• No results found

Burgemeester & wethouders van de gemeente Westerwolde Raadsleden van de gemeente Westerwolde. Werkgroep Landschapsconvenant Westerwolde

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Burgemeester & wethouders van de gemeente Westerwolde Raadsleden van de gemeente Westerwolde. Werkgroep Landschapsconvenant Westerwolde"

Copied!
22
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Aan: Burgemeester & wethouders van de gemeente Westerwolde Raadsleden van de gemeente Westerwolde

Van: Werkgroep Landschapsconvenant Westerwolde

Onderwerp: Analyse en advies inzake de zonneparken Veenweg (Ter Apel), Veendijk (Bellingwolde) en Vloeiveldweg (Harpel) ; natuur, landschap en biodiversiteit.

Datum: 29 juni 2020

Inleiding

In de Raadsvergadering van Westerwolde d.d. 27 mei 2020 is gesproken over de ontwerp- Verklaringen van geen bedenkingen (VVGB) voor een drietal zonneparken in de gemeente Westerwolde. Daaraan voorafgaand heeft B&W uiteenlopende raadsvragen beantwoord (schriftelijke commissieronde). In de voorbereidingsfase van deze drie zonneparken is de zgn. maatwerkmethode gehanteerd (omwonenden en stakeholders). Het betreft de zonneparken Veenweg te Ter Apel, Veendijk te Bellingwolde en de uitbreiding van het zonnepark aan de Vloeiveldweg in Harpel.

De Werkgroep Landschapsconvenant Westerwolde is de afgelopen periode niet direct als stakeholder benaderd (of niet als zodanig in beeld) bij de maatwerkmethode. We hebben daarom de vrijheid genomen de beschikbare stukken alsnog door te nemen en te

beoordelen op de aspecten natuur, landschap en biodiversiteit. Dit vooral om in een

vroegtijdig stadium onze analyse te delen met B&W en de Raad van Westerwolde t.b.v. haar verdere besluitvorming (o.a. definitieve VVGB en het borgen van inrichtingsplannen c.s. in de te verlenen Omgevingsvergunningen).

Proces

Dit stuk is, zoals hiervoor aangegeven, in deze fase te beschouwen als een zgn.

deskundigenoordeel t.b.v. college en raad van Westerwolde over een drietal in voorbereiding zijnde zonneparken.

We zouden, meer in algemene zin, het als Werkgroep Landschapsconvenant Westerwolde plezierig vinden om bij toekomstige zaken die impact hebben op de aspecten landschap, natuur en biodiversiteit in een vroegtijdig stadium door uw gemeente betrokken te worden.

Bijvoorbeeld bij de maatwerkmethode die gekoppeld is aan het realiseren van zonneparken, maar ook bij andere zaken die binnen de genoemde thema’s in de gemeente Westerwolde spelen. We werken daarbij nadrukkelijk liever aan de voorkant van een project/proces dan in de fase dat “de stellingen al grotendeels zijn ingenomen”. We willen op die manier als werkgroep graag een constructieve bijdrage leveren aan de verdere ontwikkeling van Westerwolde. We zijn uiteraard bereid e.e.a. verder toe te lichten aan de

verantwoordelijk(e) wethouder(s).

(2)

Algemeen

We hebben waardering voor de ambitie van de gemeente Westerwolde zoals deze is neergelegd in de visie “Westerwolde samen verduurzamen (oktober 2019)” en de aanvullende uitwerking in de beleidsnotitie “Zonneparken en kleine windmolens 2019- 2024”. De inzet van de gemeente Westerwolde om in 2035 volledig energieneutraal te zijn ondersteunen we uiteraard van harte.

Wij zijn van mening dat de gemeente Westerwolde, rekening houdend met de resultaten van de maatwerkmethode, in de positie is om de komende jaren niet alleen haar

duurzaamheidsbeleid te verzilveren, maar ook in de gelegenheid is om de te realiseren zonneparken multifunctioneel en innovatief vorm te geven (o.a. natuur, landschap, biodiversiteit, educatie, technisch rendement).

Het is een belangrijk momentum. De ontwikkelingen m.b.t. zonneparken volgen elkaar snel op. In de bijlage is een aantal actuele “willekeurige” voorbeelden opgenomen van

onderzoeken en ontwikkelingen. Het is ook een momentum waarin de gemeente nog een

“onderhandelingspositie” en een “sturende” rol t.o.v. de initiatiefnemers in kan nemen.

Daarna is (kort om de bocht) 600 ha voor een periode van 30 jaar nieuw bestemd, gezekerd in verleende omgevingsvergunningen en feitelijk opnieuw in gebruik genomen.

Het is o.i. van belang om als gemeente slim om te gaan met dit momentum. Vooral op het punt van het creëren van functiecombinaties (m.n. biodiversiteit) liggen er grote kansen. In deze “ronde zonneparken” kan maar liefst 160 ha grond onder en tussen de panelentafels biodivers worden ingericht en beheerd. Dergelijke kansen komen niet elke dag langs.

Het is dan wel zaak de nu op tafel liggende stukken van de initiatiefnemers op het punt van landschap, natuur en biodiversiteit nog eens kritisch tegen het licht te houden en vervolgens helder en concreet te borgen in de (nog te verlenen) omgevingsvergunningen. De stukken bevatten nu nog (te) veel intenties, voornemens en nog onvoldoende vorm gegeven inrichtingsonderdelen. In onze reactie per zonnepark komen we daar inhoudelijk op terug.

Het is o.i. van belang om bij de hiervoor genoemde kritische analyse expliciet stil te staan bij het “bedekkingsoppervlak” van de zonnepanelen en het gewenste percentage

multifunctionaliteit van het in te richten aantal hectares. Zo is er onlangs een

onderzoeksrapport verschenen van Wageningen University & Research (april 2019) waarin wordt geadviseerd om maximaal 75 % van het bodemoppervlak te bedekken, zodat genoeg zonlicht de bodem raakt. Ook adviseren de onderzoekers om ruimte tussen de panelen open te houden, zodat regenwater gelijkmatig over de bodem wordt verspreid. Zo kunnen er meer bloemen en planten groeien. Ook uit recent Duits onderzoek blijkt dat er positieve effecten zijn te verwachten op biodiversiteit en bodemkwalitiet als er ruimte tussen de panelen blijft.

De dynamiek in technische ontwikkelingen en uiteenlopende onderzoeken rond zonneparken vraagt o.i. ook om het creëren van flexibiliteit in de (nog te verlenen) omgevingsvergunningen met als insteek om de komende 30 jaar als gemeente te kunnen

(3)

anticiperen c.q. te kunnen sturen op ontwikkelingen, innovaties en meerjarig beheer van de

“groene omgeving” van de zonnepanelen.

Het is o.i. van belang om ook nu al rekening te houden met mogelijke toekomstige doorontwikkeling van de nu te realiseren zonneparken. De ontwikkelingen in de

energietransitie gaan snel. Het is niet uit te sluiten dat de met zonne-energie opgewekte stroom in de toekomst zal (moeten) worden opgeslagen in accu’s. Ook kan in deze fase niet worden uitgesloten dat de opgewekte stroom ter plaatse zal (moeten) worden benut voor de productie van waterstof. Deze mogelijke toekomstige ontwikkelingen maken alertheid in deze tijd (2020 e.v.) noodzakelijk. Denk bijvoorbeeld aan de ruimtelijke impact van hiervoor noodzakelijke gebouwen (inclusief de daaraan inherente landschappelijke inpassing).

Opmerkingen/aanbevelingen per zonnepark

In het onderstaande is ingezoomd op de drie afzonderlijke zonneparken Veenweg (Ter Apel), Veendijk (Bellingwolde) en Vloeiveldweg (Harpel).

Zonnepark Veenweg (Ter Apel)

Initiatiefnemers: Fam Haarhuis + LC Energy Oppervlakte: Bruto 33 ha, netto 25 ha.

Adviesbureau: Eelerwoude

Periode: 30 jaar

We komen tot de volgende analyse:

 De struweelzones aan noordzijde en westzijde zijn o.i. beperkt in omvang. Het gaat om zones van ca. 6 meter. De inpassingszones van de zonneparken Veendijk en Vloeiveldweg zijn aanzienlijk robuuster (11-60 meter). Naar onze mening zouden de struweelzones bij dit zonnepark zondermeer robuuster mogen. Deze robuustheid is vooral ook van belang i.v.m. “afscherming” in de winterperiode. Een beperking in hoogte van het struweel (voorgesteld wordt max. 5 meter) lijkt ons ongewenst.

 Er wordt niets gezegd over de hoogte van het plantmateriaal. Aansluiting zou kunnen worden gezocht bij de aanpak van het zonnepark Veendijk in Bellingwolde : “…. de heesterstrook kan worden aangeplant met deels reeds hoge heesters (2 meter) verspreid over de strook en deels lage heesters (tussen de 0,5 en 1 meter hoog).

Daarna kunnen de struiken worden onderhouden zodat deze niet hoger worden dan circa 5 meter…..”. Om het zonnepark zo snel als mogelijk na realisering

landschappelijk in te passen is ons advies om de “methode Veendijk” ook hier toe te passen, uiteraard onder het voorbehoud dat het hogere (bos)plantsoen

daadwerkelijk verkrijgbaar en leverbaar is en e.e.a. niet gepaard gaat met al te veel uitval van m.n. de hoge struiken na het planten.

(4)

 Het lijkt ons van belang nog een keer kritisch te kijken naar de gekozen struikenmix.

De struikenmix is sober te noemen. Bij de twee andere parken is de nadruk veel meer gericht op de bloei en de bessen van de aangeplante struiken (vogels, insecten) en op de mate van groenblijvendheid van de struiken in de winterperiode.

Voorbeelden: meidoorn, sleedoorn, braam, kardinaalsmuts, hondsroos, hulst (groen blijvend), wilde liguster ((deels ) groenblijvend). Bij het zonnepark Vloeiveldweg worden ook nog groepsgewijs jeneverbessen aangeplant.

 Er is aan de zuidzijde gekozen voor het schrappen van een landschappelijke inpassing van het zonnepark d.m.v. een nieuw aan te planten struweel. De enige overweging die hiervoor kan worden terug gevonden in de rapporten van Eelerwoude is dat de dichtstbijzijnde bewoners aan deze zuidzijde het liefst geen singel willen hebben en dat de overige bewoners aan de zuidkant van het zonnepark op meer dan een kilometer afstand wonen. Vanwege deze grote afstand wordt het aan het zicht onttrekken van het zonnepark d.m.v. een singel aan deze zuidzijde overbodig

bevonden. Dit lijkt ons een te magere onderbouwing. Vanaf de Veenweg (zuid-noord) blijft het zonnepark (+ 18 kleine gebouwtjes) nu volledig in het zicht. In de stukken wordt door de initiatiefnemers nu kruidenrijk grasland als landschappelijke “buffer”

aan de zuidzijde aangegeven. De landschappelijke inpassing van het zonnepark aan de zuidzijde is o.i. van belang voor zowel bewoners als voor passanten op de Veenweg en is met de voorgestelde strook “kruidenrijk grasland” (zie verder) o.i.

onder de maat. Ook is lichtreflectie en schittering van de panelen naar gebruikers van de Veenweg en woningen aan de zuidkant van het zonnepark o.i. met de

ontbrekende landschappelijke zonering niet (altijd) uit te sluiten.

 Het is onduidelijk of anti reflectie coating of folie op de panelen wordt toegepast. Dit effect van lichtreflectie/schittering is slechts onderzocht voor één pand aan de Nieuwe Veenweg 1

 Er wordt in de stukken veelvuldig gesproken over het creëren van kruidenrijk

grasland in zowel de randzones als onder en tussen de panelen. Dit zou op zich goed aansluiten bij het biologisch karakter van het landbouwbedrijf van fam. Haarhuis. Er wordt overigens nergens uit de stukken duidelijk of het bedrijf al in de omschakeling zit of al SKAL-gecertificeerd is. Wel wordt het bedrijf een keer gekwalificeerd als extensief veehouderijbedrijf. Los van dit gegeven is het de vraag of er in de praktijk sprake is c.q. zal zijn van toekomstig kruidenrijk grasland. Als de foto’s

“referentiebeeld kruidenrijk grasland” in het inrichtingsplan (afbeelding 27) van Eelerwoude hiervoor bepalend zouden zijn dan zouden de grond onder en tussen de panelen en de randzones zeker een bijdrage kunnen leveren aan het verbeteren van de biodiversiteit. In de tekst wordt evenwel aangegeven dat het grasland primair wordt benut als voer voor het vee en dat een regulier grasklaver-mengsel het best past bij deze dubbelfunctie. Ook wordt gesteld dat voor deze graszones m.n. aan de zuid- en westzijde (als reguliere agrarische functie) geen extra voorwaarden zijn opgenomen voor aanleg en onderhoud. Met andere woorden, er is op voorhand zeker geen sprake van kruidenrijk grasland. Het is grasland dat als zodanig wordt ingezet voor de normale landbouwkundige bedrijfsvoering. Daar is op zich niets mis mee, maar wees er als initiatiefnemer wel eerlijk in.

(5)

 Je kunt je , mede gelet op het hiervoor staande, de vraag stellen waarom de

initiatiefnemers een apart rapportje “Flora, fauna, akkervogels; zonneveld Veenweg”

bij de stukken hebben gevoegd. Zoals hierboven aangegeven zou bij “kruidenrijk grasland” en aangepast beheer wellicht nog sprake kunnen zijn van een (zekere) uitbreiding van het habitat voor akkervogels. Nu deze graslandzones gewoon

onderdeel vormen van de reguliere landbouwbedrijfsvoering (weidegang en veevoer) zijn deze kansen minimaal. Op afbeelding 19 van het Inrichtingsplan van Eelerwoude wordt bovendien in geel aangegeven “akkervogelgebied” en in zwart “ongeschikt voor akkervogels”. Het zwarte gebied is het gehele zonnepark (de panelen) en het gele gebied zijn de randzones. Blijkbaar heeft de initiatiefnemer zich ook al

neergelegd bij het feit dat slechts de randzones (mogelijk) een positieve effect kunnen hebben op akkervogels. De initiatiefnemer geeft in haar stukken aan dat gezien het huidige grondgebruik van het projectgebied en de omgeving deze nu relatief weinig interessant is voor akkervogels. Onze conclusie is dat daar in de nieuwe (door de initiatiefnemers geschetste) situatie weinig in zal veranderen. Het voornemen van de initiatiefnemer om een vijftal nestkasten op te hangen verandert daar weinig aan en valt o.i. onder de categorie “kraaltjes en spiegeltjes”. Bovendien zullen de hiervoor beoogde en in de stukken genoemde soorten akkervogels als witte en gele kwikstaart geen interesse hebben in deze nestkasten. Ze broeden niet in nestkasten.

 Als we het bovenstaande op een rijtje zetten dan kunnen we, mede op basis van de nu op tafel liggende stukken van de initiatiefnemer, eigenlijk niet spreken van een (beoogde) multifunctionele invulling van dit zonnepark. In potentie zijn er best wel mogelijkheden om deze multifunctionaliteit te versterken (zie o.a. onze

bovenstaande punten), maar dan lijkt ons aanvullend overleg met de initiatiefnemers wel zondermeer noodzakelijk. Er blijven o.i. nu kansen liggen om de biodiversiteit van dit zonnepark te versterken. Ook de landschappelijke inpassing is o.i. als

onvoldoende te kwalificeren.

---

Zonnepark Veendijk (Bellingwolde)

Initiatiefnemers: Solarfields en H.R. Werkman Oppervlakte: 57 ha

Adviesbureaus: RooBeekAdvies; LAOS

Periode: 30 jaar

Opmerkingen en aandachtspunten:

 In de paragraaf “Algemeen” hebben we al aangegeven dat de ontwikkelingen in de sector zonne-energie elkaar snel opvolgen. Solarfield anticipeert in de stukken op deze ontwikkelingen.: ”Het aantal zonnepanelen is niet exact te bepalen en

vooralsnog indicatief. Uitgaande van de huidige stand van de techniek kunnen meer

(6)

zonnepanelen en opgesteld vermogen mogelijk bij voortschrijdende techniek gerealiseerd worden. …… een ‘momentopname'…….. Hiervan is bijvoorbeeld sprake als bijvoorbeeld een ander type zonnepaneel wordt toegepast dat meer vermogen oplevert, maar wel dezelfde kleur en afmetingen heeft…..”

Het is o.i. van belang om Solarfield daar als gemeente goed op te blijven bevragen. Er kunnen de komende tijd nieuwe kansen ontstaan op het zonnepark Veendijk, niet alleen v.w.b. maximalisering van de energieopbrengst (primair belang van Solarfield), maar mogelijk ook nieuwe kansen voor het verbeteren van de biodiversiteit naast en onder de panelen.

 Belangrijk aandachtspunt ook bij dit zonnepark is de benutting van de ondergrond van het zonnepark. In de stukken van Solarfield wordt de ene keer aangegeven “er groeit nu in ieder geval gras onder de panelen” en aan de andere kant wordt de lezer van de stukken met mooie foto’s verleid (rapportje LAOS, blz. 27) met

referentiebeelden van “bloem- en kruidenrijke beplanting onder en rondom de panelen”. Wat wil Solarfield nu echt? We hebben het gevoel dat er wel een aantal aanknopingspunten in de stukken zijn die wijzen op meervoudig grondgebruik op het zonnepark zelf. Zinnetjes als “de grond van het zonnepark wordt ingezaaid met inheems kruidenrijk grasland” en “we voeren extensief maaibeheer ten behoeve van de ecologie en biodiversiteit. We maaien gefaseerd 1-2 keer per jaar”. Naar onze mening bieden deze zinnen voldoende aanknopingspunten om in overleg te gaan met Solarfield om het zaaizaadmengsel voor kruidenrijk grasland te definiëren en het gewenste beheer uit te werken. De resultaten kunnen vervolgens worden vastgelegd in de omgevingsvergunning. Daarmee zou een enorme verbetering van de

biodiversiteit en versterking van het habitat voor akkervogels ter plaatse kunnen worden gerealiseerd. Het gaat hier om maar liefst 57 ha waar een biodiversiteits- impuls aan kan worden gegeven.

 Solarfield laat in samenwerking met de RUG onderzoek uitvoeren op zonnepark Bellingwolde gedurende 4 jaar. De ecologie en biodiversiteit worden onderzocht in relatie met de kenmerken van het zonnepark. Daarbij wordt ook onderzocht wat de impact van het zonnepark op de bodem is (zie ook de bijlage bij onze analyse). Wij hebben in de stukken geen verdere informatie kunnen vinden van dit RUG-

onderzoek, maar deze monitoring heeft o.i. lokale en landelijke relevantie.

Voorgesteld wordt dit onderzoek waar nodig verder te definiëren en in de Omgevingsvergunning te verankeren en waar mogelijk en zinvol door te vertalen naar de andere zonneparken in de gemeente Westerwolde..

 Om het gehele terrein komt een hek van 2.20 meter met prikkeldraad aan bovenzijde in een in het landschap passende kleur (groen). Volgens Solarfield is dit

verzekeringstechnisch verplicht (NB bij zonnepark Veenweg Ter Apel wordt hier geen woord over gerept en wordt de afscherming deels met sloten ingevuld). Op de tekening van het hekwerk lijkt een ruimte van 0.10 m aan de onderzijde vrij te zijn gehouden. Voor kleine fauna is het van belang dat dit inderdaad 10-15 cm is.

(7)

Solarfield noemt het Deerfence. Het is blijkbaar niet de bedoeling van Solarfield dat reeën of andere grotere zoogdieren op het terrein komen (o.a. dekking, rust, foerageren).

Voor wat betreft de uitvoering van het hek is de impressie van de deerfence in het LAOS-rapport o.i. landschappelijk mooier in te passen als de impressie in het rapportje van RooBeekAdvies. Naar onze menig verder goed te regelen in de Omgevingsvergunning.

 Het inkoopstation bevindt zich buiten de hekwerken van het zonnepark

(noordwestelijk deel van het projectgebied). Solarfield: Door het inkoopstation toegankelijk te maken en logisch te positioneren ontstaat er een uitzichtpunt die één geheel vormt met de boomgaard, de fietsenstalling en het bankje. Naar onze mening wordt op deze manier het zonnepark op een goede manier voor het publiek

ontsloten, zeker als dat wordt gecombineerd met uitgebreide informatie van de zijde van gemeente, initiatiefnemers en overige partners over energie-, natuur- en

landschapsaspecten van het zonnepark. Nader uit te werken en vast te leggen in omgevingsvergunning.

 De zgn. inverter-stations” (opvang opgewekte stroom) worden door de

initiatiefnemer “landschappelijk” ingepast. Dit gebeurt met hedera (de muren) en sedum (de daken) en is o.i. adequaat. Nader uit te werken en vast te leggen in omgevingsvergunning.

 Aan de noordwestelijke zijde van het zonnepark wordt een boomgaard en een weiland aangelegd. Beide inrichtingsonderdelen zijn niet als zodanig als wens benoemd vanuit de klankbordgroep en de bewonersavond. De boomgaard kan o.i.

worden gezien als een, weliswaar “willekeurig”, maar versterkend landschappelijk element. Het lijkt ons verstandig om in de omgevingsvergunning zaken vast te leggen als hoogte van het plantgoed, de soorten fruit en/of notenrassen en het beheer van de boomgaard (m.n. snoeien).

De meerwaarde van het weiland is ons minder duidelijk. Inschattend vanuit het dwarsprofiel in het rapportje van LAOS gaat het om een oppervlakte van 1.5 tot 2 ha.

We vragen ons af of deze oppervlakte vanuit natuur en landschap niet gerichter c.q.

beter kan worden ingevuld. Ons advies is om dit te bespreken met Solarfield.

 De landschappelijke inpassing aan de noordwest- en de zuidwestzijde bestaat uit een mix van inheemse struiken. Bij deze mix is gelet op de ecologische meerwaarde (bijvoorbeeld wilde bijen, vogels en schuilmogelijkheden voor kleine zoogdieren) en het uit het zicht nemen van de panelen. Om in de winter het zicht groen te houden is ook gekozen voor hulst en wilde liguster. De struikenstrook wordt aangeplant van deels reeds hoge struiken (2 meter) verspreid over de strook en deels lage struiken (tussen de 0,5 en 1 meter hoog) om zo een goede balans tussen kosten en

effectiviteit te bereiken. Daarna worden de struiken volgens de initiatiefnemer onderhouden zodat deze niet hoger worden dan circa 5 meter.

(8)

 De landschappelijke inpassing van het zonnepark aan de zuidwestzijde en oostzijde zou wat ons betreft robuuster mogen om ook in de winterperiode een afdoende landschappelijke inbedding van het zonnepark te creëren. Goede afspraken over de beplantingsmix (soorten (bessen, bloemen, wintergroen etc) en hoogte) is daarbij wel nodig. Een beperking in hoogte van het struweel (voorgesteld wordt max. 5 meter) lijkt ons ongewenst. Nader uit te werken en vast te leggen in

omgevingsvergunning.

Zonnepark Vloeiveldweg 2 (Harpel)

Initiatiefnemers: Powerfield Oppervlakte: 75 ha

Adviesbureaus: BügelHajema; LAOS

Periode: 30 jaar

Opmerkingen en aandachtspunten

 De strook met blauwe bes bij het bestaande park langs de Vloeiveldweg (noordzijde) wordt doorgetrokken tot de rand van het onderhavige nieuwe park. Zo ontstaat er volgens de initiatiefnemer een landschappelijke eenheid met het huidige zonnepark.

Al is op zich niets aan te merken op de teelt van blauwe bessen als economische activiteit, er kan wel de vraag worden gesteld of dit ook de gewenste

landschappelijke inpassing is van een zonnepark. Ook bij een andere stelling van de initiatiefnemer kun je vraagtekens plaatsen. Het gebied wordt volgens de

initiatiefnemer al voor een lange tijd gekenmerkt door een grootschalige openheid.

Het aanleggen van houtsingels zou niet passen. Hierbij wordt even voorbij gegaan aan het feit dat in deze zelfde grootschalige openheid door de initiatiefnemer een

“industrieel” zonnepark van ca. 200 ha wordt gerealiseerd. Een goede

landschappelijke inpassing van een dergelijk zonnepark is o.i. daarbij vanzelfsprekend en noodzakelijk.

 Een dergelijke goede landschappelijke inpassing is o.i. sowieso nodig om de enorme oppervlakte aan paneeldragers en “zwart glas” uit het zicht te brengen. Dit aspect wordt naar ons idee door de initiatiefnemer niet direct als een probleem gezien.

V.w.b. de reflectie van de panelen wordt eigenlijk alleen ingezoomd op het

verkeersveiligheidsaspect. Naar ons idee een te beperkte benadering van dit aspect van het zonnepark. Het gaat o.i. uiteindelijk om het goed “inpakken” van het zonnepark in een struweelbeplanting die voldoende robuust is om ook in de

(9)

winterperiode als buffer te kunnen dienen. Wij adviseren om die reden een brede struweelbeplanting aan te brengen aan de noordzijde i.p.v. de voorgestelde strook met blauwe bessen. Voor wat betreft het karakter van de struweelstrook kan

verwezen worden naar ons advies hierover bij de zonneparken Veendijk en Veenweg.

 De westkant van het zonnepark lijkt landschappelijk in eerste instantie niet bijster interessant. Aan de westkant ligt namelijk het vergunde zonnepark. Tussen het vergunde park en de uitbreiding ligt een watergang. Als beide parken gerealiseerd zijn is er geen hekwerk tussen de parken nodig. Langs een zijde komt een schouwpad.

De ander zijde langs de watergang wordt ingezaaid met een mengsel van inheemse grassen en kruiden. Volgens de initiatiefnemer zou het mooi zijn om de watergang door te trekken langs de hele oostrand van het bestaande park. Dus ook langs het zuidelijke deel waar het niet grenst aan de uitbreiding. Hiervoor zal volgens de initiatiefnemer eerst overeenstemming bereikt moeten worden met de eigenaren van de aangrenzende kavels.

Wij zijn van mening dat deze optie landschappelijk en ecologisch van belang is omdat op die wijze een robuuste groen-blauwe verbinding wordt gerealiseerd. Het

neerleggen van een inspanningsverplichting bij de initiatiefnemer om dit te realiseren ligt o.i. voor de hand. De te realiseren groenblauwe zone aan de oostzijde van de uitbreiding zou via de zuidzijde en langs het 1e zonnepark kunnen worden voortgezet.

 Langs de oostrand komt een groene rand. Deze ligt deels langs een kavel scheidende sloot en deels langs een watergang van het waterschap. Er wordt bij beiden een natuurlijke oever gemaakt met een talud variërend tussen 1:6 en 1:10. Door het flauwe talud wordt het water toegankelijk voor dieren. Ook ontstaat er een gradiënt van natte naar droge grond die zorgt voor een diverse beplanting. Langs het hek wordt een 20 meter brede heesterstrook aangelegd. Deze wordt beplant met verschillende soorten heesters. De gekozen heestermix zoals opgenomen in

hoofdstuk 3 (Ecologie) van het LAOS-rapport kan o.i. een prima invulling geven aan de heesterzone aan de oost- en zuidzijde van het zonnepark. Voor wat betreft het beplanten kan wat ons betreft worden aangesloten bij de door de initiatiefnemers van het zonnepark Veendijk Bellingwolde gekozen werkwijze: De struikenstrook wordt aangeplant van deels reeds hoge struiken (2 meter) verspreid over de strook en deels lage struiken (tussen de 0,5 en 1 meter hoog). Dit uiteraard onder het voorbehoud dat het hogere (bos)plantsoen daadwerkelijk verkrijgbaar en leverbaar is en e.e.a. niet gepaard gaat met al te veel uitval van m.n. de hoge struiken na het planten. Nader uit te werken en vast te leggen in de omgevingsvergunning.

 In de uitbreiding komt volgens de initiatiefnemer eenzelfde type hekwerk als in het bestaande park. Dit is een 2m hoog hekwerk van houten palen met metaalgaas. Aan de onderkant wordt ruimte gelaten voor de passage van kleine dieren door het gaas van de grond te plaatsen. Een ruimte van 15-20cm boven het maaiveld zorgt voor een goede paseerbaarheid van kleine fauna. Er wordt gaas met grote mazen toegepast. Naar onze mening is dit hekwerk landschappelijk en ecologisch

(10)

(passeerbaarheid kleine fauna) aanvaardbaar. Wel zou het hekwerk o.i. zoveel als mogelijk moeten opgaan c.q. moeten worden geïntegreerd in het struikstruweel.

 Voor wat betreft het verbeteren van de biodiversiteit worden door de initiatiefnemer een aantal voorstellen gedaan zoals houtstapels, zandhopen, bijenhotels en

nestkasten. Prima aanvullingen, maar o.i. niet meer dan aanvullend en in de marge, zeker als je deze voorgestelde maatregelen afzet tegen de enorme oppervlakte potentiele versterking van de biodiversiteit op maaiveldniveau van het zonnepark. Bij goede keuzes, verankerd in de omgevingsvergunning, kan ook bij dit zonnepark een zeer interessante functiecombinatie worden gerealiseerd. Zoals eerder gezegd is landschappelijke inpassing van dit soort zonneparken niet meer dan vanzelfsprekend, maar hier kun je de functie van duurzame energieopwekking voor een periode van 30 jaar combineren met 75 ha verbeterde biodiversiteit. Het lijkt er op dat de

initiatiefnemer (zie m.n. de paragraaf Beheer; LAOS-rapport (blz. 15). hierin wil meegaan. Het is o.i. aan de gemeente Westerwolde om in goed overleg met de initiatiefnemer te komen tot een zaadmengsel dat het beste aansluit bij het verbeteren van de biodiversiteit. De onderstaande tekst in de stukken geeft een mooie kapstok, maar is nog onvoldoende concreet.

o De stroken tussen de panelen worden ingezaaid met een mengsel van grassen en inheemse kruiden, passend bij de grondsoort. Advies over in te zaaien soorten wordt ingewonnen bij een bedrijf met goede kennis van inheemse zadenmengsels, bijv. Cruydthoeck.

Dit geldt in feite ook voor de keuze in het beheer. De initiatiefnemer benoemt in haar stukken op dit moment nog meerdere opties. Het is o.i. van belang dat het beheer in dienst komt te staan van het in stand houden van de gecreëerde biodiversiteit. Ook daarover dienen nog heldere afspraken te worden gemaakt met de initiatiefnemer.

De initiatiefnemer maakt hierin nog geen keuzes. Op bladzijde 15 van het LAOS- rapport geeft de initiatiefnemer een aantal opties voor beheer aan. Naar onze mening zou uiteindelijk een op biodiversiteit gerichte beheersmethode in de

omgevingsvergunning dienen te worden vast gelegd. Een dergelijke kans om op 75 ha de biodiversiteit langdurig (30 jaar) te versterken komt tenslotte niet elke dag langs.

(11)

Bijlage:

Een paar “willekeurige” voorbeelden van ontwikkelingen/onderzoek m.b.t. zonneparken:

 De vraag is of zonneparken het bodemleven en de biodiversiteit aantasten.

Zonnepanelen bedekken de bodem, waardoor minder licht de bodem kan bereiken.

Ook de neerslagverdeling verandert, waardoor sommige plekken geen en andere juist meer water moeten verwerken. Waarschijnlijk leidt dat tot veranderingen in het bodemleven, lagere organische stofgehalten en minder bodemvruchtbaarheid. Dat concludeerde Wageningen University & Research, die in opdracht van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit de landschappelijke effecten van

zonneparken onderzocht. Het advies van de onderzoekers is om maximaal 75 % van het bodemoppervlak te bedekken, zodat genoeg zonlicht de bodem raakt. Ook adviseren ze om ruimte tussen de panelen open te houden, zodat regenwater gelijkmatig over de bodem wordt verspreid. Zo kunnen er meer bloemen en planten groeien. Het volledige onderzoeksrapport : Zonneparken, Natuur en Landbouw (Wageningen University & Research; april 2019)

 Uit recent Duits onderzoek blijkt dat er positieve effecten kunnen zijn op biodiversiteit en bodemkwaliteit als er ruimte tussen de panelen blijft

 Vooral de kleinere “stedelijke” zonneparken geven een goed beeld van de mogelijkheden van functiecombinaties. Uiteraard zijn deze niet altijd 1 op 1 te vertalen naar de grote zonneparken, maar het kan wel als inspiratie dienen voor initiatiefnemers, betrokken overheden en omwonenden. Een paar voorbeelden:

Zonnewoud in Zeewolde, De Kwekerij in Hengelo (Gld)

 De wijze van benutting van zonnepanelen is sterk in ontwikkeling. Zo is er nu al sprake van dubbelzijdige panelen, zonvolgsystemen en verticale panelen. Zo is er naast het Schelde-Rijnkanaal (vlak bij het Zeeuwse Rilland) afgelopen zomer Europa’s grootste zonnepark met zogeheten bifacial zonnepanelen geopend.

 Een samenwerkingsverband van LC Energy, TNO, Wageningen University & Research, Eelerwoude en SolarCentury gaat onderzoek doen naar het effect van zonneparken op de bodemkwaliteit en biodiversiteit. Het streven is om voor dit onderzoek 6 nieuwe test-zonneparken in Nederland te realiseren. Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) subsidieert het SolarEcoPlus-project met 3.6 miljoen euro. Dit initiatief is ontstaan binnen het Nationaal Consortium Zon in Landschap.

Ecologen onderzoeken effect Groningse zonneparken

19 juni 2020

Ecologen van de Rijksuniversiteit Groningen zijn gestart met een onderzoek naar

biodiversiteit en bodemkwaliteit in Nederlandse zonneparken in de provincie Groningen. De

(12)

komende vijf jaar gaan de onderzoekers bij vijftien zonneparken de bodem, begroeiing, insecten, zoogdieren en vogels monitoren. Het doel van het onderzoek is te komen tot de beste inrichting en beheer voor biodiversiteit en bodemkwaliteit. Het onderzoek wordt uitgevoerd in opdracht van de provincie Groningen en producent van duurzame energie Solarfields.

Effect van zonnepanelen

Door de maatregelen uit het Klimaatakkoord stijgt de productie van zonne-energie in

Nederland voor 2030 aanzienlijk en daarmee ook het aantal grote zonneparken. Dat worden er in de toekomst 800. De provincie vindt het belangrijk dat zonneparken op een natuurlijke manier in het landschap ingepast worden. Omdat er nog weinig bekend is over het effect van zonnepanelen op de bodemkwaliteit en biodiversiteit, wordt hier onderzoek naar gedaan.

Aandacht voor boerenlandvogels

Het onderzoek van de Rijksuniversiteit Groningen is uniek in Nederland. Voor het eerst worden verschillende opstellingen en vormen van beheer van zonnepanelen getoetst. Daarmee wordt onderzocht welke effecten de inrichting en het beheer hebben op de bodemkwaliteit en biodiversiteit en hoe die kunnen bijdragen aan de verbetering ervan. In het onderzoek is er extra aandacht voor boerenlandvogels. Deze vogels hebben het zwaar en de aanleg van zonneparken kan het hen nog moeilijker maken. Op één van de plekken waar dit najaar een groot zonnepark wordt aangelegd is een eerste meting gedaan. Daaruit blijkt dat er op deze plek graspiepers, gele kwikstaarten en blauwborsten voorkomen. De vraag is hoe deze vogels reageren op een opstelling met meer ruimte tussen de zonnepanele en een ecologisch beheer.

Het streven is om met een ecologische inrichting van zonneparken het leefgebied van boerenlandvogels te verbeteren.

Invloed van onderzoek op toekomstige zonneparken

De resultaten van het onderzoek kunnen als uitgangspunt dienen voor een

natuurlijke inrichting van zonneparken. Als een zonnepark op een positieve manier bijdraagt aan de biodiversiteit, verhoogt dit ook het draagvlak in de maatschappij voor zonneparken.

(13)

Tot en met 2025 worden in de provincie Groningen vijftien zonneparken van diverse eigenaren vanaf de aanleg nauwlettend gevolgd. Daarnaast wordt een vergelijking gemaakt tussen bestaande zonneparken. Ook vinden er specifieke experimenten met opstellingen plaats. De onderzoeksresultaten worden gedeeld met een landelijke onderzoeksgroep.

(14)
(15)
(16)
(17)
(18)
(19)
(20)
(21)
(22)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Voor de leefbaarheid in onze gemeente vindt GroenLinks het belangrijk dat iedereen in de eigen omgeving naar school kan en aan activiteiten zoals sport en cultuur kan deelnemen..

Dergelijke deskundigen zijn in het verleden door de gemeente ingeschakeld om antwoorden te vinden op een aantal vragen rond ruimtelijk/economische inrichting centrum Zuidlaren.

Maar nu bereiken ons opnieuw berichten van gemeentes waarbij van binnenuit, onder andere door raadsleden van diverse partijen, maar soms ook door de burgemeesters zelf, het

Tenslotte is de totale sluitpost van het gehele systeem behoorlijk klein wat in een aantal deelsystemen (Systemen Pagediep Rhederveld – Veelerveen en Ter Apel –

De motie van Ecologisch Alternatief wordt met 1 stem voor (fractie Ecologisch Alternatief) en 18 stemmen tegen (de fracties van Gemeentebelangen, PvdA, CDA, VVD, GroenLinks en

We werken hierbij samen met Platform Energietransitie Westerwolde (PEW) Als mogelijk moeten deze voertuigen laden met private en semipublieke laadpunten, maar we verwachten dat

Voor de dienstverlening in het sociaal domein zijn hierin de volgende leidende principes vastgesteld, die door Welzijn Westerwolde volledig onderschreven worden:.. De zorgvraag van

De raad besluit met 11 stemmen voor (de fracties van Gemeentebelangen, PvdA (muv de heer Brouwer) en de VVD) en 8 stemmen tegen (de heer Brouwer van de PvdA, de fracties van