n.v. Stg. Hervormde Evangelisatie Scheveningen

Bank: NL51 ABNA 0526 3090 32 t.n.v. Stg. Hervormde Evangelisatie Scheveningen

CD-opname predikaties:

Mw. A. van der Zwan-van der Lede, 070-3520432 / adsl1960@telfort.nl

Vervolg op pagina 6

(5)

Deze pagina van de Zaaier is in het bij- zonder bestemd voor jongeren van de gemeente.

In het verhaal over het leven van Kees

Berends en zijn gezin lezen wij hoe boer Kees zich niet alleen innerlijk maar ook uiterlijk tegen God verzet. En dat merken zijn kinderen ook.

Nadat vorige keer in het leerstellige gedeelte door H. van Dam artikel 1 van de NGB behandeld is, vervolgen wij nu met artikel 2. Daar wordt de vraag gesteld hoe wij God kunnen kennen.

De Nederlandse Geloofsbelijdenis (3)

Uit: H. van Dam – Een vaste grond - © Den Hertog - Houten

Voor de jeugd van de gemeente

ARTIKEL 2

DOOR WELK MIDDEL KENNEN WIJ GOD?

Wij kennen Hem door twee middelen.

Ten eerste door de schepping, onderhouding en regering van de hele wereld, want die zijn voor ons als een prachtig boek, waarin alle schepselen, grote en kleine, als letters zijn. Zij laten ons zien de onzienlijke dingen van God, namelijk Zijn eeuwige kracht en Goddelijkheid. Dat zegt de apostel Paulus ons in Romeinen 1:20 ...welke dingen alle genoegzaam zijn om de mensen te overtui- gen en hun alle onschuld te benemen. Ten tweede geeft Hij Zich nog duidelijker en meer volkomen te kennen door Zijn heilig en Goddelijk Woord. Daaruit krijgen wij zoveel kennis van Hem als voor ons nodig is in dit leven, tot Zijn eer en de zaligheid van de Zijnen.

Het gaat in dit artikel over het kennen van God. Ging het in het eerste artikel over geloven met het hart, ook nu gaat het niet buiten het hart om. Er is ook een kennen alleen met het verstand. We spreken dan van een historische kennis. Maar het kennen dat hier bedoeld wordt, is een geloofskennen.

Een kennen waarbij van liefde sprake is.

God openbaart Zich in heel de schepping.

De schepping zegt niet alleen dat God er is, maar ook hoe groot Hij is. Tevens kan ook iedereen zien hoe Hij alles dagelijks onder- houdt. Ook blijkt alle eeuwen door dat God regeert. Dat leert ons de geschiedenis wel.

De schepping is een prachtig boek, waar- in de onzienlijke dingen van God te lezen zijn. Daarmee wordt bedoeld: de deugden van God komen daarin duidelijk openbaar.

Zijn almacht, Zijn Wijsheid, Zijn grootheid en majesteit zijn in al Zijn werken te zien.

We noemen dat de algemene openbaring van God. Deze kennis is echter niet genoeg om zalig te worden. Want de natuur leert ons Christus niet kennen, door Wie wij alleen zalig kunnen worden. Daarom geeft de Heere meer. Hij geeft ons Zijn Woord.

Duidelijker en meer volkomen leert de gelovige God kennen door het Woord van God, zoveel als nodig is voor dit leven. Dat betekent: zoveel als nodig is tot zaligheid en om tot eer van God te leven. Die openba- ring noemen wij de bijzondere openbaring.

Calvijn noemt de Bijbel een bril, waarmee de gelovige in heel de schepping de heilige Naam van God leest. God openbaart Zich dus door Zijn werken en door Zijn Woord.

Maar die werken kunnen wij alleen als werken van God zien door de bril van Zijn Woord.

Wordt vervolgd!

HOOFDSTUK 3 - Wee! die lieden!

Nu staat hij alléén . . .! God was tegen hem gekeerd, Hij plaagde hem, de nijvere Kees Berends en dat is gruwelijk onrecht! Hij zet zich schrap. Dóór zetten zal hij! Het winnen van God Die naar zijn mening het „samen- doen” heeft afgebroken. God toonde Zich de sterkste, want wie kan nu tegen de dood op, maar hij zal de schouders eronder zet- ten en zien wie het wint. De zelfgenoegza- me Kees Berends wankelt. Zijn zelfvertrou- wen is geschokt. Maar dat zegt hij niet, daar vloekt en vecht hij tegen, de geweldenaar van „Vredehof”.

In het middaguur zitten Kees Berends en zijn drie kinderen zwijgend aan tafel. Sinds Dirkje°s stoel leeg bleef, werd onder het eten weinig meer gesproken. Er ontbrak iets in het gezin... nu is dat voorgoed weg!

Neeltje kijkt naar haar vader. „Voelt U zich goed vader?” „Ia”, zei hij enkel. „Zal ik U de bijbel geven om te lezen?” “Nee”. Kees Berends klemt de lippen opeen en drukte met zijn vork driftig een laatste aardappel fijn. „Vader, zou U er voortaan niet beter aan doen, meer in dat Woord van God te lezen? Dat is hier bij ons droevig verzuimd”.

Neeltje zegt het, met zachte, dringende stem. Kees Berends hoort die zachte stem, ze ontroert hem meer dan hij merken laat.

Maar toegeven zal hij niet. Dat neemt hij zich vast voor. „Dat past er nu wel bij”, zegt Freek om zijn zuster wat te helpen. Het is stil , alleen een klik met de vork op Henkie’s bord. „De bijbel heeft voor mij nu afgedaan, begrepen. Laat die maar op de plank liggen.

Daar verdien je ook niets mee?” Grimmig stoot hij het er uit. Met een ruk zet hij de stoel achteruit en grijpt naar zijn pijp. Maar daarmede is het niet af! Neeltje staat op en grijpt de bijbel van het plankje. Rustig zet ze zich weer aan tafel. Dan kijkt ze haar vader doordringend aan en met vaste stem zegt ze: Dan zal ik lezen, vader. Verbaasd kijkt Berends op, Freek verschrikt zich op zijn stoel, beduusd om zoveel moed bij Neeltje. Kees Berends flitst het door het hoofd: Mijn pure evenbeeld, doorzetten en niet bang! Hij zwijgt. Voor deze keer zal hij niets zeggen, het kind is van de kook. Niemand spreekt er. Toen verbrak de heldere en vaste stem van Neeltje de spannende stilte: „Wee dien, die met kwade gierigheid giert voor zijn huis, opdat hij in de hoogte zijn nest steile, om bevrijd te zijn

uit de hand des kwaads. Gij hebt schaamte beraadslaagd voor uw huis; uitroeiende vele volken, zo hebt gij gezondigd tegen uwe ziel …. Want de steen uit de muur roept, en de balk uit het hout antwoordt dien….. Wee dien, die de stad met bloed bouwt, en die de stad met onrecht bevestigt! Ziet, is het niet van de Heere der heirscharen, dat de volken arbeiden ten vure, en de lieden zich vermoeien tevergeefs?” …. ….

Tevergeefs . . . als een echo klinkt het Kees Berends in de oren ….. als een spot! Hij legt de pet voor zijn ogen…….. het is dan- kenstíjd. Hij kent Neeltje. Ze zal volhouden;

net als hij zal ze het niet opgeven als ze meent dat het nodig is. Later zal hij er met haar wel over praten, want zijn wil zal wet blijven hier in huis. Dit ging hem te ver!

„We praten later nog wel d’rs weer, ik moet nou weg”, zegt hij en staat op, „Freek, kom je ook, we gaan naar ‘t land”, onwillig klinkt die stem. „Nu vader, nu naar ‘t land, en moeder staat net een halve dag boven aarde? Wat zullen daar de mensen van zeggen vader’?” Freek is verbaasd, is zijn vader zo hard? „Met de mensen heb ik niet te maken, begrijp je dat, het werk moet doorgaan. En jouw moeder zou dat beter begrepen hebben versta je me?”

Wordt vervolgd!

Het leven van Kees Berends (10)

(6)

Luther vertelt over Johannes Huss

In de aanloop naar Hervormingsdag is het misschien wel een geschikt moment om een keer van Luther te horen hoe hij over Johannes Huss denkt. Hier volgen vijf verschillende citaten:

“Voor mijzelf twijfel ik er niet aan: wie zijn brieven leest of hoort – tenminste als hij enig verstand, of nog een geweten voor God heeft – die moet zeggen, dat er een voortreffelijke, grote geest in deze man, Johannes Huss, is geweest. Namelijk van iemand die zo christelijk schrijft en leert, zo ridderlijk met doodsaanvechtingen strijdt, zo geduldig en nederig alles wil lijden, en tenslotte zo dapper de schan- delijke dood omwille van de waarheid aanvaardt. En dat onder zovele machti- ge, aanzienlijke, talrijke, hoogwaardige mensen uit Italië, Duitsland, Spanje, Frankrijk, Engeland en andere landen van de wereld, vergaderd [in het concilie van Konstanz (1414-1418)] – en Johannes Huss daartussen alleen als een schaapje dat tussen zovele leeuwen en wolven staat;

als hij een ketter zou zijn, dan is er zeker nog nooit een ware christen op aarde geweest!”

“Johannes Huss heeft ook over mij gepro- feteerd, toen hij vanuit de gevangenis in Bohemen schreef: ‘Zij willen nu een gans braden (want Huss is in het Boheems

“gans”); maar over honderd jaar zullen zij een zwaan horen zingen, en die zullen zij moeten verdragen’ – daar zal het ook bij blijven, als het de wil van God is.”

“Het is echter algemeen bekend, wat ook zijn tegenstanders hebben moeten erken- nen, dat Johannes Huss uitermate zeer geleerd was, en geleerder dan alle docto- ren in het concilie. Dat bewijst zijn boek over de kerk [Ecclesia] of anders bewijzen zijn preken [Sermones] dat wel. Dit weet ik zelf ook uit ervaring, namelijk toen ik op een keer in Erfurt, in het klooster, als jonge student theologie nog, in de biblio- theek een boek met preken van Johannes Huss tegenkwam. Ik was nieuwsgierig om te zien wat deze aartsketter geleerd zou hebben – temeer omdat dit boek in de openbare bibliotheek [van het klooster]

onverbrand bewaard was gebleven. Daarin las ik toen werkelijk zoveel goeds, dat ik mij erover verbaasde en mijzelf afvroeg, waarom toch zo’n man, die zo christelijk en machtig de Schriften verklaarde, zou zijn verbrand. Echter omdat zijn naam zo

gruwelijk verdoemd was, dat ik in die tijd dacht: De wereld wordt zwart en de zon verliest haar licht voor wie iets goeds over de naam van Huss zou durven denken, sloeg ik het boek met een klap dicht en verliet met een verwond hart die plaats.

Ik troostte mij echter met de gedachte:

Misschien heeft hij dit geschreven vóór hij een ketter is geworden. Want over de gebeurtenissen tijdens het concilie van Konstanz wist ik toen nog niets.”

“De schrijver die de Duitse handelingen der synode met veel lasteringen heeft beschreven om Huss in een kwaad dag- licht te stellen, zegt dat Johannes Huss onverschrokken heeft geglimlacht toen men hem zijn priesterlijke waardigheid ontnam [door het uitvoeren van de ont- wijdingsprocedure]. En toen hij naar de brandstapel werd gebracht, heeft hij voortdurend gesproken: ‘O Jezus, Zoon van God, ontferm U over mij.’ Toen hij echter de houten paal zag, waaraan hij verbrand moest worden, viel hij op zijn knieën en riep hij uit:

‘O Jezus, Zoon van God, Die voor ons aan het kruis hebt geleden, ontferm U over mij.’ Hij heeft ook een arm boertje gezien die hout kwam aandragen, en met een vriendelijke lach tegen hem gezegd:

‘Sancta simplicitas: Ach, jij lieve heilige eenvoud.’”

“Johannes Huss wist meer dan de hele [kerkelijke] wereld bij elkaar, maar hij is onschuldig veroordeeld. Vanaf die tijd is het pausdom beginnen te vallen.

Johannes Huss is begonnen om de vele doornstruiken, de wilde heggen en het opgeschoten onkruid op de wijnberg van Christus uit te hakken en uit te roeien.

Hij heeft de misbruiken van de paus en de geestelijkheid en hun ergerlijke leven aangegrepen en veroordeeld. Daardoor ben ik in een vlak veld gekomen, dat goed geploegd en geëgd was, en heb daarbij ook nog de leringen van de paus aange- grepen, zodat zijn val volkomen was.”

De gebeden van moeder

Het was in het jaar 1861. Er woedde een hevige storm op de Engelse kust. Bij Hartlepool verongelukten 81 schepen.

Op één van de schepen die gevaar liepen op de rotsen te lopen, werkte een jonge matroos. Hij was in grote onverschilligheid van huis weggelopen om naar zee te gaan.

Zijn moeder had hem ernstig gewaar- schuwd, maar hij spotte met haar woor- den en verachtte het Woord van God.

Toen hij haar verliet, waren haar laatste

woorden: ‘Mijn jongen, jij wilt met God en Zijn Woord breken, maar onthoudt het, zolang moeder leeft, zal ze voor je blijven bidden of God je bewaren wil en boven alles bekeren’. Hij lachte er wat om en zei:

‘Goed moedertje, je doet je best maar om je zoon weer in het paadje te krijgen’.

In jaren had ze hem niet meer gezien, maar het gebed tot God had ze niet nage- laten. De gebeden van deze moeder waren opgeklommen voor Gods troon. Die nacht, toen de storm op z’n hevigst woedde, dob- berde langs de Engelse kust het schip met daarop die bange jongen. Het schip liep te pletter en de lijn die toegeworpen werd, werd door één van de schipbreukelingen gegrepen. De lijn werd ingehaald en zie, een bleke, bijna levenloze jongen, hield zich krampachtig vast. Na enige tijd kwam hij tot bewustzijn en keek verwonderd om zich heen.

‘Waar ben ik?’ zo vroeg hij.

‘In veiligheid’, was het antwoord.

‘Waar is de kapitein?’

‘Verdronken’, was het antwoord.

‘En de stuurman?’

‘Verdronken’.

‘En de anderen dan?’

‘Verdronken, allemaal verdronken, jongen.

Jij bent de enige die gered is’, sprak men hem toe.

Dit bericht verpletterde hem en wezenloos zat hij voor zich uit te staren.

Maar plotseling greep hij met beide han- den zijn hoofd en riep, terwijl hij huilde:

‘Het gebed van mijn moeder, het gebed van mijn moeder, dat is het, dat is het!’

Daarop viel hij op zijn knieën en bad God om hem behouden bij zijn moeder te bren- gen. Zo kwam hij terug in het land, in het dorpje waar hij geboren en opgevoed was.

Maar in het huisje van zijn moeder woon- den andere mensen, zijn moeder rustte op het kerkhof. Dat was opnieuw een zware slag voor hem. Toch heeft God dit alles gebruikt om hem tot God te bekeren.

Zie je dat de Heere op het gebed grote wonderen wil doen? Niet alleen in 1861, maar ook in 2020.*

Een vaste burcht is onze God

Een vaste burcht is onze God, een toevlucht voor de Zijnen!

Al drukt het leed, al dreigt het lot, Hij doet zijn hulp verschijnen!

De vijand rukt vast aan met opgestoken vaan;

hij draagt zijn rusting nog van gruwel en bedrog, maar zal als kaf verdwijnen!

Vervolg van pagina 4

* Bron www.vandervalk-kerknieuws.nl

(7)

13. PAULUS (vervolg)

„Ook van mij, als van een ontijdig geborene, gezien”. 1 Corinthe 15 : 8

De volkeren der aarde zijn gewonnen voor het koninkrijk van Christus. Zij zijn tot het geloof gekomen en vinden kracht tot het leven en de godzaligheid in de boodschap, die Paulus heeft nagelaten. De arbeid van deze apostel is niet ijdel geweest in de Heere. Hij, die de minste was van allen, een misdracht in eigen schatting, is tot een zegen geweest, zó groot, dat niemand ooit de werkelijke waarde er van kan vermoeden en bevatten. En dit zal blijven voortgaan tot het Koninkrijk van Christus zal bevestigd zijn op aarde, en God zal zijn alles en in allen. Dit was Paulus, de minste van allen. En steeds minder geworden. Al dieper is hij vernederd, eerst de minste van de apostelen, dan de geringste der heiligen, straks de voornaamste der zondaren. Al banger is de klacht in zijn leven geworden: ik ellendig mens, wie zal mij verlossen?

Al groter de noden, zwaarder de strijd, uitwendig en inwendig. Steeds eenzamer komt hij te staan aan het eind van zijn leven. Straks is het: „Zij hebben mij allen verlaten…..” Maar innerlijk is hij gegroeid en gesterkt in het geloof, zijn leven steeds meer Christus geworden en Die gekruist, dagelijks in de dood overgegeven, opdat het leven van Jezus in zijn sterfelijk vlees geopenbaard zou worden. Tot hij getuigen mocht: „Ik heb de goede strijd gestreden, ik heb de loop voleindigd, ik heb het geloof behouden”. En hij onder keizer Nero de marteldood stierf, om zo de kroon te ontvangen, die de Heere, de rechtvaardige Rechter hem geven zou en aan allen, die Zijn verschijning hebben lief gehad. Want er is een volk, dat zijn getuigenis mag overnemen: en ten laatste van allen is Hij ook van mij gezien. In wier leven Christus is geopenbaard en dat Hem mocht aanschouwen, niet met het natuurlijk oog, maar met het oog des geloofs. Een vijandig en afkerig volk van nature, maar geroepen met innerlijke en krachtdadige roeping, staande gehouden en neergeworpen op de weg van zonde en bederf, gebroken door God Zelf, maar dat ook in de nacht van zonde, smart en rouw Christus heeft leren kennen, geopenbaard van de hemel zelf door Woord en Geest.

Dat afgebracht is van alles in zichzelf, afgesneden van de grondslag van hun

eigen leven, maar wier leven Christus is geworden door het geloof. Naar het voorbeeld van Paulus kan en wil de Heere een nieuw begin in ons leven maken, waar het met al het onze op een eind komt en in de dood uitloopt, vijanden maken tot vrienden en herders van Zijn kudde, heel het leven Hem toegewijd, zodat het vol en rijk en vruchtbaar wordt, in plaats van onder te gaan voor altijd. Lang kunnen wij ons verzetten en vasthouden aan ons eigen leven. Tot het ogenblik komt, dat God ons breekt, voor goed, en het Hem behaagt Zijn Zoon in ons te openbaren. Wel blijft het mogelijk dat een geopenbaarde Christus nog geen toegepaste Christus is, en dat het besef groeit, dat zien geen hebben is. Er is een volk dat niet zal kunnen rusten zonder het vol bezit van de grote zaak waar zij naar uitzien. Misschien hebt ge iets van Zijn heerlijkheid gezien in de donkere nacht van uw leven, maar blijft er een leegte in uw ziel, omdat ge Hem Zelf nog mist en Hij nog nooit uw eigendom geworden is. Dat is wel smartelijk.

Maar toch blijft er dat ene, dat ge nooit vergeten kunt, en waardoor uw ziel naar Hem uitgaat en ge Hem niet meer missen en buiten Hem niet meer leven kunt. Rust dan niet en nergens in voor dat ge Hem tot uw deel hebt en Hem omhelzen moogt met de armen van het geloof. Dan zal toch eenmaal het geloofszien leiden tot het geloofsomhelzen, op Gods eigen tijd.

Zalig volk, dat zeggen mag: ook van mij gezien, en dat van zulk een ontijdig geborene, zo’n onwaardig, afkerig, vijandig mens als ik ben, zo’n farizeeër bovendien, die nooit naar Hem vraagde, maar zich altijd bleef verzetten. Maar door Hem gegrepen en neergeworpen, om ook door Hem te worden opgericht, toen Hij Zich openbaarde in Zijn eeuwige liefde. Het was het begin van alle ware leven in uw ziel. Toen was het oude voorbij en alles nieuw geworden, een nieuw begin van een leven in Zijn dienst en tot Zijn eer, en tot zegen van anderen.

Al groter wordt dan het wonder in de weg van steeds diepere ontdekking. Steeds banger de klacht: „Ik ellendig mens...”, maar ook voller de vreugde: „Ik dank God door Jezus Christus”. Dan groeit ook het verlangen naar een volle verlossing, en naar de volmaaktheid zelf. Niet, dat wij die hier verkrijgen. Het blijft alles ten dele, steeds weer terug geworpen in onszelf. Maar dan is het toch ook steeds

weer: „Vergetende hetgeen achter is en strekkende mij tot hetgeen voor is, jaag ik naar de prijs der roeping Gods, die van boven is in Christus Jezus”. De volmaaktheid in Christus. Dat wordt steeds meer het ene grote ideaal, ook al blijven wij er hier oneindig ver vanaf:

„Niet, dat ik het alrede verkregen heb of alrede volmaakt ben, maar ik jaag er naar of ik het ook grijpen mocht, waartoe ik ook van Christus gegrepen ben”.

En dan kan dat verlangen toch niet vergeefs zíjn, hoeveel er tegenover blijft staan aan eigen kant aan teleurstelling, verdriet, eenzaamheid en vertwijfeling.

Dan komt het toch nader en zal straks een volk, dat Hem hier zag in het geloof, Hem zien van aangezicht tot aangezicht, en Hem kennen, gelijk het ook zelf is gekend geweest:

„Maar (blij vooruitzicht, dat mij streelt!) Ik zal, ontwaakt, Uw lof ontvouwen, U in gerechtigheid aanschouwen, Verzadigd met Uw God’lijk beeld”.

14. Matthias

„En het lot viel op Matthias”

Handelingen 1 : 26b

Hij is de eerste van de apostelen, die niet door Christus Zelf geroepen is als discipel gedurende de tijd van Zijn omwandeling op aarde. In eigenlijke zin behoort hij dus niet tot de twaalve, al is hij gekozen in die plaats van Judas. De titel van dit boek „De veertien apostelen” wijst ook in deze richting, zodat wij Judas blijven zien als tot het oorspronkelijke twaalftal te behoren, ondanks het verraad. Dan was het wellícht ook het beste met hem de behandeling der apostelen te besluiten.

Christus kan Zich niet vergist hebben toen Hij deze twaalf bot Zich riep en tot apostelen stelde. Dat wil intussen niet zeggen, dat het onjuist is geweest van de gemeente, dat zij een andere apostel heeft gekozen in de plaats van de verrader. Zij heeft slechts gedaan wat zij meende te moeten doen. De plaats van Judas was vacant en de vacature moest vervuld. Zo heeft Petrus het gezien, en de anderen zijn ermee akkoord gegaan. Dat zij daarmee buiten Gods weg gingen blijkt nergens.

Men heeft wel gemeend, dat zij voorbarig zijn geweest, en Gods tijd zijn vooruit gelopen. Want dat Gods bedoeling

De 14 apostelen (15)

ds. J.W. Kersten en ds. J. T. Doornenbal

(8)

anders was, Die immers Zelf Paulus geroepen heeft om de plaats van Judas in te nemen. Maar ook dat laatste is niet te bewijzen. Niets geeft ons recht om te denken, dat Paulus de door God aangewezen plaatsvervanger van Judas is geweest, al is het waar, dat hij Jezus heeft gezien, en zo een getuige was van de opstanding, hetgeen, ook voor hemzelf, de grond was van zijn apostelschap. Wat de elf hebben gedaan door Matthias te kiezen in de plaats van Judas was slechts wat wij zouden noemen: de ordelijke weg. Judas was dood. Zo moest een ander zijn plaats innemen. Dat is de redenering van Petrus in Handelingen 1 op grond van het psalmwoord: „Een ander neme zijn opzienersambt”. „Het is dan nodig”, zo vervolgt hij, „dat van de mannen, die met ons omgegaan hebben al de tijd in welke de Heere Jezus onder ons is ingegaan en uitgegaan, beginnende van de doop van Johannes tot op de dag toe in welke Hij van ons is opgenomen, één van hen getuige worde van Zijn opstanding”. Duidelijk komen hier de eisen voor het apostelschap aan de dag. Alleen een ooggetuige van al de gebeurtenissen tijdens het optreden van Christus onder Zijn volk van Israël, vanaf de doop in de Jordaan tot de hemelvaart toe, zal in aanmerking kunnen komen.

Want hij zal een getuige moeten zijn van Zijn opstanding uit de doden. En met dat „getuige zijn” bedoelt Petrus niet alleen, dat hij de waarheid van de opstanding zal kunnen betuigen, maar vooral ook, dat hij die waarheid zal hebben te prediken onder Israël en in de wereld. De prediking van het Evangelie zal de voornaamste functie zijn van het apostelschap. En die prediking zal moeten voort gaan. Daarom juist zal het elftal moeten worden aangevuld met een twaalfde. Dat hebben de elf als roeping gevoeld, nu het twaalftal niet meer vol was. Het zal moeilijk zijn hen daarvan een verwijt te maken. Hier was de nieuwtestamentische gemeente, die Pasen had gevierd en Hemelvaart, en die wachtte op de komst van de Trooster, en nu in haar wachttijd deed wat haar hand vond om te doen. Zo heeft zij het tweetal gesteld: Jozef genaamd Barsabas, die toegenaamd was Justus, en Matthias.

Zonder twijfel waren zij beiden mannen van een goed getuigenis onder al de apostelen. Dat Jozef bovenaan staat op het tal doet onderstellen, dat hij de voortreffelijkste was van de twee en het eerst in aanmerking kwam. Zijn bijnaam betekent: de rechtvaardige, en dat wijst

op een leven in de vreze en de wegen des Heeren. Toch hebben de apostelen hem niet zonder meer gekozen, maar Matthias naast hem gesteld, en daarna het lot laten beslissen. Zeker hebben zij in een zo belangrijke zaak niet zelf de beslissing willen nemen, maar die aan Gods voorzienigheid willen overlaten. Het is de ootmoed die hen deze weg deed gaan.

Of het de juiste weg was? Ook hier kan verschillend over geoordeeld worden. Er is een opvatting, die de beslissing door het lot afkeurt, als zijnde in strijd met het geloof. Maar dit was toch een loten in het geloof en het was voor de apostelen eigenlijk ook de enige manier. Natuurlijk zijn er bezwaren tegen loten zonder meer. Spelen in de loterij kan alleen maar worden afgekeurd: behalve dat het een manier is om zich te verrijken zonder er voor te werken, en alleen op die grond al verwerpelijk, is het een spelen met Gods voorzienigheid en daarom zonde.

Maar anders staan toch de zaken, als een beslissing moeilijk of onmogelijk is. Dan is vanouds af het lot gehanteerd in het vertrouwen op Gods leiding. Achan werd er door aangewezen als de dief en Saul als de verkoren koning van Israël. Het is dus allerminst een vreemde weg geweest, die de apostelen bewandeld hebben. Het was voor hen de weg van het geloof.

In het geloof hebben zij het tweetal gesteld, gebeden en het lot geworpen in het vertrouwen, dat het beleid daarvan van de Heere was. Of het daarom aan te bevelen is hun voorbeeld te volgen, valt moeilijk uit te maken. Behalve bij staking van stemmen zal er weinig gebruik van gemaakt worden. En het is in het algemeen ook beter zijn beslissingen klaar en zakelijk te nemen in het geloof in Gods leiding. Maar niet voor ieder is dat altijd mogelijk. Er kunnen gevallen zijn, waarin wij het niet meer weten en zelf niet kunnen of durven beslissen. Dan wordt soms het lot te hulp geroepen.

Meer dan één predikant heeft op die manier voor een beroep beslist en vrede gekregen. Natuurlijk is het beter zelf te beslissen. Maar het besluit om te loten is ook een besluit, een besluit om zich geheel in Gods hand over te geven. Dan is het toch niet buiten het Woord. Als het maar geschiedt in het geloof. Anders is het magie en zonde.

Met Matthias heeft het bovenstaande misschien niet veel te maken. Toch wilde ik het even opmerken. Mogelijk heeft het iemand iets te zeggen in zijn onzekerheden. Maar misschien heeft het toch alles met Matthias te maken. Want hij is door het lot gekozen. Maar niet door

het lot zonder meer, doch in verband met het gebed der gemeente. Zij heeft God nodig gehad in deze zaak en Hem als de kenner der harten gevraagd om van de twee aan te wijzen, die Hij had uitverkoren om het „lot der bediening en des apostelschaps” te ontvangen. In diepe afhankelijkheid heeft zij de beslissing van Hem verwacht, vol huivering ook over het lot van de verworpene, die was heengegaan naar zijn plaats.

„En zij wierpen het lot en het lot viel op Matthias”. Het kwam anders uit dan zij gedacht hadden. Niet de eerste van het tweetal, maar de laatste werd aangewezen. Altijd weer die vrijmacht Gods, Die kiest wie Hij wil, Die Izak verkoos boven Ismaël, Jakob boven Ezau. En dat om redenen in Hem Zelf alleen, om het eeuwig welbehagen. Vele laatsten zullen de eersten zijn, en vele eersten de laatsten. Dan buigt Zijn volk in verwondering het hoofd en zwijgt en aanbidt. En het heeft geen protest.

Met algemene toestemming is Matthias tot de elf apostelen gekozen. Niemand maakte bezwaar. Allen wisten: God had gekozen. En het was goed. Zelf hadden ze een ander uitgezocht. Maar het was goed. Zo maakte Matthias het twaalftal weer vol. De harmonie was hersteld.

Het werk Gods ging door. Het is voor ons geen bezwaar, dat wij niet meer van Matthias weten en dat dit het laatste en enige is, dat van hem wordt gezegd in de Schrift. Hij was een wettig gekozen apostel, met algemene stemmen. En dat hij een onbekende is gebleven, is geen bewijs, dat zijn verkiezing niet wettig was.

Anderen hebben dit met hem gedeeld, terwijl zij toch door God verkozen waren en hun leven hebben mogen geven in de dienst van het apostelschap en hun arbeid niet ijdel is geweest in de Heere.

Paulus is groter apostel geweest dan hij, maar daar gaat het niet om. Ook de naam van Matthias staat geschreven op de fundamenten van het nieuwe Jeruzalem en ook voor hem is een troon gereserveerd geweest naast die van het Lam, al moeten wij maar niet al te nauwkeurig uitrekenen welke troon.

Het gaat om het twaalftal. En eeuwig is dat getal vol van de gemeente, die zalig wordt. Daarin heeft Matthias zeker zijn plaats gehad, al is en wordt de wettigheid van zijn verkiezing omstreden. Het fundament Gods staat en draagt het zegel: De Heere kent degenen, die de Zijnen zijn. En Zijn welbehagen zal door de hand van Sions Koning gelukkiglíjk voortgaan. En: „Welzalig, die Gij hebt verkoren”. ■

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

‘Wat zeg je als je bij de dokter komt?’ Concludeer samen dat je naar de dokter gaat om een probleem te vertellen en dat de dokter daar een oplossing voor geeft.. Vertel hierna dat

De betrokken partijen hebben te hoge verwachtingen van de eigen kracht van de kwetsbare inwoner met psychische problemen die geen acute zorg meer nodig heef, of die geen gevaar

Jezus’ hart brak aan het kruis Roepend in de zwartste nacht Hij gaf zijn eigen leven prijs Omdat Hij aan de toekomst dacht Hij overwon, is opgestaan. Hij draagt ons op, op weg

4 Laat een ieder niet alleen oog hebben voor wat van hemzelf is, maar laat een ieder ook oog hebben voor wat van anderen is?. 5 Laat daarom die gezindheid in u zijn die ook in

zijn voor onze tijd: weg van verouderde structuren en macht; gedragen door levende geloofsgemeenschappen, minder zelfverzekerd, maar zoekend en speurend naar Gods aanwezigheid;

Mike heeft dat geluk niet en moet een stuk om reizen om op zijn thuis bestemming te komen Al met al is het een mooie reis geweest met 22 soorten Nepenthes, waarvan sommige

Mannenbroeders in ons midden – en ik begin met te spreken tegen onszelf – hoezeer zal deze wijze van doen van de opperste Herder der schapen Zelf niet tot lering moeten zijn van

‘De arbeidskansen van mensen met een arbeidsbeperking zijn geslonken, maar daarmee is de Participatiewet niet mislukt’.. ‘De organisatie van jeugdhulp sluit niet aan bij de manier