• No results found

Vosseslag (De Haan, West-Vlaanderen)

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Vosseslag (De Haan, West-Vlaanderen)"

Copied!
47
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vosseslag

(De Haan, West-Vlaanderen)

Projectcode: 2020B259 Maart - April 2020

ARCHEOLOGIENOTA

BUREAUONDERZOEK (FASE 0)

DEEL 1: RESULTATEN VAN HET BUREAUONDERZOEK

(2)

Colofon

Ruben Willaert bvba Ten Briele 14 bus 15 8200 Sint-Michiels-Brugge

Auteurs: Floortje Heirman, Aaron Willaert

Het eventuele nummer van het wettelijk depot of het buitenlandse equivalent hiervan: / De naam en het erkenningsnummer van de erkende archeoloog:

Ruben Willaert, OE/ERK/Archeoloog/2015/00069

© Ruben Willaert bvba, Sint-Michiels-Brugge, 2020

Niets uit deze uitgave mag vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie of welke wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Ruben Willaert bvba.

Ruben Willaert bvba aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit de toepassing van de adviezen of het gebruik van de resultaten van dit onderzoek.

(3)

INHOUDSTAFEL

1 Resultaten van het bureauonderzoek ... 7

1.1 Administratieve gegevens ... 7

1.2 Onderzoeksopdracht ... 9

1.2.1 Doelstelling ... 9

1.2.2 Onderzoeksvragen ... 9

1.2.3 Juridische context ... 9

1.2.4 Randvoorwaarden ... 9

1.2.5 Archeologische voorkennis van het terrein ... 9

1.3 Werkwijze en strategie ... 10

1.3.1 Methode ... 10

1.3.2 Fysisch geografische situatie ... 10

1.3.3 Historische context en bekende archeologie... 10

1.3.4 Archeologische indicatoren ... 10

1.3.5 Verstoringshistoriek ... 11

1.3.6 Introductie tot het projectgebied ... 12

1.3.6.1 Ruimtelijke situering ... 12

1.3.6.2 Geplande werken... 13

1.4 Assessmentrapport ... 20

1.4.1 Fysisch geografische en geologische situatie ... 20

1.4.1.1 Landschappelijke situering ... 21

1.4.1.2 Tertiaire lithostratigrafie ... 23

1.4.1.3 Quartaire lithostratigrafie ... 24

1.4.1.4 Bodemvormingsprocessen ... 25

1.4.2 Historische en archeologische voorkennis... 27

1.4.2.1 Overzicht van de gekende archeologische waarden ... 27

1.4.2.2 Historische context en bekende archeologische vindplaatsen ... 31

1.4.2.3 Archeologische indicatoren en cartografische bronnen ... 35

1.4.2.4 Huidige gebruik en verstoringen ... 39

1.5 Synthese ... 44

2 Bibliografie ... 46

(4)

FIGURENLIJST

Figuur 1: Projectgebied weergegeven op de GRB-basiskaart (Bron: Geopunt). ...8 Figuur 2: Projectgebied weergegeven op de topografische kaart van België (Bron: Geopunt). 8 Figuur 3: Projectgebied weergegeven op de orthofoto, middenschalig, winteropnamen, 2019 (Bron: Geopunt). ...12 Figuur 4: Projectgebied weergegeven op de orthofoto, middenschalig, winteropnamen, 2019 (Bron: Geopunt). ...13 Figuur 5: Projectgebied weergegeven op de orthofoto, middenschalig, winteropnamen, 2019 (Bron: Geopunt). ...14 Figuur 6: Projectgebied weergegeven op de orthofoto, middenschalig, winteropnamen, 2019 (Bron: Geopunt). ...14 Figuur 7: Projectgebied weergegeven op de orthofoto, middenschalig, winteropnamen, 2019 (Bron: Geopunt). ...15 Figuur 8: Geplande werken deel 1 weergegeven op de orthofoto, middenschalig, winteropnamen, 2019 (Bron: Geopunt). ...17 Figuur 9: Geplande werken weergegeven op de orthofoto, middenschalig, winteropnamen, 2019 (Bron: Geopunt). ...17 Figuur 10: Geplande werken weergegeven op de orthofoto, middenschalig, winteropnamen, 2019 (Bron: Geopunt). ...18 Figuur 11: Geplande werken weergegeven op de orthofoto, middenschalig, winteropnamen, 2019 (Bron: Geopunt). ...18 Figuur 12: Geplande werken weergegeven op de orthofoto, middenschalig, winteropnamen, 2019 (Bron: Geopunt). ...19 Figuur 13: Projectgebied weergegeven op de Traditionele Landschappenkaart (Bron: Geopunt).

...21 Figuur 14: Projectgebied weergegeven op het DHMV met aanduiding van de waterlopen (Bron:

Geopunt). ...22 Figuur 15: Hoogteverloop, N-Z (Bron: Geopunt). ...22 Figuur 16: Projectgebied weergegeven op de Tertiair Geologische kaart (Bron: Geopunt). ...23 Figuur 17: Projectgebied weergegeven op de Quartair Geologische kaart (Bron: Geopunt). ..24 Figuur 18: Projectgebied weergegeven op de bodemkaart (Bron: Geopunt). ...26 Figuur 19: Projectgebied weergegeven op het Digitaal Hoogtemodel van Vlaanderen met aanduiding van de CAI-polygonen binnen een straal van 2 km (Bron: Geopunt)...28

(5)

Figuur 20: Schematische voorstelling van de verschillende landschappen van het wadgebied in relatie met de waterstanden. HWs: gemiddeld hoogwater bij springtij, HWd: gemiddeld hoogwater bij doodtij, LWs: gemiddeld laagwater bij springtij (Bron: Baeteman, C. p.4.)... 31 Figuur 21: Reconstructie van het landschap tijdens de Romeinse periode Lichtbruin: dekzand ; geel: dekzandrug ; blauw: zee ; lichtblauw: getijdengeulen ; beige: strandwallen en duinen ; groen: schorre ; bruin: veenmoeras. (Bron: Hillewaert B; e.a. 2019, p. 40). ... 33 Figuur 22: De Heraldische Kaart van het Brugse Vrije, 1571 (Bron: Kaartenhuis Brugge). ... 35 Figuur 23: Projectgebied weergegeven op de Ferrariskaart, 1771-1777 (Bron: Geopunt). ... 36 Figuur 24: Projectgebied weergegeven op de Atlas der Buurtwegen, 1840 (Bron: Geopunt). 36 Figuur 25: Projectgebied weergegeven op de Atlas der Buurtwegen, ca. 1840 (Bron: Geopunt).

... 37 Figuur 26: Projectgebied weergegeven op de Poppkaart, 1842-1879 (Bron: Geopunt)... 37 Figuur 27: Projectgebied weergegeven op de Poppkaart, 1842-1879 (Bron: Geopunt)... 38 Figuur 28: Projectgebied weergegeven op de topografische kaart Vandermaelen, 1846-1854 (Bron: Geopunt). ... 38 Figuur 29: Projectgebied weergegeven op de orthofoto, kleinschalig, zomeropnamen, 1971 (Bron: Geopunt). ... 39 Figuur 30: Projectgebied weergegeven op de orthofoto, kleinschalig, zomeropnamen, 1989 (Bron: Geopunt). ... 40 Figuur 31: Projectgebied weergegeven op de orthofoto, middenschalig, winteropnamen, 2000- 2003 (Bron: Geopunt). ... 40 Figuur 32: Projectgebied weergegeven op de orthofoto, middenschalig, winteropnamen, 2008- 2011 (Bron: Geopunt). ... 41 Figuur 33: Projectgebied weergegeven op de orthofoto, middenschalig, winteropnamen, 2019 (Bron: Geopunt). ... 41 Figuur 34: Projectgebied weergegeven op de orthofoto, middenschalig, winteropnamen, 2019 (Bron: Geopunt). ... 42 Figuur 35: Projectgebied weergegeven op de orthofoto, middenschalig, winteropnamen, 2019 (Bron: Geopunt). ... 42 Figuur 36: Projectgebied weergegeven op de orthofoto, middenschalig, winteropnamen, 2019 (Bron: Geopunt). ... 43

(6)

TABELLENLIJST

Tabel 1: Administratieve gegevens: De administratieve gegevens identificeren de actoren die betrokken zijn bij het vooronderzoek en de locatie van het vooronderzoek...7 Tabel 2: Overzicht van de aardwetenschappelijke gegevens. ...20

(7)

1 Resultaten van het bureauonderzoek 1.1 Administratieve gegevens

Tabel 1: Administratieve gegevens: De administratieve gegevens identificeren de actoren die betrokken zijn bij het vooronderzoek en de locatie van het vooronderzoek.

a) De locatie van het vooronderzoek met vermelding van:

Provincie West-Vlaanderen

Gemeente De Haan

Deelgemeente Klemskerke

Postcode 8420

Adres Vosseslag

8420 De Haan

Toponiem Vosseslag

Bounding box

(Lambertcoördinaten)

Xmin = 54749 Ymin = 216420 Xmax = 55277 Ymax = 217851 b) Het kadasterperceel met vermelding

van gemeente, afdeling, sectie,

perceelsnummer of -nummers en kaartje

De Haan/Klemskerke, Afdeling 1, Sectie A, openbaar domein

De Haan/Klemskerke, Afdeling 1, Sectie D, 344f, 338e, 296f, 300e4, 297h3, 296g, 296e, 272/2 + openbaar domein

Figuur 1 c) Een topografische kaart van het

onderzochte gebied waarvan de schaal afgestemd is op de grootte van het projectgebied

Figuur 2

d) Alle betrokken actoren en specialisten Wouter Van Goidsenhoven (erkend archeoloog)

Clara Thys (archeoloog) Floortje Heirman (archeoloog) Elke Ghyselbrecht (aardkundige) Aaron Willaert (historicus) e) Personen buiten het project die

geraadpleegd of betrokken werden voor algemene wetenschappelijke advisering

/

(8)

Figuur 1: Projectgebied weergegeven op de GRB-basiskaart (Bron: Geopunt).

Figuur 2: Projectgebied weergegeven op de topografische kaart van België (Bron: Geopunt).

(9)

1.2 Onderzoeksopdracht

1.2.1 Doelstelling

Het archeologisch vooronderzoek betracht altijd eerst door raadpleging van gekende en ontsloten informatiebronnen tijdens een bureauonderzoek eventueel aanwezig archeologisch erfgoed binnen het onderzoeksgebied te inventariseren, waarderen en veiligstellen.

1.2.2 Onderzoeksvragen

Voor het bureauonderzoek zijn volgende onderzoeksvragen te formuleren:

- Hoe is de aardkundige opbouw van het onderzoeksgebied?

- Welke processen van bodemvorming zijn bekend?

- Welke geomorfologische processen zijn te bekend?

- Welke aardkundige eenheden zijn archeologisch relevant en wat is hun diepteligging?

- Zijn er archeologische resten bekend binnen de grenzen van het plangebied?

- Welke is de aard en ouderdom van bekende archeologische resten?

- Welke is de conserveringsgraad en gaafheid van bekende archeologische resten?

- Wat is de invloed van de toekomstige inrichting op eventueel aanwezige archeologische resten?

1.2.3 Juridische context

Het onderzoeksterrein situeert zich volgens het gewestplan in een zone grotendeels bestemd als gebieden voor dag- en verblijfsrecreatie, deels als woongebieden, deels als woonuitbreidingsgebieden, deels als gebieden voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen en deels als agrarisch en landschappelijk waardevolle gebieden. Het onderzoeksterrein situeert zich noch binnen een vastgestelde archeologische zone, noch binnen een archeologische site, noch binnen een zone waar geen archeologie te verwachten valt. Deze archeologienota wordt opgemaakt naar aanleiding van een geplande omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen waarbij de totale oppervlakte van de ingreep in de bodem 1000 m2 of meer beslaat en de totale oppervlakte van de kadastrale percelen waarop de aanvraag betrekking heeft 3000 m2 of meer bedraagt.

De oppervlakte van het plangebied in kwestie bedraagt 3,65 ha; vandaar is men verplicht een bekrachtigde archeologienota toe te voegen aan de vergunningsaanvraag.

1.2.4 Randvoorwaarden

Voor het bureauonderzoek worden enkel toegankelijke en beschikbare bronnen gebruikt.

1.2.5 Archeologische voorkennis van het terrein

Binnen de grenzen van projectgebied Vosseslag De Haan werd in het verleden geen archeologisch onderzoek uitgevoerd.

In de omgeving zijn wel enkele archeologische vindplaatsen gekend (cfr. infra).

(10)

1.3 Werkwijze en strategie

1.3.1 Methode

In de praktijk resulteert het bureauonderzoek in een inschatting van het archeologisch potentieel van een onderzoeksgebied. Het archeologisch potentieel drukt een verwachting uit ten aanzien van voorkomen, aard, gaafheid en conservering van de archeologische resten in de ondergrond van de planlocatie. Het archeologisch potentieel is gebaseerd op vier variabelen: fysisch- geografische situatie, bekende archeologische vindplaatsen, archeologische indicatoren en verstoringshistoriek.

Pas na de vaststelling van het archeologisch potentieel kunnen onderbouwde inschattingen worden gemaakt over de planeffecten op eventueel archeologisch erfgoed.

1.3.2 Fysisch geografische situatie

Geologische, geomorfologische en bodemkundige data informeren over de genese van het landschap in het plangebied, de bodemopbouw en de ligging en de stratigrafische positie van sedimenten waarin archeologische fenomenen kunnen voorkomen. Een aantal (prehistorische) vindplaatstypen kunnen bovendien uitgesproken gekoppeld worden aan specifiek aanwijsbare landschapsvormen.

De aardkundige data laten ook toe om een verwachting te formuleren ten aanzien van de verschijningsvorm, d.i. de conserveringsgraad en gaafheid van het archeologische erfgoed.

Volgende informatiebronnen werden geconsulteerd t.b.v. een eerste aardkundige analyse:

- Tertiair en Quartair geologische kaart van Vlaanderen

- Toelichting bij de Quartair geologische kaart van Vlaanderen - Bodemkaart van Vlaanderen

- Digitaal Hoogtemodel van Vlaanderen - Hydrografische kaart van Vlaanderen - Bodemerosie kaart

1.3.3 Historische context en bekende archeologie

Beschikbare historische en toponymische kennis over woonplaatsen (buurtschap, gehucht, dorp, stad) in en nabij het onderzoeksgebied kan een zinvol kader bieden om de betekenis van bekende archeologische vindplaatsen te evalueren.

Om een overzicht te krijgen van de bekende archeologische vindplaatsen binnen het onderzoeksgebied werd de Centrale Archeologische Inventaris van Agentschap Onroerend Erfgoed1 geraadpleegd en is lokaal geïnformeerd naar recent onderzoek.

1.3.4 Archeologische indicatoren

Archeologische indicatoren omvatten diverse datacategorieën zoals resultaten van non- intrusieve archeologische prospectietechnieken (bijvoorbeeld vondstmeldingen van metaaldetectie), toevallige vondsten bij niet-archeologische graafwerken, maar vooral ook historisch-cartografische, iconografische data en fotocollecties. Ze vormen fysiek aanwijsbare

1 https://cai.onroerenderfgoed.be/

(11)

fenomenen die een aanwijzing kunnen zijn voor de aanwezigheid, ter plaatse of in de nabijheid, van archeologische sites.

Archeologische indicatoren zijn gezocht in de Centrale Archeologische Inventaris van het Agentschap Onroerend Erfgoed en in ontsloten cartografische bronnen zoals:

- Heraldische Kaart van het Brugse Vrije, 1571 - Ferrariskaart, 1771-1777

- Atlas der Buurtwegen uit ca. 1840

- Kadasterkaart van Philippe-Christian Popp, 1842-1879 - Topografische kaart Vandermaelen, 1846-1854

1.3.5 Verstoringshistoriek

De verstoringsgraad van het onderzoeksgebied bepaalt in belangrijke mate de te verwachten gaafheid en bewaringsgraad van eventueel aanwezig archeologische bodemarchief. Om een correcte inschatting van de verstoring van de bodem te kunnen maken kunnen allerhande bronnen van pas komen. Zo kan mondelinge informatie van vroegere gebruikers of bewoners, beschikbare plannen van (verdwenen) constructies, verslagen van bodemonderzoeken en saneringen of informatie over delfstoffenwinning relevante informatie bieden.

Aanvullende informatie over recent historisch landgebruik is afkomstig van geraadpleegde luchtopnames vanaf 1971.2

2 http://www.geopunt.be/

(12)

1.3.6 Introductie tot het projectgebied

1.3.6.1 Ruimtelijke situering

Het onderzoeksterrein is gelegen in De Haan, in de provincie West-Vlaanderen, ten zuiden van de Nieuwe Rijksweg. De Haan bestaat uit de poldergemeenten Vlissegem en Klemskerke. Het terrein behoort tot laatstgenoemde. Klemskerke grenst ten noordwesten aan de Noordzee, ten oosten aan Vlissegem, ten zuidoosten aan Stalhille (Jabbeke), ten zuiden aan Ettelgem (Oudenburg) en Oudenburg, en ten westen aan Bredene.

Het plangebied volgt het tracé van de Vosseslag en ligt op zo’n 2,3 km ten zuidwesten van de huidige dorpskern. Het projectgebied beslaat een oppervlakte van ca. 3,3 ha en omvat grotendeels de huidige openbare weg van afdeling 1, sectie A en D; en percelen 272/2 (partim), 296e (partim), 296f (partim), 296g (partim), 297h3 (partim), 300e4 (partim) van afdeling 1, sectie D. De noordelijke grens wordt bepaald door het kruispunt van de Driftweg met de Vosseslag, de zuidelijke grens door het kruispunt van De Batterijstraat met de Zandstraat en de Dorpsstraat. Centraal volgt het plangebied nog de Mispelburgstraat, de Katterekelaan en de Mezenlaan. In het noorden wordt het plangebied doorkruist door de Duiveketezwin. De Dorpszwijn stroomt ten westen parallel aan de Vosseslag waarna de waterloop in het zuiden het plangebied oversnijdt. Het westelijk deel van het plangebied valt samen met een ingekokerde gracht ter hoogte van camping Lispanne.

Figuur 3: Projectgebied weergegeven op de orthofoto, middenschalig, winteropnamen, 2019 (Bron: Geopunt).

(13)

1.3.6.2 Geplande werken 1.3.6.2.1 Bestaande toestand

De totale oppervlakte van het projectgebied bedraagt ca. 3,3 ha.

Op heden is het onderzoeksterrein quasi integraal ingenomen door de huidige openbare weg met voetpad. Enkele kleinere zones zijn ingenomen door grasland. Op heden is reeds een gescheiden rioleringsstelsel aanwezig. Over het volledige terrein zijn tevens nutsleidingen aanwezig. Zie bijlage- huidige toestand voor de locatie van alle rioleringen en nutsleidingen in de bestaande toestand. Deze vallen gedeeltelijk samen met de ontworpen riolering. Ter hoogte van camping Lispanne snijdt het plangebied deels een ingebuisde gracht aan, deels een graszone waar zich op heden caravans situeren.

Figuur 4: Projectgebied weergegeven op de orthofoto, middenschalig, winteropnamen, 2019 (Bron: Geopunt).

(14)

Figuur 5: Projectgebied weergegeven op de orthofoto, middenschalig, winteropnamen, 2019 (Bron: Geopunt).

Figuur 6: Projectgebied weergegeven op de orthofoto, middenschalig, winteropnamen, 2019 (Bron: Geopunt).

(15)

Figuur 7: Projectgebied weergegeven op de orthofoto, middenschalig, winteropnamen, 2019 (Bron: Geopunt).

(16)

1.3.6.2.2 Ontworpen toestand

De opdrachtgever plant wegenis-en rioleringswerken aan de Vosseslag, Mispelburgstraat, Katterekelaan en Mezenlaan, op het grondgebied van De Haan.

Wegeniswerken

De Vosseslag wordt volledig heraangelegd in asfalt over een afstand van ongeveer 2 km met een diepte van ca. 50 cm. Aan de oostelijke zijde van de rijweg, vanaf het kruispunt met de Katterekelaan, is een fietspad voorzien met een minimum breedte van 2,5 m. Vanaf de Vosseslag in het noorden, ter hoogte van de kruising met de Driftweg, tot aan de kruising met de Katterekelaan (ongeveer 450 m), wordt de rijweg aangelegd op een plateau bestaande uit gestempeld beton in visgraatmotief. De breedte bedraagt minimaal 5 m. Langs beide zijden van de rijweg, tot aan de grenzen van het plangebied, wordt een voetpad van okergele betonstraatstenen voorzien met een minimale breedte van 1,5 m. Waar mogelijk zijn parkeerstroken en opritten gepland bestaande uit zwarte betonstraatstenen. De oppervlakte die hiervoor voorzien is, ligt op ca. 2641 m², de diepte op ca. 50 cm.

Ter hoogte van de kruispunten met zijstraten wordt een opvallende veiligere inrichting voorzien met behulp van verhoogde inrichtingen waar gebruik gemaakt zal worden van kasseien.

Over een zone van 3,25 ha dient aldus uitgegaan te worden van een bodemingreep van 50 cm- mv, over een oppervlakte van 3,25 ha. Ter hoogte van de vervanging van de ingebuisde gracht wordt geen nieuwe wegenis gerealiseerd.

Rioleringswerken

De opdrachtgever voorziet de aanleg van een nieuw gescheiden rioleringsstelsel, omdat de huidige straten niet over een volwaardig rioleringsstelsel beschikken. Deze riolering (RWA en DWA) wordt aangelegd tot een diepte van gemiddeld ca. 2 m-mv. De breedte van de sleuf die hiervoor moet uitgegraven worden bedraagt ca. 2 meter. Op het gebied van de camping Lispanne wordt de bestaande ingebuisde gracht die gaat van de Mispelburgstraat naar het kruispunt Vosseslag, Zandstraat en Batterijstraat vervangen door een gescheiden stelsel. Door de ingreep zullen bepaalde bomen geveld moeten worden, er wordt rekening houdend met een compensatie door het plaatsen van bijkomende bomen in de Vosseslag.

Buitenaanleg

Er worden 74 nieuwe bomen geplant.

Over een oppervlakte van ongeveer 105 m² wordt een groenzone met lage beplanting voorzien.

Deze zone is in het noorden gesitueerd. Daarnaast zijn meerdere verspreide groenzones gepland over een totale oppervlakte van ca. 1460 m².

Er worden geen grachten of werkzones voorzien.

Zie tevens Bijlage – Geplande werken

(17)

Figuur 8: Geplande werken deel 1 weergegeven op de orthofoto, middenschalig, winteropnamen, 2019 (Bron: Geopunt).

Figuur 9: Geplande werken weergegeven op de orthofoto, middenschalig, winteropnamen, 2019 (Bron: Geopunt).

(18)

Figuur 10: Geplande werken weergegeven op de orthofoto, middenschalig, winteropnamen, 2019 (Bron: Geopunt).

Figuur 11: Geplande werken weergegeven op de orthofoto, middenschalig, winteropnamen, 2019 (Bron: Geopunt).

(19)

Figuur 12: Geplande werken weergegeven op de orthofoto, middenschalig, winteropnamen, 2019 (Bron: Geopunt).

(20)

1.4 Assessmentrapport

Het assessmentrapport omvat alle relevante gegevens die over het projectgebied verzameld kunnen worden uit toegankelijke literatuur en kaartmateriaal, die bijdragen tot het gefundeerd inschatten van het archeologisch potentieel van het plangebied. Om dit laatste te bereiken worden de verzamelde gegevens met elkaar vergeleken, geconfronteerd en samengelegd. Dit rapport heeft als doel het plangebied binnen zijn archeologisch en landschappelijk kader te plaatsen, rekening houdend met de geplande bodemingrepen. De studie maakt gebruik van verschillende datasets, waarbij het uitgangspunt steeds het ontwerpplan van de toekomstige bodemingrepen is. Dit ontwerpplan wordt telkens geprojecteerd op de geologische, bodemkundige en historische kaarten. Alle kaartmateriaal werd vervaardigd met behulp van QGIS, een geografisch informatiesysteem.

Op basis van deze assessment van het projectgebied kan een gegronde argumentatie opgesteld worden over de noodzaak en het nut van al dan niet verder te nemen archeologische maatregelen, die uiteengezet worden in deel 2: het programma van maatregelen.

1.4.1 Fysisch geografische en geologische situatie

Tabel 2: Overzicht van de aardwetenschappelijke gegevens.

Bron Informatie

Landschappelijke situering Kust en kustpolders

Tertiair Lid van Kortemark (Formatie van Tielt)

Quartair Type 13c en Type 13d

Bodemtypes OB, d.C2, d.C1, d.C3, d.Da, d.Db, OC, o.A5 Digitaal Hoogtemodel van

Vlaanderen

3,2 – 5,5 m TAW

Hydrografie Bekken van de Brugse Polders (deelbekken:

Oudlandpolders Blankenberge)

(21)

1.4.1.1 Landschappelijke situering

Klemskerke is gelegen op de overgang van de polders en de eigenlijke kustregio. Het tracé van de Vossestraat loopt langs de oostelijke flank van een noordoost-zuidwest georiënteerd duinlichaam dat ten noorden aansluit op de zeewerende duinengordel. Deze duin wordt ingesneden door het Dorpszwin, die zuidwaarts afwatert richting de Noordede, het westelijk deel van het plangebied loopt samen met het ingekokerde verloop van het Dorpszwin. In het zuiden valt het traject samen met een verzande getijdengeul of ‘kreekrug’. Het microreliëf situeert het plangebied op een hoogte van ca. 3,2 – 5,5 m TAW. Het terrein kent een dalend verloop in zuidelijke richting.

Hydrografisch gezien is het plangebied gelegen in het Bekken van de Brugse Polders, deelbekken Oudplandpolders Blankenberge.

Figuur 13: Projectgebied weergegeven op de Traditionele Landschappenkaart (Bron: Geopunt).

(22)

Figuur 14: Projectgebied weergegeven op het DHMV met aanduiding van de waterlopen (Bron: Geopunt).

Figuur 15: Hoogteverloop, N-Z (Bron: Geopunt).

(23)

1.4.1.2 Tertiaire lithostratigrafie

Het projectgebied is gelegen in het Lid van Kortemark (Formatie van Tielt). De Formatie van Tielt bestaat uit een fijn zandig en zandig marien sediment.

Het oudste lid is het Lid van Kortemark en bestaat uit horizontaal gelamineerd fijn zandig grof silt en kleiig-siltig zeer fijn zand. Het is afgezet in de overgangszone tussen de buitenkust en de open shelf.

Figuur 16: Projectgebied weergegeven op de Tertiair Geologische kaart (Bron: Geopunt).

(24)

1.4.1.3 Quartaire lithostratigrafie

Het projectgebied is gelegen in het Quartair Type 13c. Dit type bestaat uit een basis van getijdenafzettingen (marien en estuarien) van het Eemiaan gevolgd door fluviatiele afzettingen van het Weichseliaan. Bovenop deze fluviatiele afzettingen is een eolische afzetting (zand tot zandleem) aanwezig van het Weichseliaan tot mogelijk Vroeg-Holoceen. Deze afzetting kan hellingsafzettingen van het Quartair bevatten en kan lokaal afwezig zijn. De top bestaat uit getijdenafzettingen van het Holoceen (marien en estuarien).

Het projectgebied is tevens gelegen in het Quartair Type 13d. Dit type bestaat uit een basis van getijdenafzettingen van het Eemiaan (marien en estuarien) gevolgd door een fluviatiele afzetting van het Weichseliaan. Een eolische afzetting (zand tot silt) van het Weichseliaan tot mogelijk Vroeg-Holoceen is aanwezig boven deze fluviatiele afzetting. In deze eolische afzetting kunnen eventuele hellingsafzettingen voorkomen en lokaal kan deze eolische afzetting afwezig zijn. De eolische afzetting wordt gevolgd door een getijdenafzetting van het Holoceen (marien en estuarien) en is afgedekt door een zandige eolische afzetting van het Holoceen en mogelijk Tardiglaciaal.

Figuur 17: Projectgebied weergegeven op de Quartair Geologische kaart (Bron: Geopunt).

(25)

1.4.1.4 Bodemvormingsprocessen

Het bodemtype OB is een kunstmatig bodemtype waarbij de natuurlijke bodem sterk verstoord kan zijn door de aanwezige verharding of bebouwing. Hierdoor is het niet altijd mogelijk de natuurlijke bodem te herkennen.

Het bodemtype OC wijst op verdwenen bewoning en is gekenmerkt door onregelmatige terreinvormen en door zeer humeuze profielen. Deze gronden zijn vruchtbaar door hun hoge humus- en fosfaatgehalte.

Bodemtypes d.C1, d.C2 en d.C3 zijn geëgaliseerde duingronden. Dit is een kunstmatig vereffende duingrond uit het overgangsgebied tussen de Duinstreek en de Polderstreek. Het bestaat volledig uit jong duinzand. Roestverschijnselen komen voor tussen 30 en 90 cm. De bovengrond is licht humeus. De C1 gronden zijn weinig humushoudend en roestverschijnselen komen soms voor, maar steeds dieper van 90 cm. De C2 gronden vertonen roestverschijnselen tussen 30 en 90 cm diepte en de bovengrond is iets meer humushoudend. De bovengrond van de C3 bodems is sterk humeus of soms zelfs lichtjes verweerd. Roestverschijnselen komen voor in de bouwvoor.

Bodemtypes d.Da en d.Db is een slibhoudende duinzandgrond die doorgaans rust op polderafzettingen. Deze gronden, die al dan niet slibhoudend zijn, kunnen rusten op klei, lichte klei, slibhoudend zand of zand (laatste twee zijn strandafzettingen). Dichter bij de Polderstreek bestaat het dieper gedeelte vaak uit polderklei die overgaat tot lichter materiaal. De bovenste horizonten zijn meestal ontkalkt, de onderliggende polderafzettingen zijn kalkhoudend.

Het bodemtype o.A5 is een kreekruggrond (Oudlandpolder) bestaande uit zware klei tot klei die tussen 60 en 100 cm diepte overgaat tot lichter materiaal. Doorheen het volledige profiel komen gleyverschijnselen voor met soms vorming van concreties. De bovengrond kan kalkloos zijn terwijl de ondergrond sterk kalkhoudend is.

(26)

Figuur 18: Projectgebied weergegeven op de bodemkaart (Bron: Geopunt).

(27)

1.4.2 Historische en archeologische voorkennis

1.4.2.1 Overzicht van de gekende archeologische waarden

Binnen de grenzen van het onderzoeksproject zijn in het verleden geen archeologische vaststellingen gedaan. In de directe en ruime omgeving zijn wel enkele gekende archeologische waarden vastgesteld. Hieronder worden de archeologische waarden binnen een straal van 2 km besproken.

Gekende archeologische vindplaatsen in de omgeving van Klemskerke zijn eerder schaars, wat doorgaans het geval is voor het buitengebied in de kustregio. Doorgaans werd aangenomen dat de kustregio pas werd bewoond en op extensieve wijze werd geëxploiteerd sinds de middeleeuwen en verschillende indijkingsfasen. Recenter onderzoek stelt echter dat zowel op het kustveen en verzande geulen een significante menselijke aanwezigheid was tijdens de IJzertijd en zeker vanaf de Romeinse periode waarbij onder meer visvangst en zoutwinning de primaire activiteiten waren. Bewoning concentreerde zich vaak op opgeworpen woonplatformen. Veel van de bewoningskernen in de nabije omgeving van het onderzoeksgebied gaan terug op dergelijke terpen. Ook de aanwezigheid van een getijdengeul indiceert een verhoogde verwachting naar bewoningssporen uit de ijzertijd en de Romeinse periode. Dit is mogelijk van toepassing voor het huidige plangebied. De gekende waarden in de nabije omgeving maken inderdaad melding van Romeins vondstmateriaal. Op het westelijke gelegen duinlichaam is op het kaartblad van de CAI de Duitse kustbatterij uit WOI aangeduid onder nummer 158620. Bij een werfcontrole ter hoogte van dit terrein in 1999 werden echter ook fragmenten Romeins aardewerk gerecupereerd en resten van middeleeuwse bewoning onderzocht. Ter hoogte van de historisch gekarteerde laatmiddeleeuwse ‘d’Heye Hoeve’ werd bij verder onderzoek naar aanleiding van een toevalsvondst een laatmiddeleeuwse bakstenen vloer vrijgelegd die op basis van het baksteenformaat in de late middeleeuwen geplaatst werd.

Deze waarneming wijst op zowel activiteiten en bewoning in de omgeving van het onderzoeksgebied in de Romeinse periode en middeleeuwen.

(28)

Figuur 19: Projectgebied weergegeven op het Digitaal Hoogtemodel van Vlaanderen met aanduiding van de CAI- polygonen binnen een straal van 2 km (Bron: Geopunt).

I. Archeologische vindplaatsen

71763 Controle van werken (1999); NK: 150 m Romeinse tijd: aardewerk.

Volle middeleeuwen: bewoningssite met tal van paalsporen en andere sporen.

Late middeleeuwen: aardewerk.

212848 Mechanische prospectie (2014); NK: 15 m Nieuwste tijd: sporen van recente verstoringen

Bron: Terryn B., Krekelbergh N., Vanden Borre J. 2015: Archeologische prospectie met ingreep in de bodem. De Haan, George Vanhoorenstraat, BAAC Vlaanderen Rapport 122, Gent.

217197 Opgraving (2016); NK: 15 m

(29)

Late middeleeuwen: site met walgracht. Bakstenen vloer in visgraatverband en met verschillende herstellingsgasen. Wellicht in de 14de eeuw te dateren aan de hand van het formaat van de bakstenen.

Nieuwe tijd: aardewerk met veel melkteilen.

Bron: De wilde M., Wyffels F. 2016: Een begraven vloer in het Syckergoed in Klemskerke (De Haan, West-Vlaanderen), Toevalsvondst in Klemskerke- Zandstraat, Onderzoeksrapporten agentschap Onroerend Erfgoed 80, Brussel.

II. Archeologische indicatoren

Historisch-cartografische en iconografische data 71779 Indicator cartografie; NK: 150 m

Late middeleeuwen: site met walgracht.

71780 Indicator cartografie; NK: 150 m Late middeleeuwen: site met walgracht.

71782 Indicator cartografie; NK: 150 m Late middeleeuwen: site met walgracht.

158620 Historische onderzoek; NK: 15 m 20ste eeuw: zware Duitse batterij

Veldprospecties

219466 Veldprospectie (2018); NK: 15 m Volle middeleeuwen: aardewerk.

Toevalsvondst

218120 Toevalsvondst (2018); NK: 250 m

Onbepaald: voorwerp voor scheepsbouw. Houten breeuwhamer werd in combinatie met een breeuwbeitel/breeuwijzer gebruikt bij het breeuwen, een techniek om de kieren dicht te maken tussen de gangen van de huid of tussen de planken van het bovendek van een schip met behulp van een werk (touw van een natuurlijke vezel zoals hennep) en pek of teer. De uiteinden van de houten hamer waren voorzien van ijzeren ringen (nu gecorrodeerd), de klinknagels die de hamer

(30)

aan de steel bevestigden zijn weg gecorrodeerd. Steel en hamer bestaan uit een verschillende houtsoort.

(31)

1.4.2.2 Historische context en bekende archeologische vindplaatsen

Typisch voor de kustvlakte zijn haar dynamische karakter en de voortdurende strijd van de mens met het water. Het landschap zoals we dat nu kennen is in principe het resultaat van een tienduizend jaar lange geschiedenis waarin de mens uiteindelijk de hoofdrol heeft verworven.

Veeleer dan een reeks duidelijk te onderscheiden transgressies en regressies is de kustvlakte het resultaat van een continue afzetting van o.a. klei en zand.

Door het dagelijkse patroon van wisselende waterstanden ontwikkelden zich verscheidene afzettingsmilieus, die zich constant aanpasten aan veranderingen van waterniveau of sedimenttoevoer. De dynamische landschappen zijn slikken, schorren en het zandwad. Deze worden doorsneden door getijdengeulen, het belangrijkste element in een wadgebied. Bij vloed brengen de geulen zeewater in het gebied dat geladen is met fijn zand en klei. Deze vertakken zich in steeds kleinere geulen. Bij eb stroomt het water terug zeewaarts zonder dat de geulen compleet opdrogen. De slikken liggen onder het hoogwaterniveau maar boven het laagwaterniveau en worden aldus dagelijks overstroomd bij vloed maar blijven droog bij eb.

Wanneer het landwaarts gedeelte van de slikke hoog genoeg is opgeslibd zodat het niet telkens meer bij hoogtij wordt overspoeld ontstaat een schorre. Enkele bij extreem hoge waterstanden wordt de schorre nog overspoeld. Deze iets hogere platen worden dan vrij vlug gekoloniseerd door zoutminnende planten.3 In de open gebleven iets lagere delen, blijft het water in- en uitstromen bij eb en vloed. Deze kleine depressies zullen de kreken worden naarmate het schorreoppervlak hoger komt te liggen.

Figuur 20: Schematische voorstelling van de verschillende landschappen van het wadgebied in relatie met de waterstanden. HWs: gemiddeld hoogwater bij springtij, HWd: gemiddeld hoogwater bij doodtij, LWs: gemiddeld laagwater bij springtij (Bron: Baeteman, C. p.4.)

Door het stijgen van het zeeniveau na de laatste ijstijd, bereikte de Noordzee zo’n 10.000 jaar geleden onze streken. Door de verhoging van watertafel ontwikkelden zich zoetwatermoerassen met verscheidene waterplanten. Als de planten niet werden afgebroken tot humus kon zich veen vormen (zogenaamd basisveen). De slikken en schorren zijn zeer afhankelijk van het waterniveau en passen zich aan bij de minste niveauverandering. Naarmate de slikken hoger opslibben en de geulen verlanden kan de schorre zich meer zeewaarts gaan uitbreiden, gevolgd door het kustveenmoeras aan de landzijde. In omgekeerde richting kan een deel van schorre plots weer onder invloed komen te staan van het dagelijkse getij als bijvoorbeeld een geul zich zijwaarts verplaatst. Deze zone zal op die manier terug evolueren naar een slikke.4

In de loop van de ontstaangeschiedenis van de kustvlakte hebben er zich voortdurend dergelijke verschuivingen van de afzettingsmilieus voorgedaan. De sterke zeespiegelrijzing in de periode voor ca. 7500 jaar geleden leidde tot een aanzienlijke landwaartse verschuiving van het

3 Zeebroek, I., Tys, D., Baeteman, C., Pieters, M., 2002, p.10.

4 Baeteman, C. 2007, p.5

(32)

getijdengebied samen met de afzetting van een bijna 10 meter dik pakket zand en klei bovenop het reeds vermelde basisveen. Op de schorre die zich toen ontwikkelde kwamen vegetatieniveaus tot ontwikkeling die de kans niet hadden om tot veen te evolueren omdat ze zo snel opnieuw werden bedekt door de klei van de opschuivende slikke.

Zo’n 7.500-7.000 jaar geleden was er een eerste vertraging van de zeespiegelstijging, waardoor delen van het wad in zo’n mate opgeslibd geraakten dat er zich schorren konden vormen. Op deze schorren ontwikkelden zich soms opnieuw zoetwatermoerassen (verlandingsveentjes). De getijdengeulen konden de veengebieden weer tijdelijk veranderen in wadgebied. Dit proces van opvulling heeft ertoe geleid dat de afzettingen uit de periode tussen 7.500 en 5.500 jaar geleden bestaan uit een afwisseling van wadsedimenten en veenlaagjes. Juist omwille van de rol van de geulen zijn in het zeewaarts gebied minder en dunnere verlandingsvenen dan in het meer landwaartse gedeelte van de vlakte.

Omdat de zeespiegel zwakker steeg, verloor ze haar rol van stuwende kracht waardoor het veengebied steeds verder uitbreidde en langer standhield. Door een tweede vertraging van zeespiegelstijging tussen 5.500 en 5.000 jaar geleden kon het veen ongestoord blijven groeien en dit voor een periode van minstens 2.000 jaar. Dit zogenaamde oppervlakteveen heeft in de bodem een dikte van 1 tot 2 meter. Dit oppervlakteveen kende ook een enorme laterale uitbreiding en tegen 4800 jaar geleden was nagenoeg de gehele kustvlakte omgevormd tot kustveenmoeraas behalve het gebied van de moeren en het zeewaartse gebied waar zand en klei verder werden afgezet. Centraal strekte de kustvlakte zich toen trouwens verder zeewaarts uit dan tegenwoordig.

Het einde van de veengroei situeert zich tussen 4.450 en 1.500 jaar geleden omdat de sedimenten die afgezet werden opnieuw geërodeerd werden. Het getij kon geleidelijk het land weer innemen via grote getijdengeulen die opengebleven waren tijdens de veengroei om de zoetwaterafvoer te verzorgen. Daar waar veengebieden inklonken ontstond nieuwe ruimte voor het afzetten van zand en klei. Deze gebieden evolueerden aldus weer in een wad, waar de schorre zich opnieuw kon uitbreiden. Na verloop van tijd werden deze schorren nauwelijks nog overspoeld door getijden waardoor er zoutwatervegetatie en zoutweiden ontstonden.

Langsheen de grote getijdengeulen en zeewaarts bleef de invloed van de getijden groter.5 Tijdens deze erosieve fase breidde het netwerk breidde het netwerk van geulen zich steeds verder uit. Zo kwamen meer en meer grotere delen van het kustveenmoeras in lagere positie te liggen zodat uiteindelijk het netwerk van geulen nagenoeg het gehele kustveenmoeras beïnvloedde. Tegen de ijzertijd en de Romeinse periode was de kustvlakte geëvolueerd tot een dynamisch landschap waar veengebieden evolueerden naar slikken en schorren. In de kustvlakte werd intensief aan zoutwinning gedaan. De Romeinse zoutwinning ging gepaard met aanzienlijke investeringen in het kustlandschap, zoals de aanleg van zoutpannen en drainagesystemen. De meeste Romeinse sites zijn dan ook te situeren in de directe omgeving van getijdengeulen. De best gekende site is Leffinge, gelegen aan de Spermaliegeul. Er zijn tevens sporen aangetroffen voor Romeinse veenontginningen.6 Het plangebied is vermoedelijk gelegen in de directe omgeving van een dergelijke getijdengeul, wat een verhoogde verwachting impliceert inzage sporen uit de Ijzertijd en de Romeinse periode. Een van de oudste sporen van bewoning in Vlissegem is aangetroffen op een oude binnenduin, de terp van Vlissegem, op de hoek van de Grotestraat en de Warvinge. Hier werden zowel Romeinse als vroegmiddeleeuwse sporen vastgesteld. Door herhaaldelijke overstromingen is permanente bewoning in de Romeinse periode echter moeilijk. Wel is bewoning mogelijk op het

5 Baeteman, C. 2007.

6 Hillewaert, B. e.a. 2019.

(33)

middeloude duinengebied van Blutsyde op de grens met Bredene. Deze duinen die in de Romeinse periode tot ontwikkeling kwamen, bleven immers van overstromingen gevrijwaard.

Figuur 21: Reconstructie van het landschap tijdens de Romeinse periode Lichtbruin: dekzand ; geel: dekzandrug ; blauw: zee ; lichtblauw: getijdengeulen ; beige: strandwallen en duinen ; groen: schorre ; bruin: veenmoeras. (Bron:

Hillewaert B; e.a. 2019, p. 40).

Nadat de beddingen van de meeste geulen in de eerste eeuwen van onze tijdsrekening grotendeels opgevuld waren met zand, nam de invloed van de getijden op het wadgebied enigszins af en braak een rustigere periode aan. De periode waarin deze kalme condities overheersten valt samen met de vroege middeleeuwen. Alleen de grootste geulen, zoals de Ijzergeul en de Zwingeul bleven nog enkele eeuwen langer open. Het kustgebied bestond in de vroege middeleeuwen uit een dynamisch maar eerder kalm wadgebied met lateraal bewegende geulen die afgezoomd waren door slikken en schorren. Hoewel weinig vondsten gekend zijn, kan aangenomen worden dat de kustvlakte tussen de 4e en 6e eeuw ook gebruikt en verkend werd. Vanaf de 7e eeuw nemen de aanwijzingen en sporen voor bewoning wel toe. Het dichtslibben van talrijke getijdengeulen hield ook in dat er in deze periode een gewijzigde reliëfsituatie ontstond in de kustvlakte. De met zand opgevulde en met klei afgedekte geulbeddingen waren minder onderhevig aan compactie door ontwatering dan de schorren, wat tot gevolg had dat de geulruggen iets hoger in het landschap kwamen te liggen dan de rest van het waddenlandschap (de zogenaamde reliëfinversie).7

7 Tys, D. 2002, p. 261.

(34)

Vanaf de 7de eeuw trekt de zee zich terug en ontstaat aldus een schorrengebied dat zich goed leent tot het hoeden van schapen. Vermoedelijk ontstaat Klemskerke in de vroege middeleeuwen naar analogie met andere dorpskernen in het Oudland ten noordwesten van Brugge. Het dorp komt tot ontwikkeling op een hoger gelegen plaats in een onbedijkt schorrengebied. Na de indijking wordt het voormalige schorrengebied onder impuls van een aantal grote abdijen geëxploiteerd als akker en weiland. De oudste vermelding van Klemskerke dateert van 1003 als Clemeskirca. Klemskerke ressorteren samen met Vlissegem, Houtave en Nieuwmunster onder het Brugse Vrije – Vinckx Ambacht.

Vanaf de tweede helft van de 11de eeuw kunnen door afwatering en ontzilting meer en meer gronden in gebruik genomen worden als akkerland en weiland voor runderen. De akkers liggen voornamelijk op de hogere kreekruggen (klei op zandige ondergrond), de lagere komgronden (klei op veen) doen dienst als weiland. De Duinenweg in Vlissegem volgt mogelijk het tracé van een middeleeuwse schapendriftweg ontstaan vanaf de 11de eeuw tussen de duinen en de polders. De duinen zijn het exclusieve eigendom van de graven van Vlaanderen die het gebruiken als warande, hoofdzakelijk voor de jacht op konijnen. In de duinen of aan de rand ervan wonen, meestal illegaal, arme strandvissers en dagloners in 'cortwoonsten', kleine schamele hutten.

De Haan is ontstaan als een gehucht van een aantal hutjes gelegen aan deze duinen. Op het einde van de 19de eeuw kwam het kusttoerisme geleidelijk op. Dit werd verder bevorderd door de aanleg van de stroomtramlijn. Bij een Koninklijk Besluit van 1889 werd een contract tussen de Belgische staat en Eduard Colinet goedgekeurd voor de verhuring van 50 hectare duinen.

Op dit grondgebied zou De Haan zich ontwikkelen. De oude wijk kreeg de naam concessie.

Gedurende WO I situeerde De Haan zich in het Duitse hinterland. De eerste taak van de kustverdediging was uiteraard de bescherming van de kuststrook tussen Raversijde en de Nederlandse grens, die het verlengde vormde van het landfront rond Nieuwpoort. Tegen mogelijk geallieerde landingen werd de ganse kust voorzien van batterijen, vaak opgesteld op de duintoppen, met onmiddellijk zicht op de zee. Daartussen bevonden zich kleine infanterieposten, bewapend met machinegeweren en omgeven door prikkeldraad. De batterijen waren duidelijk geconcentreerd rond de havens van Oostende, Blankenberge en Zeebrugge.

Tussen Bredene en Blankenberge bleven stukken kust dus onbeveiligd, wat aanleiding gaf tot de inrichting van zogenaamde Stützpunkte op regelmatige afstanden. Een hiervan was de Wachkommando De Haan. Meestal ging het hierbij om infanteriestellingen, waarin één of meerdere kleine of zelfs verouderde kanonnen waren opgesteld.8

Gedurende WO II vormde De Haan een onderdeel van de Atlantikwall. In de duinen nabij het Zeepreventorium staan nog een paar goed bewaarde luchtafweerbunkers die behoorden tot een Duitse radarpost.

Na de Tweede Wereldoorlog breidde de badplaats zich verder uit middels de bouw van nieuwe verkavelingen en de opkomst van het sociaal toerisme in de vorm van campings en bungalowparken.

De Vosseslag maakt deel uit van een oude polderweg die Stalhille over de dorpskern van Klemskerke met de zeeoever verbond. De straat komt reeds voor op de Kaart van de Brugse Vrije door Pieter Pourbus (1571), later gekopieerd door Pieter Claeissens (1601). In 1888 volgt de tramlijn Oostende-Blankenberge deels het tracé van de Vosseslag. De Vosseslag is aldus een

8 Deseyne, A. 2007, p. 123.

(35)

oud wegtracé, wat impliceert dat er een verhoogde verwachting is naar bewoningssporen langsheen deze weg.

1.4.2.3 Archeologische indicatoren en cartografische bronnen

Ter bestudering van het projectgebied worden hieronder een aantal historische kaarten in beschouwing genomen. Deze kaarten zijn momentopnamen doorheen de geschiedenis en verschaffen ons inzicht in de bebouwingshistoriek van het desbetreffende projectgebied. Het plangebied is op meerdere historische kaarten af te lezen. Hieronder worden de Heraldische Kaart van het Brugse Vrije (1571), de Ferrariskaart (1777), de Atlas der Buurtwegen (1840), de Poppkaart (1842-1879) en de topografische kaart van Vandermaelen (1846-1854) besproken.

De Vosseslag komt reeds op de Heraldisch kaart van het Brugse Vrij uit 1571 voor. Deze kaart, opgemaakt door Pieter Pourbus werd vervolgens door Pieter Claeissens gekopieerd (1601). De zijstraten zijn nog niet weergegeven. Op de Ferrariskaart volgt het terrein grotendeels een weg.

Centraal is dit niet het geval en is het terrein ingenomen door akkerland. De meest noordelijke zijstraat is in gebruik als grasland. Langsheen de weg is verspreide bebouwing zichtbaar.

Op de Atlas der Buurtwegen wordt de straat aangeduid als Chemin n°2. Ter hoogte van de zijstraten is nog geen weg zichtbaar. Zowel de Duiveketezwin als de Dorpszwijn verschijnen voor het eerst. Op de Poppkaart is het verloop van de Miselburgstraat waar te nemen, al is de weg op dat moment vermoedelijk nog in aanleg. De Vosseslag wordt aangeduid als Calsyde.

De Vandemaelenkaart duidt ter hoogte van de huidige Mispelburstraat het toponiem Mispelburg Cab. Aan, verwijzend naar een herberg. Het terrein volgt grotendeels het tracé van de Vosseslag. In het zuiden is een kleine zone ingenomen door grasland. Ter hoogte van de zone waar de ingekokerde gracht wordt vervangen door een gescheiden rioleringsstelsel valt het plangebied samen met de waterloop Dorpszwin.

Figuur 22: De Heraldische Kaart van het Brugse Vrije, 1571 (Bron: Kaartenhuis Brugge).

(36)

Figuur 23: Projectgebied weergegeven op de Ferrariskaart, 1771-1777 (Bron: Geopunt).

Figuur 24: Projectgebied weergegeven op de Atlas der Buurtwegen, 1840 (Bron: Geopunt).

(37)

Figuur 25: Projectgebied weergegeven op de Atlas der Buurtwegen, ca. 1840 (Bron: Geopunt).

Figuur 26: Projectgebied weergegeven op de Poppkaart, 1842-1879 (Bron: Geopunt).

(38)

Figuur 27: Projectgebied weergegeven op de Poppkaart, 1842-1879 (Bron: Geopunt).

Figuur 28: Projectgebied weergegeven op de topografische kaart Vandermaelen, 1846-1854 (Bron: Geopunt).

(39)

1.4.2.4 Huidige gebruik en verstoringen

De orthofotosequentie geeft een beperkte evolutie weer in het bodemgebruik binnen de contour van het plangebied gedurende de laatste decennia. Op de orthofoto van 1971 is reeds de huidige toestand waar te nemen.

Op heden is het onderzoeksterrein quasi integraal ingenomen door de huidige openbare weg met voetpad. Enkele kleinere zones zijn ingenomen door grasland. Op heden is reeds een gescheiden rioleringsstelsel aanwezig. Over het volledige terrein zijn tevens nutsleidingen aanwezig. Zie bijlage- huidige toestand voor de locatie van alle rioleringen en nutsleidingen in de bestaande toestand. Ter hoogte van camping Lispanne snijdt het plangebied deels een ingebuisde gracht aan, deels een graszone waar zich op heden caravans situeren.

Figuur 29: Projectgebied weergegeven op de orthofoto, kleinschalig, zomeropnamen, 1971 (Bron: Geopunt).

(40)

Figuur 30: Projectgebied weergegeven op de orthofoto, kleinschalig, zomeropnamen, 1989 (Bron: Geopunt).

Figuur 31: Projectgebied weergegeven op de orthofoto, middenschalig, winteropnamen, 2000-2003 (Bron: Geopunt).

(41)

Figuur 32: Projectgebied weergegeven op de orthofoto, middenschalig, winteropnamen, 2008-2011 (Bron: Geopunt).

Figuur 33: Projectgebied weergegeven op de orthofoto, middenschalig, winteropnamen, 2019 (Bron: Geopunt).

(42)

Figuur 34: Projectgebied weergegeven op de orthofoto, middenschalig, winteropnamen, 2019 (Bron: Geopunt).

Figuur 35: Projectgebied weergegeven op de orthofoto, middenschalig, winteropnamen, 2019 (Bron: Geopunt).

(43)

Figuur 36: Projectgebied weergegeven op de orthofoto, middenschalig, winteropnamen, 2019 (Bron: Geopunt).

(44)

1.5 Synthese

De opdrachtgever plant de aanleg van een gescheiden rioleringsstelsel en de vernieuwing van de openbare weg langs een deel van de Vosseslag, de Mispelburgstraat, Katterekelaan en de Mezenlaan te Klemskerke, deelgemeente van De Haan.Tevens wordt een bestaande ingebuisde gracht ter hoogte van camping Lispanne vervangen door een gescheiden rioleringsstelsel. De geplande werkzaamheden omvatten een gecombineerde oppervlakte van zo’n 3,65 ha. Het grootste deel van het onderzoeksgebied is reeds verhard, het overige deel bestaat uit grasbermen langs de openbare weg en een ingekokerde gracht.

Klemskerke is gelegen op de overgang van de polders en de eigenlijke kustregio. Het tracé van de Vossestraat loopt langs de oostelijke flank van een noordoost-zuidwest georiënteerd duinlichaam. Deze duin wordt ingesneden door het Dorpszwin, die zuidwaarts afwatert richting de Noordede. Op de Quartairgeologische kaart is inderdaad te zien dat het geplande traject zich op de overgang bevindt van een profiel waarbij de top ofwel bestaat uit relatief recente eolische afzettingen van het Holoceen of zelfs Tardiglaciaal of uit getijdenafzettingen van het Holoceen.

De bodemkaart geeft aan dat het merendeel van de aanwezige bodem bestaat uit geëgaliseerde jonge duingronden. In het zuiden valt het traject samen met een verzande getijdengeul of

‘kreekrug’. In het uiterste zuiden van het onderzoeksgebied geeft de bodemkaart ‘verdwenen bewoning’ weer, hetgeen vermoedelijk teruggaat op een oudere hoeve en sterk organische bijmenging in het bodemprofiel.

De cartografische bronnen geven een beeld weer van het typische polderlandschap waarbij kleinere dorpskernen, verbonden door wegen en kanalen, zich temidden van een lappendeken van akker- en grasland bevinden. Op de Heraldische kaart van het Brugse Vrije is het traject van de Vosseslag reeds te herkennen. Deze weg vormde de verbinding tussen de dorpskern van Klemskerke en het achterland en de kustlijn. Mogelijk gaat dit wegtracé terug tot een oude schapenwegel die de verbinding vormde tussen de zuidelijk gelegen bewoningskern en het schorrengebied. In het uiterste zuiden van het onderzoeksgebied wordt een molen afgebeeld.

Deze molen wordt ook aangegeven op de Ferrariskaart met de naam ‘Deyen Molen’. Het grootste deel van het onderzoeksgebied is reeds als weg in gebruik. Deze weg doorsnijdt hoofdzakelijk akkerland. In het noorden van het traject is nattere weidegrond aangegeven net ten zuiden van de duinengordel. In het zuidelijke deel van het onderzoeksgebied, aan de Zandstraat is een vierkantshoeve afgebeeld. Deze hoeve is ook weergegeven op het 19e-eeuws kaartmateriaal en heeft de naam ‘Heye Hoeve’ meegekregen. Ten zuiden bevindt zich de ‘Heye Molen’. Op de 19e-eeuwse kaarten valt de zone van de huidige ingekokerde gracht reeds grotendeels samen met een waterloop.

Tijdens WOI komt Klemskerke in het Duitse achterland te liggen. De frontlinie bevindt zich tussen Nieuwpoort en Diksmuide. Rondom de Noordzeehavens worden kustbatterijen en defensieve posten ingericht. Aan de Batterijstraat, die gedeeltelijk ook loopt door het grondgebied van Bredene werd op de top van het duinlichaam dat heden deel uitmaakt van natuurgebied d’Heye, ‘Batterie Deutschland’ met vier 42cm houwitsers ingericht in functie van de kustverdediging. Ook tijdens de Tweede Wereldoorlog wordt langs de Belgische kustlijn een netwerk van defensieve structuren ingeplant die deel uitmaken van de Atlantikwall. Ten noorden van het onderzoeksgebied, in duinenreservaat De Kijkuit bevinden zich nog twee bewaarde flakbunkers.

Gekende archeologische vindplaatsen in de omgeving van Klemskerke zijn eerder schaars, wat doorgaans het geval is voor het buitengebied in de kustregio. Doorgaans werd aangenomen dat de kustregio pas werd bewoond en op extensieve wijze werd geëxploiteerd sinds de middeleeuwen en verschillende indijkingsfasen. Recenter onderzoek stelt echter dat zowel op

(45)

het kustveen en verzande geulen een significante menselijke aanwezigheid was tijdens de IJzertijd en zeker vanaf de Romeinse periode waarbij onder meer visvangst en zoutwinning de primaire activiteiten waren. Bewoning concentreerde zich vaak op opgeworpen woonplatformen. Veel van de bewoningskernen in de nabije omgeving van het onderzoeksgebied gaan terug op dergelijke terpen. Ook de aanwezigheid van een getijdengeul indiceert een verhoogde verwachting naar bewoningssporen uit de ijzertijd en de Romeinse periode. Dit is mogelijk van toepassing voor het huidige plangebied. De gekende waarden in de nabije omgeving maken inderdaad melding van Romeins vondstmateriaal. Op het westelijke gelegen duinlichaam is op het kaartblad van de CAI de Duitse kustbatterij uit WOI aangeduid onder nummer 158620. Bij een werfcontrole ter hoogte van dit terrein in 1999 werden echter ook fragmenten Romeins aardewerk gerecupereerd en resten van middeleeuwse bewoning onderzocht. Ter hoogte van de historisch gekarteerde laatmiddeleeuwse ‘d’Heye Hoeve’ werd bij verder onderzoek naar aanleiding van een toevalsvondst een laatmiddeleeuwse bakstenen vloer vrijgelegd die op basis van het baksteenformaat in de late middeleeuwen geplaatst werd.

Deze waarneming wijst op zowel activiteiten en bewoning in de omgeving van het onderzoeksgebied in de Romeinse periode en middeleeuwen.

Concreet bestaat de verwachting ter hoogte van het onderzoeksgebied uit resten van menselijke activiteiten en bewoning vanaf de IJzertijd. In het holocene kleidek kunnen eventueel aanwezige resten overstoven zijn door jongere duinafzettingen waardoor ze mogelijk beter bewaard zijn. Vanwege de reeds aanwezige riolering, nutsleiding, ingekokerde gracht, verharding en de lineaire vorm van het onderzoeksgebied wordt de kans op kenniswinst bij verder onderzoek echter als te beperkt ingeschat.

(46)

2 Bibliografie

Agentschap Onroerend Erfgoed 2019 AGIV

Baeteman, C. 2007. De ontstaansgeschiedenis van onze kustvlakte, 9 p.

DOV Vlaanderen Geoportaal Geopunt

Hillewaert, B. & Ryckaert, M. 2019. Op het Raakvlak van twee landschappen Kaartenhuis Brugge

Tys D. 2002. De inrichting van een getijdenlandschap. De problematiek van de vroegmiddeleeuwse nederzettingsstructuur en de aanwezigheid van terpen in de kustvlakte: het voorbeeld van Leffinge (gemeente Middelkerke, prov. West-Vlaanderen), in: Archeologie in Vlaanderen VIII - 2001/2002, pp. 257-279

Van Ranst, E. & Sys, C. 2000. Eenduidige legende voor de digitale bodemkaart van Vlaanderen.

Universiteit Gent.

Zeebroek, I., Tys D., Baeteman C. & Pieters M.,2002. Van schorre tot slagveld. Oostende (Domein Raversijde).

(47)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

8 Figuur 3: Projectgebied weergegeven op de orthofoto, middenschalig, winteropnamen, 2019 (Bron:

40 Figuur 27: Projectgebied weergegeven op de orthofoto, middenschalig, winteropnamen, 2019 (Bron: Geopunt).. TABELLENLIJST.. Tabel 1: Administratieve gegevens: De

In onderstaande figuur zijn de gegevens uit de Regeling Basisnet (bijlage II) met betrekking tot het spoor ter plaatse van het plan weergegeven... Zelfredzaamheid

In figuur 9 is weergegeven hoe de druk als functie van de temperatuur verloopt als de slang tijdens het afstomen wordt dichtgeknepen en het veiligheidsventiel niet open zou gaan. 5p 9

38 Figuur 36: Projectgebied weergegeven op de orthofoto, middenschalig, winteropnamen, 2008- 2011 (Bron: Geopunt).. 39 Figuur 37: Projectgebied weergegeven op de

...27 Figuur 20: Projectgebied weergegeven op de orthofoto, middenschalig, winteropnamen, 2017 met aanduiding van de CAI-polygonen (Bron: Geopunt)...27 Figuur 21: Projectgebied bij

− Aan inwoners, bedrijven en vzw’s die gevestigd zijn op het grondgebied van de provincie kan door elke partij worden gedistribueerd, mits de andere partij hiertegen geen

Als bij de uitkomstem `n.v.t.` staat vermeld betekent dit dat voor de aangegeven combinatie van functie en locatie geen kencijfers bekend zijn en/of dat de combinatie niet of