• No results found

HET SCHULDVRAAGSTUK IN HET ADATSTRAFRECHT VAN DEN INDISCHEN ARCHIPEL

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "HET SCHULDVRAAGSTUK IN HET ADATSTRAFRECHT VAN DEN INDISCHEN ARCHIPEL "

Copied!
442
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)
(3)

r ^U-

(4)
(5)

HET SCHULDVRAAGSTUK IN HET ADATSTRAFRECHT VAN DEN INDISCHEN ARCHIPEL

l ' » • :

I lA L-,

| LANJ.- & VOLKfi-'KUNDE g

v, r-.|ens?raai 14 | r»3cis

J. ROEST

(6)
(7)

HET ADATSTRAFRECHT VAN

DEN INDISCHEN ARCHIPEL

(8)
(9)

HET ADÄTSTRÄFRECHT VAN DEN INDISCHEN ARCHIPEL

Proefschrift ter verkrijging van den graad van Doctor in de Rechtsge- leerdheid aan de Rijks-Universiteit te Leiden, op gezag van den waar- nemenden Rector Magnificus Dr.

W. van der Woude, Hoogleeraar in de Faculteit der Wis- en Natuurkunde, voor de Vereenigde Faculteiten der Rechtsgeleerdheid en der Letteren en Wijsbegeerte te verdedigen op Donderdag 16 October 1941 des

namiddags te 4 uur door JACOB ROEST

GEBOREN TE DORDRECHT.

GEDRUKT TE LEIDEN BIJ M. DUBBELDEMAN — 1941

(10)
(11)

PROFESSOR VAN VOLLENHOVEN,

(12)
(13)

Mr. Karni voor diens inleidende principieele aanwijzingen bij den aanvang van deze studie.

Ook aan Mr. F. D. E. van Ossenbruggen en Dr,

Aib. C. Kruyt voor hunne hulp bij het navorschen

van bronnen en de mij verstrekte inlichtingen.

(14)
(15)

INHOUD.

Biz.

HOOFDSTUK I: IS IN HET ADATSTRAFRECHT S C H U L D

ELEMENT VAN HET STRAFBAAR FEIT? 1 HOOFDSTUK II: BENADEELING GRONDSLAG VOOR

STRAFBAARSTELLING. CAUSAAL VERBAND.

§ 1. Benadeeling — grondslag 7

§ 2. Verstoring magisch-evenwicht, tegenover mate-

rieele benadeeling 25

§ 3. Privaatrechtelijk karakter van het adatstrafrecht. . 35

§ 4. De straf, in hare verschillende gedaanten van ver- goeding: voor geleden materieel nadeel of tot her-

stel van verstoord magisch evenwicht 47

§ 5. Strafrechtelijke aansprakelijkheid voor de daden

van anderen en verhaal op derden 71

§ 6. Wraakrecht en eigenrichting op goederen 91

§ 7. Causaal verband 117

HOOFDSTUK III: HET SCHULDELEMENT.

§ 1. Strafbare poging 129

§ 2. Strafbare medeplichtigheid 142

§ 3. Schuld (culpa) 154

§ 4. Opzet (dolus), voorbedachten rade en geleider-

lage 167

§ 5. Verzwarende- en verzachtende omstandigheden;

verschoonende omstandigheden, niet-toereken-

baarheid 172

§ 6. Recidive 207

§ 7. Naast vergoeding — eigenlijke straf 214

§ 8. Eigenlijke straffen 22G

§ 9. De verstooting 249

§ 10. De maaltijden, verzoenings-, reinigings- en zuive- ringsfeesten, de ontzondigingsplechtigheden, het

zoenoffer 255

§ 11. Brandstichting, plaatsen van voetangels e.d., vee-

delicten 271

(16)

Biz.

§ 12. Bekentenis, vergiffenis vragen, zuiveringseed . . . 290

§ 13. De publiekrechtelijke kant van het adatstrafrecht 309

§ 14. Schuldbegrip 336 Idem — Vervolg. — Aard en ontwikkeling van

het schuldbegrip —• Dualisme — Conclusies . . . . 361 AANHANGSEL: Hoe is in het adatstrafrecht de verhouding

tusschen strafrechtelijke-schuld en burgerrechtelijke-

schuld? 386 ZAAKREGISTER 397 LIJST VAN GERAADPLEEGDE WERKEN 407

(17)

L U S T VAN AFKORTINGEN.

Adb. — Adatrechtbundel.

B.K.I. — Bijdragen Koninklijk Instituut.

B.t.l.v.v.N.I. — Bijdragen tot de taal-, land- en volkenkunde van Neerlandsch-Indië. Tijdschrift van het Koninklijk Instituut voor de taal-, land- en volkenkunde van Nederlandsch-Indië.

B.W. — Burgerlijk Wetboek.

Ind. W.v.h.R. — Indisch Weekblad van het Recht.

I.Sr. — Indische Straatsregeling.

I.T. — Indisch Tijdschrift van het Recht.

I.T.v.h.R. — Idem.

I.W.R. — Indisch Weekblad van het Recht.

M.B.B.Btg. — Mededeelingen van het Bureau voor de bestuurszaken der Buitengewesten, bewerkt door het Encyclopaedisch Bureau.

P. of P.X. — Pandecten van het Adatrecht, X — Adatstrafrecht.

R.i.N.I. — Het Recht in Nederlandsch-Indië.

S.W.—W.v.S. — Wetboek van Strafrecht voor Ned. Indië.

T.A.G. — Tijdschrift van het Koninklijk Nederlandsch Aardrijkskun- dig Genootschap.

T.B.G. — Tijdschrift Bataviaasch Genootschap.

T.I.t.l.v. — Tijdschrift voor Indische taal-, land- en volkenkunde, uitgegeven door het Bataviaasch Genootschap van kunsten en wetenschappen.

T.v.N.I. — Tijdschrift voor Nederlandsch-Indië.

T.v.S. — Tijdschrift voor Strafrecht.

V.B.G. — Verhandelingen van het Bataviaasch Genootschap van kunsten en wetenschappen.

W.P.N.R. — Weekblad voor Privaatrecht, Notaris-ambt en Registratie.

(18)
(19)

IS IN HET ADATSTRAFRECHT S C H U L D ELEMENT VAN HET STRAFBAAR FEIT?

Formeel bestaat, volgens prof. Van Hamel 1) , in ons westersch straf- recht het strafbaar feit uit vier bestanddeelen, nml.: een menschelijke gedraging, de onrechtmatigheid of het wederrechtelijke der gedraging, de strafwaardigheid en schuld, en k a n het strafbaar feit beschreven worden als: „eene wettelijk omschreven menschelijke gedraging, onrechtmatig, strafwaardig en aan schuld2) te wijten."

Prof. Simons 3) omschrijft het „strafbaar feit" als „eene strafbaar gestelde onrechtmatige, met schuld 4) in verband staande handeling van een toerekeningsvatbaar persoon."

Indien men uitsluitend let op diens theoretische uiteenzettingen terzake, zou; aldus Mr. P o m p e5) , „het strafbare feit een gedraging zijn met drie algemeene eigenschappen. Ze zou nl. wezen wederrechte- lijk, aan schuld te wijten en strafbaar". Volgens dezen schrijver is echter, — hoewel zulks niet in een uitdrukkelijke wettelijke bepaling is neergelegd, — volgens ons positieve recht „het strafbare feit niets anders dan een feit, dat in een wettelijke bepaling als strafbaar is omschreven", terwijl „noch wederrechtelijk noch schidd6) een nood- zakelijke eigenschap" is. „Deze strijdigheid tusschen theorie en positief recht", aldus Mr. Pompe, „is intusschen slechts schijnbaar. Voor de theorie komt het er alleen op aan, dat geen straf wordt toegepast, tenzij er een wederrechtelijke en aan schuld te wijten gedraging is.

Daar in ons recht geen schuld bestaat zonder wederrechtelijkheid, kan men de k e r n der theorie dus kort formuleeren als: geen straf zonder schuld. ' ) Welnu, deze regel geldt voor ons positieve recht evenzeer als voor de theorie. Voor de toepassing van een straf is het n.1. niet genoeg, dat er een strafbaar feit zij. Er moet ook een strafbaar persoon wezen, en deze is niet aanwezig, indien wederrechtelijkheid of schuld ont- breekt." „Voor ons recht geldt immers de regel: geen straf zonder schuld." Wel is waar heeft de wetgever dit niet met zooveel woorden gezegd, het stelsel van de wet luidt echter: geen straf als er is — geen

V a n Hamel, § 21, onder 2, 3, 4 en 5.

curs. dez.

Simons, § 17, onder 69.

curs. dez.

Pompe, § 6, onder 16, 17, 18.

curs. dez.

curs. dez.

(20)

wederrechtelijkheid, of geen opzet of schuld (culpa), derhalve: alleen straf als er is schuld (schuld in ruimen z i n ) . x) Dus ook hier is schuld toch kernelement van het strafbare feit.

Van de schuld in ruimen zin, waarvan onderwerpelijk sprake is, zegt Van Hamel, dat dit tweeërlei begrip inhoudt: 1. „een psychologisch begrip: de verhouding tusschen het psychische in den dader en de verwezenlijking der deliktsbestanddeelen door zijn doen of laten";

2. „een juridisch begrip: de verantwoordelijkheid rechtens voor die verwezenlijking, in zoover zij hierop berust, dat de dader dat delïkt had kunnen en moeten vermijden; alleen dan is naast causaal verband, schuldverband aanwezig". 2)

Volgens Simons bestaat de schuld in ruimen zin, als grondslag voor de strafrechtelijke aansprakelijkheid, of de schuld in hare sociaal- ethische beteekenis, „in de psychische gesteldheid van den dader en hare betrekking tot de ter beoordeeling staande handeling en wel in dien zin, dat op grond van die gesteldheid aan den dader van zijn handelen een verwijt mag worden gemaakt." 3)

Terwijl Pompe de schuld in ruimen zin noemt: „vermijdbaarheid der wederrechtelijke gedraging", 4) van welke gedraging een dader een verwijt kan worden gemaakt omdat hij ze had kunnen maar niet willen vermijden. 5) — „Ethisch beschouwd, d.w.z. in betrekking tot regels van behooren, k a n men schuld definieeren als — laakbaarheid".

Immers, juist omdat het een onrechtmatige gedraging is, die men had k u n n e n vermijden, is de dader laakbaar, k a n hem een verwijt gemaakt worden. „Hem treft schuld, die het helpen kon, wien een verwijt k a n gemaakt worden." ö)

Hoewel zulks niet blijkt uit eeni,gen regel uit het algemeen deel (eerste boek) van ons wetboek van strafrecht, is het strafrecht ge- baseerd op het schxddbegrip, blijkt dit aan de wetgeving ten grondslag te liggen.

„Zooals het strafrecht zich tot n u toe ontwikkeld heeft, is dit (hier- vorengenoemd) sc/iuZd-verband zijn grondslag". 7)

1) Zie arrest 1916 ( m e l k a r r e s t ) . H.R.: „Bij g e b r e k e van opzet en onachtzaamheid toch te straffen, druischt tegen h e t ook in ons strafrecht gehuldigde beginsel „geen straf zonder schuld" in". (W. 9958). - „Straf is vergelding van schuld": h e t leidende beginsel aan h e t strafrecht voorgehouden; aan alle strafrecht, v a n den oorsprong af, v e r b o n d e n geweest.

„De w e t g e v e r ziet in het strafbare feit een n o r m o v e r t r e d i n g , w e l k e a a n den d a d e r als schuld is toe te r e k e n e n . " Dit beginsel w o r d t sedert eenige j a r e n ook in onze rechtspraak algemeen voor ons strafrecht aangenomen. - P o m p e . Geen straf zonder schuld. R e c h t g e - leerd Magazijn, 49, 1930, blz. 157, 158. - cursn. dez.

2) V a n Hamel, § 33, 1.

;i) Simons, § 27, 130.

4) curs. dez.

r') P o m p e , § 18, 71.

6) P o m p e . Geen straf zonder schuld. Rechtgeleerd Magazijn, 49, 1930, blz. 159, 160. - cursn. dez.

T) V a n Hamel, § 33, 1.

(21)

Voor de schuldvraag is verder van belang of men zich stelt op het standpunt van de vrijheid van den menschelijken wil (het indeter- minisme) of op het determinisme.

Bij wilsvrijheid toch kan alleen sprake zijn van schuld.

Blijkens de Memorie van Toelichting op het Nederlandsche Wetboek van Strafrecht van 1881, vordert de Nederlandsche strafwet, waarvan de Indische een copie is, bij opzet een bewuste en vrije wïlsbepaling. l)

Ons strafrecht huldigt dus het beginsel van vrijen wil als grondslag der strafbaarheid.

De straf is dus vergelding van schuld. 2)

Van Hamel schrijft: „De schuldleer — en daarmede het strafrecht

— schijnt, wegens h a a r uitgangspunt, op de erkenning van de z.g.n.

wilsvrijheid . . . noodwendig te steunen". En verder: „Theoretisch heeft, . . het positieve strafrecht zich ongetwijfeld onder indeterminis- tische opvattingen ontwikkeld." 3)

Prof. Simons, evenals prof. Van Hamel, zich op het standpunt van het determinisme plaatsend, schrijft: „Volgens mijne reeds vroeger verdedigde opvatting, mag de wetgever de strafrechtelijke verant- woordelijkheid niet op de hypothese der wilsvrijheid doen rusten. Ik blijf van oordeel, . . . dat daardoor het schuldbegrip niet meer in zijne gangbare beteekenis gehandhaafd k a n blijven, niet van een door het schiddig handelen verdiend leed kan worden gesproken." 4) Geen vergeldingsstraf kan hij aanvaarden, doch noodzakelijkheid voor handhaving der rechtsorde. Voorwaarde voor vergelding is zedelijke verantwoordelijkheid. Grondslag daarvan is schuld, en schuld houdt verband met wilsvrijheid. Zijne conclusie is: „dat er voor den vrijen wil van het individu, den absoluten of relatieven, geen plaats meer overblijft en dat dus van schuld, van zedelijke verantwoordelijkheid

!) Smidt, blz. 77.

-) Zie ook P o m p e . § 1, 3.

••) Van Hamel, § 33, 4.

4) Simons, § 27, 131. — „Schuld onderstelt vrijheid, vrijheid niet slechts v a n m e c h a n i - schen dwang, van u i t w e n d i g e n invloed, doch vrijheid ook in dien zin, dat de aansprakelijk te stellen persoon anders h a d k u n e n willen en dus a n d e r s h a d k u n n e n handelen, d a a r hij gewild en dus gehandeld heeft. Wordt richting en inhoud van zijn willen g e d e t e r m i n e e r d door zijn k a r a k t e r en" de op dat k a r a k t e r i n w e r k e n d e motieven en voorstellingen, be iemand's k a r a k t e r de wijze w a a r o p hij op die motieven reageert en tusschen de v e r s c h i l - lende motieven zijne keuze doet, w o r d t . . . „der Willensentschluss d u r c h seine ges;

A n t e z e d e n t e n völlig bestimmt ( d e t e r m i n i r t ) " , dan zie ik voor mij niet w a a r i n de schuld k a n gelegen zijn, welke zedelijke afkeuring en strafrechtelijke vergelding zou k u n n e n rechtvaardigen." - Simons, De schuldleer in het leerboek van von Liszt. T.v.S., X X X . 1919, blz. 412.

(22)

en van daarop rustende vergelding niet meer mag worden ge- sproken." x)

Intusschen, ons strafrecht huldigt, zooals reeds gezegd, een ander beginsel.

Evenbedoelde memorie van toelichting toch zegt, bij de behandeling van het onderwerp „opzet", om.: 2) „Men mag dus aannemen, . . . dat in den regel geen daad als misdrijf strafbaar moet worden gesteld, dan die welke de uiting is v a n des daders bewuste en vrije wïlsbepa- ling." 3) En verder: „De wet stempele dus alleen als misdrijf opzettelijk gepleegde handelingen, van welke het ieder normaal ontwikkeld mensch duidelijk moet zijn, dat zij in strijd zijn met de zedelijke en maatschappelijke orde." 4)

Wilsvrijheid, schuld, zedelijke verantwoordelijkheid vormen dus den grondslag voor de strafbaarheid.

Mr. De Gelder 5) n u teekent hierbij, met betrekking tot Inlandsche misdadigers, aan: „Zoodra men voor de strafbaarheid van eene daad als vereischten stelt „vrije wilsbepaling," eene normale ontwikkeling en het bewustzijn, dat de daad in strijd is met de maatschappelijke en zedelijke orde, alsdan zal in duizende gevallen de Inlandsche misda- diger moeten worden vrijgesproken." 6) De dader zou, voor het

„schuldig", hebben moeten inzien, dat hij handelde in strijd met de zedelijke en maatschappelijke orde.

Hij constateert, dat in het Javaansche strafrecht de regel bleef gelden, „dat de misdaad een vergrijp is tegen persoonlijke belangen, geenszins een daad, welke indruischt tegen de wetten der zedeleer en dus ook zonder strafbedreiging den schuldige onteert of verlaagt";

,,dat in het oog van den Inlander de misdaad is: „een benadeeling der vermogensrechten 7) van het individu, welke den dader jegens den beschadigde of zijne bloedverwanten tot schadevergoeding s) ver- plicht." — „Het is aan deze opvatting der misdaad, dat wij de niet te loochenen onverschilligheid zouden toeschrijven, waarmede de Inlan- der den misdadiger beschouwt."

!) Problemen van het Strafrecht, blz. 13 e.v. — „Men z a l . . . moeten b e r u s t e n in een strafrecht zonder zedelijke vergelding, zonder door schuld v e r d i e n d leed; niet in h e t v e r - diend zijn v a n de straf zal h a r e rechtvaardiging k u n n e n w o r d e n gevonden." - „Ik k a n de rechtvaardiging v a n de straf alleen v i n d e n in h a r e noodzakelijkheid voor de h a n d h a v i n g der rechtsorde." D e strafrechtspleging is niet anders d a n eene onmisbare doelmatigheids- instelling. - Simons, De schuldleer in het leerboek van von Liszt. T.v.S., X X X , 1919, blz.

420, 421.

2) Smidt, blz. 77.

3) curs. dez.

4) curs. dez.

5) De Gelder, blz. 7.

°) Zie ook: Simons. Nederlandsch-Indisch Strafrecht. Themis, dl. 80, 1919, blz. 321.

7) curs. dez.

8) curs. dez.

(23)

Dit gemis aan strafrechtelijk gevoel bij de massa der bevolking zou hij echter geenszins willen toeschrijven aan verstomping van zedelijke beginselen, aan het ontbreken van een onderscheidingsvermogen tusschen goed en kwaad. „De Javaan koestert omtrent het strafrecht geheel andere 1) begrippen dan de Europeaan." 2)

In het vervolg dezer verhandeling zal worden nagegaan welke be- grippen de Inlander ten deze koestert, meer in het bijzonder of in het adatstrafrecht3) een schuldbegrip al of niet en zoo ja, in hoeverre, voor de strafbaarstelling een rol speelt. Daarvoor zal uiteraard gebruik worden gemaakt van gegevens uit allerlei bronnen, betrekking heb- bende op zooveel mogelijk deelen van den Indischen Archipel, die in een der twee genoemde richtingen wijzen.

Ik heb gemeend, voor het gestelde doel, vooraf te moeten doen gaan, de behandeling van het algemeen k a r a k t e r van het strafbare feit, zooals het zich in bonte verscheidenheid in den Indischen Archipel voordoet, alsmede de beoordeeling van het algemeen k a r a k t e r der daarop ge- stelde straffen, om eerst daarna te speuren n a a r mogelijke aanwezig- heid ook van een schuldelement bij de strafbaarstelling.

In het tweede hoofdstuk zal behandeling vinden de gangbare mee- ning, dat in het adatstrafrecht benadeeling, materieel of immaterieel, grondslag zou zijn voor strafbaarstelling, dat het causaal verband tusschen daad en gevolg den doorslag geeft voor de aansprakelijkheid, dat het schuldelement daarbij derhalve geen rol speelt; zulks toege- licht met uitspraken van op adatgebied bekende schrijvers en met gegevens uit inheemsche bronnen zelf.

In het derde hoofdstuk zal materiaal worden verzameld, w a a r mij het schuldelement wel degelijk aanwezig voorkomt.

Met betrekking tot vorenbedoelde inheemsche bronnen moge worden opgemerkt, — welke opmerking voor het geheele verdere verloop van mijn verhandeling geldt, — dat met aanhalingen daaruit,

) curs dcz

2) De Gelder, blz. 11, 12, 14, 15.

3) Adatstrafrecht geldt nog: in de sfeer der inheemsche rechtspraak voor zoover r e c h t - streeks b e s t u u r d gebied betreft (artt. 130 en 131 lid 5 LS. jo Stbl. 1932 no. 80 artt.

1, 3, 27, 77 en de tabellen A, B en C ) ; en de sfeer der landschaprechtspraak (art.

21 lid 2 I.S. jo artt. 12 en 13 d e r Zelfbestuursregelen 1938 en d a a r m e d e o v e r k o m e n d e bepalingen in de lange c o n t r a c t e n ) . Stbl. 1932 no. 80 art. 26 lid 2 bepaalt echter: „indien de toepassingen van een rechtsregel tot een beslissing zou leiden in strijd met de eischen der menschelijkheid, s p r e k e n de inheemsche r e c h t e r s r e c h t als goede mannen naar billijkheid."

- (curs. dez.). Vroegere ordonnanties op de inheemsche r e c h t s p r a a k der buitengewesten v e r b o d e n w a t met algemeen e r k e n d e beginselen van billijkheid en rechtvaardigheid in strijd was, alsmede m u t i l e e r e n d e of v e r m i n k e n d e en folterende straffen.

De Zelfbestuursregelen v e r h o e d e n strijd met billijkheid en rechtvaardigheid (1938, 8 (1)).

Terwijl h e t Ned. Ind. G o u v e r n e m e n t in zooverre invloed uitoefent, dat overal (in Zelfbe- stuursgebied) h e t toepassen v a n wreede en verminkende straffen w o r d t tegengegaan (1938, 13 ( 3 ) ) .

(24)

w.o. ook uit oude Javaansche, Maleische, Bataksche, Balische, Koetai- sche, Bonesche, Makassaarsche en Boegineesche wetboeken en andere rechtsregelen, niet te kennen wordt gegeven, als zou al het opgemerkte en medegedeelde thans nog zóó gelden, — hoeveel daarvan nog zou gelden is uiteraard niet met juistheid na te gaan, — doch dat een en ander wijst op invloeden, die het adatstrafrecht mede heeft ondergaan.

Immers de gedachtengang, die aan bedoelde regelen ten grondslag ligt, heeft mogelijk de bevolking beïnvloed en zou dan nog een rol spelen bij de toepassing van het adatstrafrecht, daar waar dit nog geldt.

Zal, met betrekking tot de daaraan toe te kennen waarde, op enkele bronnen afzonderlijk worden teruggekomen, te dezer plaatse mag worden gewezen op de ver uiteenloopende waarde dier verschillende bronnen, in het algemeen, zoowel uit een oogpunt van verscheidenheid van landstreken, van rassen als van tijdperken, waarop zij betrekking hebben, alsmede van de wijze waarop zij te boek zijn gesteld.

Eensdeels van inheemsche zijde afkomstig; anderdeels bij monde- linge overleving geldende adats, vaak beschreven en verzameld onder meer of minder Europeeschen invloed; en zoo ontstonden in de Indische periodieken en afzonderlijke werken Hollandsche vertalingen dier bronnen. :)

Verder werd bij de vermelding dier bronnen — en deze opmerking geldt in het bijzonder ook ten aanzien van de aangehaalde vonnissen

— geen bepaalde rangschikking in acht genomen, noch chronologisch, noch n a a r rechtskring, en wat de vonnissen betreft, — ook niet n a a r bepaalde volgorde van delicten. Een en ander zou meerdere volledig- heid vereischt hebben, waartoe mij in de gegeven omstandigheden ook niet de noodige bronnen ter beschikking stonden. — Intusschen wer- den bronnen uit verschillende tijdperken en van uiteenloopende herkomst gebruikt om het onderzoek n a a r eventueele aanwezigheid in het adatstrafrecht van een schuldbegrip, van de inachtneming van een schuldelement, toch zoo uitgebreid mogelijk te doen zijn. — Voor de vonnissen volgde ik hoofdzakelijk de Adatrechtbundels, het Tijd- schrift — Het Recht in Ned. Indië, en het Indisch Weekblad van het Recht; op vele daarvan vestigde Professor Idema welwillend mijn aandacht.

!) Graafland, blz. 19.

(25)

BENADEELING GRONDSLAG VOOR STRAFBAARSTELLING.

CAUSAAL VERBAND.

§ 1. BENADEELING — GRONDSLAG.

Verscheidene schrijvers over adatrecht zijn de meening toegedaan, dat de inlandsche misdadiger n a a r inlandsch begrip niet strafbaar is, omdat hij schuldig is, maar omdat hij benadeeld heeft.

In het oog van den Inlander zou de misdaad geenszins een vergrijp zijn tegen de zedelijkheid en de op de zedeleer gevestigde maat- schappij, doch veeleer een benadeeling der vermogensrechten, van lijf en goed, van het individu, welke den dader tot schadevergoeding verplicht.

De Inlander acht het strafbare feit niet op zich zelf onteerend, maar beschouwt elke misdadige handeling uit een oogpunt der benadeeling.

Schending van belangen is overal in den Indischen archipel het voor- naamste bestanddeel der m i s d a a d .l)

Schadevergoeding, zegt Jonker, staat bij den J a v a a n op den voor- grond, eerst subsidiair komen andere straffen in aanmerking. 2)

Bij het voormalige Javaansche strafrecht 3) lag benadeeling dus ook aan de strafbaarstelling ten grondslag.

*) De Gelder, blz. 11, 13, 20.

-) J o n k e r , blz. 14.

!) Bij Stbl. 1872 no. 85 w e r d h e t Wetboek v a n Strafrecht voor Inlanders in Ned. Indië vastgesteld, dat op 1 J a n u a r i 1873 in w e r k i n g trad. K r a c h t e n s art. 387 w e r d op h e t tijdstip der invoering van genoemd w e t b o e k h e t wettelijk gezag v a n h e t Inlandsch-, v a n h e t O u d - H o l l a n d s c h - en v a n h e t R o m e i n s c h - R e c h t afgeschaft. W a a r dus b i n n e n de sfeer der gouvernements-rechtspraak dat westersch gedacht wetboek voor oosterlingen b i n d e n d g e - m a a k t was, moet sinds 1 J a n u a r i 1873, - b e h o u d e n s h e t volgende -, h e t adatstrafrecht op Java als in hoofdzaak v e r d r o n g e n beschouwd w o r d e n . ( V a n Vollenhoven, I, blz. 51, 61, 62;

II, blz. 731).

Bij Stbl. 1903, no. 8 jo Stbl. 1918 no. 815 en Stbl. 1925 no. 682, w e r d e n i n de Vorstenlanden

„de b e s t a a n d e v e r o r d e n i n g e n betreffende h e t rechtswezen" i n g e t r o k k e n en „de b e s t a a n d e r e c h t b a n k e n en g e r e c h t e n opgeheven", b e h o u d e n s deze uitzondering, dat geen v e r a n d e r i n g w o r d t gebracht in de instelling en rechtsbevoegdheid v a n de r e c h t b a n k en g e r e c h t e n voor burgerlijke zaken tegen de o n d e r d a n e n des Sultans v a n Djokjakarta, en dat voor die o n d e r - d a n e n de soerambi gehandhaafd blijft voor echtscheidingen; terwijl t e r kennisneming en b e - slissing v a n den Soesoehoenan van Soerakarta, den S u l t a n v a n Djokjakarta en h e t hoofd v a n

h e t Mangkoe Negorosche huis, ieder voor zooveel h e m aangaat, zijn onderworpen, de straf- en burgerlijke zaken, wegens feiten gepleegd b i n n e n h e t gewest S o e r a k a r t a en b i n n e n h e t gewest Jogjakarta, resp. indien gedaagden in die gewesten woonachtig zijn, tegen: b l o e d - en a a n v e r w a n t e n tot en met den v i e r d e n graad ingesloten v a n den r e g e e r e n d e n Vorst en v a n geregeerd h e b b e n d e Vorsten, zoowel in leven als reeds overleden; de hoofd- en bijvrouwen v a n den r e g e e r e n d e n Vorst en v a n geregeerd h e b b e n d e Vorsten, zoowel in leven als reeds overleden, en van den nog in leven zijnden k r o o n p r i n s ; den rijksbestuurder, den hoofdpeng- hoeloe, de hoofdregenten en h u n n e hoofd- en bijvrouwen.

Het adatstrafrecht op Java w o r d t d u s niet m e e r toegepast. Voor een b e t e r begrip v a n h e t onderwerpelijk v r a a g s t u k zal intusschen in h e t v e r d e r verloop van deze v e r h a n d e l i n g n u en d a n ook n a a r bedoeld r e c h t v e r w e z e n w o r d e n .

(26)

„De Inlander", aldus Cassutto, „beziet elke strafbare daad in de eerste plaats uit het oogpunt der benadeeling, het schuldelementl ) treedt bij hem op den achtergrond; slechts in zeer zeldzame gevallen houdt hij met den strafbaren wil, den dolus, rekening." 2)

Volgens Korn is dit ook juist voor Bali. 3)

Elk misdrijf lost zich n a a r het adatrecht dan ook van zelf op in een schuldvordering welke zich in niets van een gewone vordering onder- scheidt. 4)

De Inlanders zouden alleen straffen die daden, die voor de groep direct gevaarlijk of hinderlijk waren, en alleen straffen, als zij direct nadeel van de daad ondervinden. „Dat straffen", aldus Kits van Heijningen, 5) „ook mogelijk is om de ideëele reden, nl. dat men ge- pleegd onrecht, al geeft dit niet direct nadeel, om der wille van het recht zelf wil straffen, daarvan schijnen zij nog geen besef te hebben."

Niet dus zouden zij straffen, omdat de dader schuldig is in den zin van ons strafrecht.

In de door Lesquillier 6) gemaakte indeeling van rechtskrenkingen beheerscht door het adat-delictenrecht, wordt de groote groep gevormd door de handelingen die nadeel veroorzaken aan de gemeenschap, dan wel aan het individu, hetzij stoffelijk hetzij onstoffelijk. „Bij doodslag of diefstal van poesakagoederen, of padi e.d. staat het magische, bij diefstal of beschadiging van gewone voorwerpen het materieele nadeel op den voorgrond." In elk geval is toebrengen van nadeel grondslag van de berechting. „Aangezien", zegt hij, „de Indonesische berechting op het standpunt staat van een ongedaan maken van alle ongunstige gevolgen, geldt vooral t.a.v. de groep der benadeelings-handelingen, dat het schuldelement pas op de tweede plaats 7) komt." 8)

In zijn slotbeschouwing komt hij tot de conclusie, dat de adatreactie niet bedoelt den k r e n k e r te straffen of wederkeerig leed toe te brengen, doch het toegebrachte leed te herstellen. 9) Dus ook hier weer, bena- deeling grondslag van de strafbaarstelling.

Pleegt men in een westersche maatschappij het strafbare doen of laten van den misdadiger te beschouwen als een schending der rechts- orde, bij de Maleisch-Polynesische gemeenschappen geldt de meening, volgens welke het delict is een krenking der persoonlijke belangen

1) curs. dez.

2) Cassutto, blz. 45, 61, 62.

3) K o r n , blz. 649, 650.

4) Cassutto, blz. 53.

5) Kits van Heijningen, blz. 7.

6) Lesquillier, blz. 6.

7) curs. dez.

8) Lesquillier, blz. 92.

9) Lesquillier, blz. 242.

(27)

van het individu. x) „Buiten alle zedeleer om beschouwt de Inlander het delict slechts als oorzaak van materieele benadeeling,2) welke dan ook op de eerste plaats door materieele reactie moet worden vergoed."

Hij kan volgens zijn adat op materieele vergoeding rekenen van het door hem door een delict toegebracht nadeel.

De straf strekt, in de opvatting van den Inlander, niet, zooals in ons strafrecht, tot reactie tegen den misdadigen wil, tegen het schuldig zijn, doch bestaat slechts om zooveel mogelijk het geleden nadeel te herstellen.

De adatverstoring in het delictenrecht, zooals het wordt toegepast bij de rapat marga in Palembang, is elke eenzijdige inbreuk op de materieele en immaterieele levensgoederen van gemeenschap en p e r s o o n .3)

Bij de veel minder strenge juridische onderscheidingen in de adat b.v. tusschen straf- en civiele procedure, krijgt elk proces het k a r a k t e r van geschonden belangen. 4)

„Dat het inlandsch recht in den geheelen A r c h i p e l . . . de daad als direct den benadeelde alleen rakende beschouwt, en dus de schadeloos- stelling als hoofdzaak 5) beschouwt, is bekend," schrijft Jonker. 6)

„Elk strafrecht in zijn oudsten vorm", schrijft prof. Simons, 7)

„reageerde tegen volkomen objectieve handelingen en bemoeide zich met schuld niet. Wel was de straf aldus reactie tegen ondervonden kwaad en leed m a a r geen vergelding van zedelijke schuld." 8)

Bestudeering van den dader was trouwens in Indië nog niet zoo lang geleden een „onontgonnen veld" der wetenschap. 9)

„Die moralische10) Verurteilung, welche natürlich keineswegs durch irgendwelche Zahlung gelindert oder aufgehoben werden kann, fehlt in diesem Stadium u) noch durchaus, wenigstens im Betreff der Ver- gehen, für welche Composition gefordert u n d angenommen wird." 1 2)

„So übte die Composition einen hemmenden Einfluss, in dem durch ihren Einfluss die Tendenz n u r auf den durch das Vergehen angestif-

*) Graafland, blz. 30, 33, 34, 46, 47.

-) curs. dez.

3) L u b l i n k - W e d d i k , blz. 173/174.

4) Bijblad 9385.

5) curs. dez.

6) J o n k e r blz. 23.

7) „Nieuwe richtingen in de strafrechtswetenschap" — De Gids, 1900, T w e e d e Deel, blz. 73."

8) curs. dez.

9) Mr. I. A. N e d e r b u r g h — Wet en Adat, B a n d I, blz. 10 e.V.

1 0) curns. dez.

1 1) Bedoeld w o r d t : v a n afkoop v a n h e t w r a a k r e c h t .

1 2) Steinmetz, I, blz. 474.

(28)

teten Schaden i) Acht zu geben haften blieb, weil der eigene Vorteil in dieser Weise gefördert w u r d e . " 2) - Bij de misdaad in den stam door stamgenooten op elkaar, heerschte eerst nog hetzelfde gevoel dat de bloedwraak n a a r voren bracht; „ n u r die Schädigung 3) wurde empfunden, die Verurteilung über die That als solche, die moralische Entrüstung fehlte noch." — Alleen de familie, die benadeeld werd ondervond de daad als een h a a r toegevoegd leed, niet echter als afkeurenswaardige handeling, als misdaad. 4)

Stellingen, conclusies die steun geven aan vorenvermelde meenin- gen schijnen o.m. de volgende.

Van het Javaansch recht getuigt de Haan, dat het misdaden be- schouwde als een benadeeling van het individu, niet als een aanslag op de rechtsorde der gemeenschap. 5)

Van Beloe of Midden-Timor deelt Grijzen als algemeene regel mee dat misdrijven worden beschouwd als vergrijpen tegen of benadeeling van enkele personen, niet als vergrijpen tegen de maatschappelijke

orde. 6) J

Op Flores (onderafdeeling Endeh) moet elke benadeeling van iemands lijf of goed zoo mogelijk hersteld en gewroken worden. De gemeenschap trekt zich niets aan van een doodslag, waarbij niemand nadeel heeft, bijv. van een moord van een man op zijn vrouw, voor wie de bruidschat volledig betaald is. — Elk delict lost zich op in een vermogensrechtelijke kwestie. — In het algemeen wordt benadeeling in iemands goed gewroken met terugbetaling van het dubbele der waarden. 7)

Bij de Toba Bataks is wegens het plegen van een delict allereerst verschuldigd de vergoeding van wat is teloorgegaan door de schuld van den delinquent. 8)

Voor diefstal bekomt men vergiffenis, mits drie dubbeld het ge- stelene teruggevende. ö)

^ Immaterieel bedrog, waarvan geen onmiddellijke verrijking des be- driegers het gevolg was, zooals de leugen onder eede of in geschrifte, werd bij de Minangkabauërs nooit als strafbare handeling aange- merkt. 10)

J) curs. dez.

2) Steinmetz, I, blz. 476. Zie voor de meening van Makarewicz — § 6.

) cursn. dez.

4) Steinmetz, II, blz. 327, 328.

5) P . X, blz. 489, 559.

6) Grijzen, blz. 130.

7) Van Suchtelen, blz. 76, 78, 79.

8) Vergouwen, blz. 468.

9) Abd. XVIII, blz. 214.

1 0) Willinck, blz. 855.

(29)

11 Krachtens art. vier van het Kawi-Wetboek Déwa-Danda 1) kan, bij aldien de winnende partij sterft, de in leven blijvende niet beboet worden, omdat hij in dat geval een doode tot tegenpartij heeft, waar- voor geen boete behoeft betaald te worden.

Een dief, die ontkent, m a a r den zuiveringseed niet durft afleggen, alsmede de dief, die door een godsoordeel is ontmaskerd, moet het zevenvoudige betalen. 2)

Op Bali 3) wordt het schenden v a n een pand behalve met een boete bovendien bestraft met terugbetaling van het dubbele van de waarde van het verpande goed. In gebreke blijven van het beplanten van een sawah, hetwelk men aangenomen heeft, wordt gestraft met een zware boete, berekend per tenah.

Eenzelfde sanctie bij deze in Westersche oogen geheel privaat- rechterlijke overeenkomsten bestaat er ten aanzien van het bewer- kingscontract aangaande een rijstveld tegen opname v a n geld. Laat de bewerker de sawah liggen, dan moet hij naast een boete schade- vergoeding betalen ten bedrage van de waarde der gewone opbrengst van de sawah; doet hij het aangenomen werk ten halve, dan betaalt hij de halve boete en vergoedt zooveel als de sawah minder opbrengt dan billijkheidshalve er van verwacht k a n worden; terwijl ook wel de bewerker aangesproken k a n worden voor alle schade aan het gewas, welke de andere menschen niet ondervinden. 4)

Bij schaking van een gehuwde vrouw is vergoeding van de dubbele bruidschat verschuldigd; bij brand in padigewas dubbele vergoeding van de verbrande padi, tenzij ook de eigen padi in vlammen opging, w a n t dan werd alleen boete betaald.

Bij brandstichting wordt de boete evenredig aan de schade bepaald.

Diefstal van goud, zilver, robijnen, diamanten of edelgesteenten wordt beboet met 10.000 duiten en dubbele teruggave van het goed, anders volgt doodsverklaring voor dessagenooten. 5)

Bij de betaling van zoengeld, zegt Kits van Heijningen, 6) „is het er niet om te doen dat de schuldige betrapt wordt, m a a r dat de beleedigde voldoening krijgt hoe dan ook. Kreeg hij het d u s niet van den belee- diger, dan n a m hij het van diens groepsgenooten."

*) Déwa-Danda-Blokzeijl, blz. 296.

2) Abd. X X X V , blz. 71, 78.

3) Korn, blz. 625, 633, 658.

4) Zoodra een sedahan niet a a n zijne verplichtingen voldoet, k a n zijne s a w a h g e r e c h - telijk w o r d e n verpand, en wel voor eene som geëvenredigd a a n de schade, die zijne n a l a t i g - heid veroorzaakte. - K e r t â Simâ Soebak ( v a n Eek - Liefrinck), art. 51.

5) K o r n - De dorpsrepubliek Tnganan Pagringsingan, blz. 230, 236.

6) Kits v a n Heijningen, blz. 47.

(30)

Uit het Oud-Javaansche wetboek „Agama" x) blijkt, dat bij diefstal de schuldige het gestolene tweevoudig of drievoudig moet vergoeden, naast de door het wetboek bepaalde s t r a f .2)

Een algemeene trek schijnt trouwens te zijn, dat bij diefstal en andere vermogensdelicten, 3) de boete (vergoeding) tweemaal of meermalen de waarde van het ontvreemde bedraagt. 4) Ten deze wordt opgemerkt, dat de straf daarbij gebaseerd is op het geleden nadeel en dus blijkbaar ook op het feit, dat nadeel geleden is; derhalve ligt ook hier benadeeling aan de strafbaarstelling ten grondslag.

Als bij een vechtpartij het letsel van beide partijen nagenoeg even groot is, valt er niets te berechten; deelt Cassutto uit den Ternate- Archipel mee. 5)

Artikel 17 van de Oendang'2 van Djambi 6) bepaalt, dat, indien de bestolene zijn goed niet terug k a n bekomen, bij het bepalen der straf

1) De „Agama", van Bali afkomstig, is rijk aan r e c h t s t r e e k s uit Hindusche wetboeken v e r t a a l d e bepalingen; d a a r n a a s t k o m e n echter a n d e r e voor, die op inlandschen bodem ontstaan zijn. - J o n k e r , blz. 4, 5.

2) J o n k e r , blz. 98, 101, 103, 106, 150, 151-153.

;i) Als: w a n p r e s t a t i e , beschadiging, brandstichting, onrechtmatig vorderen, oplichting, dooden van dieren, enz.

4) J o n k e r , blz. 23, 107; T e r Haar, blz. 219; Zie voor Ambon — P a n d e c k t e n X, blz. 374;

voor Minangkabau. - A d b . X X , blz. 170; art. 28 - Déwa-Danda; Palembang - artt. 21-30, H a d a t P e r h o e k o e m a n d e r Oendang '2-Lematang-Oeloe en Ilir en de Pasemah-Landen;

Zuid-Sumatra - Adb. X X X I I , blz. 322; Sawoe - P.X, blz. 401-405, 407; Timor, Roti - Adb.

XVI, blz. 52, 164; P.X, 413, 423; Bali - K o r n , blz. 629, 658; A d b . XXIII, blz. 400, 414; P.X, blz. 431; V a n Vollenhoven, I, blz. 501; „Agama" - 237, over vischdiefstal; „Agama" - 238, 239, 240, 241, over diefstal v a n rijst, s t e r k e n d r a n k , e t e n s w a r e n , vogels, huishoudelijke artikelen, goud, edelgesteenten, enz. - J o n k e r , blz. 151, 152, 153; Benkoelen - Abegg, blz.

269; Lampongs, Bali, Nias - Wilken, II, blz. 472, 473; Ceram - Adb. X V I , blz. 16; Nias - N i e u w e n h u i s e n - Rosenberg, blz. 100, 104, 106; Res. Menado - Mededeelingen Encycl.

B u r e a u , 2-1912, blz. 176, 177; Cheribonsch W e t b o e k „ P a p a k k u m " , blz. 164; Java, Van Vollen- hoven, I, blz. 651, 752; P a n d e c t e n X, blz. 490; Borneo (Oio Ngadjoe) - P.X, blz. 303;

Banggai-Archipel, K r u y t , blz. 254; Simpang Kiri - Ypes, blz. 587, 588; Philippinen - P.X, blz. 310, 320. Lesquillier ziet in de t e r u g g a v e v a n de dubbele waarde v a n h e t gestolene, éénmaal voor h e t materieele en é é n m a a l voor h e t magische deel; terwijl meervoudige teruggave geschiedt n a a r gelang h e t gevoel heviger is verstoord, de magische w a a r d e m e e r m a l e n de stoffelijke w o r d t geacht (blz. 124, 127). Wat b o v e n g e n o e m d e Déwa-Danda betreft, v a n de Hollandsche vertaling d a a r v a n v a n Blokzeijl zegt B r a n d e s , dat deze aan verschillende gedeelten v a n h e t oude w e t b o e k v a n dien n a a m b e a n t w o o r d t , m a a r dat de vertaling v a a k vrij is (Fraser, blz. 874).

5) Cassutto, blz. 96. V a n Vollenhoven, I, blz. 393.

«) Bijdragen T. L. V. v. N. I., dl 43-1894. Over de Z u i d - S u m a t r a a n s c h e Oendang 2 als verzamelingen van adatbepalingen is v e r r e van gunstig geoordeeld (Zie: V a n Vollenhoven, II, blz. 823; Wilken, II, blz. 221-223; Wink, A d b . XXVII, blz. 420, 421, 486, 497; L u b l i n k - Weddik, blz. 6 en 7 ) ; m e e r bedoeld als „richtsnoer", „leidraad", „handleiding" voor d e Buropeesche en Inlandsche b e s t u u r s a m b t e n a r e n bij de Inheemsche rechtspraak, zouden zij toch wel b e v a t t e n h e t „product v a n h e t algemeen rechtsbewustzijw in de binnenlanden"

(Adb. VI, blz. 274; Adb. V, blz. 113; L u b l i n k - W e d d i k , blz. 7). Een uitzondering op h e t

„zeer onvolledige" e n „met de b e s t a a n d e onbeschreven adats voor h e t m e e r e n d e e l niet 'overeenkomende" m a a k t , volgens Wilken (II, blz. 221-223), een t w e e t a l van die v e r - zamelingen, nl.: die v a n Gersen, voor L e m a t a n g - O e l o e en Ilir en de P a s e m a h l a n d e n , en de door den Magistraat H.R. Lewis op schrift g e b r a c h t e „Maleische wetten, gewoonten en i n - stellingen (Adat Lëmbaga) in h e t landschap Benkoelen opgevolgd".

(31)

ook rekening moet worden gehouden met de volle waarde van het gestelene.

Over de rechtspraak op de Kei-eilanden deelt Geurtjens mee, dat elke overtreder der foelïk- of pamalivoorschriften de gevolgen heeft te wachten zijner roekeloosheid, doch de rechter komt niet tusschen- beiden, tenzij derden feitelijk schade lijden of in gevaar gebracht worden, die te lijden. Heeft men iemand benadeeld dan moet de toe- gebrachte schade vergoed worden, terwijl men tot het vaststellen der te vergoeden schade zich niet afvraagt of het voorwerp in kwestie al veel van zijn oorspronkelijke waarde heeft ingeboet. Heeft de eigenaar het zelf gekocht, dan moet de prijs betaald worden, dien hij er voor besteedde. „Zoodoende k a n het wel eens een fortuintje zijn, bestolen te worden." J)

In zijn Nota omtrent Singkel en de P a k - P a k - l a n d e n2 ) schrijft Ypes, dat de oetang tangko, in Kepas op diefstal gesteld, zich richt in hoegrootheid n a a r de waarde van het gestolene.

Van de zelf besturende landschappen van de residentie Menado, gelegen op den vasten wal van Celebes wordt vermeld, 3) dat wanneer een vrije een slaaf doodde, zonder dat deze schuld had, de moordenaar een anderen slaaf daarvoor in de plaats moest stellen en tevens aan den eigenaar een boete betalen; 4) terwijl de oude volksgebruiken eischten, dat wanneer een slaaf van een ander gedood werd, twee slaven daarvoor moesten worden teruggegeven.

Bij de bespreking der aan de gemeenschap materieele benadeeling toebrengende handelingen 5) wijst Lesquillier er op, dat op Bali bij vernieling van bevloeiïngs-toestellen, Schuldenregister, dorpsreglement e.d. dorpsbezittingen, de materieele benadeeling reeds meer op den voorgrond komt en herstellen der berokkende schade minstens even belangrijk is als de ontzondigingsplechtigheid. Terwijl de adatreactie bij handelingen die het individu materieel benadeelen, eveneens bestaat uit een algeheel herstellen van den vorigen toestand, doch bij deze groep het materieel herstel van meer belang is dan het magisch.

Algeheel herstel der schade zoowel stoffelijk als magisch staat bij de nadeel-veroorzakende handelingen voorop. 6)

Op de Kei-eilanden werd roof van een gehuwde vrouw en het plegen van overspel met h a a r gewoonlijk volgens de adat gestraft met een

!) Geurtjens, blz. 199, 211.

2) Ypes, blz. 566. (Tijdschrift I.T.l.v. dl. 49-1907).

3) Mededeelingen Encyclopaedisch B u r e a u , 2-1912, blz. 157, 178.

4) Hetzelfde w o r d t voor h e t Toradja gebied v e r m e l d in een R e g e e r m g s r a p p o r t over de onderafdeeling Paloe (1910) - Adb. I, blz. 136. Zie voor A m b o n - P.X, blz. 358.

B) Zie h i e r v o r e n blz. 8.

6) Lesquillier, blz. 102, 121, 216.

(32)

boete van f 550 in den vorm van adatgoederen, welke boete w e r d uitbetaald aan den man, van wien de vrouw was geroofd, waarbij tevens het huwelijk werd beschouwd als te zijn ontbonden, en w a a r n a de vrouw in den echt kon treden met den man, die h a a r ontvoerde.

Iedere Keiees, mits in het bezit van hartagoederen ter waarde van f 550, meende een gehuwde vrouw te mogen ontvoeren en als zijn echtgenoote te mogen beschouwen.

In Adatrechtbundel X X I V1) wordt nog een dergelijke beslissing van den radja met zijn hoofden vermeld, volgens welke de verleider de „harta K e i " groot f 550 aan den bedrogen echtgenoot moest betalen, terwijl de vrouw aan hem zou blijven.

Ook uit deze beslissing blijkt weer, dat alleen het nadeel, door het verlies van de vrouw berokkend, algemeen op een bepaald bedrag, een bepaalde wa a r de vastgesteld, de eigenlijke grondslag uitmaakte van de bestraffing.

Hogbin 2) vertelt van een geval, dat de bedrogen echtgenoot niet den overspeler doodde, doch diens broeder, een berucht slecht sujet, terwijl de overspeler zelf een populair man was. De bloedverwanten namen geen wraak, blijkbaar blij van den ander bevrijd te zijn. „The Jatter case is instructive", aldus Hogbin, „as indicating the guilty man's consciousness that some amends should be made." „In cases of theft the offended party took what he wanted from te thief's bouse, sure that the public opinion was on his side."

Ter bepaling der hoegrootheid van de op de delicten gestelde boeten, hoe uiteenloopend die bij de verschillende volken in den Indischen Archipel ook mogen zijn, pleegt men voor alles te letten op de door het delict aangebrachte materieele benadeeling, alsmede op den rang en de lichamelijke waarde van den persoon die benadeeld werd en die benadeelde. 3)

Zoo verschilt de prijs van een menschenleven n a a r rang of waarde, en is in alle landstreken ook niet even hoog. 4)

1) Abd. XXIV, blz. 149. Om redenen, hier niet ter zake, w e r d door den raad van hooi- den te Toeal op deze beslissing t e r u g g e k o m e n en de dader, n a a r westerschen grondslag, schuldig v e r k l a a r d aan „medeplichtigheid aan overspel w e t e n d e dat de medeschuldige g e - h u w d is" en deswege veroordeeld tot zes m a a n d e n gevangenisstraf (Vonnis van 1 D e c e m - b e r 1919). Zie voor een analoog geval voor den r a a d van hoofden te Geser ( O o s t - C e r a m ) - Adb. XXIV, blz. 140, 141.

'-) Hogbin, blz. 213 (Ontong-Java, T h e earlier judicial system) ; blz. 279 (Hawaii, p r i v a t e retaliation).

!) Java - P.X, blz. 489; Graafland, blz. 39-41; Cassutto, blz. 73; Minangkabau - Willinck, blz. 822, 855; P a n d e c t e n X, blz. 663; Timor (Roti) - P.X, blz. 410; Nias - N i e u w e n h u i s e n , blz. 44, 100; Rappard, blz. 595; Reg. r a p p o r t - Sipirok (1882) - Adb. VI, blz. 12; O e n d a n g - - Djamhi, art. 292 (bij verwondingen); Philivpijnen - P.X, blz. 669, 670.

4) De Gelder, blz. 13.

(33)

Willinck deelt mede, dat, als een hoofd object van eene beleediging is; deze het dubbele zoengeld, boete, erlangt, van wat een ander mensch k r i j g t ,1) en dat slechts het halve zoengeld opgebracht behoeft te worden, als eene vrouw beleedigd is. 2)

Voor de Cheribonsche landen vermeldt de Gelder, 3) dat bij diefstal, de vergoeding voor bokken, schapen, vogels, boomen, alle welke op een zekere som waren begroot, verhoogd werd zoo de gestolen goe- deren aan een hoofd toebehoorden. „Delicten door meerderen tegen minderen gepleegd worden lichter, door minderen tegen meerderen gepleegd zwaarder gestraft, dan tusschen personen van gelijken rang."

— „Gelijksoortig verschil van straffen n a a r den rang der partijen vindt men ook bij overspel en dieverij uitdrukkelijk gewaarborgd,"

aldus Graaf land. 4)

Uit de artikelen 220—224 van het Oud-Javaansch Wetboek „Aga- ma" 5) blijkt dat het beschimpen van brahmanen, ksatrya's, waiçya's en çûdra's zwaarder beboet, gestraft, werd, n a a r m a t e de dader tot een lagere kaste behoorde en het verschil in kaste tusschen de betrokkenen grooter was. Omgekeerd was de boete geringer voor den dader die tot een hoogere kaste dan den beleedigde behoorde n a a r m a t e het verschil m kaste tusschen hen grooter was. 6) Indien personen van denzelfden stand elkaar beschimpten, werden zij met de laagste boete gestraft.

Merkwaardig is, dat in de Battahsche wetten, verzameld door Wil-

:) Voor N i a s - N i e u w e n h u i s e n ; blz. 100, 101. O e n d a n g 2 - Djambi, art. 27.

-) Willinck, blz. 822, 823. Zie ook art. VI, sub 35 der Mogharder.

'•'-) De Gelder, blz. 23. Hij noemt daarbij: LT. dl III, blz. 173.

4) Graafland, blz. 41, 42; Cassutto, blz. 58, 59; Kits v a n Heijningen, blz. 43; N i a s - Rappard, blz. 595.

5) J o n k e r , blz. 148, 49. Luidens art. 20 der Anggër Agëng w a s de straf op h e t h e l p e n ontvluchten v a n de bijvrouwen v a n de vorsten v a n S o e r a k a r t a en Djokjokarta des te g e - ringer, n a a r m a t e de r a n g v a n den beschuldigde hooger was. Zie ook Fraser, blz. 875.

In 1771 (met een aanvulling in 1773) is voor Soerakarta, deels ook voor J o k j a k a r t a een reeks w e t b o e k e n (anggër) vastesteld, bij uitsluiting v a n k r a c h t voor de a m b t e n a r e n met de r e c h t s p r a a k belast. De Nawala Pradato d a t e e r t v a n 1771. Reeds vóór 1744 zou er oen Kartasoerasche Nawala P r a d a t o voor 't rijk M a t a r a m h e b b e n bestaan. In 1818 h a d een algeheele herziening plaats van alle wetboeken, de toen vastgestelde t e k s t e n h e b b e n tot grondslag gediend v a n latere uitgaven en vertalingen. H a d d e n de w e t b o e k e n van 1771 reeds a a n de Oost-Indische Compagnie 't aanzijn te d a n k e n , in later j a r e n is de Nederland- sche invloed gestadig toegenomen; t e r beoordeeling van Javaansch r e c h t h e b b e n de uitgaven van 1818 dus slechts een betrekkelijke w a a r d e , 't Zou niet behoeven te v e r w o n d e r e n , zegt Kern, als 't leeuwendeel, van alle anggers die tusschen 1771 en 1818 zijn vastgesteld, zoowel op materieel als formeel gebied, v a n Westersche herkomst bleek te zijn. Zij zouden, w a t wijze van b e w e r k i n g betreft, veel v e r d e r v a n de oude rechtsboeken afstaan dan de Papakem Tjërbon, v a n 1768. - De Anggër Agëng d a t e e r t van 1771. De Anggër Sapoeloeh (Sedoso) v a n 1818. De Anggër Goenoeng v a n 1840. - K e r n , blz. 74-77, 81; J o n k e r , blz. 3-5.

") B r a h m a n e n w o r d e n zooveel lichter gestraft dan a n d e r e menschen; de boeten aan hen opgelegd b e d r a g e n slechts een vijfde v a n die w e l k e de soedra's te betalen h e b b e n ; hoe hooger in stand, hoe m i n d e r zwaar de straf voor hetzelfde vergrijp. - Liefrinck - Bali, blz.

81; - Lombok, I, blz. 14; Korn, blz. 651, 652. - De B r a h m a n e n in h e t algemeen en de priesters in het bijzonder h a d d e n nog een streepje voor.

(34)

1er, x) voor verschillende delicten als: weigeren bevelen van een hoofd uit te voeren; zich verzetten tegen de uitvoering dier bevelen; zich verzetten tegen zijne meerderen, met onbehoorlijke woorden, gebaren als anderszins; weigeren zijnen meerdere bij plechtige gelegenheden de verschuldigde eerbewijzen te doen; zijnen meerder uit onvoorzichtig- heid deren; het hoofd in kampongs- of bondszaken voorliegen; schel- den, razen en tieren, zijn kleed oplichten, op het voorplein van de woning van een „namora"; zich zonder redenen van verschooning en zonder plaatsvervanging onttrekken aan algemeenen arbeid, waartoe men wettiglijk is opgeroepen; valsche eed; — dat voor al deze delicten de straf, de boete vermindert n a a r evenredigheid van den minderen rang, de lagere maatschappelijke positie van den dader, soms ook van den bleedigde. Hoe hooger de dader, hoe zwaarder de straf. 2)

Een der regels in het stelsel van aanzien des persoons is, volgens Lesquillier 3) deze: dat bij vergrijpen tegen de gemeenschapsmagie de magisch krachtigen een zwaardere boete moeten geven dan de magisch zwakken. Volgens hem zal in de primitieve streken uitsluitend de overweging hebben gegolden, dat het hoofd of de priester door zijn grootere magische kracht de gemeenschapsmagie ook des te ernstiger heeft verstoord, zoodat een grooter zoenoffer wordt vereischt voor het magisch herstel der gemeenschap.

Hiermede zouden de verschillen bij de straffen op evenvermelde delicten, voorzoover deze tegen de gemeenschap zijn gericht, ver- klaard zijn.

') Willer, blz. 208-213, 232. - Graafland (blz. 21-22) meent, d a t m e n m e t de r a a d - pleging v a n deze verzameling zéér voorzichtig moet zijn en niet voorbarig gevolgtrekkingen moet m a k e n gegrond op den i n h o u d v a n deze bron. Het schijnt h e m nl. d a t de adats hier verzameld, niet de onversneden adats zijn v a n Mandheling en Pertibi, m a a r veeleer m i n of m e e r algemeene bepalingen (curs. dez.), die in werkelijkheid bij de I n l a n d e r s niet zóó bestonden, m a a r door den h e e r T. J. Willer uit de in werkelijkheid wel b e s t a a n d e casuïstische gevallen (curs. dez.), w e r d e n g e ë x t r a h e e r d tot m e e r algemeene begrippen.

Willer schrijft in de v o o r r e d e der verzameling zélf: „Ik o n d e r v o n d echter, d a t de Battah, evenals alle a n d e r e Indische eilanders, meestentijds de bijzonderheden eener zaak m e t angstvallige en wijdloopige nauwgezetheid weet op te geven, doch bijna nimmer uit een aantal zaken, de algemeene slotsom weet te trekken." (curs. dez.).

E e n en a n d e r is v a n belang bij de b e h a n d e l i n g v a n : de strafbare poging, de strafbare medeplichtigheid, en de ontoerekenbaarheid.

2) Zie ook de Cheribonsche Papakkum, blz. 167. Een kompilatie v a n h e t j a a r 1768, Waarin verschillende o u d - J a v a a n s c h e rechtsregels a c h t e r e l k a a r zijn geplaatst met v e r - melding v a n de r e c h t s b o e k e n w a a r a a n zij zijn ontleend. D e p a p a k e m ' s zijn rijk a a n v o o r - schriften, 's vorsten zaak betreffende; deze zijn een navolging v a n de Indische ( H i n - doesche) r e c h t s b o e k e n en w a a r b o r g e n dus in geenen deele dat zij aan Indonesisch r e c h t s - bewustzijn b e a n t w o o r d d e n . D e rechtsboeken w a r e n echter aan gestadige o m w e r k i n g onderhevig. In h a n d e n van J a v a n e n moest dit er wel toe leiden, dat 't p r a d o t a - r e c h t (Vorstenrecht) Indonesisch g e k l e u r d w e r d , hoewel h e t nooit een volledige weerspiegeling is g e w o r d e n v a n de Indonesische gedachte, 't P a d o e - r e c h t (volksrecht) b e w a a r d e een z u i v e r d e r beeld v a n 't o u d - i n h e e m s c h e . Bij de islamizeering v a n de rechtspleging w e r d d e Indische bovenlaag - een M o h a m m e d a a n s c h e bovenlaag. - K e r n , blz. 109-112.

3) Lesquillier, blz. 119.

(35)

î n de verzameling van Willer lezen wij verder, dat de boete op de verbijstering op het erf van een ander dan een „namora", minder is n a a r evenredigheid van den rang des persoons op wiens erf het voor- valt; dat diefstal uit een bewoond ladang-huis zwaarder gestraft wordt n a a r gelang dit is van den burgerstand, den minderen adel, dan wel van den hoogen adel; dat wanneer een meerdere den mindere deert, hij alleen tot gepaste verontschuldiging verplicht is; dat verwonding in twist en zonder voorbedachten rade, waarbij bloed vloeit (except neusbloeding), verschillend, d.w.z. zwaarder gestraft wordt, op iemand van den hoogen adel, den minderen adel, dan wel op een burger gepleegd. 1 )

In artt. 10 en 4 van de Angger Ageng '') worden moord r esp. roof gepaard met levensberooving van een J a v a a n beboet met 125 realen, van een Chinees met 250 realen en van een Europeaan met 500 realen.

Art. 10 der Déwa-Danda schrijft voor, dat afmaken van een reeds neergeslagen, op heeterdaad betrapten dief, gestraft wordt met een geldboete, voor een soedra — 40.000 këpengs, voor een satrya of wesija — 80.000 këpengs en voor een b r a h m a a n — 160.000 këpengs3).

Uit de oude wetboeken van Bali vermeldt Liefrinck 4) , dat het van den persoon tegen wien het misdrijf gepleegd was afhing, welke der drie eenheidsboeten 5 ) werden opgelegd. En de vergoeding welke bij dkfstal boven de boete aan den dief werd opgelegd, bedroeg tienmaal, achtmaal, vijfmaal, driemaal of tweemaal de waarde van het gestelene, n a a r gelang de diefstal gepleegd was ten nadeele van den landsheer, een brahmaan, een hoofd ( m a n t r i ) , een klijan, of ieder ander.

Wanneer op Lombok een karbouw, sapi of paard tegen een vrouw of een kind aanloopt of aanstoot met de vracht welke het dier draagt, en die persoon is niet voor zaken uit, zoo moet dat dier in beslag ge- nomen worden en met de vracht welke het draagt, worden ingelost.

De losprijs n u is verschillend en lager naar gelang de betrokken per- soon al of niet iemand van kaste is, dan wel een priester. 6)

Delicten gepleegd tegen lieden van kaste en tegen ambtenaren (poenggawa, kantja) werden op Bali zwaarder gestraft dan wanneer ze jegens gelijksoortige personen werden begaan. Was omgekeerd, de

1) Willer, blz. 209, 211, 216, 236. In al deze gevallen wordt, in h e t onderwerpelijk verband, uitgegaan van de gedachte, dat het toegebrachte immaterieel nadeel of verstoring v a n magisch evenwicht aan de straf ten grondslag ligt; de mogelijkheid lijkt intusschen niet uitgesloten, dat hier s p r a k e is v a n een schuldelement, v e r b a n d h o u d e n d e met de verschil- lende omstandigheden w a a r o n d e r h e t delict plaats vond. Hierop zal later (Hoofdstuk III) w o r d e n teruggekomen.

2) R. i. N. L, 1849, dl. I.

:l) D é w a - D a n d a . - Blokzeijl, blz. 299.

') Liefrinck-Bali, blz. 80, 81.

5) 5000, 10.000 en 20.000 Kèpèngs.

e) L i e f r i n c k - L o m b o k , I, blz. 471.

(36)

dader hooger in rang of stand dan degeen tegen wien het feit begaan werd, dan werd hij lichter gestraft dan wanneer hij het delict beging tegen iemand van dezelfde positie of een zelfden stand. l)

De afkoopsom voor het leven van den aanrander van eens anders vrouw bedroeg, volgens artikel 134 der „Agama" 2), 12.000 — indien de vrouw uit de hoogste klasse was, 10.000 — uit de middelste klasse en 5.000 — uit de laagste klasse.

Was, — bij moord in denzelfden stam, bij de Toradja's, — de ver- moorde geen bemind mensch, of had hij reeds veel misdaan, tegen leden van den stam en van zijne eigen familie, dan werd de zaak afge- daan met. een maaltijd der betrokken partijen, waarbij werd bepaald, dat niet meer over deze aangelegenheid zou worden gesproken. 3)

Doodslag gepleegd op een stervende wordt lichter gestraft dan de doodslag op een gezond persoon en zeker dorpshoofd verklaarde in een proces, dat men van den moord eener manke vrouw maar niet moest spreken, omdat ze toch weinig waarde had." 4)

Vrij algemeen is in de Inlandsche wetten de waarde van het gesto- lene als maatstaf aangenomen, waarnaar de meer of mindere straf- baarheid van den diefstal wordt beoordeeld, en hoezeer ook in strijd met latere Europeesche wetten, strookt dit stelsel geheel met de zeden der Inlandsche bevolking. 5)

De Gelder wijst hier nog op de omstandigheid, dat, volgens de In- landsche begrippen op Java en ook ten deele op Sumatra, het weg- nemen van eens anders goed met het oogmerk het zich wederrechtelijk toe te eigenen, in tegenstelling met onze strafwet, voor diefstal niet voldoende is, m a a r dat ook onrechtmatige bevoordeeling, winstbejag, gevorderd wordt. Wegnemen om zich betaling te verschaffen van een schuld, is geen diefstal. Was het den bestolene gelukt, om de hem ontnomen zaak weer van den dief af te pakken, zoo was hij geen dief geworden. ü) Benadeeling is dus vereischte. ')

Over de West Toradja's op Midden-Celebes deelt K r u y t8) mede, dat bij de boete, gesteld op verwonden, nog duidelijk aan het licht komt, dat de bedoeling daarvan is om de levenskracht van den ver- wonde (die door bloedverlies en door den schrik geleden heeft) te vers! erken.

Voor het Toradja gebied wordt in vorenvermeld regeeringsrapport

!) Korn, blz. 651, 652.

2) J o n k e r , blz. 126.

x) A d r i a n i - K r u y t , I, blz. 180, 181.

4) De Gelder, blz. 12, 13.

5) De Gelder, blz. 24, 25.

«) Willinck, blz. 853, 854.

7) De Gelder, blz. 23, 24.

s) Kruyt, blz. 530.

(37)

(1910) 1 ) vermeld, dat bij diefstal elke dief beboet werd met het dub- bele van het gestolene. Hadden dus vier lieden een paard gestolen, dan werd aan elk als boete 2 paarden opgelegd. Hetzelfde wordt vermeld voor de zelfbesturende landschappen van de residentie Menado, ge- legen op den vasten wal van Celebes. 2)

Bij de stammen van de Melawie- en Kajanstreken (Borneo) was de boete op schaking afhankelijk van den huwelijkskoopprijs en de ge- goedheid der ouders. :!)

Bij de Ivlinangkabausche Maleiers verhielden de boeten op weder- rechtelijke verrijking middels het een of andere bedrog, als oplichting, verduistering, zich naar de toegebrachte schaden. 4)

Artikel 180 der Oendang- Djambi5) bepaalt, dat bij moedwilligen of onvoorzichtigen doodslag, de overblijvende echtgenoot en bij kwet- sing of verminking de gewonde recht heeft op schadevergoeding te waardeeren, behalve naar de omstandigheden, n a a r gelang van den

wederzijdschen stand en van het fortuin der personen.

Uit een verzameling Oud-Makasaarsch recht (1755) ü) deelt Mr.

Nederburgh mede, dat als een anak-araëng een slaaf doodt, al wordt hij op heeterdaad betrapt, het wedervergeldingsrecht niet op hem mag worden toegepast (omgekeerd wel), want hij heeft slechts zijn mindere gedood. Hij moet de helft betalen van het zoengeld.

Als rechtsregel gold: het leven moet met leven, bloed met bloed, geld met geld betaald worden.

Ook hier, zegt Nederburgh 7) , lost alles zich bij de Inlandsche recht- spraak volgens de adat op in een civiele kwestie: herstel der schade.

Bij diefstal, evenals wegens moord, werd schadevergoeding opgelegd en bovendien overal waar deze in zwang was tonra = een gelijk bedrag als boete; de eigenlijke straf was vergoeding van de dubbele waarde. 8)

Uit oude gegevens over Zuid-Sumatra (1764—1862) blijkt, dat in de Lampongs lichte verwonding gestraft werd behalve met een boete met de betaling van een som gelds, geëvenredigd aan den rang dien de gekwetste in de maatschappij bekleedt. 9)

Van Flores en den Solor-archipel (1925) wordt vermeld, dat, wan-

') Adb. I, blz. 137.

-) Mededeelingen Encyclopaedisch B u r e a u , 2-1912, blz. 176.

'"') P.X, blz. 64.

-1) Willinck, blz. 855.

5) Adb. V, blz. 224.

fi) Adb. XVII, blz. 150 e.V., §§ 10, 11, 13, 14.

7) Adb. XVII, blz. 181, 193.

h) „Het dooderi v a n den dief w a s geen straf voor dezen, m a a r een uitoefening van het recht tot zelfverdediging"; blz. 193.

") A d b . X X X I I , blz. 331.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Niet in de laatste plaats heeft ook dit gebeuren een sociale kant door- dat men in contact komt met ande- re moeders, waarbij andermaal de nodige ervaringen kunnen

Omdat artikel 13 lid 4 Zvw niet toestaat dat de vergoeding voor niet-gecontracteerde zorg wordt gedifferentieerd naar de financiële draagkracht van de individuele verzekerde, zal

Onderstaande grafiek geeft naar geslacht en leeftijd de samenstelling weer van het aantal personen dat in het vierde kwartaal van 2016 werkzaam is bij het Rijk.. De blauwe kleur geeft

Joost van den Vondel, Voor de Leydsche weezen, bij den aanvang van het jaar MDCCLXXXVIII.. Z.p.,

Naast het feit dat de gedetecteerde zwakke cognitieve subgroep enigszins samenhing met ADHD­uitkomsten, en twee belang­ rijk geachte cognitieve functies (werkgeheugen

Het is gunstig omdat de inflatie op ons eiland laag blijft en het is ongunstig omdat Amerikaanse toeristen niet kunnen profiteren van

Bij een flexibele wisselkoers zou de waarde van de AWG dalen (ten opzichte van de US$) zodat importen duurder worden voor!. Aruba

Maesons (S&H) een bestuurlijke boete van € 31.250,- op te leggen, omdat S&H in de periode van 14 november 2012 tot en met 30 januari 2013 vergoedingen voor